Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Veiligheid op school

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Scriptie door een scholier
  • Klas onbekend | 8463 woorden
  • 2 mei 1999
  • 189 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
189 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inhoud 1. Inleiding 2. Kaders en achtergronden van veiligheid op school 3. De onderzoeksopzet 4. Resultaten 4.1: Welke problemen kent men op school als het gaat om veiligheid ? 4.2: Hoe gaat men op school om met deze problemen en met veiligheidsvraagstukken binnen school ? 4.3: Wat zijn wensen en/of behoeftes van scholen bij het werken aan een veiliger school ? 5. Conclusies 5.1: Conclusies

1. Inleiding

Veiligheid op school is een belangrijk thema want een veilige en prettige omgeving is noodzakelijk om op school goed te kunnen functioneren. Dit geldt voor zowel leerlingen als personeel. Werken aan veiligheid op scholen is onderdeel van het lokale onderwijsbeleid en van het jeugd- en veiligheidsbeleid. Leerlingen, ouders, personeelsleden en schoolleiders mogen verwachten dat een school hen veiligheid biedt. Alleen in een veilige en prettige omgeving kunnen leerlingen en leraren effectief en plezierig samenwerken. Een ieder die zich onveilig voelt, is er én teveel. Het is belangrijk geen scheidslijn te leggen tussen ernstige incidenten en minder ernstige zaken. In scholen komt 'klein' geweld vaker voor dan 'groot' geweld. De kern van beide vormen van geweld is: dat personen en/of hun grenzen niet worden gerespecteerd. Bedreiging, mishandeling en seksueel geweld zijn vormen van geweld die het meest in het oog springen. Maar ook plagen, roddelen, uitschelden en pesten zijn wel degelijk vormen van geweld. Personeel op school kan zich bij voorbeeld bedreigd voelen door de brutaliteit, het taalgebruik of de houding van een leerling of een klas. Leerlingen kunnen zich bedreigd voelen door gedrag en optreden van andere leerlingen of het schoolpersoneel. Veiligheid van de school is een zeer breed begrip waarin ook verkeersveiligheid (op routes van en naar school), diefstal van fietsen en andere spullen aan de orde komen. In het spreken over veiligheid op school dreigt al snel een tweedeling tussen een veilige school en een onveilige school. Deze tweedeling is onterecht want er is eerder sprake van een glijdende schaal. Voor alle scholen geldt dat verwacht mag worden dat er volgens plan en continu aan veiligheid wordt gewerkt, ongeacht de mate waarin zich (ernstige) calamiteiten voordoen. Een schoolklimaat dat veiligheid biedt is een voorwaarde om te kunnen leren, het verhoogt de onderwijsprestaties, vermindert verzuim en voortijdig schoolverlaten bij leerlingen en ziekteverzuim bij docenten. Er is de laatste jaren meer aandacht voor veiligheid en geweld op school. Er is een landelijke campagne vanuit de overheid, in de vakbladen is 'pesten' als probleem weer volop in de aandacht en andere media (dagbladen, TV) besteden regelmatig aandacht aan het onderwerp veiligheid op school of aspecten ervan. De indruk die wordt gewekt is dat er een toename is van geweld in de maatschappij en van geweld op school. De maatschappij zou 'verharden'. Het is onduidelijk of dit ook werkelijk het geval is. Misschien is er niet zozeer sprake van een toename van geweld als wel van een toename van de discussie over geweld.
Cijfers uit landelijk onderzoek Uit landelijk onderzoek uit 1994 is gebleken dat over een periode van 7 maanden 15% van de leerlingen slachtoffer is geweest van fysiek (lichamelijk) geweld. 43% geeft aan slachtoffer te zijn geweest van (im)materieel geweld in dezelfde periode. Met (im) materieel geweld wordt gedoeld op lastig vallen, chanteren, stelen, vernielen. 51% van de leerlingen geeft aan dader te zijn geweest van storend schoolgedrag. Hiermee wordt gedoeld op relatief geringe schoolvergrijpen zoals schelden en orde verstoren. Uit hetzelfde onderzoek is gebleken dat 15% van de leerlingen soft drugs gebruikt. 1% gebruikt hard drugs. Pesten is een onderdeel van immaterieel geweld. Ten aanzien van het voorkomen van pesten in het voortgezet onderwijs zijn de volgende cijfers bekend: Slachtoffers Daders 6% wordt regelmatig of vaker gepest 16% pest regelmatig of vaker 2% wordt eens per week of vaker gepest 5% pest eens per week of vaker 2% wordt verschillende keren per week gepest 3% pest verschillende keren per week Uitgaande van 12.000 leerlingen in het Nijmeegse voortgezet onderwijs kan worden verwacht dat zo'n 720 leerlingen regelmatig gepest worden en dat 1920 leerlingen zich regelmatig schuldig maken aan het pesten. Fysiek geweld, daar zouden in Nijmegen, gezien de cijfers hierboven 1800 leerlingen mee te maken hebben als slachtoffer. Ruim 5000 leerlingen zouden gedurende een periode van ruim een half jaar slachtoffer zijn van (im)materieel geweld. De inhoud van dit rapport Om inzicht te krijgen in de situatie op de Nijmeegse scholen is er op de Afdeling Onderwijs en Volwasseneneducatie van de gemeente Nijmegen vanaf september 1997 een verkennend onderzoek verricht. Voor U ligt het verslag van dit onderzoek dat door Mevr. M. Lankheet is verricht. In het onderzoek is gekozen voor een brede inventarisatie. Veiligheid is een onderwerp dat op vele aspecten binnen school betrekking heeft. Het is niet de bedoeling om scholen te beoordelen of te vergelijken met elkaar. Wel zijn er in het kijken naar school en veiligheid bepaalde normerende kaders aan te geven. Deze kaders kunnen worden gebruikt als theoretisch ideaal waartegen de feitelijke gang van zaken op scholen kan worden afgezet. De kaders worden samen met enkele andere achtergronden beschreven in paragraaf 2 van dit rapport. De onderzoeksopzet wordt beschreven in paragraaf 3. De onderzoeksvragen zijn op te splitsen in drie hoofdvragen: A. Welke problemen kent men op de scholen als het gaat om veiligheid? B. Hoe gaat men op school om met deze problemen en met veiligheidsvraagstukken binnen school? C. Wat zijn wensen en/of behoeftes van scholen bij het werken aan een veiliger school ? De resultaten van de gehouden vraaggesprekken worden beschreven in paragraaf 4. Conclusies van het onderzoek worden getrokken in paragraaf 5 Doel van het onderzoek is te komen tot aanbevelingen die de veiligheid op de scholen kunnen bevorderen. Wat de inhoud en de aard van de samenwerking tussen scholen en gemeente zal zijn is onderwerp van discussie tussen scholen en gemeente. Deze discussie zal worden gevoerd in het voorjaar van '98 in het Bestuurlijk Overleg Voortgezet Onderwijs. In paragraaf 6 worden de aanbevelingen beschreven die op grond van het onderzoek kunnen worden gedaan. Na de noten zijn er nog drie bijlagen aan dit verslag toegevoegd. Bijlage 1 is een vragenlijst uit de campagne 'de veilige school'. Het is een voorbeeld van een vragenlijst die scholen kunnen gebruiken om intern het gevoel van veiligheid te inventariseren. Bijlage 2 is een literatuurlijst met interessante publikaties voor personen die zich verder in het onderwerp willen verdiepen.

2. Kaders en achtergronden van veiligheid op school

In deze paragraaf worden de ideeën en uitgangspunten beschreven die als achtergrond hebben gefungeerd bij de tweede hoofdvraag van het onderzoek: "Hoe gaat men op school om met de problemen en met veiligheidsvraagstukken binnen school?" In grote lijnen gaat het onderzoek uit van de uitgangspunten die ook in de campagne 'de veilige school' worden gehanteerd. De zogenaamde scholingswijzer uit de campagne biedt aanknopingspunten om in algemene zin te spreken over de gang van zaken op school ten aanzien van veiligheid in brede en vooral sociale zin. In de brochure van de campagne 'de veilige school', uitgegeven door het PMVO einde 1996 worden drie aandachtsgebieden onderscheiden als het gaat om de zorg voor veiligheid op scholen. Zorgen voor een veilige school betekent volgens de brochure: Zorg voor sociale binding: omgaan met elkaar. Bij zorg voor sociale binding en omgaan met elkaar gaat het in het algemeen om goede leerlingbegeleiding binnen en buiten de lessen, leerlingen buiten n binnen de les een actieve rol toebedelen, aandacht voor de ontwikkeling van sociale vaardigheden en zorgen voor heldere, door allen gedragen schoolregels.Met het begrip "sociale binding" wordt de mate van integratie van een persoon in zijn omgeving bedoeld. Sociale binding staat in relatie tot de manier waarop men op school met elkaar omgaat. Als leerlingen zich gebonden weten en voelen binnen school zullen zij zich eerder conformeren aan de geldende regels omtrent gewenst en ongewenst gedrag. Van sociale binding is sprake als men zich binnen school met elkaar verbonden weet/voelt waaruit een bepaalde manier van omgaan met elkaar voortvloeit. "Wij horen bij elkaar en zo gaan wij met elkaar om". Omgaan met calamiteiten. Dit betekent zorgen voor goede calamiteitenplannen, trainen van personeel om bij calamiteiten op te treden, zorgen voor klachtenregelingen.Omgaan met calamiteiten: Een calamiteit is een gebeurtenis die de normale gang van zaken in school tijdelijk onderbreekt. Een brand is een calamiteit maar een bloedneus tijdens de les is dat ook. Als er iets aan de hand is moeten mensen weten wat ze moeten doen. Een vraag is bijvoorbeeld wie welke rol vervult. Wie vangt b.v. slachtoffers op en wie zorgt voor de coördinatie bij een calamiteit? Het personeel op school moet getraind zijn om vaardig op te treden bij calamiteiten. Zorg voor veilige voorzieningen. Afspraken over gebruik gebouw en omgeving, goede afspraken met het netwerk rond de school (politie, GG & GD, RIAGG, Jeugdhulpverlening) en een zorgplan dat voldoet aan de eisen van de ARBO-wet.Zorg voor Veilige voorzieningen houdt onder andere in zorgen voor goede afspraken met het netwerk aan instanties rond de school. Voorbeelden hiervan: GG&GD, RIAGG, Jeugdhulpverlening, politie en Maatschappelijk werk. Ook moet er op school een zorgplan zijn volgens eisen die de ARBO-wet daaraan stelt. Ook ten aanzien van het gebruik van het gebouw en de omgeving moeten goede afspraken gemaakt zijn. Het is belangrijk dat scholen aan elk van deze drie gebieden aandacht besteden. De basis van het veiligheidsbeleid ligt in het omgaan met elkaar. In de campagne is er meer aandacht voor de zorg voor sociale binding. Ook in andere literatuur wordt sociale binding van leerlingen centraal gesteld bij het werken aan veiligheid op school. In het onderzoek is aandacht besteed aan de drie aandachtsgebieden waarbij, in navolging van de campagne, meer nadruk wordt gelegd op A: zorg voor sociale binding en omgaan met elkaar door leerlingbegeleiding, een actieve rol voor leerlingen, schoolregels etc. etc. Inventariseren Veiligheid op school is zeker geen nieuw onderwerp. Scholen werkten natuurlijk al aan veiligheid lang voordat de media en de landelijke overheid er zoveel aandacht aan gingen besteden. Wat in de campagne 'de veilige school' van scholen wordt gevraagd is om de eigen situatie te evalueren en waar mogelijk te verbeteren. Scholen zouden onder andere na moeten gaan of dat wat gedaan wordt ook de gewenste effecten oplevert. Om dit op een concrete wijze te bekijken worden in de campagne een aantal instrumenten aangeboden waarmee de school zelf kan onderzoeken waar ze staat als het om veiligheid gaat. Er is een vragenlijst om het veiligheidsgevoel van mensen op school te achterhalen. En er is een zogenaamde Huisartsdiagnose om de houdingen van mensen op school te onderzoeken. Dit laatste is belangrijk omdat de schoolorganisatie uit mensen bestaat. Als je iets aan de organisatie wilt veranderen, moet je bij de mensen in je school zijn. Maatregelen moeten passen bij de houdingen van mensen. Niveaus van preventie In de literatuur over veiligheid op school worden drie niveaus van preventie beschreven. Deze indeling vormt een kader waarmee gekeken kan worden naar activiteiten van scholen voor een veiliger school. Tertiaire preventie is het reageren op incidenten. Bijvoorbeeld de opvang en begeleiding van betrokkenen bij incidenten wordt tot tertiaire preventie gerekend. Secundaire preventie houdt in: aandacht voor risicofactoren op school. Problemen aanpakken, regelmatige evaluatie van effecten van maatregelen en bijvoorbeeld extra aandacht voor risicoleerlingen behoren tot deze vorm van preventie. Bij primaire preventie gaat het meer om het sociaal-pedagogisch klimaat binnen school. Er is systematisch aandacht voor de sfeer op school en het beleid is gericht op alle leerlingen. De bevordering van sociale binding staat centraal in deze vorm van preventie. Het ene niveau van preventie sluit het andere niveau niet uit. Wel kan worden gesteld dat 'hogere' vormen van preventie de noodzaak tot curatief optreden en 'lagere' vormen van preventie verminderen. Scholen zijn verschillend van elkaar. Ze maken zelf keuzen die bij hun situatie en ontwikkeling passen. De uitgangspositie en de doelen die de school zich stelt verschillen per school. Ook de manier waarop en het tempo waarin de school doelen probeert te verwezenlijk kan sterk verschillen. Elke school zou er naar moeten streven om ook op primair niveau aan het schoolklimaat te werken omdat hiermee de basis van het omgaan met elkaar wordt versterkt. Het bevorderen van sociale binding biedt de beste preventie tegen geweld op school. Het onderzoek probeert inzicht te verkrijgen in hoeverre scholen activiteiten hebben ontwikkeld op de verschillende niveaus. De aandacht voor thema's Er zijn vele thema' s en aspecten waar scholen extra aandacht aan besteden. Voorbeelden hiervan zijn: emancipatie, milieu, intercultureel onderwijs en de pedagogische opdracht van het onderwijs. Alhoewel het telkens een ander onderwerp betreft dat telkens de specifieke aandacht verdient, zitten er ook bepaalde overeenkomsten in het werken met deze thema's. De kern van de verschillende thema's kan worden samengevat als: verantwoordelijk omgaan met jezelf, met elkaar en met je omgeving. Bij het werken aan de verschillende thema's gaat het vaak om vaardigheden die aan die verantwoordelijkheden inhoud geven. Zoals: leren reflecteren op de keuzen die je maakt: wat zijn gevolgen voor jou, voor anderen en voor de omgeving? Gevoelens en meningen kunnen uiten en die van anderen respecteren. Zelf leren grenzen te stellen en de grenzen van anderen leren respecteren. Zo kunnen via aandacht voor én bepaald thema ook andere aspecten van het leven op school worden beroerd. Van onderwijzen naar leren Veiligheidsbeleid in scholen moet, zo wordt in de campagne 'de veilige school' benadrukt, passen bij de onderwijsontwikkeling waar men in het voortgezet onderwijs aan werkt, de omslag van onderwijzen naar leren. Die omslag vraagt van leraren en schoolleiders een andere rol. Belangrijke punten in de ontwikkeling zijn een brede ontwikkeling van alle leerlingen, een actieve rol van de leerling en recht doen aan verschillen tussen leerlingen. Het trainen en begeleiden van sociale vaardigheden wordt nadrukkelijk een onderdeel van de taak van iedere leraar. Het onderzoek probeert te achterhalen in hoeverre scholen de leerlingen actief betrekken bij de gang van zaken op school.

3. De onderzoeksopzet

Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden is gekozen voor het houden van interviews. Besloten is om én interview per school te houden met telkens twee personen. Daar waar dit bij scholen op onoverkomelijke bezwaren stuitte, is de vorm aangepast en zijn er gesprekken per locatie gevoerd. De scholen voor voortgezet speciaal onderwijs zijn niet bij het inventarisatie onderzoek betrokken. Namens de gemeente werden deze gesprekken gevoerd door Mevr. M. Lankheet. Namens de scholen waren over het algemeen twee personen bij het gesprek aanwezig. Eén persoon namens de schoolleiding en én persoon die betrokken is bij de leerlingbegeleiding op school. Het streven was om zowel het beleid en de visie van de school als meer dagelijkse, praktische zaken te kunnen bespreken. De vraaggesprekken werden gevoerd aan de hand van een gestructureerde vragenlijst met open vragen. Tussen 5 oktober en 13 november 1997 zijn dertien vraaggesprekken gevoerd. De meeste gesprekken duurden ongeveer een uur. Van de deelnemers aan de gesprekken is geen andere voorbereiding gevraagd dan de planning van het interview. Om de eerste hoofdvraag te kunnen beantwoorden is in het interview gevraagd ten aanzien van een 20-tal mogelijke incidenten aan te geven of dit op de school voorkomt en zo mogelijk ook de mate waarin het voorkomt. Om de tweede hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn vele onderwerpen aan bod gekomen. Hieronder volgt een puntsgewijze opsomming: Het niveau van preventie op school getroffen maatregelen ideeën over veiligheid op school inventarisatie op school schoolregels aanwezige plannen/protocollen klachtenregelingen leerlingenzorg de betrokkenheid van leerlingen de betrokkenheid van ouders samenwerking met buitenschoolse instanties het gevoel van veiligheid in het gebouw de campagne 'de veilige school' Om de derde hoofdvraag te beantwoorden is er in het interview gevraagd naar de behoeften, wensen en klachten van de school. Het onderwerp veiligheid ligt bij scholen gevoelig. Een school die als onveilig bekend zou staan wordt al snel gezien als een slechte school en dit kan directe gevolgen hebben voor de aanmelding van nieuwe leerlingen. Deelnemers zijn er vooraf uitdrukkelijk van op de hoogte gesteld dat in de stedelijke rapportage geen schoolspecifieke gegevens terug te vinden zijn. De gesprekken werden opgenomen op band om te komen tot een correcte verslaglegging. Alle verslagen van de gesprekken zijn ter controle aan de deelnemers verstuurd voordat ze verder in het onderzoek zijn verwerkt. Het onderzoek is verkennend van opzet. Er kunnen geen statistisch verantwoorde gegevens uit het onderzoek worden gehaald. Primaire doel is te komen tot een beschrijving van de lokale situatie.

4. Resultaten

4.1 : Welke problemen kent men op scholen als het gaat om veiligheid? De vraag om aan te geven of en in hoeverre een mogelijk incident op school voorkomt bleek een moeilijk te beantwoorden vraag. Vooral het aangeven van de mate waarin iets voorkomt bleek erg lastig. Er gebeuren ongetwijfeld zaken binnen de muren van de school waar het schoolpersoneel geen weet van heeft. Uit het onderzoek is gebleken dat men zich er van bewust is dat zich zaken af kunnen spelen zonder dat ze aan de oppervlakte komen. In hoeverre de gemelde incidenten representatief zijn voor hetgeen zich werkelijk binnen de schoolmuren afspeelt is onduidelijk. De enige manier om meer betrouwbare, objectieve gegevens te verkrijgen is de ondervraging van leerlingen en anderen op een anonieme manier. Een eerste algemene conclusie is dat de verschillen tussen scholen in Nijmegen groot zijn als het gaat om de problemen waarmee men op school te maken heeft. Ook binnen de scholen, op verschillende locaties, kunnen de verschillen groot zijn. Elke school en elke locatie heeft zijn eigen publiek, zijn eigen sfeer, zijn eigen manier van omgaan met elkaar n zijn eigen problemen met veiligheid. Pesten Het pesten en treiteren van leerlingen is een probleem waar elke school uit het onderzoek mee te maken heeft. De mate waarin scholen er mee te maken hebben verschilt zeer sterk. Een paar scholen melden dat er zo'n 4 keer per jaar echt serieuze pest incidenten aan het licht komen. Waar intern onderzoekjes gedaan zijn naar pesten komen zeer verschillende percentages voor: 30% van de leerlingen die zegt wel eens gepest te worden, maar ook 7 % die zegt gepest te worden. Op alle scholen is het een issue waar meer of minder expliciet aandacht aan wordt besteed in begeleiding, mentoruren, projecten en natuurlijk naar aanleiding van incidenten. Schelden en verbaal geweld Schelden en verbaal geweld is ook duidelijk een actueel aandachtspunt binnen scholen. Verbaal geweld kan een vorm van pesten zijn. Grof taalgebruik kan ook zonder expliciet agressieve lading bedreigend zijn voor anderen. Er wordt ook wel gesteld dat er een verandering in taalgebruik over de laatste jaren is opgetreden. Door verschillen in taalgebruik kan begripsverwarring ontstaan. Leerlingen kunnen soms op een grove manier uiting geven aan hun ongenoegen. Dit kan door anderen, die een ander taalgebruik gewend zijn, als bedreigend worden ervaren. Het milieu waaruit de kinderen afkomstig zijn wordt hierbij vaker als een factor genoemd. Ook zogenaamd 'machogedrag' draagt bij aan grof taalgebruik. Verbaal geweld van ouders is voor meerdere scholen een probleem. Discriminatie De overheersende indruk van schoolleiding op de meeste scholen is dat er weinig problemen met discriminatie zijn. Op school hoort men wel eens opmerkingen die discriminerend zijn, maar de indruk bestaat dat het door leerlingen niet zozeer als discrimineren, als probleem, wordt ervaren. Leerlingen die qua achtergrond van elkaar verschillen kunnen in het algemeen goed met elkaar overweg. Vaker werd geopperd dat leerlingen nogal snel roepen dat ze gediscrimineerd worden als er iets gebeurt waar ze het niet mee eens zijn. Ook ouders van leerlingen kunnen zich soms, naar de mening van de school onterecht, gediscrimineerd voelen. Op een aantal scholen vormt de groep allochtonen een extra aandachtspunt. Het contact met allochtone ouders verloopt vaker moeizaam. Contact met deze ouders is belangrijk, ook om over en weer begrip te kweken. Andere omgangsnormen, waarden en pedagogische opvattingen kunnen verschillen en kunnen botsen. Als ouders de boodschap van de school niet goed begrijpen, kunnen ze zich snel bedreigd voelen. De meeste scholen hopen dat de aanstelling van de schoolcontactpersonen bij de SAD een bijdrage zal leveren aan het verbeteren van de relatie tussen allochtone ouders en de school.
Wapenbezit In de Gelderlander werd onlangs melding gemaakt van toenemend wapenbezit onder jongeren in de regio. Landelijke onderzoeken suggereren dat zo'n 10% van de adolescenten een wapen bij zich draagt. Ondersteuning voor een dergelijk percentage is in dit onderzoek niet te vinden. Wapenbezit op school, zo is de indruk, is eerder af- dan toegenomen. Dreiging met een mes komt wel eens voor maar het is zeldzaam. Er worden in Nijmegen op sommige scholen wel eens wapens in beslag genomen maar de indruk die in de media wordt gewekt dat wapenbezit toeneemt, wordt door resultaten van dit onderzoek niet onderbouwd. Wel hoort men leerlingen vertellen dat het normaal is dat er tijdens het uitgaan een wapen wordt gedragen. Mishandeling met een wapen of een voorwerp komt op school nauwelijks voor. Onveiligheid op de route van en naar school De weg van huis naar school en terug is op verschillende manieren een bron van zorg. Ten eerste is er de verkeersonveiligheid op routes naar school. De afwezigheid van fietspaden of de drukte van het verkeer, al dan niet gecombineerd met onveilige weggebruik van leerlingen, brengt onveilige situaties met zich mee. Ook komt het voor dat leerlingen onderweg worden lastiggevallen. Soms door leerlingen van de eigen school, soms door leerlingen van de andere school en soms door volstrekt onbekenden. Afpersing of chantage Afpersing of chantage lijkt weinig voor te komen op de scholen. Het is wel bij uitstek een vorm van geweld die in het verborgene zou blijven. Als het aan de oppervlakte komt dan heeft het te veelal te maken met kaarten om geld en de schulden die daaruit ontstaan. Kaarten om geld is dan ook op meerdere scholen verboden. Een andere vorm van afpersing die wel eens voorkomt is dat leerlingen door mensen van buiten school onder druk gezet worden om b.v. binnen school te stelen. Seksueel getint geweld Seksueel getinte opmerkingen komen voor. Docenten n leerlingen maken opmerkingen die niet door de beugel kunnen. Ook voorbijgangers aan sommige scholen kunnen als het pauze is, van leerlingen wel eens seksueel getinte opmerkingen krijgen. Leerlingen zijn in een leeftijd dat ze veel met het onderwerp seksualiteit bezig zijn, er wordt dus veel over gezegd. Er komen niet veel klachten van leerlingen over. Privacy bij de kleedkamers is een heikel punt. Vooral gymdocenten moeten waakzaam zijn in het respecteren van de privacy van leerlingen. Daar hoort men op school wel eens klachten over, dat een docent bijvoorbeeld de kleedkamer binnen komt lopen. Meisjes klagen wel eens dat jongens hun handen niet thuis houden. In hoeverre er sprake is van handtastelijkheden op school is onduidelijk. Er zijn klachten van leerlingen dat docenten 'vastpakkerig' zijn, of te dichtbij komen staan. Een enkele keer is het gekomen tot een serieuze klacht via de ouders. Aanranding en verkrachting, dat maken leerlingen buiten school wel mee. Soms worden leerlingen lastiggevallen, of aangerand op weg naar school. Er zijn in het onderzoek geen incidenten gemeld waarbij ook de dader aan school verbonden was. De school heeft er mee te maken, doordat ze leerlingen opvangt, maar het speelt zich voor zover bekend niet binnen school af. Vaker is ook gemeld dat met alle aandacht voor ongewenste intimiteiten en seksuele intimidatie de spontaniteit in het gedrag inboet. Onder docenten heerst onzekerheid over wat wel kan en wat niet kan. Voor sommigen heeft dit tot gevolg dat ze elk risico willen vermijden en dat ze zich niet meer normaal of spontaan kunnen gedragen naar leerlingen toe. Zakkenrollen en diefstal van persoonlijke spullen Met de mogelijkheid van zakkenrollen en diefstal van persoonlijke spullen wordt overal rekening gehouden. Als leerlingen/docenten hun eigendommen niet goed bewaken dan verdwijnen er bij voorbeeld jassen, portemonnees en rekenmachines. Daders van diefstal zijn soms mensen van binnen school, soms mensen van buiten school die tijdens schooluren binnenkomen. Berucht zijn de kleedkamers van het gymlokaal. Het onbeheerd achterlaten van waardevolle spullen brengt op alle scholen duidelijk risico's met zich mee. Een groot probleem vormt voor een aantal scholen de diefstal van fietsen. Niet overal is het een actueel probleem, sommige scholen hebben zich, zo lijkt het, afdoende kunnen beschermen door bijv. het plaatsen van camera's en het regelmatig surveilleren. Stelen uit auto's is over het algemeen geen probleem. Op de meeste scholen kunnen docenten overdag in ieder geval met een gerust gevoel hun auto parkeren. 's Avonds, bijvoorbeeld tijdens ouderavonden, is er een groter risico voor diefstal uit auto's.
Diefstal van spullen van school Diefstal van spullen van school vindt meer plaats buiten schooluren (inbraak) dan binnen de schooluren. Toch wordt er tijdens schooltijden ook wel eens wat weggenomen, bijvoorbeeld gereedschap uit lokalen. Bij vlagen vormt diefstal echt een probleem voor sommige scholen maar inbraak is een probleem dat de gemoederen op het moment meer verhit. Er zijn scholen die dit schooljaar al meerdere keren ongewenst nachtelijk bezoek hebben gehad. Slaan/schoppen/vechtpartijtjes Op dit punt zijn de verschillen tussen scholen erg groot. Op sommige scholen komen vrijwel dagelijks vechtpartijtjes voor. Leerlingen zitten elkaar dagelijks 'in de haren'. Op de meeste scholen is er veel minder sprake van vechtpartijtjes of slaan en schoppen. Daar is over het algemeen sprake van stoeien, van speelsheid. Maar ook dan kan zo'n stoeierij ineens menens worden. De schoolleiding moet dan tussenbeide komen. Dit gebeurt op deze scholen bijvoorbeeld 3 of 4 keer per jaar. Vernielingen Voor enkele scholen is het vernielen een regelmatig punt van aandacht in de preventie. Door zelf goed te zorgen voor het gebouw en dingen snel te herstellen proberen scholen vernielen te ontmoedigen. Baldadige vernielingen komen wel voor maar de meeste scholen melden dat het eerder om af en toe wat onbehouwen gedrag gaat. Wat wel gebeurt is krassen en kliederen op schoolinterieur. Als het gaat om persoonlijke spullen van mensen dan is op de meeste scholen de indruk dat er nauwelijks sprake is van opzet. Af en toe wordt er een fiets 'verbouwd'. Drugs Op alle scholen zijn er leerlingen waarvan bekend is dat ze (soms) wiet gebruiken. Een enkele keer zit er ook wel eens een leerling onder invloed in de lessen. Het aantal leerlingen waarvan de school weet dat ze blowen verschilt sterk per school. Daar waar dit aan leerlingen in enquêtes is gevraagd komen percentages als 10% van de bovenbouw voor. Andere scholen melden een aantal dat veel lager ligt, bijvoorbeeld 3 of 4 leerlingen in de hele bovenbouw. Het idee bestaat dat het aantal leerlingen dat soft drugs gebruikt wel toeneemt. Drugshandel is een grijs gebied waarvan soms vermoedens bestaan dat het in de omgeving van de school voorkomt. "Waar gebruikt wordt daar weten buitenstaanders wel waar ze het kwijt kunnen." , zo werd tijdens een gesprek gezegd. Bij een aantal scholen bestaat dan ook het vermoeden dat binnen de school of in de buurt van de school drugs verkocht worden aan hun leerlingen. Concrete incidenten zijn echter nauwelijks genoemd. Pilgebruik wordt door gesprekspartners weinig gemeld over leerlingen. Pillen zijn, zo werd gezegd moeilijk controleerbaar en makkelijk te gebruiken. Agressiviteit op bijvoorbeeld schoolfeesten zou te maken kunnen hebben met het gebruik van XTC. Er zijn ook scholen die er van overtuigd zijn dat hun populatie geen pillen slikt. Over het algemeen wordt het probleem van druggebruik of drugshandel niet als duidelijk probleem voor de veiligheid of sfeer op school beschouwd. Als drugs worden gebruikt is dat meestal geconcentreerd in bepaalde groepjes op school. Er wordt wel aandacht aan geschonken, vooral in de vorm van voorlichting en ontmoediging maar in het kader van de veilige school is dit niet het eerste onderwerp dat bij mensen op school naar boven komt. Andere incidenten Er zijn een tweetal incidenten in de hierboven vermelde resultaten nog niet aan bod geweest. Mishandeling met een wapen of een ander voorwerp komt zeer zelden voor. Seksuele chantage is als incident op geen enkele school bekend. Deze incidenten spelen in de beleving van onveiligheid van gesprekspartners op scholen niet of nauwelijks een rol. Opmerkingen naar aanleiding van de resultaten van de eerste onderzoeksvraag: Bovenstaande bevindingen overziend merken we het volgende op: Een school die regelmatig geconfronteerd wordt met onregelmatigheden, zal waarschijnlijk eerder de noodzaak zien van maatregelen om de veiligheid te bevorderen. Hierdoor krijgt een school meestal ook meer oog voor wat zich binnen school afspeelt. Andere scholen zien incidenten misschien wel makkelijker over het hoofd omdat ze er minder op gericht zijn en omdat ze er minder op ingericht zijn. De mate waarin incidenten gesignaleerd worden op school moet dus worden gerelateerd aan de manier waarop de school zich met het onderwerp bezighoudt.
4.2 : Hoe gaat men op school om met deze problemen en met veiligheidsvraagstukken binnen school? Deze onderzoeksvraag is aan de hand van verschillende vragen onderwerp van gesprek geweest. In navolging van de campagne kan gesteld worden dat elke school een morele plicht heeft om te werken aan een goed schoolklimaat. Ongeacht de mate waarin ze met geweld worden geconfronteerd. Als algemene conclusie van het verkennend onderzoek kan worden gesteld dat alle scholen zich bezighouden met veiligheid en de sfeer op school. Voor alle scholen is veiligheid op school een issue. De manier waarop het op de school-agenda staat verschilt echter zeer sterk per school. Er is lang niet altijd sprake van een expliciet veiligheidsbeleid. Een interessante vraag die in de discussie omtrent veiligheid op school is de vraag naar de oorzaak van verschillen tussen scholen. Is de mate waarin geweld in al zijn vormen op school voorkomt meer het gevolg van de populatie op school of is het meer afhankelijk van de manier waarop de school is georganiseerd ? Volgens T. Mooij is het verschil tussen scholen meer afhankelijk van het laatste: van de manier waarop scholen effectief werken aan veiligheid. De indruk die bij de deelnemers aan het onderzoek overheerst is dat het juist meer afhankelijk is van de populatie op school. Het probleem van geweld op school wordt meer gezien als een maatschappelijk probleem dat samenhangt met bijvoorbeeld achtergronden van leerlingen. Alhoewel scholen de oorzaak van geweld over het algemeen buiten de school leggen, achten ze zichzelf wel verantwoordelijk voor geweld binnen de school. Het beheersen of het in goede banen leiden van hetgeen zich binnen school en soms ook daarbuiten afspeelt, wordt als een taak voor de school gezien. Scholen zijn verschillend, ook in de manier waarop ze met de veiligheid op school omgaan. Eén en ander lijkt ook te maken te hebben met het belang dat men hecht aan het werken aan een veiliger school, n de noodzaak die er voor is of die men er voor ziet. Op basis van het onderzoek zouden verdere conclusies ten aanzien van de redenen voor het af- of aanwezig zijn van veiligheidsbeleid voorbarig zijn. Niveaus van preventie In elk gesprek is aan de deelnemers gevraagd de activiteiten van de eigen school te typeren met behulp van de indeling in primaire, secundaire en tertiaire preventie. Meestal werd geantwoord dat de school aan alle drie de niveaus van preventie doet. Daarbij werd vaker terecht opgemerkt dat het én het ander niet uitsluit. Er is op scholen aandacht voor primaire preventie. Er is over het algemeen aandacht voor het creëren van een bepaalde sfeer, voor de schoolcultuur of voor het schoolklimaat. Vaker is er ook een streven om meer aan primaire preventie te gaan doen. Een aantal scholen heeft nu als inzet om heel duidelijk te gaan werken aan sociale binding op school of om meer samenhang te brengen in alles wat de school doet. Scholen doen veel op het secundaire niveau. Voorbeelden hiervan zijn de preventieteams, trainingen voor sociale vaardigheid of faalangstreductie en de leerlingbegeleiding. De meeste aandacht, mankracht en inspanning lijkt op dit niveau te worden ingezet. Om meer aan primaire preventie te doen is het zaak om behalve aandacht ook tijd en mankracht aan activiteiten op dit niveau te besteden. 'Aandacht hebben voor' is niet hetzelfde als actie ondernemen. Maatschappelijke thema's Scholen besteden aandacht aan allerlei maatschappelijke thema's. Voorbeelden hiervan: pesten, genotmiddelen, ongewenst gedrag, discriminatie en milieu. De basis van alle thema's, verantwoordelijkheid voor jezelf, voor anderen en je omgeving en het maken van keuzen krijgt soms in het beleid al een duidelijke rol. Op sommige scholen vindt men dat het afzonderlijk of geïsoleerd behandelen van allerlei thema's minder effectief is dan het werken aan basisvaardigheden. Een aantal scholen is bezig om het beleid meer en duidelijker rondom de basisprincipes en basisvaardigheden te organiseren. Andere scholen vinden dat het soort onderwijs dat zij geven al aspecten van veiligheidsbeleid impliceert. De basisprincipes worden een vanzelfsprekendheid geacht in het onderwijs omdat ze volgens de school grondslagen zijn van het soort onderwijs dat gegeven wordt. Leerlingenzorg Scholen proberen vooral te zorgen voor openheid, lage drempels, leerlingen moeten weten waar ze terecht kunnen als er problemen zijn. Deze aspecten van leerlingenzorg werden in de gesprekken vaak genoemd als peiler in de veiligheidszorg. Om lage drempels te hebben zijn op de meeste scholen mensen vrijgesteld van het geven van lessen. Op een aantal scholen is dit voor een aantal uren per week, op andere scholen is er constant iemand bereikbaar voor leerlingen. Snel reageren en alert zijn wordt als belangrijk gezien en behoort zo tot de mogelijkheden. Het lik-op-stuk beleid dat op een aantal scholen wordt gehanteerd staat of valt met de prioriteit die gegeven wordt aan de zorg voor de leerling. In het algemeen kan gesteld worden dat de leerlingenzorg, en het begeleidingssysteem dat men daarvoor heeft opgezet, de spil vormen in het zorgen voor sociale veiligheid. Er wordt regelmatig overlegd over leerlingen en de gang van zaken binnen klassen of lessen. Op de meeste scholen zijn de mentoren de aangewezen personen om problemen bij leerlingen te signaleren. Zij zijn veelal de spil in de leerlingenzorg. Zij letten op de sfeer in een klas en zijn voor leerlingen vaak ook het eerste aanspreekpunt. De leerlingenzorg is meestal getrapt. In eerste instantie is er de mentor. Als deze een bepaald probleem samen met bijvoorbeeld de coördinator niet voldoende op kan lossen wordt de leerlingbegeleiding binnen school ingeschakeld. Als dan nog andere hulp nodig is, dan wordt deze van buiten school of door middel van het schoolmaatschappelijk werk binnen school ingeschakeld. Verschillende scholen hebben preventieteams waar mensen overleggen over leerlingen waar het niet goed meegaat. De preventieteams zijn voor deze scholen erg belangrijk als het gaat om zorg voor de leerling en zorg voor veiligheid op school. Samenwerking met buitenschoolse instanties De samenwerking met buitenschoolse instanties is ook zeer verschillend per school. De mate waarin een beroep wordt gedaan op buitenschoolse instanties verschilt nogal. Ook de mate waarin het maatschappelijk werk binnen school structureel aanwezig is verschilt. Veel scholen onderhouden contacten met de politie (en/of netwerkagent), de Schooladviesdienst, de RIAGG, bureau leerplicht, inspectie, CAD (verslavingszorg). De GG&GD is via schoolartsen en schoolverpleegkundigen op alle scholen aanwezig. Alle scholen beschikken over vaste contactpersonen bij de NIM, de GG&GD en bureau leerplicht. Een enkele school heeft ook regelmatig contact met de stichting Archo. Sommige scholen werken structureel samen met politie, om elkaar te informeren en te adviseren. Er is lang niet overal tevredenheid over de samenwerking met buitenschoolse instanties. (hierover meer in paragraaf 3.3. )
Inventariseren binnen school Scholen besteden veel aandacht aan het persoonlijk welbevinden van leerlingen en aan het peilen van de sfeer. De bespreekbaarheid van thema's en problemen is daarbij een belangrijk middel en doel. Men probeert de deur van mentoren en ander begeleidend personeel zo ver mogelijk open te houden. Via gesprekken met leerlingen probeert men de 'vinger aan de pols' te houden. Het houden van enquêtes of het afnemen van vragenlijsten bij alle leerlingen op school is over het algemeen niet de gewoonte. Op scholen waar het wel gebeurt zijn vragen over welbevinden vaker wel opgenomen in de vragenlijst maar vragen over andere aspecten van veiligheid meestal niet. In de eerste klassen worden vaker enquêtes gehouden dan in latere klassen. Maar enkele scholen werken structureel met vragenlijsten. In leerlingendossiers worden incidenten genoteerd. Een centrale registratie van incidenten wordt nergens bijgehouden maar wordt ook nergens als waardevol gezien. Met informatie over leerlingen wordt voorzichtig omgesprongen. Het feit dat scholen niet structureel (willen) registreren heeft als gevolg dat er op scholen geen overzicht is ten aanzien van incidenten die zich in de loop der jaren voordoen. De betrokkenheid van leerlingen bij schoolbeleid Op ruim de helft van de scholen zijn leerlingenraden actief. Deze zijn soms schoolbreed, soms zijn ze georganiseerd per leerjaar. Soms is er een klassevertegenwoordigersoverleg. Minder dan de helft van de scholen heeft een afvaardiging van leerlingen in de MR . De mate waarin leerlingen op scholen zich via inspraak met schoolse aangelegenheden bezighouden lijkt te maken te hebben met onderwijsniveau. Van VBO/Mavo leerlingen werd wel vaker gezegd dat de behoefte tot inspraak er niet zo is. Het is aan de andere kant niet zo dat een hoger niveau van onderwijs vanzelfsprekend tot inspraak van leerlingen leidt. Vaker wordt er gemeld dat docenten als motor kunnen fungeren. Als er geen docenten zijn die de leerlingen motiveren dan is de activiteit van leerlingen op dit vlak vaker gering. Daar waar leerlingenraden niet aanwezig zijn wordt veelal wel moeite gedaan om leerlingen op een andere manier bij de school te betrekken. Dit kan bijvoorbeeld door buitenschoolse activiteiten, betrokkenheid bij projecten op school, en door de leerling binnen mentoruren de mogelijkheid te geven tot inbreng. Betrokkenheid van leerlingen wordt op veel scholen wel als een belangrijk punt beschouwd als het gaat om het scheppen van de juiste sfeer en de juiste verhoudingen op school. Een paar keer werd ook het belang van de leerlinggerichtheid van het onderwijs zelf genoemd. De betrokkenheid van schoolpersoneel bij leerlingenzorg De vraag in hoeverre de zorg voor de leerling en de zorg voor veiligheid op school breed gedragen wordt is moeilijk te beantwoorden. Soms werd tijdens de gesprekken wel aangegeven dat het een taak van iedereen op school betreft. In andere gesprekken kwam naar voren dat docenten wel signaleren, maar dat het niet de bedoeling is dat ze op eigen houtje dingen oplossen. In hoeverre de begeleidende taak van elke docent binnen scholen wordt vervuld of afgeschoven naar specialisten is uit dit onderzoek niet te concluderen. De betrokkenheid van ouders Ouders worden op allerlei fronten binnen school ingezet. Ouders die de wens hebben actief te zijn binnen de school hebben daar overal de mogelijkheid voor. Om het contact met ouders te bevorderen zijn er ouderwerkgroepen, ouderraden, contactouders en worden er nieuwsbladen uitgegeven. De ene school moet er duidelijk meer moeite voor doen om ouders bij de school te betrekken dan de andere. Er is ook een verschil in het belang dat de school hecht aan intensief contact met de ouders. Over het algemeen is er bij ouders meer animo voor ouderavonden die direct betrekking hebben op het eigen kind dan voor thema-avonden. Het belang van ouders voor de school wordt vaker hoog geacht. Ook naar ouders toe probeert de school laagdrempelig te zijn. Ouders hebben een signaleringsfunctie. De groep allochtonen is een moeilijke groep om bij de school te betrekken. Men hoopt samen met de schoolcontactpersonen van de SAD hierin verbetering te brengen. Pesten Ten aanzien van pesten zijn er weinig scholen die het zogenaamde pestprotocol gebruiken. Sommige scholen zijn er mee bezig en streven wel naar een ondertekend pestprotocol. Op de meeste scholen is er wel een duidelijke gang van zaken als zich pesten voordoet. Deze gang van zaken is soms vastgelegd in een pestbeleidsplan. Gewerkt wordt bijvoorbeeld met een driesporenbeleid waarbij er aandacht is voor de dader, het slachtoffer n de groep. De ernst van pesten als vorm van 'klein' maar soms ook 'groot' geweld wordt over het algemeen wel erkend. Slachtoffers worden serieus genomen en er is aandacht voor het groepsproces vooral als groepen zich moeten gaan vormen. Leerlingen, ouders en schoolpersoneel worden aangespoord het pesten te signaleren en te melden. Het is volgens sommige gesprekspartners moeilijk om leerlingen ervan te overtuigen dat het melden geen klikken is. Al met al kan geconcludeerd worden dat , in ieder geval gesprekspartners in het interview blijk geven van erkenning van pesten als probleem. Aan de andere kant lijkt er ook een idee te leven over pesten als zou het niet voorkomen of echt verholpen kunnen worden. Het is de vraag in hoeverre dit idee terecht is.
Technische maatregelen Op de meeste scholen zijn kluisjes voor leerlingen aanwezig ter preventie van diefstal. Een aantal scholen heeft bij de fietsenstalling technische maatregelen getroffen, bijvoorbeeld camera's geplaatst, om diefstal tegen te gaan. Op enkele scholen zijn ook binnen camera's te vinden. Ter preventie van inbraak zijn een aantal technische maatregelen genomen. Ook voor de veiligheid van het gebouw zelf zijn er natuurlijk technische maatregelen die getroffen moeten worden. In het denken over de zorg voor veiligheid binnen school voeren deze meer technische maatregelen zeker niet de boventoon. Over het algemeen realiseert men zich goed dat technische maatregelen uiteindelijk niet dé oplossing bieden voor veiligheid op school. Veel scholen denken in de trant van de campagne en realiseren zich dat het vooral handelt over de manier van omgaan met elkaar. Schoolregels De rol van schoolregels wordt over het algemeen erkend. Men hecht belang aan de manier waarop ze opgesteld zijn. Schoolregels mogen vooral niet te uitgebreid zijn. Alles vastleggen, zo werd gezegd, heeft geen zin. Vaker wordt in de regels de bedoeling uitgewerkt en niet de details. Soms wordt er ook bewust gesproken van schoolafspraken. Een aantal scholen gaat in de regels expliciet uit van het omgaan met elkaar en het respect voor elkaar. Het positief formuleren van de regels of afspraken wordt ook belangrijk gevonden. Uitgangspunten die worden gehanteerd zijn bijvoorbeeld 'respect voor elkaar', 'omgaan met elkaar'. Vaker werd ook gezegd dat er een beroep wordt gedaan op het normale, gezonde verstand. In het toepassen van de regels staat flexibiliteit hoog in het vaandel. Regels moeten niet star gehanteerd worden. Ze moeten worden aangepast aan de situatie. Soms lijkt dit ten koste te gaan van de helderheid van de regels. Naast deze basisregels zijn er meer dagelijkse regels uitgewerkt die gaan over te laat komen, ziek zijn etc. etc. Een aantal scholen hanteert ook regels als : niet van het plein af mogen tijdens pauzes en tussenuren, niet mogen roken op school (ook buiten niet), niet in bepaalde gedeeltes van het gebouw zijn tijdens pauzes en tussenuren. Over het algemeen worden de regels door de schoolleiding bepaald. Een paar scholen heeft samen met de leerlingen de schoolregels opgesteld. Dit laatste is voor het klimaat op school gunstig omdat leerlingen zich dan ook meer verantwoordelijk voelen voor het naleven ervan. Kleinschaligheid Kleinschaligheid is een belangrijk aandachtspunt voor een aantal scholen. In een kleinschalige setting is toezicht makkelijker en is er onderling een betere sociale controle. Kleinschaligheid wordt ook als een noodzaak gezien om duidelijkheid en structuur te bieden aan kwetsbare leerlingen. Surveilleren is effectiever als men elkaar kent. De ervaring leert bovendien dat bepaalde groepen op school, bijvoorbeeld brugklassers het erg prettig vinden om binnen school een eigen ruimte voor pauzes te hebben. Zo wordt kleinschaligheid binnen een grotere school gecreëerd. Calamiteitenplannen Op ruim de helft van de scholen zijn calamiteitenplannen aanwezig. Op sommige scholen worden de rampenplannen geoefend alhoewel dat nergens regelmatig lijkt te gebeuren. Op sommige scholen wordt aan een nieuw plan gewerkt. Klachtenregelingen Alle scholen hebben een klachtenregeling. Nog niet overal is de klachtenregeling officieel geaccepteerd. Veel scholen hanteren de stedelijke klachtenregeling die onlangs gezamenlijk is ontwikkeld. De bovenschoolse, regionale klachtencommissie moet daarvoor nog worden ingesteld. Er is nog maar weinig ervaring met klachtenregelingen. De indruk is dat een klachtenregeling alleen gebruikt wordt voor echt ernstige, serieuze klachten. Soms vindt men het ook meer een formaliteit omdat de klachten die er zijn wel door begeleiders binnen school worden opgevangen. Niet alle ervaringen met de klachtenregeling zijn positief. Alhoewel het belang van de klachtenregeling wordt erkend heeft men soms ook twijfel of de rechten van alle bij een klacht betrokken partijen wel rechtvaardig zijn verdeeld. Er moet in de klachtenregeling ook ruimte zijn voor de 'beklaagde' om haar/zijn kant van het verhaal te vertellen. De campagne 'de veilige school' Scholen kiezen uit het brede aanbod aan projecten en materialen datgene waarvan ze vinden dat in de eigen situatie past. De campagnefolder 'de veilige school' is op deze manier ook op een aantal scholen besproken, en heeft soms gediend als aanzet voor verdere activiteiten. Daar waar de campagne bekend is, zijn de reacties meestal positief. Er zijn scholen die werken met een ander project dat in de uitgangspunten gelijkenissen vertoont met 'de veilige school'. Op sommige scholen werd het als zeer storend ervaren dat de materialen uit de campagne niet leverbaar waren gedurende lange tijd. Ook hebben niet alle scholen de folder van de campagne ontvangen of is de folder om andere redenen niet op het bureau van deelnemers aan het interview beland. 4.3.: Wat zijn behoeftes en wensen van scholen bij het werken aan een veiliger school? Bij de vraag naar behoeftes en wensen kwamen vaak eerst klachten aan bod. Zo is men op meerdere scholen niet tevreden over de manier waarop er met verschillende buitenschoolse instanties samengewerkt kan worden. Er is behoefte aan snelle hulpverlening. De wachtlijsten bij het RIAGG van drie maanden zijn veel te lang. Bovendien koppelt de hulpverlening niet of slecht terug naar de scholen. Als leerlingen onder de zorg van een instantie zijn dan hoort de school er niks meer van. Het is voor scholen prettiger om te werken met én contactpersoon bij een instantie. Overleggen werkt dan beter. Het uitwisselen van ervaringen is voor een aantal scholen een wens. Bezwaar van anderen tegen een overleg of een platform is dat het weinig oplevert als het niet doelgericht of concreet wordt uitgewerkt. Het heeft volgens sommigen alleen zin als het overleg concreet en beleidsgericht is. Er zijn ook scholen die vinden dat er al genoeg ervaringen met anderen worden uitgewisseld. Een aantal keren is in de gesprekken een netwerk genoemd dat in ontwikkeling zou zijn. Waarschijnlijk doelt men hier op het parapluproject. Scholen die op de hoogte zijn van het paraplu project hebben hier wel verwachtingen van. In andere gesprekken is ook een beter contact met de politie genoemd waarbij de wens werd uitgesproken dat politie als hulpverlenende, adviserende instantie binnen school op zou treden. Een andere wens van scholen is dat de politie medewerking verleent als leerlingen aangifte komen doen. Als leerlingen aangifte willen doen van bijvoorbeeld een gestolen fiets dan wordt dat door politie als zinloos afgedaan. Ook is aangegeven dat er behoefte is aan middelen om bijvoorbeeld de verlengde schooldag verder uit te breiden. Buitenschoolse activiteiten vergroten de betrokkenheid van leerlingen. Ten aanzien van het bureau leerplicht is een paar keer genoemd dat een snellere actie wenselijk zou zijn. Daarnaast is leerplichtzaken nu meer curatief terwijl het vroeger ook preventief werk deed. Het preventieteam zoals het voorheen functioneerde, een periodiek overleg met coördinator, leerlingbegeleider, schoolarts en ambtenaar leerlingzaken, is een aantal keren als wens opgegeven. Ten aanzien van onderzoek is gezegd dat het goed zou zijn als resultaten van allerlei onderzoek waar scholen hun voordeel mee kunnen doen vaker op de school terecht zouden komen. Sommigen ervaren vanuit de maatschappij een steeds grotere druk. De ondersteuning is aan de andere kant minimaal. Van scholen mag niet worden verwacht dat ze deskundig zijn op alle gebieden, zo werd gezegd. Er bestaat dus een behoefte aan ondersteuning in de veelzijdige taak die de school vervult. De schoolcontactpersonen van de SAD zijn een aantal keren genoemd als voorzienend in een bestaande behoefte. Daar waar het contact met allochtone leerlingen en hun ouders verbetering behoeft, is men benieuwd naar deze nieuwe schoolcontactpersonen en is men benieuwd wat de hulp precies in zal houden. Scholen zijn hierover nog niet volledig geïnformeerd. Een andere wens is het gezamenlijk organiseren van scholing op gemeentelijk niveau. Nu is het zo dat mensen van de verschillende scholen voor hun bijscholing door het hele land reizen. Als er gezamenlijk iets aan scholing kan worden gedaan, dan bespaart dit tijd en geld. De meeste scholen lijken weinig heil te zien in het formaliseren van dat wat ze op het gebied van veiligheid doet. Daar waar wel met beleidsplannen gewerkt wordt, raadt men dat andere scholen met klem aan. Via beleidsplannen kan er een beter samenhangend geheel worden gemaakt. Door middel van beleidsplannen kunnen zaken gestructureerd besproken worden. Het veiligheidsbeleid moet door de hele school gedragen en besproken worden en het is ook aan te raden om er een verantwoordelijke binnen de schoolleiding voor aan te stellen.

5. Conclusies

5.1: Conclusies Er zijn grote verschillen tussen de scholen uit het onderzoek als het gaat om veiligheid op school. Er zijn verschillen in de mate waarin de school te maken heeft met incidenten en er zijn grote verschillen in de manier waarop scholen omgaan met veiligheid. Voor alle scholen in Nijmegen is veiligheid een issue. Dit betekent niet dat er ook overal sprake is van een expliciet veiligheidsbeleid. De verschillen tussen de scholen zijn groot. Dit maakt het moeilijk om algemene conclusies ten aanzien van 'de Nijmeegse situatie 'te trekken. Over het algemeen lijkt het in Nijmegen mee te vallen met het geweld op school. Als de resultaten van landelijke onderzoeken zoals ze in de inleiding zijn weergegeven worden vergeleken met de resultaten van dit onderzoek, dan valt op dat er in Nijmegen minder sprake zou zijn van zowel fysiek geweld als (im)materieel geweld. Het wapenbezit komt ook minder voor dan op grond van onderzoek verwacht kan worden. De landelijke percentages van scholieren die drugs zouden gebruiken, zijn in de gerapporteerde Nijmeegse resultaten niet te terug te vinden. De incidenten die tot 'groot' geweld gerekend worden zoals bedreiging met een wapen, mishandeling en seksueel geweld lijken op de scholen nauwelijks voor te komen. Als het gaat om plagen, pesten, schelden en vechtpartijtjes dan komt dit wel voor maar niet in dezelfde mate als verwacht kan worden naar aanleiding van landelijk onderzoek. Gezien het feit dat slechts een enkele Nijmeegse school op een structurele, anonieme manier haar leerlingen ondervraagt over veiligheid en geweld op school, is het de vraag of het hierboven geschetste positieve beeld van de veiligheidssituatie in het Nijmeegse voortgezette onderwijs spoort met de werkelijkheid. Over het algemeen realiseren de Nijmeegse VO-scholen zich goed dat technische maatregelen uiteindelijk niet de oplossing zijn voor het veiligheidsvraagstuk op school. Diefstal- en inbraakpreventie vragen technische maatregelen zoals camera's, kluisjes en alarmsystemen. Veel scholen denken in de trant van de campagne en realiseren zich dat het bij veiligheid op school vooral gaat om de manier van omgaan met elkaar. De manier waarop scholen invulling geven aan veiligheidsbeleid verschilt sterk. Veel aandacht, mankracht en inspanning gaan naar activiteiten op het secundaire niveau. Preventie-teams, leerlingenzorg en extra aandacht voor risico-leerlingen wordt tot dat niveau gerekend. Een aantal scholen besteedt veel tijd en energie aan het reageren op incidenten. De overtuiging van deze scholen is dat snel reageren en zogenaamd lik-op-stuk beleid preventief werkt. Wat op primair niveau aan maatregelen wordt getroffen is op het eerste gezicht niet altijd duidelijk. Bij primair niveau gaat het om maatregelen gericht op alle leerlingen en gericht op het bevorderen van een positief schoolklimaat en de sociale binding van leerlingen. Op sommige scholen is men expliciet bezig om de activiteiten meer richting primair niveau te richten. Op veel scholen lijkt er tot op heden geen veiligheidsbeleid op primair niveau te zijn.

REACTIES

M.

M.

super bedankt voor je scriptie op scholieren.com ik had r veel aan bij mijn spreekbeurt over veiligheid op scholen.

20 jaar geleden

K.

K.

Kunt u mij misschien vertellen wat de bronnen zijn van deze geweldige scriptie

Bij Voorbaat Dank,

Koen

19 jaar geleden

L.

L.

hey,

ik heb een vraagje:
waar heb je al die informatie gevonden, want ik doe namelijk ook mijn po over veiligheid op scholen

gegroet,

lisette van middelkoop

19 jaar geleden

S.

S.

Op een jongensopleiding is gemiddeld meer geweld dan op andere opleidingen.
Als meisjes sterk in de minderheid zijn is de kans aantoonbaar groter dat ze last van seksistische opmerkingen en seksuele intimidatie krijgen.
Op een streekschool is hangt een anoniemere sfeer dan in de buurtschool .
Dit zijn een aantal punten die door Leerlingengedrag onderzoekers niet erkent word , het lijkt mij er op dat ze in het algemeen de verschillende type scholen niet met elkaar willen vergelijken om geen enkele in diskrediet te brengen.
Onderzoekrs zijn voor hun onderzoeken afhankelijk van de toegankelijkheid van de school, dus...

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.