Stijl : Griekse kunst
Tijd : ± 500 voor Christus
Bijzonderheden : Dorische en Ionische bouwstijl
Kenmerken : * zuilen hebben dragende, en geen versierende, functie * beelden hebben de contrapost houding * beelden binnen goden, buiten sport helden * schilderkunst is rood- en zwart figurige vazen
Stijl : Romeinse kunst
Tijd : ± 118 voor Christus
Bijzonderheden : tongewelf, kruisgewelf, ribgewelf
Kenmerken : * gebruik van pilasters (halve zuilen) * gebruik van triomfbogen * beelden van keizers (als goden weergegeven) Stijl : Romaanse kunst
Tijd : ± 1000 t/m 1300
Bijzonderheden : veel heiligenbeelden
Kenmerken : * kerk in kruis vorm ( ) * beeldhouwkunst is religieuze kunst in dienst van kerk * schilderkunst in fresco´s in muren van de kerk
Stijl : Gotiek
Tijd : ± 1150 t/m 1500
Bijzonderheden : langgerekte figuren in weide gewaden
Kenmerken : * kerkbouwkunst: ribgewelven, spitsbogen, luchtbogen * deze drie voor het eerst samengevoegd in één kerk * geen draagfunctie dus ook glas in lood * beeldhouwkunst in opdracht van kerk * schilderkunst (miniatuur) voor versieringen
Stijl : Renaissance
Tijd : ± 1450 t/m 1550
Bijzonderheden : mens als persoonlijkheid
Kenmerken : * terugkering naar architectuurregels oudheid * terugkeer zuilenorde * hoog renaissance gekenmerkt door koepels * beeldhouwkunst menselijke anatomie terug gehaald Stijl : Maniërisme
Tijd : 1550 t/m 1600
Bijzonderheden : veel blinde vensters
Kenmerken : * voorloper “barok” (dynamiek, grote plasticiteit) * slangenmensen in beeldhouwkunst * ingewikkelde houdingen in schilderkunst * nog wel in opdracht van de kerk Stijl : Barok
Tijd : ± 1600 t/m 1750
Bijzonderheden : autoriteit Kerk verbeeld, overdadige vormgeving
veel verbeelden van gevoelens
Kenmerken : * veel kerkelijke dingen door contra reformatie * geen overzichtelijke composities * schilderachtige effecten in architectuur * zuilen volgens kolossale orde (zuilen bestrijken meer dan een verdieping * Rubens was een vooraanstaand Barok schilder * bewegelijk en onrust verbeeld Stijl : Rococo
Tijd : ± 1733
Bijzonderheden : overmaat aan versiersels
Kenmerken : * kunstvorm van de rijke burgerij * oosterse kunst motieven * veel bladgoud in interieur * beeldhouwkunst in hout
Stijl : (Neo-) Classicisme
Tijd : ± 1850
Bijzonderheden : naar maatstaven klassieke kunst (Grieken / Romeinen) menselijke anatomie geïdealiseerd
Kenmerken : * Jacques Louis David/ Ingres belangrijkste schilders * gulden snede belangrijk * symboliek en klassieke voorstellingen * menselijke anatomie, proportie, licht/schaduw * Arc de Triomphe
Stijl : Romantiek
Tijd : ± 1800 t/m 1870
Bijzonderheden : thema´s uit verleden opnieuw verbeeld (overweldigende natuur, sages, volkssprookjes) Kenmerken : * overheersing gevoel en fantasie * overdreven liefde voor de natuur * sterke nationalistische gevoelens verbeeld * afkeer van de werkelijkheid * exotische, sensuele en dramatische onderwerpen * sterke dynamiek Stijl : Realisme
Tijd : ± 1850
Bijzonderheden : naar de werkelijkheid geschilderd
Kenmerken : * gewone mensen / gebeurtenissen * zonder mooier te maken / eigen gevoelens * arbeidsleven verbeeldingen * School van Barbizon (natuur in openlucht) * architectuur: staal en gietijzer niet weggewerkt
Stijl : Impressionisme
Tijd : ± 1850
Bijzonderheden : heldere kleuren, ook voor schaduwen
Kenmerken : * Manet en Monet / Haagse en A´damse school * hoogteverschillen in kleurnuances * buiten schilderen, niet in atelier * vluchtige moment weergeven * levendige uitbeeldingen (beeldhouwkunst) Stijl : Arts and Crafts
Tijd : 1875
Bijzonderheden : behang, gordijnstof, tapijt, meubels
Kenmerken : * verzet tegen onesthetische industrialisatie producten * geïnspireerd op vormen uit natuur en middeleeuwen * hoogdruk * draagt bij tot ontwikkeling Jugendstil
Stijl : Neo-impressionisme/ pointilisme
Tijd : ± 1884
Bijzonderheden : niet in de buitenlucht maar in atelier (tijdrovend) pointillisme, divisionisme Kenmerken : * toepassing van kleur op wetenschappelijke basis
Stijl : Jugendstil / art nouveau
Tijd : ± 1890 t/m 1910
Bijzonderheden : slingerende vormen naar plant / oosterse vormen
Kenmerken : * versierend karakter * Japanse motieven * slanke vrouwengestalten * gestileerde plant en vogel vormen Stijl : Post-impressionnisme
Tijd : ± 1890
Bijzonderheden : vereenvoudigen van vormen tot basisvormen onrealistisch, persoonlijke geladenheid, felle kleuren
Kenmerken : * naar model, maar geen realistische voorstelling * meer harmonie in vorm en kleur dan impressionisme * Paul Cézanne / Vincent van Gogh * meer meer persoonlijke geladenheid * fel kleur gebruik
Stijl : Expressionisme (fauvisme, die Brucke, cobra) Tijd : ± 1910 t/m 1920
Bijzonderheden : verzet tegen natuurgetrouwe weergave, vereenvoudigde weergave, krachtige kleuren
Kenmerken : * de Vlaminck / Henri Matisse * nadrukkelijk tot uiting brengen van eigen gevoelens en gedachte´s van kunstenaar * spontaniteit speelt belangrijke rol
Stijl : (analytisch) Kubisme
Tijd : ± 1910 t/m 1914
Bijzonderheden : voorstellingen vereenvoudigt tot geometrische vormen
Kenmerken : * Georges Braque / Pablo Picasso * verschillende standpunten in een schilderij * Afrikaanse houtsnijkunst is van invloed (gezichten) * kleur is niet van belang * synthetisch kubisme: collage technieken Stijl : “De Stijl” Tijd : ± 1917
Bijzonderheden : Opgericht door geïsoleerde positie in WOI
Kenmerken : * Piet Mondriaan / Theo van Doesburg / Rietveld * niet langer individuele belichten maar het algemene * In het werk van Mondriaan herkennen we in de horizontalen en verticalen de essentie van elke vorm, (vanuit dezen zijn vierkanten, rechthoeken, diagonalen, cirkels en ellipsen te construeren) * gebruik van primaire kleuren en niet kleuren * architectuur: openheid en primair kleur gebruik Stijl : Dada
Tijd : ± 1920 (hoogtepunt) Bijzonderheden : afzetten tegen de rest
Kenmerken : * collagevorm * geheel van individuele zaken
Stijl : Abstract-expressionisme
Tijd : Na WOII
Bijzonderheden : Men onderscheid “action-painters” en “colorfieldpainting” Kenmerken : * wild gebruik van verf * geen voorstelling * handeling van de kunstenaar te zien
Stijl : Pop-art
Tijd : 1950 t/m 1970
Bijzonderheden : weergave van een op consumptie gerichte maatschappij
Kenmerken : * gebruik van materialen uit commercie (ads, pin-ups) * beelden uit stripverhalen * ontkenning artistieke waarden en tradities * vervreemding (vergroting, herhaling) * gebruik van gladde, harde, glamourachtige kleuren * ironische samenstelling
Stijl : Op-art
Tijd : 1955 t/m 1970
Bijzonderheden : gaat uit van de traagheid van ons eigen oog
Kenmerken : * het unieke eraan is het concept niet de uitvoering * verveelvoudigd door druk (kunst is niet uniek) Stijl : Arte Povera
Tijd : ± 1968
Bijzonderheden : “arme kunst” Kenmerken : * geen diepere betekenis achter kunstwerk * simpele technieken * goedkope / vergankelijke materialen
Tijd : ± 500 voor Christus
Bijzonderheden : Dorische en Ionische bouwstijl
Kenmerken : * zuilen hebben dragende, en geen versierende, functie * beelden hebben de contrapost houding * beelden binnen goden, buiten sport helden * schilderkunst is rood- en zwart figurige vazen
Stijl : Romeinse kunst
Tijd : ± 118 voor Christus
Bijzonderheden : tongewelf, kruisgewelf, ribgewelf
Kenmerken : * gebruik van pilasters (halve zuilen) * gebruik van triomfbogen * beelden van keizers (als goden weergegeven) Stijl : Romaanse kunst
Bijzonderheden : veel heiligenbeelden
Kenmerken : * kerk in kruis vorm ( ) * beeldhouwkunst is religieuze kunst in dienst van kerk * schilderkunst in fresco´s in muren van de kerk
Stijl : Gotiek
Tijd : ± 1150 t/m 1500
Bijzonderheden : langgerekte figuren in weide gewaden
Kenmerken : * kerkbouwkunst: ribgewelven, spitsbogen, luchtbogen * deze drie voor het eerst samengevoegd in één kerk * geen draagfunctie dus ook glas in lood * beeldhouwkunst in opdracht van kerk * schilderkunst (miniatuur) voor versieringen
Stijl : Renaissance
Tijd : ± 1450 t/m 1550
Bijzonderheden : mens als persoonlijkheid
Kenmerken : * terugkering naar architectuurregels oudheid * terugkeer zuilenorde * hoog renaissance gekenmerkt door koepels * beeldhouwkunst menselijke anatomie terug gehaald Stijl : Maniërisme
Tijd : 1550 t/m 1600
Bijzonderheden : veel blinde vensters
Kenmerken : * voorloper “barok” (dynamiek, grote plasticiteit) * slangenmensen in beeldhouwkunst * ingewikkelde houdingen in schilderkunst * nog wel in opdracht van de kerk Stijl : Barok
Tijd : ± 1600 t/m 1750
Kenmerken : * veel kerkelijke dingen door contra reformatie * geen overzichtelijke composities * schilderachtige effecten in architectuur * zuilen volgens kolossale orde (zuilen bestrijken meer dan een verdieping * Rubens was een vooraanstaand Barok schilder * bewegelijk en onrust verbeeld Stijl : Rococo
Tijd : ± 1733
Bijzonderheden : overmaat aan versiersels
Kenmerken : * kunstvorm van de rijke burgerij * oosterse kunst motieven * veel bladgoud in interieur * beeldhouwkunst in hout
Stijl : (Neo-) Classicisme
Tijd : ± 1850
Bijzonderheden : naar maatstaven klassieke kunst (Grieken / Romeinen) menselijke anatomie geïdealiseerd
Kenmerken : * Jacques Louis David/ Ingres belangrijkste schilders * gulden snede belangrijk * symboliek en klassieke voorstellingen * menselijke anatomie, proportie, licht/schaduw * Arc de Triomphe
Stijl : Romantiek
Tijd : ± 1800 t/m 1870
Bijzonderheden : thema´s uit verleden opnieuw verbeeld (overweldigende natuur, sages, volkssprookjes) Kenmerken : * overheersing gevoel en fantasie * overdreven liefde voor de natuur * sterke nationalistische gevoelens verbeeld * afkeer van de werkelijkheid * exotische, sensuele en dramatische onderwerpen * sterke dynamiek Stijl : Realisme
Tijd : ± 1850
Kenmerken : * gewone mensen / gebeurtenissen * zonder mooier te maken / eigen gevoelens * arbeidsleven verbeeldingen * School van Barbizon (natuur in openlucht) * architectuur: staal en gietijzer niet weggewerkt
Stijl : Impressionisme
Tijd : ± 1850
Bijzonderheden : heldere kleuren, ook voor schaduwen
Kenmerken : * Manet en Monet / Haagse en A´damse school * hoogteverschillen in kleurnuances * buiten schilderen, niet in atelier * vluchtige moment weergeven * levendige uitbeeldingen (beeldhouwkunst) Stijl : Arts and Crafts
Tijd : 1875
Bijzonderheden : behang, gordijnstof, tapijt, meubels
Kenmerken : * verzet tegen onesthetische industrialisatie producten * geïnspireerd op vormen uit natuur en middeleeuwen * hoogdruk * draagt bij tot ontwikkeling Jugendstil
Stijl : Neo-impressionisme/ pointilisme
Tijd : ± 1884
Bijzonderheden : niet in de buitenlucht maar in atelier (tijdrovend) pointillisme, divisionisme Kenmerken : * toepassing van kleur op wetenschappelijke basis
Stijl : Jugendstil / art nouveau
Bijzonderheden : slingerende vormen naar plant / oosterse vormen
Kenmerken : * versierend karakter * Japanse motieven * slanke vrouwengestalten * gestileerde plant en vogel vormen Stijl : Post-impressionnisme
Tijd : ± 1890
Bijzonderheden : vereenvoudigen van vormen tot basisvormen onrealistisch, persoonlijke geladenheid, felle kleuren
Kenmerken : * naar model, maar geen realistische voorstelling * meer harmonie in vorm en kleur dan impressionisme * Paul Cézanne / Vincent van Gogh * meer meer persoonlijke geladenheid * fel kleur gebruik
Stijl : Expressionisme (fauvisme, die Brucke, cobra) Tijd : ± 1910 t/m 1920
Bijzonderheden : verzet tegen natuurgetrouwe weergave, vereenvoudigde weergave, krachtige kleuren
Kenmerken : * de Vlaminck / Henri Matisse * nadrukkelijk tot uiting brengen van eigen gevoelens en gedachte´s van kunstenaar * spontaniteit speelt belangrijke rol
Stijl : (analytisch) Kubisme
Tijd : ± 1910 t/m 1914
Bijzonderheden : voorstellingen vereenvoudigt tot geometrische vormen
Kenmerken : * Georges Braque / Pablo Picasso * verschillende standpunten in een schilderij * Afrikaanse houtsnijkunst is van invloed (gezichten) * kleur is niet van belang * synthetisch kubisme: collage technieken Stijl : “De Stijl” Tijd : ± 1917
Kenmerken : * Piet Mondriaan / Theo van Doesburg / Rietveld * niet langer individuele belichten maar het algemene * In het werk van Mondriaan herkennen we in de horizontalen en verticalen de essentie van elke vorm, (vanuit dezen zijn vierkanten, rechthoeken, diagonalen, cirkels en ellipsen te construeren) * gebruik van primaire kleuren en niet kleuren * architectuur: openheid en primair kleur gebruik Stijl : Dada
Tijd : ± 1920 (hoogtepunt) Bijzonderheden : afzetten tegen de rest
Kenmerken : * collagevorm * geheel van individuele zaken
Stijl : Abstract-expressionisme
Tijd : Na WOII
Bijzonderheden : Men onderscheid “action-painters” en “colorfieldpainting” Kenmerken : * wild gebruik van verf * geen voorstelling * handeling van de kunstenaar te zien
Stijl : Pop-art
Tijd : 1950 t/m 1970
Bijzonderheden : weergave van een op consumptie gerichte maatschappij
Kenmerken : * gebruik van materialen uit commercie (ads, pin-ups) * beelden uit stripverhalen * ontkenning artistieke waarden en tradities * vervreemding (vergroting, herhaling) * gebruik van gladde, harde, glamourachtige kleuren * ironische samenstelling
Stijl : Op-art
Tijd : 1955 t/m 1970
Kenmerken : * het unieke eraan is het concept niet de uitvoering * verveelvoudigd door druk (kunst is niet uniek) Stijl : Arte Povera
Tijd : ± 1968
Bijzonderheden : “arme kunst” Kenmerken : * geen diepere betekenis achter kunstwerk * simpele technieken * goedkope / vergankelijke materialen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
J.
J.
Welke stoming was er in 1995?
12 jaar geleden
Antwoorden