Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

hoofdstuk 1, basisstof 1 t/m 6 Biologie voor jou

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 1437 woorden
  • 29 juni 2015
  • 33 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
33 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Basisstof 1 wat is verbranding?
Een stof die je verbrandt is brandstof. We zeggen dat bij de verbranding energie vrijkomt in de vorm van beweging en warmte. De stoffen die ontstaan bij verbranding noemen we verbrandingsproducten.

Bij verbranding van een kaars ontstaan verbrandingsproducten en komt energie vrij in vorm van licht en warmte. Nadat je een potje over de brandde kaars is gezet, gaat de vlam uit. Dat komt doordat de zuurstof in het potje dan verbruikt is. Voor verbranding is zuurstof nodig. Bij verbranding ontstaat water en koolstofdioxide. Koolstofdioxide verdwijnt zodra je water kookt.

Helder water word troebel als er koolstofdioxide bij komt. Een stof waarmee je een andere stof kan aantonen noem je indicator.

Basisstof 2 ingeademde en uitgeademde lucht
Lucht bestaat uit verschillende gassen. Lucht bestaat vooral uit stikstof en zuurstof. veder bestaat het een beetje uit koolstofdioxide en edelgassen. De lucht die je uitademt heeft een andere samenstelling dan de lucht die je hebt ingeademd.

Basisstof 3 verbranding in organisme
Als je inademt neem je zuurstof uit de lucht op. Als je uitademt geef je koolstofdioxide af aan je omgeving. Ook raak je water en energie (warmte) kwijt bij het uitademen.

Ook in je lichaam vind verbranding plaats. Verbranding vind plaats in elke cel van je lichaam. Het vind ook voortdurend plaats, zonder verbranding gaat een cel dood. Voor de verbranding in je lichaam is brandstof nodig. De meest gebruikte brandstof in cellen is glucose. Bij de verbranding in je lichaam komt energie vrij. Alle organen in je lichaam hebben energie nodig om te werken. Ook is er energie nodig om je lichaam op de juiste temperatuur te houden.

Bij koudbloedige dieren is de lichaamstemperatuur ongeveer gelijk aan de temperatuur van de omgeving waarin het dier leeft. Bij warmbloedige dieren is het lichaamstemperatuur altijd hetzelfde (constant). De meeste dieren zijn koudbloedig.

De verbranding in cellen hangt af van de lichaamstemperatuur. Als de lichaamstemperatuur laag is, vind er weinig verbranding plaats, bij hoge lichaamstemperaturen is dat andersom.

Doordat in de winter de temperatuur van de omgeving laag is, zal bij de koudbloedige dieren de lichaamstemperatuur ook laag zijn. Zo vind er weinig energie vrij, hierdoor kunnen koudbloedige dieren in de winter maar weinig bewegen. Veel koudbloedige dieren houden in de winter ook een winterslaap op een beschutte plaats.

Warmbloedige dieren hebben een constante lichaamstemperatuur en daarom valt er in hun lichaam voortdurend veel verbranding plaats. In de winter hebben deze dieren veel energie nodig om hun lichaamstemperatuur op pijl te houden. Hierdoor vind extra veel verbranding plaats in de winter. Daarvoor hebben ze veel eten nodig (wat weer veel energie verbruikt).

Warmbloedige dieren hebben isolatiemiddelen voor een constant houden van lichaamstemperatuur. Zoogdieren hebben een vetlaag onder de huid en een dikke vacht met haren. Vogels hebben ook een vetlaag onder de huid en een dik verenpak. Veel vogels trekken ook naar warmere streken en bepaalde zoogdieren gaan naar warmer wateren.

Basisstof 4 het ademhalingsstelsel

Je ademt door je neus of door je mond, de lucht komt dan in je neus of mondholte terecht. Via de keelholte en het strottenhoofd komt het lucht uit in de luchtpijp. De luchtpijp vertakt ze zich in 2 bronchiën: een naar de linkerlong en een naar de rechte long. De bronchiën vertakken zich in steeds fijnere buisjes, de longpijptakjes. Elk longpijptakje eindigt met een trosje longblaasjes.

De neusholte is van binnen bekleed met neusslijmvlies. Het neusslijmvlies bevat slijm producerende cellen. Daardoor is de binnenkant van je neus heel vochtig. Dicht onder het neusslijmvlies lopen allemaal bloedvaatjes. Het bloed verwarmt het neusslijmvlies, en die weer op zijn beurt het binnenstromende lucht.

Lucht die je inademt is meestal niet helemaal schoon, daarom groeien in de neusholte neusharen die de grote stofdeeltjes tegenhouden. Dieper in de neusholte liggen in het neusslijmvlies trilharencellen. De trilharen maken een golvende beweging, waardoor het slijm naar de keelholte gaat en je het doorslikt. De neusharen en het neusslijmvlies voorkomen dat de meeste ziekverwekkers en stofdeeltjes niet in de tere longblaasje terecht komen.

Boven in de neusholte bevind zich het reukzintuig. Dat keurt de binnenstromende lucht en waarschuwt je er als er stinkende gassen inkomen. Sommige mensen ademen met hun mond. Doordat er geen -te weinig- vocht en warmte bijkomt kan je een longontsteking krijgen.

Tussen de keelholte en luchtpijp ligt je strottenhoofd. Hier liggen je stembanden. Als je voedsel inslikt sluit het strotklepje de luchtpijp af en de huig de neusholte. Als het strotklepje of de huig niet goed sluit kan je je verslikken.

De wand van de luchtpijp bevat hoefijzervormige kraakbeenringen. De luchtpijp staat altijd open en is soepel en beweegbaar. De luchtpijp splits zich in 2 takken: de bronchiën. Naar elke long gaat een bronchie. De bronchiën vertakken zich in steeds fijnere vertakkingen: de luchtpijptakjes. De wanden van deze takjes bevatten spiertjes. Aan het uiteinde van de luchtpijptakjes zitten longblaasjes.

De binnenwand van de luchtwegen is bekleed met slijm producerende cellen en trilhaarcellen. De trilhaarcellen verplaatsen het slijm naar de keelholte. Daar word het slijm ingeslikt.

De wand van de longblaasjes zijn erg dun. Ze zijn omgeven door en netwerk van fijne bloedvaatjes, de longhaarvaten. In de luchtblaasjes bevind zich lucht en in de longhaarvaten bloed. Tussen de longblaasjes en longhaarvaten vind gaswisseling plaats. Zuurstof gaat vanuit de lucht in de longblaasjes naar het bloed in de longhaarvaten. Het bloed vervoert de zuurstof naar alle cellen. Bij het verbranden in de cellen ontstaat CO2. De cellen geven CO2 af aan het bloed, die het weer vervoert naar de longen. In de longen gaat het CO2 vanuit het bloed in de longhaarvaten naar de lucht in de longblaasjes.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

De wand van de longblaasjes zijn erg dun. Ze zijn omgeven door en netwerk van fijne bloedvaatjes, de longhaarvaten. In de luchtblaasjes bevind zich lucht en in de longhaarvaten bloed. Tussen de longblaasjes en longhaarvaten vind gaswisseling plaats. Zuurstof gaat vanuit de lucht in de longblaasjes naar het bloed in de longhaarvaten. Het bloed vervoert de zuurstof naar alle cellen. Bij het verbranden in de cellen ontstaat CO2. De cellen geven CO2 af aan het bloed, die het weer vervoert naar de longen. In de longen gaat het CO2 vanuit het bloed in de longhaarvaten naar de lucht in de longblaasjes.

Bloed dat naar de longblaasjes stroomt, is zuurstofarm en koolstofdioxiderijk. Bloed dat van de longblaasjes wegstroomt, is zuurstofrijk en koolstofdioxide-arm.

Basisstof 5 inademen en uitademen

Bij de rib-ademhaling bewegen de ribben en het borstbeen. De kraakbeen en de gewichten zorgen ervoor dat ze kunnen bewegen. Als je inademt bewegen je ribben en borstbeen omhoog. Als je uitademt bewegen je ribben en borstbeen omlaag.

Bij de middenrifademhaling bewegen het middenrif en de buikwand. Als je inademt beweegt het middenrif omlaag. Als je uitademt beweegt je middenrif omhoog.

Basisstof 6 gezonde luchtwegen en longen

De oorzaak kan een ziekte aan de ademhalingsstelsel zijn, bijv. Astma. De oorzaak kan ook zijn dat je schikkelijke stoffen hebt ingeademd, bijv. luchtvervuiling of roken. Of het kan zijn dat je heel gevoelig bent voor bepaalde stoffen in de ingeademde lucht. Dit is geval bij sommige allergieën, zoals hooikoorts.

In de lucht die je inademt kunnen ook stuifmeelkorrels zitten. Je ademt dit stuifmeel in. Deze korrels blijven dan kleven op de slijmvlies in je luchtwegen. Dit is de belangrijkste oorzaak van hooikoorts. Hooikoorts is de meest voorkomende vorm van allergie (dan ben je overgevoelig voor bepaalde stoffen.) Als je deze stoffen inademt of eet krijg je een allergische reactie.

Voorbeelden van Allergische reacties:

  • Brandig gevoel
  • Jeuk
  • Ontstekingen

Huisstoofallergie wordt meestal veroorzaakt door de uitwerpselen van huisstofmijten (kleine diertjes van nog geen millimeter groot.)

Basisstof 7 roken

De rook van tabak is een mengsels van gassen en fijne teerdruppels. Veel kankerverwekkende stoffen zitten in de teerdruppeltjes. De teer die je met de tabaksrook inademt blijft plakken aan het slijmvlies van je longen. Na verloop van tijd vormt de teer een laagje aan de binnenkant van je luchtwegen. Door het teer kunnen de trilharen hun werk niet meer doen en worden de ingeademde stofdeeltjes niet meer naar de keelholte verplaats. Teer veroorzaakt ook een bruine uitslag.

Nicotine is de stof die ervoor zorgt dat mensen verslaafd raken aan het roken. Wanneer ze te weinig nicotine binnenkrijgen hebben ze behoefte aan een sigaret.

Koolstofmono-oxide is ook een gas dat in rook voorkomt. Als je dit inademt kan je bloed minder goed zuurstof vervoeren. Hierdoor krijg je slechte conditie. Ook is het reukloos en kunnen mensen overlijden aan Koolstofmono-oxidevergiftiging.

Als je niet rook kan je ook slechte stoffen binnenkrijgen. Dat heet passief roken.

Er zijn veel maatregelingen genomen om mensen van roken af te krijgen:

  • Waarschuwingen op verpakkingen van sigaretten en shag
  • Geen reclame maken
  • Geen rookwaren verkocht worden onder de 16
  • Verboden om te roken in openbare ruimtes, openbaar vervoer en werkplek.

Meeste mensen denken dat roken niet zo erg is en beginnen omdat ze het stoer vinden. Als je begint aan roken raak je snel verslaafd. Veel mensen kunnen niet stoppen omdat ze een hoeveelheid nicotine nodig hebben in hun lichaam. Het binnenkrijgen van nicotine is een behoefte geworden. Als je niet toegeeft aan die behoefte kan je snel boos of rusteloos worden. Sommige mensen gaan meer eten.

De verschijnselen die ontstaan bij het stoppen van een verslaving noem je ontwenningsverschijnselen, ze verdwijnen na enige tijd.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.