Massamedia

Beoordeling 8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 5021 woorden
  • 4 december 2002
  • 65 keer beoordeeld
Cijfer 8
65 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1 Massamedia: middelen die leiden tot communicatie. Communicatie: een doorlopend proces waarbij een zender bedoeld of onbedoeld informatie overbrengt aan een ontvanger. De mededeler is hierbij de zender, en de gene die de boodschap krijgt de ontvanger. - eenzijdige communicatie
Eenrichtingsverkeer; de zender geeft een bericht aan de ontvanger maar de ontvanger reageert hier niet op. ( docent, journalist, lezing) - meerzijdige communicatie
Mensen zijn tegelijk zender en ontvanger, ze reageren op elkaars boodschappen. De ontvanger reageert op de boodschap van de zender → feedback ( de ontvanger is zender geworden en de zender ontvanger) - verbale communicatie; communicatie d.m.v gesproken en geschreven woorden ( gebarentaal, signalen van de politie) - non-verbale communicatie; communicatie zonder woorden. ( gevoelens, lichaamstaal) Communicatie zonder technische hulpmiddelen → directe communicatie (gesprekken,vrijen) Communicatie met behulp van technische hulpmiddelen → indirecte communicatie ( telefoongesprek, briefwisseling en een radio-uitzending) Uitleg van een boodschap hangt af van je referentiekader; het geheel van kennis, ervaringen en verwachtingen. Door verschillen in referentiekaders kan een communicatiestoornis ontstaan; misverstand bij communicatie door het verschil van referentiekaders

Een referentiekader is gevormd door socialisatie → proces waarbij de mens wordt voorbereid op zijn rol in de samenleving. Informatie: nieuws en kennis: Nieuws is datgene dat wetenswaardig voor jou is ( subjectief). Kennis is datgene dat iemand al weet. Iets is voor iemand nieuws als: - het moet uitzonderlijk zijn - het moet een samenhang vertonen met andere feiten - iemand moet voorkennis hebben Massacommunicatie → communicatie gericht op een publiek - openbaar - niet altijd een groot aantal ontvangers - bijna altijd eenzijdig - bijna altijd indirect - vindt vaak plaats met behulp van technische hulpmiddelen - draagt bij aan de zogenaamde openbaarheid ( zodat het publiek een opinie kan vormen) Hoofdstuk 2 De media vervult 4 taken: - ze kunnen leverancier zijn van informatie ( nieuws, weer, dagbladen en radio) - ze kunnen opinies en gedrag beïnvloeden ( recensies, opiniërende artikelen) - ze kunnen kennis en inzicht geven ( kaderkranten, opinieweekbladen) - ze bieden verstrooiing ( strips, puzzels, show en misdaadprogramma’s) Functie: elk objectief waarneembaar effect of gevolg van een menselijke activiteit voor een groep mensen of voor de samenleving. Massamedia heeft gevolgen voor de samenleving: - cultuuroverdracht - draagt bij aan blikverruiming ( kennis maken met andere aspecten van de samenleving) - dragen kennis en inzicht over - overdracht van kennis en informatie tussen overheid en burgers - uitwisselingen van mening
Cultuur: - het geheel van normen en waarden, gewoonten/gebruiken van een groep/volk - kunst
Normen → regels voor het gedrag, geven aan hoe mensen zich moeten gedragen
Waarden → opvattingen over wat goed, mooi, belangrijk en nastrevenswaardig is. Vooroordelen: negatieve beoordeling gebaseerd op gebrek aan kennis, stereotypen zijn clichébeelden. Massamedia beïnvloedt meningsvormen: - ze vormen publieke agenda ( ze bepalen waar de mensen over nagaan denken en praten) - bepalen hoe er over wordt gepraat en gedacht. De media kan niet alle taken optimaal vervullen doordat: - de media is vaak marktgericht ( ze richten zich op gemiddeld publiek, ze willen winst maken) - eenzijdige communicatie ( daardoor beantwoorden ze niet altijd aan maatschappelijke behoeften) - ze zijn afhankelijk van persbureau’s ( deze werken ook commercieel en hebben weinig concurrentie) Hoofdstuk 3 Selectieve perceptie: mensen nemen slechts een deel waar van wat er gebeurt; ze nemen alleen waar wat in hun referentie kader past. Massamedia heeft ook te maken met selectieve perceptie, hun beeld is ‘gekleurd’ Nieuws doorloopt vele stadia’s, het nieuws wordt verzameld door persbureau’s over de hele wereld. Persbureau: verslagevers, redacteuren en correspondenten die nieuws verzamelen en die per telex naar journalisten sturen. Nederland heeft ook een persbureau: Algemeen Nederlands Persbureau ( ANP) Het is nieuws voor journalisten als: - gebeurtenissen of uitspraken moeten uitzonderlijk zijn - gebeurtenissen moeten gevolgen hebben voor grotere groepen mensen - gebeurtenissen moeten actueel zijn ( gisteren/ vandaag) - gebeurtenissen moeten belangrijk/doel zijn van het medium - gebeurtenissen waarover langere tijd gepubliceerd kan worden hebben meer nieuwswaarde dan eenmalige incidenten - gebeurtenissen moeten eenvoudig uit te leggen zijn aan een groot publiek - in het nieuwsaanbod moet afwisseling zitten. Bij televisie moeten er ook nog filmbeelden aanwezig zijn. Journalisten moeten proberen objectief te zijn, daarom: → Journalistieke normen - ze moeten informatie kunnen verifiëren (bevestigen) - ze moeten hoor-en wederhoor toepassen ( beide partijen moeten worden gehoord) - Informatie en opinie moeten ze scheiden
media = pluriform
Hoofdstuk 4 Veel mensen vragen zich af wat de invloed van massamedia op de mens is, de oudste theorie hier voor is de injectienaaldtheorie: De media manipuleert de massa, de inhoud van de boodschap is van directe invloed op de ontvangers. Deze theorie is niet juist gebleken. Andere theorieën gingen uit van een veel beperktere rol van de media op de mens, Theorie van het tweetrapsmodel: Netwerk waarbinnen massacommunicatie plaatsvindt, bestaat uit 2 delen – opinieleiders - volgers
De opinieleiders verwerken eigen geselecteerde informatie, volgers laten hun mening afhangen van de (geïnformeerde) leiders. Ook deze theorie bleek niet juist te zijn, doordat de slecht geinformeerden vaak alleen met elkaar praten en de goed geinformeerden alleen met elkaar. Hierna ging men zich afvragen, wat doet mensen met media? Dit leidde tot de Selectiviteitstheorieen: Media zendt uit wat mensen leuk vinden, de ontvangers bepalen zelf of ze door de massamedia beïnvloedt worden. De moderne theorie is de agendatheorie, hierbij bepaald de media over welke onderwerpen er in de maatschappij wordt gedacht, doordat zij de nieuwsitems selecteren. Toch krijgen mensen een vertekend beeld, doordat aan bepaalde soorten nieuws meer aandacht wordt besteed zo zal de ‘zware’ televisiekijker zich minder veilig op straat voelen doordat hij dag in dag uit met geweld wordt geconfronteerd. Hoofdstuk 5 Pers: alle gedrukte massamedia
Omroep: radio en televisie
Toen de Nederlandse staat zich nog aan het ontwikkelen was kon de pers dat ook goed doen volgens het marktmechanisme: → De wet van vraag en aanbod bepaald welke bladen kunnen groeien en welke moeten verdwijnen. De pers: - heeft geen toestemming nodig van de overheid - is afhankelijk van winst - hun inkomsten zijn: abonnees, advertenties en de verkoop van losse nummers. De Nederlandse staat probeerde in de 20e eeuw invloed te krijgen op de omroep hierdoor: - toestemming van de overheid nodig, ze verlenen een zendmachtiging die ze krijgen als ze aan de door de overheid gestelde voorwaarden voldoen. - geen winst maken, niet commercieel
De grondwet: de meest fundamentele wet in een democratisch land. In de wet staat geregeld: → Wat de verhouding tussen burgers en overheid is en welke taken en bevoegdheden de overheid ten aanzien van de burgers heeft. Er zijn ook regels voor de massamedia op gebied van vrijheid van godsdienst, levensovertuiging en meningsuiting: - de overheid mag geen censuur ( = controle en eventueel verbieden van teksten voordat ze in het openbaar verschijnen) uitoefenen op alles wat gedrukt en uitgegeven wordt. - niemand heeft toestemming nodig om gedachtens/gevoelens te uiten. - de regels gelden ook voor radio en televisie, maar er is geen toezicht op de inhoud van radio en televisie. - de bovenstaande regels gelden niet voor reclame. Alles is behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Bijvoorbeeld posters met ‘houd Nederland blank’ kan de rechter verbieden, het zet aan tot rassenhaat. Roddelbladen kunnen ook worden aangeklaagd mits de benadeelde de gemaakte fouten kan aantonen/bewijzen. Verschoningsrecht: het recht om informatie die iemand bij de uitoefening van zijn beroep heeft verkregen, verborgen te houden ( advocaten, geestelijken en dokters). Journalisten willen dit recht graag, maar dan zouden zij dit ongecontroleerd kunnen gebruiken en grote verdachtmakingen kunnen publiceren. Overheidsbeleid: - Vrijheid van meningsuiting beschermen - Bescherming van de pluriformiteit ( ook cultuuroverdracht) - Democratie
De overheid neemt hier een zorg functie op zich. Zorgfunctie: overheid zorgt ervoor dat de media hun werk optimaal kunnen verrichten

CDA en deels PVDA zijn bang dat doordat de commerciële omroepen alleen maar de wensen van de massamedia kijkt de publieke omroepen zullen verdwijnen, de VVD vindt dit niet. Hoofdstuk 6 Kranten publiceren 6 verschillende soorten berichten: 1) Beleidsinformatie; nieuwsfeiten en achtergronden van politieke en maatschappelijke ontwikkelingen
2) Human-Interest; stukjes over alledaagse of over juist bijzondere gebeurtenissen, vermaak. 3) Verstrooiing; strips, sportbladen
4) Praktische Informatie; weerbericht, beursberichten, recepten, koken, uitgaan, praktische tips voorde lezer
5) Opinie; redactioneel commentaar op nieuws, columns, ingezonden brieven, cartoons. 6) Advertenties; enig verschili is dat het niet onder de verantwoording van de redactie valt. Landelijke dagbladen: zijn in alle delen van het land verkrijgbaar, binnen en buitenlands nieuws het binnenlands nieuws is bij hen van nationaal belang. Regionale bladen: verschijnen binnen de regio, meer belangstelling voor nieuws uit de regio. Tussen deze 2 categorieën in zitten het parool en het vrije volk, zij hebben het meest abonnees in Rotterdam en Amsterdam en brengt ook nieuws uit die omgeving; dit zijn semi-regionale dagbladen
Grootste landelijke dagbladen: Telegraaf, AD, Volkskrant, NRC, Trouw
Kleiner: Reformatorisch Dagblad, Nederlands Dagblad en Het Financieel Dagblad. De Gelderlander is het grootste regionale dagblad. Ochtendblad: nieuws van de hele vorige dag, verschijnen voor 6 uur. Avondblad: nieuws van de nacht en ochtend, vorige middag en avond. Alleen de NRC is een avondblad van de 5 populaire bladen. Populaire Massakranten: - veel human-interest en verstrooiing - drukke, opvallende opmaak - doelgroep ligt gemiddeld lager, lager opleidingsniveau ( telegraaf) Kaderkranten: - beleidsinformatie - minder opvallende opmaak, meer tekstruimte, minder grote koppen - gemiddeld hoger opleidingsniveau ( NRC) Kleur van de kranten: Volkskrant: progressief, links
Trouw: protestants-christelijk, links van het midden

NRC: liberaal
AD: zegt zelf neutraal, maar wordt gezien als rechts van het midden
Telegraaf: zegt zelf neutraal, wordt gezien als rechts
De identiteit ( karakter) van een krant ligt niet vast, de kleur is te herkennen aan hun nieuwsselectie. Bijvoorbeeld de Volkskrant is vaker positief over linkse partijen dan de telegraaf en zo heeft Trouw een aparte kerkpagina. Regionale kranten hebben vaak geen echte eigen identiteit, zij proberen het iedereen naar de zin te maken. Tijdschriften
Het meest gelezen zijn de -Damesbladen; margriet, Opzij, Cosmopolitan. -Familiebladen; Panorama, Nieuwe Revu -Mannenbladen; Playboy, Penthouse -Gossip of Roddelbladen; Story, Privé, Weekend human-interest -Jeugdbladen: Donald Duck, Tina -Omroepbladen; radio en tv achtergrond informatie. -Hobbybladen/ Sportbladen/ Vaktijdschriften
Opiniebladen: Lezer informeren over de achtergronden van maatschappelijke, economische, politieke en culturele ontwikkelingen. Door de opkomst van de dagbladen moesten sommige opiniebladen verdwijnen: De Nieuwe Linie: links
En sommige moesten fuseren: Haagse Post + De Tijd: links liberaal
Nederlandse opiniebladen van nu zijn weekbladen, Elsevier (rechts) en Vrij Nederland (links) Huis-aan-huisbladen: Gratis, plaatselijk nieuws met veel reclame. → het nieuws is hier smeermiddel voor reclame Hoofdstuk 7 Streven naar een zo groot mogelijk publiek → marktgerichtheid
Dus massamedia handelt economisch. Inkomsten van Dagbladen: - abonnomenten - losse nummers - advertenties - STER-opbrengsten, sinds 1969 krijgen dagbladen een deel van de reclameopbrengsten doordat adverteerders door de komst van de televisie minder in de pers investeren. Veel dagbladen zijn verdwenen door: - ontzuiling; veel regio’s hadden eigen Katholieke, Protestantse etc kranten, nu is dat samengevoegd tot 1 krant - opkomst van de televisie - invoering van de STER-reclame - dat de dagbladen steeds meer afhankelijk waren van de advertenties
Persconcentratie: - Aantal dagbladen is verminderd - steeds minder uitgevers hebben een groter deel van de totale bladenmarkt in handen gekregen. Telegraaf » de telegraaf

Nederlandse Dagblad Unie (NDU) » Ad en NRC
Perscombinatie ( PC)» Parool, Trouw en Volkskrant
Het leek er eerst op dat de NDU en de PC zouden gaan fuseren maar dit ging niet door doordat zij het niet eens konden worden over onderlinge verhoudingen. Verenigde Nederlandse Uitgeversbedrijven (VNU) zorgt voor alle regionale kranten. Persconcentratie wordt veroorzaakt door 2 verschijnselen: - oplagespiraal: geeft het verband aan tussen oplage, advertentiekomsten en kwaliteit. Als dit getal daalt dan daalt ook het aantal adverteerders. - Technologische veranderingen
investeren in nieuwe machines
Ook is er sprake van Monopolievorming: - VNU heeft bijna alle jeugdbladen in handen - in sommige regio’s is er nog maar 1 krant
Marktsegmentering: Het publiek is steeds meer verdeeld in groepen waardoor er veel afzonderlijke bladen verschenen ( tussen 1970 en 1980) In 1980 is dit vrijwel gestopt, doordat de consument geïndividualiseerd en welvarend is. Specialinterest bladen: alleen bijvoorbeeld voetbalschoenen of lingerie. Uitgevers doen pogingen om hun actualiteiten tot buiten de pers uit te breiden: - proberen de hele bedrijfskolom ( alle activiteiten die nodig zijn om een product bij de klant te brengen) in handen te krijgen - geheel nieuwe producten in handen krijgen ( bv. Audiovisueel) Door dit alles is de pers in handen gekomen van kleinere groep mensen, de pluriformiteit wordt hierdoor bedreigd. Redactie en directie moeten onafhankelijk zijn. Directie: zakelijke kant
Redactie: zorgen voor de inhoud van het blad
Bijvoorbeeld door financiële problemen eist de directie van de redactie dat ze de stukjes met een andere inhoud gaan schrijven. Om dit te voorkomen is er in de CAO van journalisten een redactiestatuut opgesteld: In de redactiestatuut is de identiteit van de krant opgesteld en is de verhouding tussen directie en (hoofd) redactie vastgelegd. Het statuut bepaalt dat de krant het geestelijk eigendom van de journalisten is. Hoofdstuk 8 De overheid heeft meer grip op de regels van de omroep gehad. → Mediawet ; regels die de omroep regelen

Deze wet gaat er van uit dat het hele omroepbestel een publiekbestel moet zijn. Omroepbestel: de gehele organisatie van de Nederlandse omroep
Publiek bestel: - niet commercieel, maar publiek ( geen winst maken, geen commerciële activiteiten ( activiteiten met als doel winst) inkomsten komen uit omroepbijdragen en STER) - het bestel is open (iedereen die aan de wettelijke voorwaarden voldoet krijgt zendtijd en financiële steun van de overheid) - Programmatische autonomie ( zendgemachtigden hebben zelf de vrijheid om de inhoud van hun programma samen te stellen) De media wet onderscheidt de volgende omroepinstellingen: - 1) Omroepvereningen - 2) Nederlandse Omroep Stichting ( NOS) - 3) Stichting Ether Reclame ( STER) - 4) Educatieve omroepinstellingen - 5) Lokale en regionale omroepinstellingen
1) Omroepverenigingen: verenigingen of stichtingen met een minimum aantal leden die vanuit een eigen identiteit radio en televisie programma’s brengen. Om een zendmachtiging te krijgen: a) ze moeten een eigen identiteit hebben ( levensbeschouwelijke of politieke standpunten en op welke groep mensen ze zich richten) b) Ze moeten georganiseerd zijn als een vereniging of stichting ( ze mogen geen winst maken, het geld dat ze binnenkrijgen moeten ze gebruiken voor hun programma’s, inkomsten: ledencontributies, verkoop omroepbladen en merchandising: verkoop van artikelen die met de omroepvereniging en programma’s te maken hebben
c) een volledig programma pakket, ( een totaalprogramma, cultureel ( 20%) educatief (5%) informatief (25%) verstrooiing (25%) d) ze moeten over minimaal aantal betalende leden beschikken ( groep A- meer dan 450 000 betalende leden, groep B tussen 300.000-450 000 groep C 150 000-300 000) Er zijn momenteel alleen A groepen. Omroepvereniging begint als aspirant-omroep: Moeten aan alle voorwaarden voldoen als de andere omroepverenigingen behalve aan de voorwaarden van het ledenaantal. Zij moeten sowieso beginnen met 60.000 betalende leden, dan krijgen ze 2 jaar lang de helft van de zendtijd van groep C, als ze binnen 2 jaar niet de C status hebben bereikt dan verliezen ze hun zendtijd. VOO, Veronica Omroep Organisatie → neutraal voor jongeren
AVRO, Algemene Vereniging Radio-Omroep→ neutraal-liberaal
TROS, Televisie en radio omroepstichting→neutraal voor de gewone man
KRO, Katholieke Radio Omroep→ Katholiek
NCRV, Nederlandse Christelijke Radio Vereniging→ protestants-christelijk
VARA, Vereniging van Arbeiders Radio Amateurs→ sociaal-democratisch
EO, Evangelische Omroep→ rechtzinnig protestants-christelijk
VPRO, Vrijzinnig Protestantse Radio Omroep→ progressief en intellectueel
TROS, AVRO en EO zijn rechts. KRO EN NCRV zijn meer godsdienstig dan politiek, zij staan meer in het centrum. VARA EN VPRO zijn links. De identiteit van een omroep is te herkennen aan de actualiteiten rubriek, bijvoorbeeld een enquête over de invoering van de doodstraf is iets voor een rechtse omroep een item over de problemen van de bijstandmoeders is meer iets voor een linkse omroep. Maar ook in de overige programma’s komt het naar voren, bijvoorbeeld de VPRO films zijn vaak zware psychologische drama’s. In 1992 zijn de KRO, AVRO en de NCRV Nederland 1 geworden. TROS, EO en Veronica kregen samen Nederland 2
De VARA.VPRO, en de NOS kregen samen Nederland 3. 2) De NOS heeft verschillende taken: - de coördinatie van de programma’s van de landelijke omroepverenigingen - het vertegenwoordigen van de omroepverenigingen in internationale organisaties en het beschikbaar stellen van programma’s aan het buitenland - het behartigen van gemeenschappelijke belangen van de omroepinstellingen - het verzorgen van eigen programma’s over die zaken waaraan anderen zendgemachtigden niet voldoende aandacht schenken ( journaal, studio sport) De NOS krijgt twee keer zoveel zendtijd als de A-omroep en wordt betaald uit omroepbijdrage en STER-gelden. De NOS wordt gesplitst in tweeën de NPS ( Nederlandse programma stichting) zou programma’s gaan uitzenden die andere omroepen niet graag uitzenden ( drama, kunst, cultuur, documentaires) Het NOB ( Nederlands omroepproductie bedrijf) zorgt voor alle techniek en andere voorzieningen: - het beheren en exploiteren van alle technische voorzieningen van de nationale omroep ( studio’s, gebouwen en apparatuur) - het instandhouden en exploiteren van muziekbibliotheek, fonotheek, film en beeldbanden archief, omroeporkesten, koren…… NOB mag door omroepverenigingen betaald worden, NOB is een semi-commercieel bedrijf. NOS en NOB maken samen deel uit van 1 organisatie NTS ( Nederlands Televisie Stichting) 3) Educatieve omroepinstellingen krijgen een beperkt deel van de zendtijd van de publieke omroep, NOT ( Nederlandse onderwijs televisie) en RVU ( Radio VolksUniversiteit) 4) De STER verkoopt hun zendtijd aan diegenen die reclame willen maken, hun opbrengsten worden verdeeld over de omroep en de pers. De STER mag nu ook reclame uitzenden tussen programma’s door, maar niet een programma onderbreken, hier onderscheidt de STER zich dus van de commerciële televisie die wel regelmatig programma’s onderbreken voor reclame. 5) Lokale en regionale omroepen

De mediawet stelt aan dat per gemeente slechts aan 1 lokale omroepinstelling zendtijd kan worden toegewezen. Ook voor provincies, gemeenten of regio’s geld dit. Ze moeten een algemeen karakter hebben, hun programmabeleid wordt bepaald door 1 orgaan waarin de belangrijkste stromingen in de gemeente of provincie zijn vertegenwoordigd. 6e categorie, overige zendgemachtigden
a) kerken en genootschappen op geestelijke grondslag; 9 kerken zijn verenigd in de Interkerkelijke Omroep Nederland ( IKON) b) politieke partijen die zijn vertegenwoordigd in de tweede kamer, ter voorbereidingen voor de verkiezingen of voor het Europees Parlement kunnen ook andere partijen zendtijd krijgen. Hoofdstuk 9 Tussen 1900 en 1960 was Nederland een verzuilde samenleving: De bevolking was in strenge groepen verdeeld ( zuilen), algemene, sociale, protestantse, katholieke. Ze hadden allemaal eigen organisaties (jeugdclubs, vakbonden, sportclubs) De katholieke en de protestantse hadden ook hun eigen kerken en scholen. Iedere zuil had ook zijn eigen krant: Katholieke zuil: Volkskrant, Maasbode en de Tijd
Protestans-christelijke zuil: Trouw
De socialistische zuil: Het vrije volk en het parool
Algemene zuil: Telegraaf, Algemeen Dagblad
Ze hadden ook hun eigen omroepen, die nog bijna alleen maar uit radio bestond. Er bestonden 2 radiozenders, 1) algemene zendde AVRO uit, socialistisch zendde VARA uit. 2) Katholieke – KRO en de protestants-christelijke NCRV
De verzuilde pers en omroep waren tot de ontzuiling verzekerd van hun vaste aanhang.Vanaf de jaren 60 veranderde dit, de ontzuiling zette in. De ontzuiling leidde tot individualisering. Dit had grote gevolgen voor de massamedia. Van de Katholieke kranten kon alleen Volkskrant blijven bestaan, in de protestants-christelijke zuil bleef alleen Trouw over. De telegraaf, NRC en AD ( NRC en AD zijn in 1970 samengegaan) profiteerden hier van doordat de mensen objectief en vermaak wilden worden voorgelicht. IN 1967 werd de omroepwet vastgelegd, deze wet leek al veel op de Mediawet van nu. De omroepwet eiste: - geen winstoogmerk - pluriformiteit vergroten - omroepen moesten ook educatief, informatief, cultureel dienen en niet alleen amusant. Zo kon de TROS zich aan deze regels aanpassen en kwam in de helft van de jaren 60 op radio en televisie uit. Het was een ontzuilde zendgemachtigde en richtte zich op totaal publiek, hun doel was het verschaffen van vermaak. De educatieve, informatieve en culturele rubrieken werden op een luchtige manier vertoond en hadden weinig diepgang. De TROS groeide tot de op een na grootste omroep waardoor de andere omroepverenigingen zich bedreigd voelden, zij waren genoodzaakt hun programma-aanbod te veranderen, wat leidde tot vervlakking: Omroepvereningen gingen zich meer richten op het publiek in hun eigen zuil en hun programma’s meer en meer afstemmen op het totale publiek, hoge kijkcijfers kwamen hierbij op de eerste plaats waardoor kwaliteit en identiteit op de tweede plaats kwamen. Het leidde tot een eenzijdig aan bod en een grote massa cultuur, het werd vertrossing genoemd omdat de TROS de aanstichter hiervan was. In de jaren 80 kwam de groei van de TROS tot stilstand toen slaagde Veronica er in om de grootste omroepvereniging te worden. Deze onderlinge concurrentie leidde er toe dat de omroepen steeds marktgerichter werden. Het gevolg hiervan is verschraling van het media aanbod. Bij commerciële omroepen is dit nog erger dan bij publieke omroepen. Een commerciële omroep is geheel afhankelijk van reclame inkomsten en adverteerders zijn alleen geïnteresseerd in hoge kijkcijfers. Zij kunnen het zich dus niet permitteren om ‘zware’ programma’s uit te zenden omdat dan de kijker weglopen en dus ook de adverteerders. Adverteerders hebben dus een invloed op de inhoud van programma’s . Voordelen: professioneler, groter, duurder
Nadelen: prijzen worden opgedreven, al het geld moet op een of andere manier door de kijker worden betaald. Of hij betaald meer kijk en luister gelden of hij betaald meer voor de producten van de fabrikanten die omroepen sponsoren via reclame

Ook op de publieke omroepen heeft dit alles invloed, ze zijn ook marktgerichter. Bijvoorbeeld informatieve programma’s worden zo luchtig mogelijk weer gegeven. Bijvoorbeeld bij talkshow’s. Ook zenden zij hun populairste programma’s uit op de prime time ( tussen 7 en 10 s’avonds, dan kijken het meeste Nederlanders televisie). Ook maken ze gebruik van de sandwichformule, ze plaatsten een minder populair programma tussen 2 populairdere programma’s in dan hopen ze dat de kijker blijft kijken in afwachting van het programma dat erna komt. Ook kopen omroepen veel buitenlandse series aan. Die hebben 3 voordelen, -Ze zijn al gemaakt en hebben winst al gemaakt in Amerika en worden dus laag verder verkocht. - ze zitten technisch goed in elkaar er is veel geld in gestoken - in Amerika hebben ze al veel succes geboekt, de kans dat ze in Nederland floppen is dus klein. Bij eigen dramaproducties lopen de omroepen veel meer risico, die kosten meer geld en inspanning en de kans op floppen is groot. Ook blijkt de marktgerichtheid uit samenwerking met andere producenten zodat zij er dan meer geld in kunnen steken. De NOS laat veel kijk en luisteronderzoeken plaatsvinden. De NOS laat in honderden huiskamers het kijk en luister gedrag van mensen bijhouden. Aan de hand van die gegevens worden kijkcijfers ( hoeveel mensen keken) en waarderingscijfers ( hoe mensen het programma waardeerden) weergegeven. Uit deze onderzoeken is gebleken dat men het meest kijkt naar amusement waaronder dramaseries. Oudere mensen kijken meer televisie dan jongere mensen ook kijken mensen met een lagere opleiding meer televisie dan mensen met een hogere opleiding. Gevolgen van verruiming van aanbod op tv: - toegenomen kwantiteit kan ten koste gaan van de kwaliteit - de ideële functie van de publieke omroep zou kunnen verminderen ten gunste van de amasumentsfunctie - de nationale identiteit kan verminderen ten gevolgen van het toenemende aanbod van buitenlandse programma’s - de nationale culturele eenheid kan verminderen door schaalverkleining Hoofdstuk 10 Een aantal op elkaar inwerkende factoren was van invloed op de discussie over het omroepbestel: - op cultureel vlak was er de steeds verdere ontzuiling van de samenleving. ( verzuilde omroepen konden niet meer rekenen op vaste aanhang en ontzuilde omroepen zagen hun aanhang groeien) - op economisch vlak leidde de ontzuiling tot toenemend consumentisme onder het omroeppubliek ( mensen stelden zich meer op als consumenten van de producten in plaats van leden van een ideële omroep) - ook ontwikkelingen op technologisch vlak speelden een rol, vooral in de jaren 80. ( door satelliet en kabel raakte de Nederlandse televisie zijn monopolie kwijt) - op politiek vlak werd de discussie over het omroepbestel bepaald door het compromis karakter van de nieuwe wetgeving ( het bestel bleef open maar bleef verzuild) Er zijn een aantal tegenstellingen over de toekomst van het omroepbestel - volgens de overheid is er een spanning tussen economische groei en uitgangspunten van het mediabeleid. ( economische is de commerciële televisie goed maar het verminderd de pluriformiteit) - de omroepverenigingen hebben tegenstrijdige belangen ( kleine a-groepen willen publieke bestel zo veel mogelijk handhaven omdat zij zo worden beschermd) - er is een tegenstelling tussen het bedrijfsleven en de overheid met een deel van de omroepverenigingen en van het publiek ( bedrijfsleven wil alleen televisie produceren die veel geld op levert dan programma’s met een goede kwaliteit) - er kan een tegenstelling ontstaan tussen technologische ontwikkelingen en maatschappelijke behoeften ( niet alles wat kan moet per se) - de afnemende steun van de bevolking voor het publieke bestel kan leiden tot verdere vervlakking. ( aanhang van de verzuilde omroep neemt af) - de verdeeldheid van de politieke partijen ( de verschillende politieke partijen willen allemaal wat anders wat betreft de omroepen) Nederland heeft een uniek omroepbestel, nergens anders is de zendtijd verdeeld op levensbeschouwelijke grondslag. In het buitenland onderscheid je drie omroeporganisaties: commerciële omroep, duaal bestel en de staatsomroep. De V.S heeft een commercieel bestel. De zendtijd op radio en televisie wordt voor het overgrote deel gevuld door de zuiver commerciële ondernemingen. De invloed van de overheid is zeer gering, maar voor de oprichting van een zendstation is wel een vergunning nodig omdat de overheid de zendkanalen moet verdelen zodat ze elkaar niet storen. VS heeft 3 grote ondernemingen ABC (American broadcasting companies) CBS (Columbia Broadcasting System) en NBC National Broadcasting Compay. Het zijn locale stations die hun inkomsten totaal uit adverteerders halen en dus volkomen gericht zijn op kijkcijfers, afgestemd op groot publiek, eenzijdig en weinig aandacht voor minderheden. Groot-Brittannië en België hebben een duaal bestel; commercieel en staatsomroep staan naast elkaar. Staats omroep wordt bijna geheel betaald uit belastingsgelden, en reclame is niet toegestaan of aan strenge regels gebonden. Het aantal commerciële stations is beperkt en zij worden geheel uit reclamegelden betaald, de regering benoemt de besturen van de staats omroepen, maar bemoeit zich in de praktijk niet met de programmering. Duitsland heeft een staatsomroep met weinig overheidsinvloed. De bondsrepubliek bestaat uit een aantal deelstaten die allemaal hun eigen omroeporganisatie hebben. Voordelen van commerciële televisie: - commercie maakt omroep goedkoper voor de belasting betaler, omroepbijdrage kan worden verlaagd. - marktgerichtheid wordt vergroot. - overheid moet massamedia zo veel mogelijk vrijlaten. Nadelen van de commerciële televisie: - de commercie kan invloed krijgen op het programma aanbod - programma-aanbod verschraalt - publieke omroep is nauwelijks meer mogelijk - commerciële omroep is niet goedkoper, de advertentie kosten van bedrijven moeten ook worden betaald, deze reclame uitgaven rekenen de bedrijven door in de prijzen van hun product. Hoofdstuk 11 In de jaren 80 vond een media-explosie plaats. Dit bracht veel nieuwe mogelijkheden met zich mee. Door de ontwikkeling van het kabelnet en de satelliettelevisie is het programma-aanbod erg toegenomen. Abonee-tv: abonnees krijgen een decodeerapparaat op hun televisie dat het signaal van het programma waar ze op geabonneerd zijn ontcijferd daardoor kunnen zij het programma ontvangen. Kabel: verschillende regionale dagbladen zijn gestart met het uitzenden van kabel kranten; elektronische kranten die per dag een paar keer hun teksten aanpassen. Ook biedt de kabel mogelijkheid tot meerzijdige communicatie. Bijvoorbeeld de glasvezelkabel die in de toekomst het koperkabel zal vervangen. Het aantal signalen dat deze kunnen verwerken is onbeperkt, er kunnen 100 televisiekanalen worden ontvangen. Consultieve media: de ontvanger kan zelf bepalen welke informatie hij krijgt, hij speelt dus een actievere rol bij radio en televisie ( teletekst) Modem: apparaatje dat de computer via het telefoonnet met andere computers laten communiceren
Voor de pers was een belangrijke ontwikkeling de elektronische tekstverwerking: Dankzij de computer kunnen teksten snel en efficiënt gewijzigd worden. Ook zijn er veel hoogontwikkelde consumptiegoederen ontwikkeld ( video, pc, cd-speler) De belangen van overheid, omroepverenigingen, bedrijfsleven en publiek bij de media explosie: - overheid moet haar uitgangspunten met haar mediabeleid realiseren - omroepverenigingen willen hun positie handhaven of versterken - het belang van het bedrijfsleven is het openen van nieuwe markten en het maken van winst. - de toename van het media-aanbod is in het belang van het publiek
Media-explosie heeft belangrijke maatschappelijke gevolgen: - het media-aanbod is groter geworden - keuzemogelijkheden voor de kijkers nemen toe, blikverruiming - kan vervlakking plaatsvinden - de commercie lijkt door de media-explosie meer kansen op televisie te krijgen. - het wordt gemakkelijker informatie uit te winnen - uitvinding van internet
Onze samenleving is een informatiemaatschappij; maatschappij waarin het voorzienen van informatie een grote rol speelt. Positieve effecten hiervan: - dankzij de vele informatie is het voor de overheid en bedrijven en instellingen mogelijk een beter beleid te voeren. - er kan efficiënter gewerkt worden ( vraag en aanbod stemmen elkaar beter af) - de democratie kan bevorderd worden door dat mensen beter in staat zijn de overheid te volgen en te bekritiseren
Negatieve effecten - niet iedereen kan hier van profiteren, → informatiekloof ( degenen die veel weten komen meer te weten degene die niks weten leren niks bij) - er zou een informatieoverschot kunnen komen - mensen kunnen de informatie niet meer goed selecteren - het dus niet zeker dat informatie leidt tot meer efficiëntie - bedreiging van de privacy
Hoofdstuk 12 Sbs6 was de eerste omroep die zich aan de wetgeving aanpaste en zo de eerste Nederlandse omroep werd. Commerciële omroepen krijgen als ze voeldoen aan de voorwaarden uit de media wet, een zend vergunning voor een periode van 5 jaar. De belangrijkste voorwaarden zijn: - commerciële uitgevers die meer dan 25% van de dagbladenmarkt in handen hebben mogen een belang van ten hoogste 33.33% in een commerciële omroep hebben. - tenminste 50% van de uitgezonden programma’s moet Nederlands zijn - De reclame moet net als bij publieke omroep in blokken worden aangeboden. De reclame mag onder voorwaarden onder programma’s worden uitgezonden. - de sponsoring van programma’s is aan regels gebonden. Programma’s die nieuws, achtergronden en informatie leveren mogen niet gesponsord worden. - Commerciële omroepen moeten maximaal 4% van hun reclame-inkomsten afdragen aan het bedrijfsfonds voor de pers. RTL4, RTL5 en Veronica maken deel uit van de Holland Media Groep, waarin uitgeversconcern VNU tot 1998 een groot aandeel had van 38%, SBS6 en Net5 zijn onderdelen van de Nederlandse afdeling van het internationale SBS/Broadcasting en zijn voor 30% in handen van de telegraaf. De grootste abonnee groep is Canal+. Alle amusement moet nu naar Nederland 2 en alle serieuze informatie naar Nederland 3
De belangrijkste communicatiemogelijkheden voor de consument zijn: gsm, internet, tv en e-mail. Gsm is geen massa media omdat dit tweezijdig is ook e-mail is geen massacommunicatie. Internet wel. Nadelen van internet: - anoniem informatie opvragen ( kinderporno racisme) - eigendommen beschermen is moeilijker - privacy verminderd

REACTIES

M.

M.

Is dit een samenvatting over het roze/rode boekje massamedia voor het 5e niveau?
Ik heb schoolexamen hier over.

20 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.