Republiek van Rivaliteiten: Nederland sinds 1815

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 1e klas wo | 1316 woorden
  • 5 mei 2012
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
2 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

Wat zijn de belemmeringen van politieke radicalisering in begin/midden jaren \'\'30?
Wat waren de oorzaken van het ontstaan en beeïndigen van de crisis?
Wat voor gevolgen hadden de verzuiling op de politiek en de bevolking in het
begin/midden jaren \'\'30?

VI Crisis: 1918-1940

Na de Eerste Wereldoorlog brak het modernisme door, wat het tradionalisme verwierp (afstoot). Door een aanhoudende welvaartsgroei werd een nieuw soort zelfstandigheid zichtbaar. De samenleving had meer geld en de uiterlijke verschillen in de sociale kringen werden steeds geringer (kleiner). Door het vervagen van de grote verschillen werden kleine verschillen belangrijker (het handhaven van onderscheid door middel van onopvallendheid -> betere kringen)

Verhoudingen tussen de steden werden kleiner. 
Steden zetten zich tegen elkaar af als gevolg van de geringere onderlinge verschillen. De verhouding tussen stad en platteland werd zelfs steeds meer als een tegenstelling ervaren.

De infrastructuur van Nederland verbeterde zich sterk, waardoor dit een van de modernste landen in Europa werd.

Het probleem van de jeugd.

De bezorgdheid omtrent de gevolgen van de modernisering op de samenleving, uitte zich in een veranderde houding ten op zichte van de jeugd. Constatering: urbanisatie (concentratie stedelingen) en industrialisatie hadden een zekere ontmoediging voortgebracht. Dit zou de oorzaak kunnen zijn voor de roekeloosheid van de jeugd. Door de ontmoediging moest de gedisciplineerde burgerlijkheid (\'Volkskracht\') toenemen.
Door de jeugd te discpilineren kon in zekere zin de toekomst onder bedwang worden gehouden.
Het was van belang om de jongeren alsnog de ruimte te geven. De verzuilde jeugdbewegingen zouden ze van deze kunnen voorzien. Door het schijnbare vrijheidsgevoel en de zorgvuldige beperking, werd de binding van de jongeren aan de zuil intenser.

Verzuiling

Het behoren tot een verzuiling was anders vergeleken met de negentiende eeuw;
Wat aanvankelijk als agressief werd ondervonden, was nu een belemmering van overtuigingen en gewoonten.
Door de welvaartsvermeedering kon men zorgeloos genieten, dit leidde tot een dergelijke vorm van ootmoedigheid (beschaamdheid). Deze houding is kenmerkend voor de nederlandse samenleving (conservativiteit)

De zuilen waren in onderlinge concurrentie ontstaan, en beriepen zich op onderlinge verschillen.
De verhoudingen tussen de zuilen waren haast onaantastbaar, maar een zuil was op zichzelf delicaat. Binnen elke zuil was er een druk op het vinden van iets tussen een compromis en een consensus.
Een compromis, voor het doordraaien van een systeem van sancties (straffen) en beloningen. Een consensus, voor het bijeen houden van de zuil.

De katholieke zuil was zowel de grootste als intern het meest verschillend, en kon zich dus het minst veroorloven om naar een ander deel van de politiek te bewegen. Door een coalitie met de sociaal-democraten aan te gaan zou enerzijds de katholieke partij meer speling in de politiek kunnen verkrijgen. De Sociaal-Democraten zouden zich anderzijds kunnen bewijzen als niet anti-religieus.
Sociaal-Democraten verwachten van een coalitie dat het de katholieke partij overbodig zou maken of in een progressief en een conservatief deel uit elkaar zou laten vallen. Juist om deze reden voelden de katholieken hier weinig voor. Daarmee veroordeelden de katholieken zich tot een samenwerking met de protestanten, deze verliep moeizaam.

Men zag Nederland steeds meer als vierstromenland, waarin de onderlinge verdeeldheid als levensbeginsel belangrijk was.
Ten gevolge van het succes van de verzuiling, had de democratie in1918 in Nederland (heel Europa)gewonnen. Het communisme en fascisme wist de Nederlanders niet raken, deze gingen teveel uit van de vormgeving van de nationale eenheid.

Depressie en crisis

Op 29 oktober 1929 brak de economische crisis uit (ineenstorting effectenbeurs Wall Street).
Het aandeel van de landbouw in het nationaal inkomen daalde. Als gevolg waren steunmaatregelen voor boeren nodig. Deze steun was volgens vele boeren niet genoeg en kwam te laat. Kleine boeren voelden zich niet vertegenwoordigd door de politiek (haatvormend, verwaarloosd en onbegrepen). Als gevolg hiervan vormden de boeren een beweging die er van uit ging dat het fundament van de samenleving landbouw was, en dat zij zelf de kern vormden - De welvaart van de steden was gebasseerd op de uitbuiting van de landbouwers. In 1933 werd Landbouw en Maatschappij opgericht. Het fascisme in Nederland. Een stedelijjk verschijnsel , bevorderd door de economische crisis, die langzaam sterker invrat. Groot-Brittannië had in het jaar 1931 besloten het monetair systeem losgelaten. Daardoor werd een opschudding veroorzaakt in Nederland, dat 20% duurder werd dan Engeland.
De eerste paniekgolf leidde tot de heroprichting van het Koninklijk Nationaal Steun Comité (onder de nieuwe naam Nationaal Crisis Comité).
De classificatie van werkloosheid hangt af van bepaalde criteria: ingeschreven als werkzoekende bij een Arbeidsbeurs, ontvanger van een uitkering of als werkloos bekend bij een vakvereniging.
De werkloosheid onder de beroepsbevolking steeg aanzienlijk, iedereen kreeg met ellende te maken.

Desondanks was de grootste actuele zorg de fascisitische beweging, en hun vermogen om zeer uiteenlopende vormen van ongenoegen en haat te verenigingen. In 1931 had Anton Mussert de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) opgericht. Mussert hield zijn overtuigingen zo vaag mogelijk (nadruk op nationale eendracht, werkloosheid tegengaan en het opbouwen van een sterk leger). De NSB radicaliseerde langzaam maar zeker (anti-semitisme). Mussert kon geen invloed krijgen op de aanhang van de vier zuilen. Dit komt door een zeer brede consensus die heerste over het te voeren beleid. Velen steunden de door Colijn geleide regering. De anitirevolutionaire politicus Hendrikus Colijn was in 1933 dominant in de politiek. Dit was een belemmering voor de groei van het fascisme. Doel: het levensniveau van de bevolking terugbrengen op het niveau van 1913/1914. Voor de staat zat er niets anders op dan lenen. Er werd doelbewust een mist geschapen over de staat der financiën, dit wijst op een teruggang van het democratisch gehalte van de samenleving.
De sociaal-democraten beschouwden Hendrikus Colijn als het symbool voor een beleid waarin de werklozen slecht een moeilijk bestaan was vergund. De katholieken vreesden zou splijten in een linker- en rechterdeel, hierdoor was een \'democratische coalitie\' vrijwel uitgesloten.
Colijn was er sterk van overtuigd dat de groei van dictatoriale verlangens zoveel mogelijk moest worden tegengehouden in de bevolking. Het ontzag voor Colijn en de kracht van de verzuiling vormde een belemmering voor het optreden van de nederlandse vorm van fascisme (Mussert). Colijn begon, halverwege de jaren \'\'30 ,de mogelijk inval van Duitsland als een groter probleem te zien dan de werkloosheid. Dit leidt tot de verhoogde uitgaven van defensie. Een angstvallige neutraliteit en een tijdige mobilisatie moest het voorkomen van de Duitse aanval bevorderen. 

De nieuwe \'vijfde\' stand, was het gevolg van de langdurige werkloosheid. Waardoor een laag van de bevolking in een \'sociaal isolement\' waren beland. Het sociaal isolement hield niet alleen  in dat zij die geen werk hadden hun contacten verloren met verenigingen en organisaties. Maar ook hun politieke belangstelling vervaagde, deze mensen streden tegen het gevoel geen waarde meer te hebben. Om het gezinsinkomen te vergroten gingen meer vrouwen werken. Er was een keerzijde aan al deze ellende, zij die nog wel werk hadden konden steeds meer genieten van een ruimere wereld. De munt werd gedevalueerd waardoor er niet alleen een eind leek te komen aan de bezuinigingen, maar ook aan de crisis. Behouding van de nationale zelfstandigheid.
Was een helder bestuur mogelijk gezien de verheeldheid in het land? Er bleef behoefte aan de driedeling van een fundamentele temperamentsverschil, hervorming, behoud en omverwerping. Was de natie niet in vieren gedeeld en daarom helemaal weggevallen? De verdeeldheid was zwakheid geworden en problemen zoals werkloosheid leken daarom onoplosbaar. Dit leidde tot ernstige aantasting van de kwaliteit van de democratie, en hiermee ook een gevaar voor de nationale zelfstandigheid.

Er waren vijf scheidslijnen in de natie: de klassieke sociaal-economische tegenstelling tussen arbeidersklasse en bourgeoisie;
de religieuze tegenstelling tussen gelovigen en ongelovigen;
de politiek-geografische tegenstelling tussen \'Holland\' en de rest van het land;
de groeiende tegenstelling tussen stad en platteland, en ten slotte de tegenstelling tussen werkenden en werklozen.
Er ontstond een onderlinge vervreemding, waardoor er verlangens waren om samen te werken. Kabinetsformatie 1939. Twee sociaal-democraten waren in de regering opgenomen. \'Burgelijker\' worden van de SDAP. De SDAP was verlost uit het isolement erkenning \'als een volwaardig volksdeel\'.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.