Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

H13+H14

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1830 woorden
  • 22 maart 2009
  • 45 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
45 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 13

13.1 Leverancierskrediet
Leverancierskrediet: krediet dat de leverancier verleent aan de afnemer.
Bij een leverancierkrediet betaal je later voor je producten

Twee soorten leverancierskredieten:
- Consumptief leverancierskrediet; krediet dat een leverancier verleent aan een consument.
- Productief leverancierskrediet; krediet dat een bedrijf verleent aan een ander bedrijf.

Consumptief leverancierskrediet is onverbrekelijk verbonden met goederen of diensten.
Voorbeeld: financiering van auto’s wasautomaten en caravans.

Redenen waarom een leverancier dit krediet geeft:
- Hij hoeft niet, zoals banken, aan dit krediet te verdienen.
- Voor de banken brengen deze kleine kredieten veel werk met zich mee, waardoor de kosten hoog zijn; kosten voor een leverancier zijn laag.
- Door de kredietverlening bindt de leverancier de klant aan zich.

Ook postorderbedrijven verlenen leverancierskrediet. Bij deze kredieten loop je vooruit op de inkomensvorming.
Nadelen voor consument als ie verplichtingen op zich neemt:
- De consument is er nooit zeker van dat dit inkomen in de toekomst ook echt wordt gevormd.
- In de toekomst kunnen zich er belangrijkere behoeften voordoen.

Ook de leverancier heeft een nadeel: als de consument zich niet maar aan zijn verplichtingen voldoet kan hij grote verliezen lijden.

Bij het productief leverancierskrediet komt het meest voor dat de producent het krediet aan de winkelier geeft. Als de winkelier dit krediet niet meer kan betalen en in financiele moeilijkheden komt, komt er geen nieuw krediet.

Redenen waarom ondernemingen liever gebruik maken van een leverancierskrediet dan van een bankkrediet:

- Kosten bij een leverancierskrediet zijn meestal lager.
- Het risico voor de leverancier is kleiner dan voor de bank, omdat de leverancier meestal beter dan de bank kan beoordelen hoe de afnemer er voor staat.

13.2 Afnemerskrediet
Afnemerskrediet: krediet dat de afnemer verstrekt aan de leverancier.

Dan betaalt de consument voor hij zijn producten krijgt.
Voorbeeld: abonnementen op kranten en tijdschriften of een treinkaartje.
Word ook vaak gebruikt als men een nieuw huis aan t bouwen zijn, en de consument dat huis wil hebben. Dan betaalt hij dus voor hij het huis eigenlijk in kan.

Afnemerskrediet komt vaak voor bij:
- Dienstverlenende bedrijven; verlenen diensten die bij wanbetaling niet kunnen worden teruggevorderd. Voorbeelden: abonnementen, verzekeringen en transport.
- Speciale orders; voor de leverancier is het risico groot dat hij het product niet kwijt raakt als de afnemer zich terugtrekt. Voorbeelden: bij koop van speciale machines of speciale auto.
- Opkopende handel; dit vinden we bijvoorbeeld op het gebied van allerlei graangewassen.

Ook het afnemerskrediet is te verdelen in 2 soorten:

- Consumptief afnemerskrediet; consument verstrekt krediet aan de leverancier. Voorbeelden: vooruitbetalingen van abonnementen, kranten, enz.
- Productief afnemerskrediet; kredietverlening tussen ondernemingen, waarbij vooruitbetaling plaatsvindt.

13.3 Rekening-courantkrediet
Rekening-courantkrediet: wordt gebruikt voor de dagelijkse betalingen en ontvangsten.
Er is een kredietplafond bij een rekening-courantkrediet; een kredietplafond is het totale bedrag dat je rood/schuld mag staan.
Dispositieruimte/kredietruimte: is het totale bedrag dat je nog schuld/rood mag staan. Voorbeeld; je staat €15.000 rood, en je mag in totaal €25.000 rood staan (kredietplafond). Dan is je dispositieruimte/kredietruimte: €25.000 - €15.000 = €10.000.

Nadelen rekening-courantkrediet:
- Het is duur.
- Er moeten kosten gedekt worden.

Toch is de rekening-courantkrediet ergens zinvol voor:
- Kleinere bedrijven hebben meestal een klein eigen vermogen, waardoor die bedrijven weinig keus hebben voor andere leningen.
- Er zijn nogal wat bedrijven met seizoenspieken. Deze bedrijven hebben in de ene periode meer geld nodig dan in de andere periode.
- Ondernemingen maken nogal een gebruik van een anticipatiekrediet: een krediet dat vooruitloopt op de plaatsing van aandelen of obligaties.

13.4 Leasing
Leasing: huren van duurzame productiemiddelen in plaats van deze te kopen.


Door leasing wordt het risico van economische veroudering overgedragen aan de verhuurder. Maar daar houd de verhuurder rekening mee en brengt dit mee in de huurprijs.

Drie soorten leasing:
- Operational leasing;
• de leaseovereenkomst is op korte termijn opzegbaar.
• Risico voor economische veroudering is voor de verhuurder.
• Alles zit bij de huurprijs inbegrepen.
- Financial leasing; wordt een overeenkomst gesloten voor de geschatte economische levensduur
van het te leasen object.
• Overeenkomst is tussentijds niet opzegbaar.
• Risico voor economischer veroudering is voor de huurder.
• Kosten en verzekeringskosten modet de huurder betalen.
- Sale-and-lease back; een hypothecaire lening op een product afsluiten als je geld nodig hebt, of je verkoopt het product aan een leasemaatschappij (sale) en je leased het daarna weer (lease back).

13.5 Consumptief krediet
Consumptief krediet is bedoelt voor particulieren voor consumptiefe doeleinden, zoals de aankoop van een auto of een caravan.


Er zijn een aantal kredietvormen voor particulieren:
- Doorlopend krediet; bank en consument spreken af dat de consument krediet mag opnemen tot een bepaald bedrag en wanneer het weer terugbetaald moet worden.
Nadelen:
• Provisie betalen
• Interest betalen over het uitstaande bedrag van de schuld
Voordelen:
• Consument hoeft niet telkens opnieuw provisie te betalen, wanneer hij afgeloste bedragen weer heeft opgenomen.
• Consument hoeft niet telkens opnieuw formulieren in te vullen en te vertellen waarvoor hij het geld gebruikt.
- Persoonlijke lening; consument leent een bedrag bij zijn bank voor een bepaald doel.
Nadelen:
• Afgeloste bedragen mogen niet opnieuw worden opgenomen.
• Als je weer geld wil lenen moet je een nieuwe lening sluiten.
Voordelen:
• Deze lening kan voor allerlei zaken worden gebruikt.
Kosten bestaan uit afsluitprovisie en interest, samen ook wel genoem als financieringskosten.
- Koop en verkoop op afbetaling; koper en verkoper komen overeen dat de koopprijs van een

onroerende zaak wordt betaald in termijnen. Bijv. een vaatwasser. Artikelen worden op krediet gekocht, omdat de consument niet over voldoende eigen middelen beschikt.
- Huurkoop; lijkt erg veel op afbetaling. De verkoper blijft eigenaar totdat de laatste termijn is
betaald, daarna is de koper de eigenaar. Als de koper niet meer betaald tot de laatste
termijn, maar de verkoper het artikel in beslag nemen, zonder het geld terug te geven en het aan een ander verkopen.

Hoofdstuk 14

14.1 Berekeningen met enkelvoudige interest

2 soorten betalingen:
- Aflossing; terugbetalen van het geleende vermogen.
- Interest/rente; de vergoeding voor het ter beschikking stellen van het vermogen.

2 soorten interest:
- Enkelvoudige interest; bij enk. Interest berekenen we de periode interest over het
oorspronkelijk/afgesproken geleende bedrag.
- Samengestelde interest;

Bij enkelvoudige interest gaan we uit van:
- Een gegeven percentage geldt voor een jaar, tenzij er vermeld staat dat het percentage voor een andere periode geldt (bijv. dagen, maanden, enz.).
- Het interestpercentage wordt afgerond op hele centen (bijv. €1,00). Een halve cent of meer wordt naar boven afgerond (bijv. €1,65 word €2,00); minder dan een halve cent wordt verwaarloosd/ naar beneden afgerond (bijv. €1,45 word €1,00).

- We zetten telkens e.i. (enkelvoudig interest) achter het percentage in de gegevens, om het verschil met samengestelde interest in de volgende hoofdstukken aan te geven.

Interest percentage berekening:

- I = K x (P/100) x T (in jaren)

- I = K x (P/100) x (T/12) (in maanden)

- I = K x (P/100) x (T/52) (in weken)

- I = K x (P/100) x (T/365) (in dagen)

I = interestbedrag
K = kapitaal
P = percentage
T = looptijd in jaren

Voorbeeld (in jaren)
Bereken de interest over een bedrag van €4.816,72 dat 2 jaar tegen 7,5% e.i. uitstaat.

Antwoord:
I = ?
K = €4.816,72
P = 7,5%
T = 2 jaar
Dus: I = €4.816,72 x (7,5/100) x 2 = €722,51

Voorbeeld (in maanden)
Bereken de interest van een kapitaal van €4.803,26 dat 8 maanden à 6% e.i. uitstaat.

Antwoord:
I = ?
K = €4.803,26
P = 6%
T = 8 maanden
Dus: I = €4.803,26 x (6/100) x (8/12) = €192,13


14.2 Terugrekenvraagstukken

Voorbeeld
(berekening looptijd)
Een bedrag van €10.000 wordt uitgezet tegen 5% e.i. per jaar. Na een aantal jaren is het bedrag aangegroeid tot €14.000.

Bereken het aantal jaren dat het bedrag van €10.000 heeft uitgestaan
Antwoord:
Interest over de gehele looptijd bedraagt €14.000 - €10.000 = €4.000.
Per jaar bedraagt de interst 5% x €10.000 = €500.
Looptijd is: €4.000/€500 = 8 jaar

Voorbeeld (berekening e.i.)
Een bedrag van €20.000 is na 3,5 jaar aangegroeid tot €26.300.

Bereken het enkelvoudig interestpercentage per jaar.
Antwoord:
€6.300 = (€20.000 x P x 3,5)/100
6.300 x 100 = 70.000P
630.000= 70.000P
P = 630.000/70.000 = 9%

Voorbeeld (berekening bedrag dat is uitgezet)
Een bedrag wordt tegen 6% e.i. per jaar uitgezet. Na 16 maanden is het eindbedrag €2.160.

Bereken het bedrag dat is uitgezet.

Antwoord:
6% per jaar is in 16 maanden gelijk aan (16/12) x 6% = 8%
€2.160 is het uigezette bedrag 100 + 8% over het uitgezette bedrag. (108%)
Het uitgezette bedrag is 100%.
Dus: (100/108) x €2.160 = €2.000

14.3 aflossen op leningen

Op 2 manieren aflossen:
- Ineens aan het einde van de looptijd.
- Lineair; elk jaar wordt een evenredig gedeelte afgelost.

Schuldrest: het bedrag dat op een bepaald moment nog verschuldigd is.

We houden bij het berekenen van de schuldrest in de gaten:
- De schuld vermindert alleen door aflossingen (als afsluitend interest betaald wordt zonder dat er afgelost word, neemt de schuld dus niet af).
- Het interestbedrag over een bepaalde periode vinden we door het interestpercentage te vermenigvuldigen met de grootte van de schuld van die bepaalde periode.

Aflossingen zijn ook vastgelegd in een contract. Daar spreken we in af dat we over die aflossingen geen interest meer hoeven te betalen, we betalen alleen interest over de schuldrest.


Voorbeeld
Wim Ruis leent op 1 maart 2007 van zijn broer €1.500 om een geluidsinstallatie te kopen. De afspraak is dat Wim dit bedrag eind 2008 terugbetaalt. Aan het einde van elke maand moet Wim interest betalen. De e.i. is 4%

Bereken de interest die Wim elke maand aan zijn broer betaalt.
Antwoord:
€1.500 x (4/100) x (1/12) = €5

Voorbeeld (aflossing ineens aan het einde van de looptijd en een lineaire aflossing)
Hanneke sluit een 6% e.i.-lening van €50.000. De looptijd is 20 jaar. Hanneke betaalt aan het eind van elk jaar interest. Aflossing(en) vindt/vinden aan het einde van het jaar plaats.

a. Bereken bij aflossing van de lening in één keer na 20 jaar
1. Het te betalen bedrag aan het eind van het 1e jaar.
2. Het te betalen bedrag aan het eind van het 2e jaar.
3. Het te betalen bedrag aan het eind van het laatste jaar.
b. Bereken bij lineaire aflossing van de lening

1. Het te betalen bedrag aan het eind van het 1e jaar.
2. Het te betalen bedrag aan het eind van het 2e jaar.
3. Het te betalen bedrag aan het eind van het laatste jaar.

Antwoorden:
a. 1. Over het 1e jaar: 6% x €50.000 = €3.000
2. Over het 2e jaar: 6% x €50.000 = €3.000
3. Over het laatste jaar: €50.000 + (6% van €50.000) = €53.000
b. 1. Er wordt per jaar een gelijk bedrag betaalt + interst over het geleende bedrag.
Dus: €50.000/20 = €2.500 + (6% van €50.000) = €5.500
2. Schuldrest aan begin van het jaar is: €50.000 - €2.500 = €47.500
En dan de normale aflossing plus de interest over dat bedrag:
€2.500 + (6% van €47.500) = €5.350
3. Schuldrest aan begin van 20e jaar bedraagt: €50.000 – (19 x €2.500) = € 2.500
Normale aflossing + interest over de schuldrest:

€2.500 + (6% van €2.500) = €2.650

Voorbeeld
Anja Sloothaak is begin 2007 16 jaar geworden. Ze koopt 1 juni een tweedehands scooter voor €1.200. Ze leent dit bedrag van haar ouders. Anja moet in 24 gelijke maandelijkse termijnen aflossen. Daarnaast moet zij elke maand interest betalen. De eerste termijn valt eind juni 2007. Dat wil zeggen dat de termijn eind juni 2007 betaald moet worden. De vervaldatum is de datum waarop een bepaald bedrag betaald moet worden.
Het interestpercentage is 5% e.i.

a. Bereken het bedrag dat Anja eind juni 2007 aan haar ouders moet betalen.
b. Bereken de schuldrest eind maart 2008, na betaling van de maandelijkse aflossing.
c. Bereken het bedrag dat Anja eind april 2008 aan haar ouders moet betalen
d. Bereken het bedrag dat Anja eind december 2008 aan haar ouders moet betalen.
e. Wanneer heeft Anja haar schuld volledig afgelost?

Antwoorden:
a. €1.200 x (5/100) x (1/12) = €5 + (1.200/24) = €55
b. €1.200 – 10 x €50 = €700
c. €1.200 – 10 x €50 = €700
€700 x (5/100) x (1/12) = €2,92
€50 + €2,92
d. €1.200 – 18 x €50 = €300
€300 x (5/100) x (1/12) = €1,25
€50 + €1,25 = €51,25
e. Anja moet 24 x €50 betalen.

Op december 2008 heeft zij 19 x €50 afgelost.
In 2009 moet ze dan dus nog 5 x aflossen.
De 5e maand in 2009 is mei.
Dus op 31 mei 2009 heeft ze alles afgelost.

REACTIES

T.

T.

Heel erg bedankt!!

12 jaar geleden

D.

D.

DANKJE!!!!!!!!!!!!!!!

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.