Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Literatuurgeschiedenis

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 3457 woorden
  • 2 augustus 2007
  • 76 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
76 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
De Middeleeuwen

Ontwikkeling van de taal:
- Het Frans is voortgekomen uit het Latijn => vulgair Latijn
(50 n. Chr.) gesproken door Romeinse soldaten
- De taal veranderde zich in Romaans
- Vervolgens in oud-Frans
- Vervolgens in modern Frans

I • De epische eeuw (1050 – 1150 ; 11e en 12e eeuw)

• Ridderromans
Men spreekt er over Karel de Grote en zijn vazallen
• De ridder vecht voor een christelijk of feodaal ideaal
Geen sentimenteel leven; het ideaal van de held is het gevecht (god of de heer);

Liefde bestaat niet voor de held

Roelandslied

Historische feiten:
1. de nederlaag van de achterste garde (kleine leger van Karel de Grote)
2. Roland, een weinig gekende graaf
3. gevecht tegen de Basken

Historische feiten die zijn veranderd in legendes:
1. een leger van 2000 mensen
2. een neef van Karel de Grote
3. een kruistocht tegen de Musulmans

II • De eeuw van de hoofse literatuur [literatuur van het hof](1150 – 1350 ; 12e eeuw)

• de hoofse roman is het resultaat van een Latijnse, Provençaalse en Bretonse invloed
• de liefde en de vrouw spelen een centrale rol
de held vecht voor het verdienen van gunsten van de vrouw
• lyrische poezie
o troubadours
dichters van poëzie die bestemd was om gezongen te worden (vooral hoofse liefde)

o Marie de France
eerste bekende vrouw uit Franse letterkunde; leefde aan het hof
daar schreef ze haar lais, korte sprookjesachtige teksten in versvorm, waarin zij keltische verhaalstof verwerkt
• romans in versvorm
Bretonse legendes
o Tristan en Iseut (Thomas de Béroul)
o Perceval ou le roman de Graal, Lancelot (Chrétien de Troyes)
• Romans de la Rose (= beeld van de geliefde vrouw)
een allegorisch werk: de personages zijn representatief voor de kwaliteiten, de moeilijkheden, het gevoel ,enz.

De hoofse romans zijn geschreven in versvorm (Frans). Ze ontlenen hun stof aan de Klassieke oudheid (Grieken en Romeinen). Verder worden de onderwerpen van legendes gehaald uit Groot-Brittannië; men denk dat daar reuzen en feeën wonen. Men zegt ook dat er daar koningen waren met Bretonse kastelen.
In de romans van Chrétien de Troyes (1130 – 1180) komen ook de ridders van de ronde tafel van koning Arthur voor.


III • De eeuw vande rijke burgerij [de nette eeuw] (12e – 13e eew)

De geboorte van de steden; de geboorte van de aristocratie en daarmee zijn eigen literatuur
Van den Vos Reynaerde (Roman de Renard):
Bestaat uit 27 onafhankelijke verhaaltjes (gedichtjes)
De dieren vertegenwoordigen de mensen met hun fouten. Het is een parodie op de ridderroman; te zien in gevechten en bespreken van de dieren.

François Villon: de grote auteur van de achteruitgang van de Middeleeuwen
1461: le Grand Testament (het grote testament)
Toen hij veroordeeld was om opgehangen te worden, schreef hij La Ballade de Pendus (ballade van de gehangenen).
Een ballade is een gedicht en in de laatste strofe verwijst de auteur naar de prins (naar Jezus)

De ontwikkeling van het theater

1. het theater is oorspronkelijk liturgisch
(aan het begin van de 10e eeuw voerde men een dramatische vorm op met elementen van
de mis, van de bijbel met Pasen en met Kerstmis)
2. weldra is men Latijnse versjes gaan toevoegen

3. het Frans nam de plaats in van het Latijn
4. later is men ondeskundige elementen (elementen die niets te maken hebben met de kerk) gaan toevoegen; het religieuze drama werd uit de kerk gehaald en opgevoerd voor de kerk op het voorplein (parvis)
5. Het spel van Adam (Le Jeu d’Adam; het einde van de 12e eeuw) is nog steeds dichtbij de liturgische origine.
6. profaan theater (ondeskundig)
men speelde veel kluchten (korte zeer komische stukjes, zeer spiritueel en zeer populair)
bijvoorbeeld: de klucht van meester Pierre Pathelin

Mirakels en mysteries

Mirakel = drama dat zegt dat een wonder gerealiseerd is door de Maagd of door een Heilige
voorbeeld: het mirakel van Théophile (Ruteboeuf, 1260)

Mysterie = een religieus stuk dat een stukje uit de bijbel verteld

Passieverhaal = een stuk dat het lijdensverhaal van Christus behandeld

16e eeuw: De Renaissance

God en aristocratie hebben hun invloed verloren => individu wordt steeds belangrijker

Middeleeuwen <-> Renaissance
- angst voor de dood - levensvreugde

- anonimiteit - individualiteit (vrijheid en zelfvertrouwen)
- homo universalis (alwetende mens) => mens wil alles
weten; dit is mogelijk dankzij de boekdrukkunst

=> humanisme: kritische en wetenschappelijke geest

Renaissance (wedergeboorte): de ontwikkeling van de Grieken en Romein wedergeboren
Humanisme: terugvinden van de mens; het humanisme is een beweging die
zich alleen bezighoudt met de mens zelf, men legt het accent op de
houding van de mens.

I • De jonge Renaissance (vroege Renaissance)

Rabelais: overgangsschrijver

Middeleeuwen <-> Renaissance
- vulgaire grapjes - bewondering en enthousiasme voor vernieuwing van kunst
- opeenstapeling van termen - wetenschap werd steeds belangrijker => homo universalis

Pantagruel & Gargantua (Rabelais) => 2 reuzen die alles wilden weten

De invloed van de Renaissance op Rabelais: in het werk van Rabelais vinden we veel vrolijkheid en achter die vrolijkheid zitten de ideeën van de filosofie van Rabelais. Hij had een grote bewondering voor de Griekse en Latijnse auteurs en volgens Rabelais spelen zij een grote rol in de educatie. Rabelais uitte zijn ideeen met een groot enthousiasme

II • De bloei van de Renaissance

De Pleiade: de naam voor een groep van zeven sterren => een gesternte

In de 16e eeuw was er een groep van zeven dichters die de naam Pleiade hadden aangenomen. Eerst heetten ze de Brigade, maar later dus de Pleiade, omdat ze die naam poëtischer vonden dan de Brigade.
Het manifest van de Pleiade: Verdedigen en illustreren/verrijken van de Franse taal
1. de dichters wilden de Franse taal beschermen tegen de invloed van de Grieken en Romeinen. Ze waren niet tegen het Grieks en Latijn, maar ze wilden niet dat die invloed te groot werd. Toch imiteerden ze de vormen vanuit het Grieks en Latijn.
2. drie manieren om de Franse taal te illustreren (verrijken):
o verfraaien/mooier maken van de taal door middel van nieuwe woorden (neologismen)
o de dichterlijke genres van de Klassieken (ode en epigram) en de Italianen (sonnet) gebruiken
o nieuwe termen kiezen => woorden uit het dialect

Aanvoerders van de Pleiade:

Pierre de Ronsard schreef odes en sonnetten

Joachim du Bellay schreef Les Antiquites en Les Regrets (gemis, terugverlangen); 2 betekenissen:
o du Bellay was naar Rome geweest. Toen hij daar was, was er net een politieke twist in het hart van Rome. Ook constateerde hij dat veel van de monumenten eigenlijk oude ruines waren geworden
o du Bellay verbleef lange tijd in Rome en hij verlangde terug naar zijn vaderland => heimwee

een sonnet = een gedicht met 14 versregels (10 of 12 lettergrepen); bestaat uit twee kwatrijnen

en twee terzinen. Rijmschema kwatrijnen: ABBA, ABBA en rijmschema terzinen: CCD, EDE

een ode = een lyrische gedicht, verdeeld in strofen, bedoeld om grote gebeurtenissen te vieren of hoge personen te eren

III • De ondergang van de Renaissance

Montaigne (sceptisch; kritische geest):
o vertrouwen in de mens (geloof in de natuur van de mens)
o vrijheid
o persoonlijke ervaring (je moet alles zelf ervaren)

17e eeuw

Maatschappij: Lodewijk de 14e is een absoluut vorst: “De Staat, dat ben ik!”
o het verstand domineert, niet het gevoel
o discipline, orde
o creëren van een eervol mens: d.w.z. een ontwikkelde en onderscheidde mens

I • De eeuw van de Barok (1600 – 1650)

a. de taal

1. de preciosité = een beweging aan het begin van de 17e eeuw de taal wil zuiveren en smaak wil geven aan de psychologische analyse.
Het is een reactie op de tirannie van het huwelijk. Men wil dat de vrouw zelf over vrijheid beschikt. Men ontmoet elkaar in de salons (Madame de Rambouillet).

Men speelt gezelschapsspelletjes en men maakt kleine gedichtjes (zonder waarde). Men discussieert over problemen m.b.t. taal, literatuur en psychologie.
Maar op een gegeven moment gaan ze overdrijven. Men verliest zich in aanstellerij en slechte smaakt (De belachelijke preciosité)
Voorbeeld: les dent = l’ameublement de la bauche

2. Franse Académie (Acamédie Française) => de taal bewaken

b. de filosofie

o Descartes: rationalisme; het verstand domineert
Verhandeling van de methode (Discours de la méthode)
o Pascal: rationalisme
Dacht na over het bestaan, het geloof => Les Pensées (de gedachten)

c. Theater: classicisme
o 3 regels:
- eenheid van tijd (24 uur)
- eenheid van plaats (1 plek, 1 decor)
- eenheid van actie (1 gebeurtenis)
o de regel van de welvoeglijkheid: vermijden van vieze woorden of gevechten
o de regel van de waarschijnlijkheid: moet zich in het echt kunnen afspelen
o de personages zijn van adel

Corneille: Le Cid (1636)

Rodrigo houdt van Chimène, maar hun vaders hebben ruzie met elkaar. Rodigro’s vader, Don Diego vraagt Rodrigo hem te wreken. Rodrigo doodt Chimènes vader, Don Gomès. Rodrigo heeft gekozen voor de eer en niet voor de liefde.
Chimène vraagt de koning om de dood van Rodrigue, maar de koning weigert, omdat Rodrigue zojuist de Moren heeft verslagen in een zeeslag (hij krijgt de naam Le Cid in die zeeslag).
Chimène vraagt een jongeman, Don Sanche, om te strijden met Rodrigue. Rodrigue wint en het huwelijk tussen Chimène en Rodrigue vindt plaats.

Rodrigue heeft een innerlijk conflict (kiezen tussen eer en liefde)
De personages van Corneille hebben altijd een sterke wilskracht.
Le Cid is optimistisch en geen tragedie,maar een tragi-komedie, omdat de held aan het einde niet dood gaat (er vallen wel doden, maar het is een happy-end)

Racine: Phèdre (tragedie, 1677)
Hoofdpersonage heeft ook innerlijk conflict en is zwak
De mens vecht tegen hogere en sterkere krachten; de held strijdt met al zijn krachten, maar hij weet dat de mens uiteindelijk te zwak is om te ontkomen aan het noodlot
Racine is nogal pessimistisch.
Alleen zij die, zoals Andromaque, zuiver zijn, kunnen het gevecht winnen

Molière: grootste komedieschrijver van Frankrijk; doel: publiek vermaken, spiegel voorhouden
Verschillende soorten komedies:

- platte stukken (Le Medecin malgré lui)
- komedies met dans en muziek (Le Bourgeois gentil homme)
- komedies over gewoontes (Les Précieuses Ridicules)
- karakterkomedies (L’Avare = de wrek)

Verschillend soorten komiek:
- bewegingen
- situatie
- woorden
- repeteren

La Fontaine: de grote fabelschrijver
Fabels: literatuur met dieren = de mens wordt afgebeeld in de vorm van een dier
fabels hebben een bepaalde structuur:
- uiteenzetting
- crisis
- ontknoping

18e eeuw

• de eeuw van de Verlichting
• de eeuw van de filosofen
• de eeuw van Voltaire

> rationlisme
< gevoel

De literatuur in de 18e eeuw had een speciaal karakter. De schrijver schreef over sociale, politieke en religieuze problemen. De literatuur werd zodoende een voertuig van ideeën en helpt zo met het voorbereiden van de Revolutie.

De filosofen houden zich bezig met bovennatuurlijke dingen, politieke en religieuze problemen en met de wetenschap. Ze zijn rationalistische en optimistisch, aangezien ze geloven in een vooruitgang van de wetenschap en de beschaving. Ze baseren zich op het verstand. Het verstand domineert, niet het gevoel. Ze zijn deïstisch of atheïstisch.


I • De eeuw van de ontwaking van de filosofische gedachte en van het sentimentalisme (1700 – 1750)

Fontenelle: filosoof

Marivaux: theater: Le jeu de l’amour et du hasard
in het werk van Marivaux zit de hindernis van de liefde in de mensen zelf.
in het werk van Molière komt de hindernis van buitenaf.
Marivaux schrijft gevoelskomedies of liefdeskomedies
Le Marivaudage = een verfijnde en aparte taal, net als Marivaux.
Met hun taalgebruik verraadden de personages hun afkomst.

Montesquieu: filosoof
Brieven van de Perzen (Lettres Persanes, 1721)
Twee Perzen bezoeken Parijs. Ze delen hun vrienden in Perzië hun impressies in Parijs mee; over de gewoontes, religieuze en sociale tradities van die tijd. Montesquieu heeft dit systeem gekozen om kritiek uit te oefenen op het leven in Frankrijk. Tijdens de regeerperiode van Lodewijk de 14e heerst er een grote censuur. Het regime kan niets doen tegen de brieven, omdat Montesquieu zegt: “Ik ben het niet die die brieven heeft geschreven; het is de kritiek van de twee Perzen.”

Voltaire: filosoof

Candide, een filosofisch verhaal
Voltaire bespot het optimisme en de filosofie van Leibniz, een Duitse filosoof die gelooft dat God het grootste gedeelte van de wereld heeft gecreëerd (optimisme voor de toekomst). Voltaire heeft in de tekst kritiek op de samenleving door gebruikt te maken van een naiëve held die lange reizen maakt en zich telkens weer verbaast over alles. Candide blijft geloven in een zo goed mogelijke wereld, ondanks het onheil dat hem overkomt.
Einde: “Men moet onze tuin bewerken.” De tuin is het symbool voor het feit dat Voltaire denkt aan de goede dingen van de beschaving hij meent dat de mens hieraan bijdraagt met zijn werk. De tuin bewerken dat is eerst werken in het kader van professionele activiteiten.

II • De eeuw van de strijd tussen het verstand en het gevoel

In deze periode kijkt men naar de toekomst. De auteurs erkennen de waarde van de persoonlijke emotie.

Rousseau: de mens is goed; hij is bedorven door de maatschappij
Redevoering over ongelijkheid; dat is een redevoering waarin hij beweert dat de beschaving de mens heeft bedorven. De samenleving is slecht volgens Rousseau en hij is tegen de filosofen die geloven in de vooruitgang van de wetenschap. Deze filosofen geloven dat, door wetenschap en door beschaving, de mens beter wordt.
Het sociale contract: een politiek werk dat een nieuwe organisatie van de samenleving stelt.
Emile: een verhandeling over opvoeding. Men moet kinderen een opvoeding geven in volle vrijheid, zonder contact met andere kinderen en ook zonder invloed van ouders en opvoeders. Het kind moet alles zelf ontdekken en de opvoeding moet de ontwikkeling van het kind respecteren en directe waarneming stimuleren, zonder hulp van anderen.

Diderot: Diderot heeft de Encyclopedie geschreven; een groot werk van de 18e eeuw (1751-1772). Het bevat 33 boekdelen en vat de vooruitgang van de wetenschap samen, maar het bevat zeker ook een kritische noot over het geloof en de politiek van die periode. Oorspronkelijk zou de Encyclopedie een vertaling van een Engels werk moeten zijn , maar uiteindelijk is het een propagandawerk geworden.


III • De eeuw van de Revolutie

Beaumarchais: dramatoneelschrijver
De Barbier van Sevilla
Het huwelijk van Figaro

Figaro is in beide stukken het hoofdpersonage. Hij is een intelligente dienaar, ambitieus, maar tegengewerkt door zijn lage afkomst. Hij is een man van het volk. Zijn geboorte is tegen hem, omdat hij niet geboren is in adellijke kringen.
Figaro valt de adel aan: “Dat zijn mensen die een grote kwaliteit hebben door als adel geboren te zijn.” Zodoende wordt hij woordvoerder van de kleine burgerij en kondigt hij de Revolutie aan.

A. Chénier: dichter; lyrische poëzie

19e eeuw

I • Preromantisme (1800-1820)

Mal du Siècle Men lijdt aan de tijd
De mens voelt zich niet op zijn plaats in de tijd waarin hij leeft. Men is niet gelukkig en men vindt niet het geluk in het dagelijks leven. Men wil de werkelijkheid ontvluchten door in een fantasiewereld te gaan leven. Men voelt zich buitenlander in de wereld en men ondervindt een vage triestheid. Deze melancholie, die de reden is van zoveel zelfwoorden in de wereld, noemt men: Le Mal du Siècle (Het slechte van detijd)
(Goethe: Weltschmerz)


François-René de Chateubriand: Le Génie du Christianisme: werk, waarin hij het geloof (christendom) verdedigt tegen de rationalistische filosofen) Hij doet geen beroep op de het verstand, maar op het esthetische gevoel van de auteurs. Het grote succes verklaart de ontwaking van het religeuse gevoel dat opkomt aan het begin van de 19e eeuw.

II • Romantisme (1820-1850)

Poëzie: Alphonse de Lamartine, Victor Hugo, Alfred de Musset, Alfred de Vigny
De romantische dichters uiten hun persoonlijk gevoel. Men vindt de volgende thema’s terug in hun gedichten:
1. religieus gevoel (aanwezig van God)
2. neerslachtigheid van het leven (verveeldheid van het leven)
3. de natuur (de troost die men vindt in de natuur)

Proza: Victor Hugo, Stendhal (Marie-Henri Beyle), Honoré de Balzac
Overgangsschrijvers; realisten met romantische trekjes

Balzac: La Comédie Humaine (De menselijke komedie)
Algemene titel van zijn romans. Hij schreef over komische dingen met een triest gevoel. Hij schilderde de maatschappij op een sobere manier (de tijd van de Restauratie 1815-1830 en de Monarchie van Juillet Louis Phillipe 1830-1845)
Alles hangt af van geld. De maatschappij is een oceaan van modder.

De volgende thema’s komen terug in zijn romans:
• ambitie (alleen de energieke mensen, zullen slagen in het leven)
• gierigheid
• vaderliefde ten opzichte van kinderen
• afgunst

Eugénie Grandet (gierigheid)
Dochter van een wijnboer; haar vader is slechts geïnteresseerd in geld.
Le Père Goriot (vaderliefde)
Oude rijke vermicelliboer; 2 dochters. Hij geeft al zijn geld aan zijn dochters; nu is hij rijk.
La Cousine Bette (afgunst)
Oude dame die de goedheid van anderen niet kan zien (voornamelijk haar familie).

Stendhal: Le Rouge et le Noir (Het rood en het zwart)
Rood is de kleur van de uniformen van de Franse soldaten
Zwart is de kleur van de geestelijkheid
Beylisme = houding ten opzichte van het leven, gekenmerkt door energie en het tot zijn recht doen laten komen van de eigen kwaliteiten

III • Realisme (1850-1870) en Naturalisme (1870-1890)

Realisme in de ruime zin van het woord, wil zeggen:

Een objectieve reproductie van de buitenwereld

Karakteristieke kenmerken:
1. uiterlijk beschrijven
2. een gedetailleerde beschrijving van het sociale milieu
3. objectiviteit
4. grauw en lelijk (werkelijkheid)

Gustave Flaubert: Madame Bovary; het is een verhaal van een vrouw het ideale geluk zoekt in het huwelijk, maar haar man is te realistisch en ze verstikt in het dorp

Naturalisme
Karakteristieke kenmerken:
1. werkelijkheid verklaren op wetenschappelijke wijze
2. determinisme (mens wordt bepaald door erfelijkheid en milieu)
3. personages komen uit arbeidersklasse
4. de milieus zijn zeer gevarieerd

Emile Zola: Les Rougon-Macquart

IV • Symbolisme (1890-1910)

Symbolisme staat naast realisme. De symbolisten geloven dat de werkelijkheid de werkelijkheid niet is. De echte werkelijkheid is het innerlijke leven (onderbewuste; droom, alcohol, drugs)
Symbolisten uiten zich veel met symbolen. Door ritmes in de gedichten, uiten de symbolisten hun gevoelens. Ze willen suggereren, d.w.z. doen voelen zonder het expressief te zeggen, hun gevoelens zijn te vinden in hun hart.


Poëzie: Charles Baudelaire: Les Fleurs du Mal
De slechte dingen van het leven. Baudelaire wil ontsnappen uit het leven. Dit zijn gedichten die zijn ongeluk weergeven.
Correspondances (p. 94)
Vergelijkingen die op het eerste gezicht niets met elkaar te maken hebben
L’Albatros (p. 95)
Thema: geestelijke eenzaamheid temidden van middelmatige mensen die hem bespotten

Paul Verlaine
Vervloekt dichter; losbandig leven (alcohol, criminaliteit)
Heeft een relatie met Rimbaud, maar schiet op hem en wordt gevangengenomen
Le Ciel est par dessus le toit
Il pleure dans mon cœur
Arthur Rimbaud
Vervloekt dichter; heeft heel zijn ouvre vóór zijn twintigste geschreven
Le Dormeur du Val

20e eeuw

I • De periode voor de Eerste Wereldoorlog (1900-1914)

La Belle Epoque (De mooie tijd): gekarakteriseerd door onbezorgdheid (rijkdom en welvaart)

Alfred Jarry: absurd theater

Ubbu Roi: politiek satirespel, omdat de koning iedereen dood die weerstand biedt tegen zijn regime

Edmond Rostand: Cyrano de Bergerac (1897)
Cyrano (ruiter) heeft een ontzettend lange neus. Hij is stiekem verliefd op Roxane, die hem vraagt Christian (op wie ze verliefd is) te beschermen. Christian vertrouwt hem en vraagt hem liefdesbrieven naar Roxane te sturen. Christian sterft en Roxanne trekt zich terug in een klooster. Cyrano bezoekt haar en vlak voordat hij sterft, ontdekt Roxane zijn geheim en ontdekt ze dus dat ze eigenlijk gehouden heeft van Cyrano en niet van Christian.

Charles Péguy: nieuwe ontdekking van de mens zelf (religieus en christelijk karakter)

Alain Fournier: Le Grand Meaulnes
Een romatische, mystieke sfeer creëren (de wereld van de droom)

Appolinaire: surrealistisch dichter; vooruitstrevend
Melancholie, nostalgie, onderbewuste, eenzaamheid (terugkomende thema’s 19e eeuw, Romantiek)
Avant-garde: nieuwe vormen van poëzie

Alcools (verzameling gedichten, 1913)
Thema’s: liefde, dood, vliegen van de tijd
Waarschijnlijk heeft hij zijn gedichten geschreven onder invloed van alcohol; dit om erachter te komen wat er zich afspeelde in het onderbewuste.

De surrealisten willen terugvinden wat er leeft in het onderbewuste. De formule is nieuw, maar het idee niet. Schrijven zonder na te denken, zonder precies te weten wat men schrijft; dat is nieuw

De surrealistische literatuur is vaak obscuur, 2 redenen:

1. het is heel moeilijk uit te drukken wat zich in het onderbewuste bevindt. De dichter moest proberen weer te geven alles wat speelt in het onderbewuste in een taal die voor iedereen te begrijpen is.
2. de lezer slaagt er niet in een verband te leggen tussen de beelden die ontstaan zijn zonder controle van het verstand.

Appolinaire
• horen van andere gesprekken
• interpunctie achterwege gelaten
• hij schreef in de vorm van wat hij schreef (fontein, veer)

Existentialisme

Jean-Paul Sartre, Simone de Beauvoir, Albert Camus

1. bestaan gaat vooraf aan de essentie
2. een mens wordt iets door te handelen
3. de mens is vrij dingen te doen of niet
4. de mens is nooit helemaal alleen; men leeft samen met andere mensen
5. de mens staat in relatie met de mensen van zijn tijd
6. iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen leven en als je dood bent kun je er niet meer aan veranderen
7. het leven van iemand zal betekenis hebben, wanneer hij zijn verantwoordelijkheid neemt in alle situaties die zich voordoen


Sartre:
• Huis Clos
• Le Mur
• La Nausée
• La Putain respectueuse

De Beauvoir:
• Les Mandarins
• La deuxième Sexe
• Mémoires d’une jeune fille rangée
• La force des choses

Camus

Filosofie:
a) De wereld is absurd, God bestaat niet, het leven heeft geen zin. De mens voelt zich buitenstaander in de absurde wereld
b) De mens moet in opstand komen tegen zijn miserabele omstandigheden. Men moet in broederschap vechten tegen de zinloosheid van het leven

•L’Etranger
•La Peste
•La Mythe de Sisyphe

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.