Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Kunststromingen

Beoordeling 5.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 4305 woorden
  • 26 mei 2006
  • 60 keer beoordeeld
Cijfer 5.4
60 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting tekenen Havo 5 2006

Romaanse kunst 900-1150

Ambachten werden toegewijd aan de kerk. Men kreeg de groeiende behoefte relikwieën op te zoeken. Op weg naar de bedevaarten hoopten zij vergiffenis, genezing of een plekje in de hemel te verkrijgen. De meeste waren op weg naar Santiago de Compastella. Naast de bedevaartskerken was er de opkomst van de kloosterkerken waar monniken zich afsloten van de rest van de wereld.
De architectuur is meestal een Latijns kruis. Het dwarsschip diende voor de altaren en de monniken. Andere kenmerken van een Romaanse kerk zijn;

- pilasters en rondbogen
- - reliëfachtige versieringen
- vast maatsysteem, alles moest in balans
- dikke zuilen en steunberen
- betrekkelijk kleine ramen
- vieringstoren (hieronder bevindt zich het altaar)
- arcaden (ronde bogen tussen de zuilen)
- gordelbogen. (deze ondersteunen het tongewelf)
- absiden (straalkapellen dienen als plaats voor heiligenverering, je kunt ze bereiken via de kooromgang)
- De grote van de kerk moest de gelovige zich nietig laten voelen.
De kunst heeft byzantijnse invloeden. Monniken schrijven het heilige boek over en maken initialen. Men schildert in deze tijd in fresco. (temperatechniek op eibasis). Deze schilderingen waren voornamelijk om onderwijs en meditatie te geven. Je vindt de schilderingen boven een absis.
Er is nog weinig beeldhouwkunst te vinden en alles is vrij somber. Op kapitelen vinden we soms wel wat terug;

- reliëfs
- je kunt ze maar van 1 kant bekijken
- onpersoonlijk (geen handtekening/eigen inbreng)
Reliekschrijnen worden echter wel rijkelijk versierd met email , parels en diamanten. Sommige heiligen objecten zijn zelfs uit ivoor gehaald. Dit was symbolisch maar ook om ontzag op te wekken. Verder zijn belangrijke symbolen; Johannes de adelaar, Lucas de os, Marcus de leeuw en Matheus de engel.

Gotiek 1100- 1400

Er kwam in deze tijd contact tussen de kloosters. Steden kwamen tot ontwikkeling. Kerken werden groter dankzij bestuur en handel. Om ruimte en licht toe te passen werd voor het eerst het kruisribgewelf toegepast. (bestaande uit steunberen, spitsbogen en luchtbogen).
In ’t bisdom bouwden de leken, wat gefinancierd werd door rijken , die hierdoor dachten in de Hemel te komen. Bovendien genoten zij aanzien. Vaak werden Romaanse kerken in gotische stijl afgebouwd. De naam gotiek is afkomstig van de goten. Zij hadden het Romeinse rijk ten val gebracht. Later werd dit ook de officiële naam.
De bouw… Er waren bouwloodsen waarin leken opgeleid werden en ze dienden als werkplaats. Dit gebeurde onder leiding van een meester. Hoe ziet een gotische kerk eruit;
- rechts bevindt zich het koor
- Driedeling; arcaden, kleine arcaden,lichtbeuk (hoogste gedeelte) Deze werd naarmate de tijd steeds hoger.
- 3 voorportalen met 2 torens
- rozetvensters (ronde ramen)
- gebrandschilderde glas in lood ramen
- verticale richtingen werden benadrukt

- overvloedige versieringen als arcaden, pinakels, stuwers, pilaren en spitsbogen.
Deze zelfde invloed zag je ook terug in de stadhuizen, kastelen, markthallen en stadsmuren.
’t Gewicht van de kerk rust op kruisribben en gordels. De ribben steunen de pijlers. Deze worden gesteund door steunberen en luchtbogen. Muren worden hierdoor minder dik omdat ze minder druk te dragen hebben, ook ramen worden groter. Ramen zetten het altaar in het licht. Er is een duidelijke geleding. De kerken dienden vooral als statussymbool voor de stad. Ze werden gezien als Gods Hemels paradijs.
De schilderkunst verandert. Naast de bijbelse onderwerpen krijgen landschappen en portretten ook meer aandacht. Opdrachtgevers waren dan ook rijke lui.
Monniken zijn ondertussen bezig met getijdenboeken in miniatuurschrift.
- plastische weergave vanuit 1 punt
- beschildering van altaarstukken
- tripiek ( schilderijen uit panelen)
- olieverf (werd uitgevonden in de hooggotiek. (v Eyck) V der Weyden , Mernlinc werden de Vlaamse primitieven genoemd.
- Symboliek voor de leer
- Rood; liefde/lijden wit; maagdelijke blauw; hemelse
De beeldhouwkunst kwam in timpanen portaaldeuren, colonnefiguren (op een zuil) Er was samenwerking tussen verschillende ambachten, het was nog anoniem en was symboliserend. De s-bocht vind je vaak terug. Dit geeft perfectie aan.

Renaissance 1400-1530 (vernieuwing)

De burgerij kreeg meer macht dan de kerk. Er was interesse voor de klassieke beschouwing. Vanuit Florence (Bizantanium) is de renaissance ontstaan. Wetenschap, natuur en systeem stonden hier in de belangstelling. Ook werd de boekdrukkunst uitgevonden.

De bouwstijl;
- klassieke vormen
- harmonieuze maatverhoudingen volgens de gulden snede
- geometrische vormen/ symmetrische plattegronden
- centraalbouw
- plafonversiering (cassettes)
- rustica (natuursteen)
- kroonlijst
- benadrukking geleding
- regelmaat in de versieringen
Aandacht voor de zuilen kwam, en ze kwamen steeds meer vrij te staan. ’t Romeinse Patheon was in deze tijd t grote voorbeeld. Romeins gebouw met een koepel bekroond. Er worden Pallasco’s gebouwd. Dit zijn grote herenhuizen gebruikt als eigen kantoor, kapel of handelsplaats.
De schilderkunst was vaak afgeleid van Bijbelse gebeurtenissen, mythologische onderwerpen. Het werd realistischer, plastischer. Er werden veel portretten geschilderd, hierbij was vooral de opdrachtgever belangrijk. Er werd sfumato toegepast. (verzachting van de kleuren) Vormen, proporties, en kleuren moesten ideaal zijn. Bovendien zette de schilder er nu een handtekening onder. Veel was erg wetenschappelijk en er was veel aandacht voor de anatomie van het lichaam. (naakte perfectie) Michelangelo, Botticelli en Rafaël waren beroemde beeldhouwers van die tijd. De beelden zaten vol met personificatie, allegorie, symboliek en verwijzingen naar de filosofie. Bovendien worden beelden gegoten op een sokkel, en zijn veelal vrijstaand. Hierdoor speelt de lichtval een rol. Alles wordt zeer geïdealiseerd en helden worden vereerd.

Maniërisme 1530- 1600

De naam betekent overdreven stijl. Michelangelo, Palladio en Rafaël waren manieristen Ze begonnen eigen emoties en invloeden in hun werk te stoppen. Hierdoor zou het werk meer betekenis krijgen. Ze werkten voornamelijk met moeilijke houdingen en constructies. Ze wilden vooral veel toegepaste technieken laten zien. Het Maniërisme is verspreid uit Rome en is in de rest in Europa gekomen dakzij gravureboeken. Boeken met platen. Pas veel later werd de stijl erkend en niet als geïmiteerd bestempeld.

Kenmerken van de hoogrenaissance zijn;
- een centraal gedeelte met een koepel
- uiterst doorgevoerde symmetrie
- kolossale orde
- klassieke vormentaal gebruikt
- uitspringende tempelfaçades
- alles word op een persoonlijke manier toegepast
- doorgetrokken zuilen over de geleding heen
Versieringen zijn niet aangebracht op een zijl omdat die nodig was. Soms is een zuil de versiering en heeft hij geen functie, net als vele andere versieringen.
De schilderkunst; Naast bijbelse taferelen komen er ook mythische onderwerpen voor. De compositie is vaak ingewikkeld en gekunsteld. Ruimte uitbeelding is niet realistisch. Ook de proporties van mensen hoeven niet perse te kloppen maar zijn wel realistisch. De klassieke kleurschema’s worden achter zich gegooid. Er zijn koude pasteltinten en schrille contrasten.
Het beoogde effect maakt een onnatuurlijke indruk. Het wekt een dramatische sfeer.

Beeldhouwers werken graag met duur materiaal als goud en email. Het schoonheidsideaal en personificatie blijven centraal staan. Ook de houdingen zijn ongebruikelijk. Bijvoorbeeld extreem gedraaid. Wanden en plafonds worden voorzien van stucwerkdecoraties. (versieringen met behulp van pleisterkalk) Al lijkt het vaak of de voorwerpen een gebruikersfunctie hebben, ze dienen vooral als decoratie of statussymbool. Alleen rijken kunnen zich dit veroorloven.

Barok 1600 – 1720

De Barok was eigenlijk een actie om de Kerk weer terug van macht te voorzien. Ook vorsten in Frankrijk probeerde door de barokstijl hun macht te vergroten, en vooral hun aanzien. De Barok streefde ernaar architectuur, beeldhouwkunst en schilderkunst samen te brengen. Vooral ongewone lichtval en grote licht donkercontrasten spelen een rol. Zuilen worden kolosaal gebouwd, om indruk te maken. Bovendien is kenmerkend voor de architectuur van de Barok de asymmetrische plattegronden. De functie was uiteraard de grootsheid van de kerk uit te drukken. Binnen de schilderkunst zijn Rubens en Rembrandt erg bekend. Ook de plafondschilderingen van Guericino zijn erg bekend; ze wekken een illusie. (trompe l’oeil) Het oog wordt bedrogen. Maar als je gewoon naar boven kijkt zie je het als een recht schilderij, zo is het echter niet geschilderd. Door de Goude Eeuw neemt de welvaart vooral onder de gegoede burgerij toe, die zijn dan ook voornamelijk opdrachtgever, met de intentie te pronken en status te verkrijgen.

Rococo 1720- 1750

In de 18e eeuw was dit een uitbundig suikerwerk uit allerlei schelpvormen. Dit was een reactie op t classicisme. Het was een pronkerige interieurstijl die weinig mensen konden betalen. Vergeleken met de barok was dit veel uitbundiger en vrolijker. De kunst viel echter gelijk al in 2en namelijk de rubénisten die de nadruk op kleur en emotie legden en de poussinisten die vooral het classicisme volgden. In de voorstellingen vind je engeltjes, slingerende plantmotiefjes , erotische taferelen, idyllische landschappen, decadente feesten en portretten. De rococo zette zich vooral af tegen de academische regeltjes. Ze maken ovale plattegronden en veel reliëfs met gestuukte gips. Talloze rocaille motieven (schelpachtige motieven) slingeren over de muur. Allen a- symmetrisch. De versiering gaat gewoon door bij de gebruiksvoorwerpen en meubels. De kunstenaars gebruiken lichte kleuren, bladgoud en pasteltinten. Het doel van al deze versieringen was de ‘kijker’ blij te maken, luchtig en speels over te komen. Hierom werd dit ook toegepast in de kerk.
Ditzelfde word ook toegepast in de tapijtkunst.

Neoklassiek 1760- 1840

De opnieuw belangstelling voor de klassieke kunst. De klassieke oudheid had veel invloed achtergelaten. Het was voornamelijk weer een reactie op de barok en de rococo. De interesse kwam ook op doordat de Romeinse steden Pompei en Herculaneum werden opgegraven. Vooral de burgerij vond dit erg interessant. Ook was voor veel mensen het verzamelen van Egyptische kunst een hobby. Men wilde zich identificeren met de klassieke cultuurdragers. Eigentijdse gebeurtenissen werden in een klassiek jasje gegoten. Vooral de gegoede burgerij was geïnteresseerd. Kunstenaars bewezen dat ze klassieke schrijvers gelezen hadden door hun kunstwerken.
In de eerste helft van de 19e eeuw werden talloze openbare gebouwen in klassieke stijl gebouwd in functionele principes. Een streng geordende stijl met symmetrische gebouwen. Bijvoorbeeld de arc de Thriomphe. Gebouwd in opdracht van Napoleon. Kroonlijsten, friezen (beeldhouwschilderijtje in een gebouw/monument) en reliëf zijn kenmerken van het neoclassicisme. De functie van dit alles is om gebouwen macht en voornaamheid uit te laten stralen. Ook is het vaak een symbool voor een bepaalde gebeurtenis. Bijvoorbeeld de overwinning van Napoleon. Bovendien moesten de gebouwen de functie uitstralen die t gebouw heeft (bijvoorbeeld een parlementsgebouw)

De schilderkunst benadrukt vooral historische gebeurtenissen. Deze zijn van de oude cultuur afgeleid. Houdingen zijn overdreven dramatisch en geposeerd. De compositie is statisch. De achtergrond bestaat altijd uit een vlakke wand met weinig dieptewerking. Hierdoor wordt het schilderij rustig. Bovendien is er vaak een sterke lichtdonker werking. En een onzichtbare lichtbron. Het kleurgebruik is monochroom (veel dezelfde bruin groene tinten). Vormen zijn tekenachtig en sterk gelijnd. ’t Moet voldoen aan perfecte schildertechniek, duidelijke vormen en lijnen en een heldere voorstelling. Vaak zijn de schilderijen symbolen om een ideaal uit te beelden. Kennis en verstand worden boven emoties geplaatst.
Beeldhouwkunst; vaak wordt het klassieke schoonheidsideaal uitgebeeld. Verhoudingen worden mooier gemaakt dan ze zijn en geperfectioneerd. Het wit marmer wordt gepolijst en perfect technisch uitgevoerd. Vooral symboliek speelt een rol ;
- leeuw; moed en kracht
- vrouw die de urn draagt; nagedachtenis
- figuur bovenin een driehoek is de belangrijkste; overwinning van de dood bijvoorbeeld.
Toegepaste kunst; empire genoemd in deze stijl. Strakke symmetrie, verfijnde versieringen en organische ornamenten zijn afgeleid van Romeinse woningen. Griekse en Romeinse motieven overheersen. Door kostbare materialen en rijke versiering moeten meubels een klassieke, chique indruk wekken. Er zijn heel veel nationalistische symbolen in te vinden, als lauriertakken, adelaars, wapenschilden enz.

Romantiek (1800-1840)

De romantiek was een reactie op de verlichting. Er was aandacht voor t gevoel, de fantasie, de emotie, gevoelig wild en avontuurlijk waren de steekwoorden. ’t Tegenovergestelde van t strakke neoclassisisme. De onderwerpen waren meestal historische, exotische en dramatische thema’s. De romanticus had een hekel aan het burgerlijke allerdaagse leven. Hiernaast kwam t nationalisme op door de stroming, op zoek naar heldhaftige voorouders.
Nazareners waren hier een voorbeeld van. Zij leefden in een commune en streefden met kunst het ideaalbeeld van de zelfopofferende Christus na. De groep pre-refaëlieten wilden juist terug naar de zuivere kunst voor 1500.

Goya, Turner, Friedrich en Delacroix waren beroemde schilders in de romantiek, beroemde beeldhouders waren; Carpeaux, Rude en Barye. Ook waren er architecten met neostijlen als Garnier en Roulaert. Garnier bouwde in neobarok. Er wordt teruggewezen naar stijlen uit t verleden als classicisme, gotiek, renaissance en barok. Deze stijlen worden vaak door elkaar toegepast (eclecticisme) Hierdoor kwamen neostijlen opnieuw tot bloei. Burgers konden hun smaak en geld uitte door welgevormde vormgeving.
Schilderkunst; Gericault met het vlot van Medusa. Maakt veel gebruik van clair obscur, theatrale gebaren, dynamiek. William Turner is abstracter en werkt met vormen en vlekken die veelal dynamiek van de natuur weergeven. Om dit te versterken ontbreekt perspectief nog al eens. Hij maakt gebruik van forse toetsen en a-symetrische composities.
Beeldhouwkunst; Francois Rude, de Arc du Triomphe. Gezichten zijn theatraal, houdingen erg dynamisch, het werk is doordrenkt met nationalistische opvattingen. Vormgeving en mensen zijn ontleend uit de klassieke kunst. Door t reliëf ontstaat een sterke licht donker werking. De beelden zijn glad afgewerkt. Typisch romantisch.
Carpeaux maakt gebruik van de vaderlandsliefde en heldhaftigheid. Hij beeldt dit uit als een klassieke allegorie. Er is veel symboliek in t spel.
Turner heeft later impressionisten geïnspireerd door zijn lichtval.

Realisme 1840-1880

Deze kunststroming was een reactie op de romantiek en op de Franse revolutie (1789) De kunst werd voornamelijk bepaald door een kleine groep elite. Als zij jouw kunst niet waardeerde was je kunstenaarsbestaan heel moeilijk. Je kreeg een onuitwisbare refuse op de achterkant van je schilderij. Een keer per jaar werd de kunst gekeurd in de zaal van het Louvre. Alles was heel clichématig, gekunsteld , clasistisch en volgens de academische normen. De reactie hierop was Courbet, die het realisme oprichtte. Zij kregen veel commentaar van critici. Zij vonden de ongekunstelde werkelijkheid van het allerdaagse van de schilders, grofs en platvloers.
Binnen de stroming was er ook een naturalistische stroming van het realisme. Deze schilders hadden vooral bewondering voor de 17e eeuwse Nederlandse landschapsschilderkunst. Schilders van betekenis zijn, Courbet, Millet, Daumier en Rousseau
In de 19e eeuw bieden staal, gietijzer, glas en ijzer allerlei uitkomsten. Er kunnen nu grote overspanningen gemaakt worden. Vaak wordt het gebouw nog wel aangekleed met bakstenen in een neo classistische stijl. Toch blijven veel gebouwen hun constructie verhullen. In gietijzer, worde voorgeprefabriceerde onderdelen gemaakt. Een goed voorbeeld is het wereldberoemde Cristal Palace van Paxton en de eiffeltoren van Gustave Eiffel. De vorm en constructie zijn alleen maar functioneel. Het skelet is meestal van gietijzer en staal, waardoor een open constructie die veel licht en ruimte toelaat ontstaat. De Eiffeltoren is louter een symbool van 19e eeuwse bouwkundige ingenieurstechnologie.

In de schilderkunst van het realisme geven vooral sombere kleuren en het bestaan van arme ploeteraars het toonbeeld aan. Veelal treffen we nog clair-obscur aan, maar niet meer zo overdreven als in de romantiek. Schilders schilderen vaak terplekke in de openlucht. ( en plein-air) bovendien wordt er op een schilderachtige wijze geschilderd. (men blijft de verftoetsen zien. In ’t schilderij van courbet (uit je boek) vind je veel symboliek terug.

In de beeldhouwkunst houdt bijna alleen Meunier zich bezig in t realisme. Hij laat gewone mensen poseren. En past houdingen als een contrapost ( been die in ontspannen toestand iets doorbuigt, oa de zaaier) toe. Hij polijst zijn beelden niet, zodat de structuur duidelijk zichtbaar blijft. Wel heeft hij veel aandacht voor de anatomie van de mens, en werkt hij belangrijke lichaamsdelen wel glad af. Ook concentreert hij zich op de stofuitdrukkingen. Hij zet gewone mensen als voorname mensen op een sokkel. Waardig en voornaam.

Impressionisme (1870 – 1905)

Manet veroorzaakte in 1883 menige opschudding met zijn schilderij. Een allerdaags onderwerp, waar een vrouw picknickte met twee eigentijdse heren. Bovendien maakte hij gebruik van zuivere kleuren. Toch werd Manet een groot voorbeeld voor impressionisten. Zij maakten gebruik van de wetenschap, die bewezen had dat terugkaatsende lichtvlekken die op ons netvlies terechtkomen, geregistreerd worden als vormen en kleuren. Dit was wat de impressionisten wilden; terugdringen tot lichtvlekken. Bovendien werd in deze tijd de fotografie uitgevonden, die een grote rol speelde. (vandaar de naam impressionisme, ook wel impressie) De stroming bloeit vooral in Frankrijk op , maar ook in Nederland ontstonden scholen als; De Haagse school en de Amsterdamse school. Belangrijke kunstenaars zijn; Manet, Monet, Dégas, Renoir, Pisarro, en gabriëls.
Net als het realisme wilden zijn allerdaagse taferelen afbeelden. Spanning in de schilderijen ontstaan door de kleuren en de lichttinten. Er worden geen details afgebeeld, wel contouren. (deze werden vooral van neogotische stijl geschilderd). Vaak is er een rustpunt in de compositie. De schilderijen zijn altijd momentopname, vaak vlug geschilderd met forse toetsen. Altijd met zuiver kleurgebruik. Vaak ontbreekt lijnperspectief om de compositie spanning op te brengen. Ook wordt gebruik gemaakt van silhouetten, warm koud contrasten en ruimtesuggestie dmv een atmosferisch perspectief, dat geschept wordt vanuit de kleuren. Het gaat de schilders vooral om de impressie van een bepaald moment.
Hollands impressionisme; voornamelijk het puur Hollandse landschap is typerend voor de Haagse school. Voor de Amsterdamse school zijn juist schilderijen met taferelen uit het uitgaansleven en stadgezichten overwegend. Bij landschappen is vooral de lucht erg belangrijk. Vaak wordt er in kleurengamma’s geschilderd. Dat wil zeggen in een bepaalde kleurtrend zoals bijv rood/bruin. Dit wordt vaak gedaan om de rust in het schilderij te bewaren. Vooral de Amsterdamse school heeft interesse voor de Japanse cultuur (japonisme).
In de beeldhouwkunst van het impressionisme is vooral de emotie en de stemming erg toonaangevend. Houdingen zijn dan ook dynamisch, expressief en levensecht. De beelden lijken vaak onaf en bezitten grote plasticiteit, hierdoor ontstaat een spel van licht en schaduw. Vormen worden eerst met klei geboetseerd en later afgegoten in brons. De facturen (sporen) van de kleitoetsen blijven duidelijk zichtbaar. Het impressionisme is in strijd met het neo-classisme . Beeldhouwers als Rodin hebben invloed gehad op het latere expressionisme.

Pointillisme 1884- 1905

Het impressionisme werd nog verder doorgevoerd. Men maakte gebruik van optische kleurmenging. Je oog mengt de verschillende kleuren, omdat je oog vanaf een afstand de minuscule stippeltjes niet waarneemt. Schilderijen zijn veelal uit primaire kleuren opgebouwd. We noemen dit devisionisme. Je oog maakt zelf de secundaire kleuren.
Postimpressionisten raakten beïnvloed door Japanse prenten. Vooral egale kleurvlakken en vereenvoudigde vormen interesseren hen. Ze vinden het vlugge werk van de impressionisten maar niks. Ze ordenen hun werk opnieuw Door middel van abstraheren en herstructurering van de vormen proberen zij de wetmatigheden van de natuur aan te geven. De compositie is afgeleid van geometrische vormen. Bovendien ontbreekt lijnperspectief, waardoor het beeld 2-demensionaal oogt. Verf toetsen worden in verschillende richtingen geplaatst wat het schilderij dynamischer maakt. Bovendien rust er bijna altijd een evenwicht, tussen kleuren en of vormen.
Kenmerkend voor het pointillisme is dat een schilderij maanden, zelfs jaren duurt. Horizonlijnen ontbreken vaak. Contourlijnen worden niet geschilderd. De contour wordt aangegeven door schaduw in stippeltjes. Om de aandacht op ene bepaald punt van het schilderij te concentreren gebruikt men een complementair kleurcontrast. Seurat en Signac zijn wellicht de bekendste meesters.

Een echte postimpressionist was onze eigen Vincent van Gogh. Hij maakt overdreven gebruik van warm koud en complementaire kleurcontrasten. De intense vaak felle kleuren, zijn afhankelijk van zijn emoties. De olieverf wordt aangebracht met forse verfstreken. Deze stralen dynamiek uit en zorgen voor een zeker ritme. Met de streken straal hij vooral zijn onrust uit. Het felle emotionele kleurgebruik heeft expressionisten en sommige futuristen geïnspireerd.

Symbolisme 1885- 1900

Symbolisten willen door middel van symbolen, de diepere betekenis van de zichtbare dingen weergeven. Literaire verhalen, poëzie, dromen, visioenen en mystieke overleveringen zijn inspiratiebronnen. Hun werk is tegen de oppervlakkige veel te wetenschappelijke impressionisten. Ze zijn geïnspireerd door egale kleurvlakken, nadrukkelijke contouren, en het laten ontbreken van schaduwen en decoratieve elementen. Een bekende schilder is Paul Gauguin of Edvard Munch. Het symbolisme is vooral te herkennen aan fel kleurgebruik zoals (oranjerood en blauwzwart), licht donkercontrasten, kwaliteitscontrasten, complementair en licht- donker contrasten. Contouren zijn nadrukkelijk, en ruimtesuggestie wordt benadrukt met een lijnperspectief. Weer is de achterliggende bedoeling van deze schilderijen het uitten van emotie, maar ook het afzetten tegen de scheefgroeiende wereld. De schilderijen van Edvard Munch hebben Duitse expressionisten en Jugendstilkunstenaars beïnvloed.

Jugendstil (art nouveau) 1890-1910

William Morris richtte de Arts and Crafts Movement op. Hij verzette zich tegen de onpersoonlijke fabrieksproducten die het ambachtelijke werk hadden verjaagd. De aanhangers van de Jugendstil hebben zijn ideeën uitgewerkt. Zijn inspiratie kwam uit de natuur, de vroeg Middeleeuwse kunst, de Japanse kunst en de decoratieve vormgeving van het symbolisme. De Jugendstil is vooral tot bloei gekomen in de toegepaste kunst. Bekende vormgevers zijn Toulouse Lautrec, Bruno Paul, William Morris enz. Bekende architecten zijn Gaudie, Horta, Guimard, en Endell. Gustav Klimmt en Egon Schiele waren belangrijke figuren uit de Wiener Sezession (Weense Art nouveau).
De vormgeving is slingerend, sierlijk en uitbundig. Meestal wordt gebruik gemaakt van materialen als gietijzeren. Gaudi is een heel fenomeen in de Art nouveau. Hij maakte de Sagrada Familia (helaas nooit af) op een plastische manier, alsof het geboetseerd was. Zijn werk is rijk versierd met beeldhouwwerk, ornamenten, gekleurde mozaïeken, en organische versieringen. Ambachtelijke technieken en traditionele materialen zijn toegepast. De symboliek ervan is dat de natuur (en het geloof dus) leeft. Ook kleursymboliek speelden een grote rol. Geloof hoop en liefde hadden hun eigen kleur moeten krijgen in de kerk.
Schilderkunst; afgeleid van de natuur. Men wil een eenheid in de lay-out. Vormen zijn organisch, gestileerd en meestal pastelkleurig. Kunstenaars maken gebruik van lithostenen, deze schilder je in en kun je afdrukken in verschillende kleuren. Vooral decoratieve eigenschappen worden uitgedrukt. Een goed voorbeeld is de kus van Klimmt.
Gebruiksvoorwerpen; organische motieven en lijnen en slingeren. Versieringen met ingelegde edelstenen. Ambachtelijk uit materiaal gesneden, vervaardigd. Ook word er gebruik gemaakt van repoussoirwerking (door silhouetten op de voorgrond diepte schetsen). De figuren zijn op het glazuur gedrukt van het porselein. (vaak) De gebruiksvoorwerpen hebben amper functie maar zijn decoratief bedoeld.
Meubels en interieur; a- symmetrie, golvende ornamenten, verspringende muurvlakken, welvende plafonds, dit alles in plantmotieven. De decoratie wordt verder doorgeschilderd op wanden en leuningen. Traditionele materialen als marmer en edelstenen werden gebruikt. Victoria Hort is hier een goed voorbeeld van. Zij past alle kunst toe in een gebouw (ook wel Gesammtkunstwerk). Voor meubels worden ook kostbare materialen gebruikt. In het interieur hebben de golvende lijnen vaak zowel een dragende als decoratieve functie. Het nadeel van de stroming is dat t erg tijdrovend is en materialen erg duur. Pas later kwam er massaproductie en werden de meubels betaalbaar.
Illustraties, lettertypen en lay-outs zijn van betekenis geweest voor de grafische vormgeving die we nu kennen. De geometrische en ritmische decoraties van Klimmt waren van betekenis voor de avant-garde kunst en de abstracte kunst. Gaudi heeft invloed gehad op het surealisme.


Art Deco 1910-1940

Luxe stijl voor de bovenlaag van de bevolking, terug te vinden in kleding, wandtapijten, meubels,enz. Vormen uit de natuur worden gestileerd in geometrische vormen. Felle kleuren en motieven uit oude culturen worden toegepast.

Expressionisme 1905- 1920

Expressionisten waren geïnspireerd door de ongeremde wijze, kleuren en emoties. Grote voorbeelden voor hen waren Much, Gauguin, en van Gogh. Ze lieten zich ook inspireren door exotische kunst en primitieve kunst. Expressie komt van uitdrukking, vandaar de naam expressionisme. Academische kunstregeltjes en de zichtbare werkelijkheid waren beslist geen uitgangspunt voor deze schilders. Men vond het niks. Na een expositie van Matisse werden de expressionisten bespot met de naam ‘fauves’ wat wilde beesten betekent. Maar ook de architectuur ging zich ermee bemoeien. Studenten richtten Die Brücke op. Ze gingen in tegen alle maatschappelijk normen. Ze lieten zich inspireren door het stadsleven, de natuur en de mens. Later richtten Franz Marc en Wassily Kandinsky een nieuwe kunststroming op (Die Blaue Reiter) Hun werk was vrolijker, poëtischer en kleurrijker dan de stijl van Die Brücke. De Amsterdamse school neemt qua het expressionisme een belangrijke plek in, in de architectuur.
Architectuur; Voor de architecten was het uitten van emotie en gevoel moeilijker omdat zij rekening moesten houden met de functionaliteit van het gebouw. Toch kan met bewapend beton of bakstenen een organische vorm gemaakt worden (door bijv Rudolph Steiner). Onregelmatige geometrische vormgeving is een excentriek kenmerk voor expressionisme binnen de architectuur. De Amsterdamse school bijvoorbeeld heeft verschillende kleuren bakstenen, rijtjes scheefstaande tegels, een opvallende toren en een organische vormgeving. Het unieke van deze school was vooral dat er zoveel geld aan bouwkunst werd besteed aan het gewone volk. (sociale woningbouw). De functie is vaak moraliserend, en sociaal. Doelmatig valt het echter niet te noemen, de versieringen staan doelmatig gebruik juist in de weg.
Fauvisme; Fauvist de Vlaminck is een bekend man. Hij gebruikt felle kleuren, verre weg van natuurgetrouw. Hij maakt absoluut geen gebruik van atmosferisch perspectief en aan ruimtesuggestie doet hij ook niet veel. Kenmerkend is het dikke schilderen van de olieverf, spontaan en zeer ongedetailleerd. Figuren hebben donkere contouren. (1905-1910)
Die Brücke; (1905-1913) Kandinsky en Kirchner zijn bekende namen. Zij laten thema’s als sexualiteit, corruptie, mysterieuze verbondenheid van de mens met de natuur uit. Vaak wordt en van zijlicht gebruik gemaakt. Kenmerken voor Die Brücke is de hoekige vormgeving van de houtsnede. Deze hoogdruktechniek zorgt voor maximale licht en donkercontrasten. De invloed van primitieve Afrikaanse kunst is terug te vinden in de vereenvoudigde vormen en de herhaling van lijnen en versieringen. Veel schilderijen geven kritiek op de situatie in Duitsland na de 1e WO. Het pessimistische en onpersoonlijke valt in veel schilderijen terug te zien.
Der Blaue Reiter; onder invloed van het fauvisme worden voornamelijk primaire en secundaire kleuren gebruikt. Olieverf word dekkend, pasteus, en in grote toetsen aangebracht. Binnen de organische vormen is een vormgeving teruggedrongen naar simpele geometrische vormen als een cirkel. Zoals schilderijen van Franz Marc. Kandinsky is van mening dat je het hoger bewustzijn kunt bereiken als je het aardse loslaat. Zijn kleuren hebben een grote symboliek. Blauw van de paarden staat bijvoorbeeld voor robuustheid. Geel is de kleur van agressie enz…
Beeldhouwkunst; Een voorbeeld van een beeldhouwer is Barlach. Beeldhouwers laten de vormen voor zichzelf en houden de vormen simpel. Ook blijven sporen van bewerking zichtbaar. De expressie en houding van de figuren is vooral kenmerkend. Vormen worden geabstraheerd en teruggedrongen tot geometrische vormen. De essentie van het beeld wordt alleen benadrukt. Bijvoorbeeld een gezichtsuitdrukking.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.