Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Criminaliteit

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1841 woorden
  • 29 juni 2004
  • 45 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
45 keer beoordeeld

Criminaliteit Paragraaf 1 Criminaliteit Onmaatschappelijk gedrag -> wanneer je je niet houdt aan de geldende normen. Crimineel gedrag -> wanneer je de wetten overtreed. Recht -> het geheel van gedragsregels, vastgesteld door de overheid, die betrekking hebben op het handelen van mensen als leden van een samenleving. Criminaliteit -> alle gedragingen die bij de wet strafbaar zijn gesteld. (dus) alle misdrijven die in de wet staan omschreven. Rechtsnormen zijn bedoeld om: - de samenleving te ordenen. - conflicten naar behoren te regelen - onafhankelijke rechtspraak te waarborgen
De wet maakt onderscheid tussen: - misdrijven (de meer ernstige strafbare feiten) - overtredingen (de minder ernstige) Overtredingen komen niet op het strafblad te staan, misdrijven wel. Er is onderscheid tussen de volgende soorten delicten: * delicten tegen de openbare orde en het gezag (verbranden Nederlandse vlag) * misdrijven tegen leven en persoon (moord of mishandeling) * ruwheidsmisdrijven (vernieling of graffiti) * vermogensmishandeling (diefstal of verduistering) * seksuele misdrijven (aanranding of verkrachting) * verkeersmisdrijven (rijden onder invloed) * misdrijven tegen de Opiumwet (de verkoop en het bezit van soft- en harddrugs) * economische delicten (het verkopen van vlees met te veel sulfiet) * milieudelicten Er is ook nog verschil in veelvoorkomende en zware criminaliteit. • Zware criminaliteit -> moord, inbraak, overvallen, verkoop van harddrugs. Deze zaken zijn een ernstige aantasting van de rechtsorde, zorgen voor een sterk gevoel van onveiligheid. Ook de media besteden hier veel aandacht aan. • Veelvoorkomende criminaliteit -> winkeldiefstallen, voetbalvandalisme, fietsendiefstal, vernieling, graffiti, zwartrijden. Deze zaken komen veel voor, zorgen voor gevoelens van onveiligheid en worden relatief licht gestraft. De geregistreerde misdrijven zijn niet altijd betrouwbaar, dit komt doordat: - veel mensen geen aangifte doen bij dingen als fietsendiefstal of vernieling. - sommige delicten niet vaak worden ontdenkt, zoals dronken rijden, milieumisdrijven, belasting ontduiking, zakkenrollerij. - de opsporingsactiviteit van invloed is op de cijfers. - er registratiefouten worden gemaakt. Slachtofferenquêtes hebben ook nadelen: - de gevoeligheid voor criminaliteit is bij iedereen weer anders - alleen veelvoorkomende delicten worden gemeten - er is ook slachtofferloze criminaliteit (te hard rijden, milieudelicten, belastingontduiking) Ook worden er daderenquêtes gehouden. Materiële schade -> schade als gevolg van vernieling, inbraak, diefstal of de gevolgen van belastingontduiking. Immateriële schade -> mensen die het slachtoffer zijn geworden.
Paragraaf 2 Oorzaken van Criminaliteit Criminaliteit komt niet onder alle lagen van de bevolking voor. De verschillen hebben te maken met: * Geslacht (criminaliteit wordt meer gepleegd door mannen dan door vrouwen) * Leeftijd (het zijn vooral jongeren die veelvoorkomende criminaliteit plegen, zware criminaliteit komt vooral voor onder iets oudere mannen) * Maatschappelijke positie (criminaliteit komt meer voor bij mensen met een lage maatschappelijke ladder) * Etnische afkomst (er zijn even veel criminele allochtonen als autochtonen) * Locatie (inwoners van grote steden plegen vaker delicten dan dorpelingen) De oorzaken van criminaliteit zijn op de volgende manier in te delen: - aangeboren - invloed van de omgeving -> op individueel niveau: de mate van socialisatie -> op maatschappelijk niveau: de invloed van maatschappelijke omstandigheden
Socialisatie -> het proces waarbij waarden, normen en andere kenmerken van een cultuur worden aangeleerd. Mensen hebben te maken met allerlei maatschappelijke omstandigheden en ontwikkelingen waarop zij weinig invloed hebben, maar die crimineel gedrag wel kunnen bevorderen. Vijf belangrijke zijn: 1) Maatschappelijke en sociale achterstanden
2) Drugsgebruik
3) Normen en waarden
4) Sociale controle
5) Pakkans
Verklaringen voor criminaliteit kunnen in verschillende invalshoeken gezocht worden: 1) biologische theorieën -> vroeger werd er volgens sommige wetenschappers beweerd dat de ene mens wel als misdadiger is geboren en de andere niet. Dit blijkt niet zo te zijn. Tegenwoordig probeert de sociobiologie het sociale gedrag van mensen uit de biologische factoren te verklaren. 2) psychologische theorieën -> psychologen ontdekten dat onder criminelen relatief vaak mensen met psychiatrische stoornissen voorkwamen. 3) sociologische theorieën -> sociologen noemen vooral de invloed van maatschappelijke omstandigheden als gevolg van criminaliteit. De aangeleerd-gedrag-theorie -> wanneer jongeren veel omgaan met anderen die al crimineel zijn, is de kans groot dat zij ook crimineel worden. De anomietheorie -> het probleem dat mensen hebben om hun levensdoelen te bereiken als gevolg voor criminaliteit. De bindingstheorie -> in ieder mens schuilt een ‘misdadiger’, maar veel mensen gedragen zich netjes doordat zij bindingen (banden met familie, vrienden enz…) hebben en die niet op het spel willen zetten. Mensen die geen bindingen hebben zijn dus ook sneller crimineel. Paragraaf 3 bestrijding van de criminaliteit Geweldsmonopolie -> de overheid moet ervoor zorgen dat iedereen zich aan de wet houdt. Als het nodig is mag de staat hiervoor zelfs als enige geweld gebruiken. Rechtsstaat -> een staat waarin de overheid is gebonden aan wettelijke regels en waarin de bevolking beschikt over politieke en sociale rechten. Alle mensen rechten zijn vastgesteld in de Nederlandse Grondwet. Er zijn een aantal specifieke bepalingen waar de overheid zich aan moet houden bij de bestraffing van crimineel gedrag: - het legaliteitsbeginsel: je kunt alleen worden gestraft voor iets dat in de wet strafbaar is gesteld. - elk wetsartikel in het strafrecht bevat telkens een nauwkeurige omschrijving van het delict en de strafmaat die een rechter maximaal kan opleggen. - je mag niet twee keer voor hetzelfde vervolgd worden. - een verdachte is onschuldig totdat hij door de rechter schuldig is bevonden. Door middel van wetgeving en rechtshandhaving ziet de overheid erop toe dat burgers elkaars rechten niet schenden. Tegenwoordig voert de overheid een tweesporenbeleid: * Bij veel voorkomende criminaliteit wordt gezocht naar preventieve maatregelen, zoals versterking van de sociale controle (stadswachten, meer conducteurs, meer wijkagenten). * Bij zware, georganiseerde misdaad wordt de oplossing gezocht in repressieve maatregelen, zoals hogere vrijheidsstraffen. Er is een procedure die moet worden gevolgd als er een strafbaar feit is geconstateerd: 1. er wordt een proces-verbaal geschreven (alle informatie die er door de politie is gevonden, over het strafbaar feit. 2. de officier van justitie onderzoekt de zaak verder in het opsporingsonderzoek. Hij moet dan beslissen of hij de zaak zwaar genoeg vindt om de verdachte te vervolgen (rechtzaak). 3. de rechter moet tijdens een rechtzaak vaststellen of de verdachte inderdaad schuldig is. Hij kan de verdachte dan een straf opleggen. Opsporing en aanhouding (politie+officier van justitie) Vervolging (officier van justitie) Rechtzaak (rechter) De politie heeft drie taken: -1- Hulpverlening -> weg wijzen, opsporen van ouders van een verdwaald kind, kat uit de boom halen. -2- Handhaven van de openbare orde -> bemiddeling bij burenruzies, alcoholcontrole, verkeer regelen. -3- Opsporingstaak -> voorkomen van strafbare feiten, opsporen van verdachten. Verdachte -> er moet en redelijk vermoeden zijn dat de persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit (als de politie iemand op heterdaad betrapt of er aangifte is gedaan). De politie mag dwangmiddelen alleen gebruiken bij een opsporingstaak. De belangrijkste dwangmiddelen zijn: ~ staande houden – de politie mag een verdachte staande houden (iemand

vasthouden om hem te vragen naar zijn persoonlijke gegevens). Hij hoeft geen informatie te geven, maar als hij dat wel doet, moet het wel juist zijn. ~ aanhouden – de politie kan een verdachte arresteren. Verzet hiertegen is niet
toegestaan. ~ fouilleren – een verdachte mag worden gefouilleerd. ~ vrijheidsbeneming – de politie mag een verdachte in het belang van het
onderzoek enkele dagen vasthouden op het bureau. Daarna kan hij (maximaal 3
maanden) worden overgeplaatst naar een Huis van Bewaring (voorarrest). ~ huiszoeking – de politie mag alleen een woning binnengaan of doorzoeken met een machtiging tot binnentreding/huiszoeking. ~ inbeslagneming – bewijsmateriaal (gestolen cd’s, opgevoerde brommer) mag
in beslag worden genomen. Na de rechtzaak wordt er beslist of iemand de
spullen terug krijgt. Paragraaf 4 Officier van justitie De officier van justitie: * Leidt het opsporingsonderzoek * Brengt verdachten voor de rechter (vervolging) * Eist een bepaalde straf in een rechtzaak * Is verantwoordelijk voor de uitvoering van de straf
Openbaar Ministerie -> alle officieren van justitie samen. Dit is een onderdeel van het ministerie van Justitie. Opsporingsbevoegdheid -> de politie heeft opsporingsbevoegdheid: ze zijn dus bevoegd om bepaalde opsporingsmethoden toe te passen. Niet elk dossier leidt tot een rechtszaak, de officier heeft drie mogelijkheden: 1) seponeren - iemand wordt niet vervolgd. Dit gebeurt wanneer er onvoldoende bewijs is, als het om iets kleins gaat of als de verdachte al genoeg is gestraft. 2) een transactievoorstel aanbieden - meestal een geldboete en wordt ook wel schikking of voortijdige afdoening genoemd. 3) vervolgen - de verdacht wordt voor de rechter gebracht (rechtszaak). Doordat de georganiseerde misdaad steeds meet voorkwam, heeft de overheid in de jaren negentig de mogelijkheden voor het opsporingsonderzoek snel uitgebreid. Een aantal voorbeelden zijn: * vaker gebruik van richtmicrofoons * vaker infiltranten inzetten (personen die ongemerkt een misdaadorganisatie binnendringen voor meer informatie) * gecontroleerde doorvoer. * informanten meer geld betalen (leden van een misdaadorganisatie die de politie informatie geven) * inkijkoperaties * kroongetuigen (een crimineel krijgt strafvermindering of vrijspraak wanneer hij een belastende verklaring aflegt) Paragraaf 5 De rechtszaak De onafhankelijkheid van de rechters ligt vast doordat: - een rechter voor het leven wordt benoemd, hij kan dus niet worden ontslagen. - het salaris van rechters bij wet is geregeld. - het aantal rechters in elke rechtszaak van te voren vaststaat. Rechters worden bij hun werkzaamheden bijgestaan door gerechtssecretarissen

Er zijn in Nederland drie soorten rechtsinstanties: 1- arrondissementsrechtbanken -> houdt zich bezig met alle misdrijven. Er zijn verschillende rechters: 1) politierechter (lichte misdrijven uit het strafrecht) 2) kinderrechter (misdrijven door jongeren van 12 tot 18) 3) kantonrechter (berechting van overtredingen) 4) meervoudige kamer (zware misdrijven, drie rechters) 2- gerechtshof -> de rechtspraak in hoger beroep van zaken die door de arrondissementsrechtbank zijn behandeld. Meervoudige kamer van drie rechters of door een enkelvoudige kamer van één raadsheer. 3- de Hoge Raad -> kamers van drie of vijf heren. De Hoge Raad spreekt recht als een verdachte of het Openbaar Ministerie het niet eens is met de uitspraak van het hof. Dat heet in dit geval cassatie. Verloop van een rechtszaak: 1) opening
2) aanklacht
3) onderzoek -> (onder andere getuigen). 4) verhoor van de verdachte
5) requisitoir -> officier houdt een verhaal waarin hij probeert aan te tonen dat de verdachte schuldig is en hij de rechter om een bepaalde straf vraagt. 6) pleidooi -> de advocaat verdedigt de verdachte. 7) laatste woord -> (door de verdachte). 8) vonnis -> uitspraak van de rechter. Voor rechtshulp kun je onveranderde terecht bij: ~ een advocaat ~ een bureau voor rechtshulp (beginnende juristen) ~ een rechts- of wetswinkel (rechtsstudenten) Paragraaf 6 Straffen Er zijn verschillende redenen waarom criminelen gestraft worden: • Vergelding • Afschrikking van de dader • Afschrikking van de samenleving • Voorkomen van eigenrichting • Verbetering van de dader • Beveiliging van de samenleving
Resocialisatie -> verbetering en heropvoeding van de crimineel. De wet kent drie hoofdstraffen: 1. Geldboete
2. Vrijheidsstraf -> de maximum straf voor overtredingen is 1 jaar (hechtenis). De maximum straf voor misdrijven is levenslang (bijna altijd gevangenisstraf). 3. Alternatieve straf -> nuttig werk doen voor de samenleving. Soms wordt een deel van de straf voorwaardelijk opgelegd. De dader krijgt dit deel van de straf niet onder voorwaarde dat hij binnen een bepaalde proeftijd niet nog een keer een soortgelijk strafbaar feit begaat. De dader kan naast de hoofdstraf nog een bijkomende straf krijgen. De belangrijkste is de terbeschikkingstelling (TBS -> vooral voor daders die psychisch in de war zijn). Paragraaf 7 Burgerlijk recht Eiser -> degene die de zaak aan de rechter voorlegt. Gedaagd -> de persoon van wie iets wordt gevraagd. Dagvaarding -> een mededeling aan de persoon dat hij voor de rechter moet verschijnen. Kort geding aanspannen -> een vereenvoudigde procedure voor spoedeisende zaken die worden behandeld door een rechter.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.