Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

examenkatern De Verlichting

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 2085 woorden
  • 18 mei 2017
  • 17 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
17 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

De Verlichting 6vwo

1. De Verlichting

In de 17e eeuw vond de wetenschappelijke revolutie plaats waarin geleerden veel nieuwe ontdekkingen deden. Sommigen waren op grond van zintuigelijke waarneming (empirisme), anderen waren op grond van verstandelijke redeneren (rationalisme). Deze nieuwe kritische, wetenschappelijke houding leidde rond 1650 tot het begin van de Verlichting. Verlichte denkers geloofden dat mensen de samenleving echt konden verbeteren (vooruitgangsgedachte). In een ideale samenleving zouden traditie en (bij)geloof plaats moeten maken voor verstand en rede.

Deze kritische houding leidde allereerst tot discussie over het geloof. Veel verlichte denkers hingen het mechanistische wereldbeeld aan: het idee dat de wereld, na Gods schepping, zelfstandig functioneert volgens natuurwetten. Machthebbers vonden dit soort ideeën erg gevaarlijk, omdat ze bang waren dat die het geloof zouden ondermijnen en daarmee de orde in de samenleving. Religie leerde mensen immers wat goed en kwaad was, en hoe je je moest gedragen. Veel denkers, zoals de Franse Voltaire, betwijfelden of ongeletterde mensen wel kritisch konden denken. De meeste verlichte denkers twijfelden overigens niet aan het bestaan van God, maar bekritiseerden het vasthouden aan de Bijbel als enige bron van kennis en de rol van de geestelijkheid. Het vervolgen van andersdenkenden vonden zij onrechtvaardig. Veel verlichte denkers pleitten voor religieuze tolerantie en dachten na over een scheiding van kerk en staat.

Verlichte denkers bekritiseerden ook de standensamenleving, waarin adel en geestelijkheid meer rechten hadden dan anderen. Zij gingen uit van het natuurrecht: het idee dat alle mensen van nature bepaalde rechten hebben zoals het recht op vrijheid, leven en bezit. Pas aan het eind van de 18e eeuw beargumenteerden enkele radicale denkers dat het natuurrecht universeel was en eisten zij volledige gelijkheid voor verschillende achtergestelde groepen zoals slaven en vrouwen.

Verlichte denkers dachten ook na over hoe de natuurlijke rechten van burgers het best beschermd konden worden tegen machtsmisbruik door de staat. Tijdens de periode van Verlichting streefden vorsten immers absolute macht na. De Franse koning legitimeerde deze machtsuitbreiding met het droit divin. Maar de situatie was niet overal hetzelfde.

John Locke schreef vooral over de Engelse situatie met een sterker parlement. Hij meende dat de burgerrechten ook in een monarchie gewaarborgd konden worden. Jean-Jacques Rousseau dacht meer vanuit de Franse situatie met een absolute monarchie, hij was radicaler. Beiden ondermijnden de absolute monarchie door hun ideeën over een sociaal contract en het recht van verzet (Locke) en over volkssoevereiniteit (Rousseau).

In sommige landen, zoals Pruisen en Oostenrijk-Hongarije, omarmden vorsten zelf verlichte ideeën, zonder het absolutisme los te laten. Dit heet verlicht absolutisme. Zij legitimeerden hun bestuur niet met het geloof, maar stelden dat een vorst die het algemeen belang vooropstelt, het beste in staat is om het land te besturen.

In de 18e eeuw ontstond een nieuwe politieke cultuur. Een groeiende groep burgers las tijdschriften en nam in koffiehuizen en salons deel aan het publieke debat over allerlei aspecten in de samenleving. Vorsten en bestuurders moesten steeds meer rekening houden met de publieke opinie, die in bredere lagen van de bevolking ontstond. Zij hielden de publicatie van verlichtingsideeën vaak angstvallig in de gaten en verboden ze vaak. Maar deze censuur kon niet voorkomen dat verlichte ideeën toch wijdverbreid raakten.

 

Tijdbalk

1650-1789: Absolutisme/ Wetenschappelijke revolutie/ Verlicht denken

1740-1789: Verlicht absolutisme

1789: Begin Franse revolutie

Voorbeelden (blz. 38-40)

  • Locke en Rousseau over het sociaal contract
  • Spinoza over de invloed van God op het dagelijks leven
  • Voltaire over de vrijheid van denken en de rol van de staat
  • Kant over de definitie van Verlichting en de gevaren van het rationalisme

 

2. De Franse Revolutie

‘Vrijheid, gelijkheid en broederschap. Het beroemde motto van de Franse Revolutie ademt de geest van de Verlichting en doet denken dat de Franse Revolutie een direct gevolg is van de ideeën van verlichte denkers. In werkelijkheid dwong een lege schatkist de Franse koning Lodwijk XVI in 1789 tot het bijeenroepen van de Staten-Generaal, de standenvergadering. Veel afgevaardigden, die uit heel Frankrijk door de drie standen naar Versailles gezonden waren, namen lijsten met klachten mee, zogenaamde cahiers des doléances. Zij hoopten op verandering, maar waren niet van plan de standenmaatschappij te vernietigen. In de periode mei-juni 1789 ontstond er bij een deel van de afgevaardigden echter een revolutionaire stemming die leidde tot onvoorziene gebeurtenissen.

Voor het uitbreken van de Franse Revolutie is dus geen eenvoudige verklaring. Frankrijk was aan het einde van de 18e eeuw een absolute monarchie met een grote schuldenlast als gevolg van vele dure oorlogen. Bovendien kampte het land eind jaren tachtig met misoogsten.

Er waren verschillende oorzaken:

  • Het mislukken van alle pogingen van de koning en zijn ministers om meer belasting op te halen en de schulden weg te werken.
  • De groeiende ontevredenheid onder burgers van de derde stand over de oneerlijke belastingverdeling tussen de standen. Rijke burgers wilden alleen méér belasting betalen als ze méér zeggenschap kregen. Het was onmogelijk de armste burgers nog meer te belasten. Zij streefden naar eerlijkere grondverdeling, en afschaffing van feodale herendiensten en andere ‘heerlijke rechten’.
  • Er ontstond een publiek debat onder burgers over het onvermogen van de koning om de problemen op te lossen. De verspreiding van verlichte ideeën werd nu echt merkbaar, ondanks de censuur. Burgers en afgevaardigden van de derde stand gingen serieus nadenken over politieke veranderingen en beriepen zich daarbij op de denkbeelden van auteurs als Rousseau en Montesquieu en op de ervaringen van revolutionairen in Amerika (1776-1783) en de Nederlandse Republiek (1780-1787)

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

In juni 1789 liep de standenvergadering uit op een mislukking. De afgevaardigden van de derde stand zetten daarop een radicale stap: ze stelden een eigen wetgevende vergadering in die later door de koning werd erkend. Dit was de eerste fase van de revolutie. De afgevaardigden kondigden al snel een Verklaring van de Rechten van de Mens en Burger af, een abstracte tekst die een radiicale interpretatie toeliet. De Verklaring rekende af met de standensamenleving en het absolutisme. Later werd dit wettelijk geregeld, voorbeeld: wet le Chapelier.

Pas in 1791 was de nieuwe grondwet gereed. De wetgevende macht lag voortaan bij een met censuskiesrecht gekozen parlement. De koning bezat de uitvoerende macht en mocht wetten met een veto tegenhouden. Frankrijk was nu een constitutionele monarchie. De grondwet leidde echter niet tot een stabiel bestuur. De spanningen namen toe door o.a. de slecht verlopende oorlog tegen Oostenrijk en meningsverschillen over de positie van de koning, die een vluchtpoging had gedaan. In 1792 werd de koning tijdens een volksopstand gearresteerd en werd in Frankrijk de republiek uitgeroepen. Dit is de tweede fase van de revolutie.

In de nieuwe volksvertegenwoordiging zaten verschillende politieke groepen. De radicale jacobijnen krijgen de overhand op de minder radicale girondijnen. De jacobijnen beriepen zich op de oorlogssituatie om hun macht verder te vergroten. Zij braken rigoureus met alles wat herinnerde aan de oude maatschappij (ancien régime) te maken had. Tegenstanders werden onder leiding van de jacobijn Robespierre op grote schaal vervolgd en gedood (de Terreur).

Dit schrikbewind kwam in 1795 ten val. Dit is de derde fase van de revolutie. De gematigde girondijnen namen de macht over en draaiden een aantal veranderingen terug. Het Directoire, zoals het bestuur van Frankrijk tussen 1795-1799 heet, kreeg het land echter niet onder controle en werd steeds meer afhankelijk van de hulp van het leger om de orde te handhaven.

In 1799 maakte generaal Napoleon Bonaparte een eind aan het Directoire en trok alle macht naar zich toe. Dit is de vierde fase in de revolutie. Later kroonde hij zichzelf tot keizer. Hij vormde het Franse bestuursapparaat om tot een efficiënt en rationeel systeem. Voor alle burgers golden voortaan dezelfde wetten (Code Napoléon). De grondwet bleef in aangepaste vorm bestaan. Napoleon veroverde een groot deel van Europa, maar werd in 1815 bij Waterloo definitief verslagen.

 

Vier fasen in de Franse Revolutie:

1. Derde stand stelde een eigen wetgevende vergadering in

2. De republiek wordt uitgeroepen, jacobijnen aan de macht

3. Gematigde girondijnen aan de macht

4. Napoleon Bonaparte neemt alle macht over

 

Tijdbalk:

1789: Staten-Generaal komt bijeen/ Verklaring van de Rechten van de Mens

1791: Frankrijk wordt een constitutionele monarchie/ Wet Le Chapelier

1792: Frankrijk wordt een republiek – jacobijnen aan de macht/ Proces tegen ‘burger Capet’

1795: Directoire

1799: Staatsgreep van Napoleon Bonaparte

1804: Napoleon kroont zichzelf tot keizer

1815: Napoleon definitief verslagen bij de Slag bij Waterloo

 

Personen:

Lodewijk XVI, Maximiliaan de Robespierre, Napoleon Bonaparte

 

Voorbeelden (blz. 48-49)

  • Cahiers des doléances
  • Wet Le Chapelier
  • Proces tegen ‘burger Capet’
  • Code Napoléon

 

3. Europa

In 1815 kwamen de landen die Napoleon hadden verslagen (Engeland, Oostenrijk, Pruisen en Rusland) bijeen op het Congres van Wenen om een vredesverdrag te sluiten. De bondgenoten wilden veiligheid en stabiliteit na de vele oorlogen tussen 1792 en 1815. De democratische revoluties hadden in hun visie tot niets dan chaos geleid. Ze wilden dat de vorsten, adel en kerk weer meer macht kregen. Dit terwijl de burgers macht en rechten verloren. Er moest ook een machtsevenwicht komen tussen de grote landen in Europa. Frankrijk werd nu omringd door sterkere staten. Aanhangers van deze Restauratie heetten conservatieven.

Veel burgers wezen de Franse Revolutie niet in haar geheel af en wilden een aantal hervormingen uit de revolutionaire periode behouden.

  • Aanhangers van het liberalisme vonden dat de vrijheid om je te ontplooien en anderen te overtuigen in het belang van de economie en de staat was. Liberalen wilden niet voor iedereen gelijke rechten: bestuur door het volk leidde volgens hen tot uitwassen zoals tijdens de regering van de jacobijnen. Alleen de rijkere burgers kregen inspraak. Dat zou volgens de liberalen de welvaart van het hele land ten goede komen. Zij streefden daarbij naar een vrijemarkteconomie.
  • Socialisme werd populairder door de gevolgen van de industrialisatie, die vanaf 1800 overal in Europa op gang kwam, en van het economisch liberalisme (of kapitalisme) dat arbeiders onbeschermd liet tegen de macht van ondernemers. In tegenstelling tot liberalen vonden socialisten juist arbeiders de meest nuttige leden van de samenleving. De winst ging echter alleen naar de fabriekseigenaren. Socialisten wilden de ongelijkheid in bezit verminderen of zelfs opheffen. Volgens hen hielden koning, rijke burgerij en kerk de bestaande orde in stand. Veel socialisten waren antireligieus en voorstander van een republiek, met algemeen kiesrecht. Zij identificeerden zich nadrukkelijk met de jacobijnen.

Pogingen om algemeen kiesrecht te verkrijgen mislukten echter. Sommige denkers, van wie Karl Marx, de belangrijkste was, gingen daaro meen stap verder en wilden de samenleving met geweld omvormen. Marx meende halverwege de 19e eeuw dat de klassenstrijd zou eindigen in een revolutie waarin de arbeiders de macht overnemen. Na een periode van ‘dictatuur van het proletariaat’ waarin de samenleving omgevormd wordt, zouden macht en productiemiddelen in het bezit van de gemeenschap komen. Marx noemde zijn theorie het communisme.

Pogingen om algemeen kiesrecht te verkrijgen mislukten echter. Sommige denkers, van wie Karl Marx, de belangrijkste was, gingen daaro meen stap verder en wilden de samenleving met geweld omvormen. Marx meende halverwege de 19e eeuw dat de klassenstrijd zou eindigen in een revolutie waarin de arbeiders de macht overnemen. Na een periode van ‘dictatuur van het proletariaat’ waarin de samenleving omgevormd wordt, zouden macht en productiemiddelen in het bezit van de gemeenschap komen. Marx noemde zijn theorie het communisme.

Na 1815 bleven burgers betrokken bij de politiek via kranten, tijdschriften en allerlei verenigingen. Door de industrialisatie verspreidden nieuws en revolutionaire ideeën zich sneller en makkelijker. De discussies over wie de soevereiniteit zou moesten bezitten, leidden tot meer aandacht voor de eenheid onder burgers van één volk. Tijdens de Franse Revolutie waren de Fransen niet langer onderdaan, maar in theorie lid van een gemeenschap die zichzelf moest besturen en verdedigen. Nationalisten vonden dat mensen verbonden waren door taal, cultuur en een gemeenschappelijk, roemrijk verleden. Zij streefden een natiestaat na, een staat waarin één volk woont. Machthebbers maakten gebruik van dit nationalisme om een eensgezindheid onder het volk te stimuleren en hun eigen positie te verstevigen. Maar nationalisme kon ook juist leiden tot een opstand, zoals de Belgische Opstand in 1830.

Na het Congres van Wenen werden de Europese grootmachten al snel geconfronteerd met opstanden en revoluties op allerlei plekken in Europa. Ze probeerden door censuur verspreiding van revolutionaire gedachtes te voorkomen, revoluties neer te slaan en de oude situatie te herstellen. In 1822 besloten zij bijvoorbeeld in het Verdrag van Verona de Spaanse revolutie te onderdrukken. Zij konden echter niet voorkomen dat in 1830 en 1848 wederom op vele plekken in Europa revoluties plaatsvonden. Nationalistische en liberale burgers eisten een (natie)staat waarin zij macht hadden en hun burgerrechten beschermd werden. In 1848 liep dit in Duitsland, met het zogenoemde Frankfurter Parlement, op niets uit, maar in Frankrijk waren de liberalen wel succesvol. De burgerij werd gesteund door het arme volk dat hoopte op een beter bestaan, maar van socialistische of communistische revoluties was in deze tijd nog geen sprake.

 

Tijdbalk:

1815: Congres van Wenen

1822: Verdrag van Verona

1830: Belgische Opstand

1848: Diverse revoluties in Europa / Frankfurter Parlement

 

Personen:

Karl Marx

 

Voorbeelden:

  • Verdrag van Verona
  • De Belgische Opstand
  • Het Frankfurter Parlement

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.