Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Poezieverslag Toon Hermans, M. Nijhof

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Gedichtbespreking door een scholier
  • 5e klas vwo | 2228 woorden
  • 23 oktober 2003
  • 116 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
116 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Dichter: Toon Hermans Bron: Domweg gelukkig, in de Dapperstraat ‘n beetje Sterven doe je niet ineens, A maar af en toe een beetje B en alle beetjes die je stierf, C ’t is vreemd, maar die vergeet je, B
het is je dikwijls zelfs ontgaan, D
je zegt ik ben wat moe, E

maar op een keer dan ben je aan D
je laatste beetje toe. E Eerste persoonlijke interpretatie Er wordt naar mijn mening bedoeld dat je je hele leven telkens ietsje ouder word, telkens weer ervaar je nieuwe dingen en bij elke ervaring sterft er als het ware een stukje van je leven af. De tijd die verstrijkt. Het kunnen de kleinste dingetjes zijn, zoals in het gedicht staat dat je even moe bent. Weer een dag voorbij, en aan het eind van de dag ben je wat moe, en sterft er dus een stukje van je leven af. Langzaam brokkelt je energie af. Je gaat slapen, en begint aan een nieuwe dag. Dit gaat maar door en die beetjes die je afsterft heb je niet door, die vergeet je. En zoals ieder mens, komt er een einde aan je leven en ben je dus aan dat laatste beetje toe. Beknopte analyse over de formele kenmerken: - Strofebouw - Rijm - Metrum
Het gedicht is een octaaf, want het telt 8 versregels. De laatste 2 versregels vormen samen een enjambement. Het rijmschema is A B C B D E D E
De eerste 4 versregels vormen dus gebroken rijm, en de laatste 4 versregels vormen gekruist rijm. Verder is er nog 3 keer volrijm in het gedicht te herkennen, namelijk: Beetje – vergeet je
Ontgaan – aan
Moe – toe
Er is geen metrum in dit gedicht, wel een ritme. Beeldspraak en stijlfiguren De beeldspraak in dit gedicht is dat je niet letterlijk sterft, maar meer figuurlijk. Je word dus ouder, want de tijd verstrijkt. Er is ook een vorm van een stijlfiguur, namelijk herhaling. ‘een beetje’ word een aantal keer herhaald. Het gedicht heet ook niet voor niets ’n beetje. Wat informatie over de dichter
Toon Hermans (officieel: Antoine Gerard Theodore) (Sittard 17 december 1916), Nederlands entertainer in de traditie van revue-komieken als Buziau, Bandy en Davids, begon in 1942 in het Leidsepleintheater in Amsterdam bij Carl Tobi en werkte van 1943 tot 1952 bij Floris Meslier. Hij kreeg bekendheid door zijn medewerking aan AVRO's Bonte Dinsdagavondtrein. In 1955 introduceerde hij, na een experimentele periode met een eigen gezelschap, de one-man-show in Nederland. Toon Hermans trad tevens op in Oostenrijk, Duitsland en Canada, en werd diverse malen tot Nederlands populairste artiest uitgeroepen. De zaalreportages van zijn shows voor televisie hadden groot succes. Toon Hermans is voorts actief als schilder en schrijver. Toon Hermans houdt niet van school: "Ik had geen hoge pet op van het weten. Onbewust voelde ik dat leven en weten twee verschillende dingen zijn en dat het leven zelf zoveel sterker is dan het weten. Ik had iets tegen weten." Op de vraag hoe zijn carrière is begonnen, moet hij het antwoord schuldig blijven: "Ik zeg wel eens dat ik nooit begonnen ben, dat het al begonnen was toen ik het merkte." Net als zijn andere boeken staat Levensboek vol met interessante gedachten en troostrijke oneliners. Als geen ander verenigt hij de eenvoud en de complexiteit van het leven.
Interpretatie Mijn interpretatie is eigenlijk niet echt verandert, ik blijf erbij dat ik denk dat de dichter bedoeld met dat je elke dag een beetje sterft en dat niet merkt maar op een keer aan je laatste beetje toe bent dat de tijd verstrijkt en door elke ervaring wijzer en wat ouder wordt. Elke keer verlies je en stukje energie maar de dichter bedoeld niet dat je aftakelt naarmate je leven verstrijkt. Je leven duurt zolang als dat het duurt en je leeft je leven, waardoor je elke dag een stukje verder komt, tot je op het eind van de rit bent. Elk stukje van je leven dat je beleefd hebt, is het stukje dat ‘afsterft’, dat heb je gehad en laat je achter je, en zo beleef je je eigen levensweg. De meeste ervaringen vergeet je, sommigen niet, die veranderen in herinneringen. Ik denk dat de dichter niet erg diepzinnige ervaringen bedoelt, maar meer de kleine dingen want echte belangrijke delen in je leven vergeet je natuurlijk nooit. Het slijt wel, en vervaagt, maar helemaal vergeten gebeurt niet. Op het laatst, is je energie op, je levensweg stopt en ben je dus aan je laatste beetje toe. Beoordeling van het gedicht Het is een simpel gedicht, zonder moeilijk taalgebruik en een makkelijke vorm van rijm. Toch vind ik het een mooi gedicht, het hoeft niet altijd ingewikkeld in elkaar te zitten. Ook op een simpele manier, met weinig woorden kun je een wat dieper liggend onderwerp tot uiting brengen. Ik vind het vooral erg knap dat je zo’n onderwerp als je levensweg en uiteindelijk die levensweg beëindigen onder woorden kunt brengen op zo’n simpele manier. Ik zelf vind het vrij duidelijk voor mezelf waar het gedicht over gaat. Als ik het gedicht lees, kan ik niet anders zeggen als dan dat het klopt. Daarom spreekt het me ook erg aan, er is gewoon precies onder woorden gebracht hoe ik over het beschreven onderwerp (althans hoe ik het interpreteer) denk. Door de volrijm in het gedicht komt het wat speelser over, het onderwerp is op deze manier minder zwaar. Het is ook een onderwerp waar je ontzettend zware zelfs iets deprimerende gedichten over kunt maken. Ik vind het dus vooral erg knap dat de dichter zo’n onderwerp met simpele woorden, kort maar krachtig en ontzettend kloppend voor mijn gevoel, op een speelsere manier heeft kunnen verwoorden. Dichter: M. Nijhoff Bron: Domweg gelukkig in de Dapperstraat Het kind en ik Ik zou een dag uit vissen, A
ik voelde mij moedeloos. B
Ik maakte tussen de lissen A
met de hand een wak in het kroos. B
Er steeg licht op van beneden C
uit de zwarte spiegelgrond. D
Ik zag een tuin onbetreden C
en een kind dat daar stond. D
Het stond aan zijn schrijftafel E
te schrijven op een lei. F
Het woord onder de griffel G
herkende ik, was van mij. F
Maar toen heeft het geschreven, H
zonder haast en zonder schroom, I

al wat ik van mijn leven H
nog ooit te schrijven droom. I
En telkens als ik even H
knikte dat ik het wist, J
liet hij het water beven H
en het werd uitgewist. J Eerste persoonlijke interpretatie Er wordt verteld over een persoon die zich op een dag moedeloos voelt en toen maar uit vissen is gegaan. Hij/zij kijkt dan in het donkere water en ziet een kind staan dat staat te schrijven op een lei. Het kind schrijft dingen die de ‘visser’ eerder heeft geschreven. Maar op een gegeven moment schrijft het kind iets wat de visser altijd al een keer heeft willen schrijven en de visser onthoudt wat er op de lei van het kind staat en doordat het water beeft word de tekst weer uitgewist. Het is denk ik een gedicht over het dichten, namelijk dat de persoon die uit vissen gaat een dichter is en dat hij geen inspiratie meer heeft en dus uit vissen gaat om zijn gedachten even te verzetten. En als hij dan rustig aan het vissen is, en in het donkere water aan het staren is, ineens een ingeving krijgt, misschien wel de juiste zin voor zijn gedicht zodat het eindelijk af is en hij het gedicht heeft kunnen maken waar hij ooit van heeft gedroomd. Beknopte analyse over de formele kenmerken: - Strofebouw - Rijm - Metrum
Strofenbouw Het gedicht bestaat uit vijf kwatrijnen; In het eerste kwatrijn vormen de laatste twee versregels een enjambement, in het tweede kwatrijn vormen alle vier de versregels twee enjambementen, in het derde kwatrijn vormen alle vier de versregels ook twee enjambementen, in het vierde kwatrijn vormen de laatste twee versregels een enjambement, en in het vijfde kwatrijn vormen ook alle vier de versregels twee enjambementen. Rijm Het rijmschema is: A B A B C D C D E F G F H I H I H J H J
Kwatrijn 1: gekruist rijm
Kwatrijn 2: gekruist rijm
Kwatrijn 3: gebroken rijm
Kwatrijn 4: gekruist rijm
Kwatrijn 5: gekruist rijm
Verder is er nog de volgende volrijm te herkennen: Moedeloos – kroos
Beneden – onbetreden
Spiegelgrond – stond
Lei - mij
Geschreven – leven
Schroom – droom
Even – beven
Wist – uitgewist
Assonantie: Hand - wak
Ik heb geen alliteratie kunnen ontdekken in dit gedicht. Metrum Het metrum in dit gedicht is een anapest. Beeldspraak en stijlfiguren Beeldspraak: “ Ik maakte tussen de lissen met de hand een wak in het kroos.” Dit is een metafoor, want je moet er naar raden dat hij de lissen in de sloot of vijver weg haalt, en dus een wak maakt in het kroos. Dit weetje doordat er was gezegd dat hij uit vissen ging (in de versregels erboven) maar er wordt geen onderwerp genoemd, alleen het beeld. “ Er steeg licht op van beneden uit de zwarte spiegelgrond.” Ook dit is een metafoor, want ook hier moet je ernaar raden dat de grond die op de bodem van de vijver/sloot ligt word bedoeld. Dan heb je nog “ de zwarte spiegelgrond”. Dit lijkt mij een synesthesie, namelijk het zien van de zwarte grond, maar die spiegelt in je ogen, door het felle licht dat op het water schijnt. Dit voel je dus aan je ogen. Dus gezicht en gevoel worden hier met elkaar in verband gebracht.
Stijlfiguren “ zonder haast en zonder schroom” is een cliché, het is al vaker vaak gebruikt. Wat informatie over de dichter: NIJHOFF, Martinus (1894-1953) Nijhoff, Martinus , letterkundige ('s-Gravenhage 20-4- 1894 - 's-Gravenhage 26-1- 1953 ). Zoon van Wouter Nijhoff, boekhandelaar en uitgever, en Johanna Alida Seijn. Gehuwd op 16-5-1916 met Antoinette Hendrika Wind, romanschrijfster. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren. Na echtscheiding (11-8-1950) gehuwd op 3-4-1952 met Marcelle Georgette Hagedoorn, actrice en chansonnière. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. De belangstelling voor literatuur dateert bij Martinus reeds vanaf zijn gymnasiumtijd. De omgeving - de uitgeverij en boekhandel van zijn vader - kan die bevorderd hebben, maar zeker ook is zijn belangstelling voor alles wat met 'schone letteren' te maken had, aangewakkerd door zijn gymnasium-vriend Victor van Vriesland, de latere letterkundige. De sfeer van het Gymnasium Haganum met de classicus Aeg. W. Timmerman als leraar - wiens studietijd doordrenkt geraakt was van de ideeën der Tachtigers - was bevorderlijk voor het kweken van literaire belangstelling. In 1912 deed Nijhoff- vanuit de vijfde klas - staatsexamen en ging rechten studeren in Amsterdam. Met het schrijven van gedichten was hij reeds op het gymnasium begonnen en als student publiceerde hij enige gedichten in de Studentenalmanak (1913 en 1914). Zijn eerste bundel, De Wandelaar, verscheen in 1916; een klein gedeelte uit deze bundel was met de ondertitel 'Per le nozze' door zijn vader verzorgd voor de bruiloftsgasten bij het huwelijk van de jonge dichter met Antoinette Wind. Er zit in De Wandelaar iets dandy-achtigs, iets van een bohémien, van een poète maudit, maar ook reeds een poging om de ontgoocheling door het leven te boven te komen. Motieven die ook later in zijn werk worden aangetroffen zijn: het kind, de eenzame, het zoeken naar de zin van het leven; ook religieuze motieven spelen een rol. Interpretatie Mijn interpretatie blijft eigenlijk precies hetzelfde, ik denk nog steeds dat het over M. Nijhoff zelf gaat en over het feit dat hij een gedicht aan het maken was, en er even niet meer uitkwam. Toen ging hij maar moedeloos uit vissen waar hij een ingeving krijgt, die hij beschrijft als een kind dat hij in een tuin ziet schrijven op een lei op de bodem van de desbetreffende vijver waar hij aan het vissen is. In principe schrijft dat kind op wat de hij zelf aan het denken is. Het kind staat dus figuurlijk voor zijn eigen gedachtegang. Uiteindelijk schrijft het kind iets wat hij nog ooit te schrijven droomde, dus op dat moment krijgt hij ineens weer inspiratie, hij kan eindelijk zijn gedicht afmaken denk ik. Beoordeling van het gedicht Ik vind dit een heel mooi gedicht, al moest ik het een aantal keer overlezen voor ik het helemaal begreep. Ik vind het vooral erg knap, dat de dichter eigenlijk een verhaaltje vertelt, over hoe hij een keer uit vissen ging, maar dan op een manier waarbij hij het heel anders beschrijft, ik weet het niet precies, maar gewoon dat je er naar moet raden, je moet er echt even over nadenken. Ook heeft hij zijn gedachtegang op een heel aparte manier weergegeven, wat ik heel knap gevonden vind. Ik vind het taalgebruik wel een beetje ouderwets, een kind dat op een lei schrijft, en het schrijft zonder haast en zonder schroom. Maar aan de andere kant maakt dat het gedicht wel meer dat je er over na moet denken. Niet dat het heel moeilijk te begrijpen is door het taalgebruik, maar meer dat het lijkt of er een nog diepere betekenis achter ligt. Ik zou zelf nooit uit vissen gaan, maar toch is in dit gedicht heel duidelijk hoe of wat de dichter voelt, en zo beleef je het zelf ook een beetje om uit vissen te gaan en daar een beetje moedeloos in dat water te staren, en dan ineens een ingeving krijgt. Waardoor dat moedeloze gevoel verdwijnt.

REACTIES

G.

G.

ik vond m echt kei gaaf

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.