3. Wat zijn de belangrijkste relaties en veranderen ze?
De belangrijkste relatie in dit verhaal is die tussen Max en Wouter. Ze worden beste vrienden in het verhaal. In het begin gaat het een beetje moeizaam omdat Max een nieuwe jongen is die uit Haarlem komt, en hij niet echt geaccepteerd wordt door zijn klasgenoten. Ze vinden hem een beetje vreemd. Ze brengen veel tijd samen door, vaak ook zonder maar iets tegen elkaar te zeggen. Bij elkaar zijn, was al genoeg. Op een gegeven moment verhuis Max plotseling, hij werkt niet meer bij de bank en Wouter voelt zich beledigd omdat zijn vriend zomaar vertrekt zonder aan hem te laten weten waar hij dan wel is. Hier door veranderd de hele relatie. Wouter ziet Max helemaal niet meer en denkt ook steeds minder aan hem. Tot hij plotseling in het ziekhuis terecht komt en daarnaast in een psychiatrische inrichting Max tegen komt. Max praat sinds hij in de inrichting zit nooit meer met andere mensen. Daarom is het heel bijzonder dat hij wel met Wouter praat. Waardoor hun relaties als het ware weer een beetje wordt verstrekt. Toch blijft het vreemd want Max noemt wouter constant beaufort in plaats van Wouter. Hij praat ook alleen maar in een richtingsverkeer en laat Wouter niet veel praten. Hierna daalt de relatie tussen Max en Wouter tot een diepte punt want Max pleegt namelijk zelfmoord waardoor Wouter helemaal geen contact meer met hem kan hebben.
A) de opbouw
Het verhaal is niet helemaal chronologisch opgebouwd. Er zitten namelijk ook een paar stukken in waarbij hij terug denkt aan de tijd met max. Dit komt niet veel voor en het zijn ook voornamelijk kleine stukjes. Verder begint het verhaal dat hij op de basisschool zit vervolgens naar de Hbs gaat, dan in militaire dienst moet, en daarna werk zoekt en een baan als reisleider krijgt. Dit vond ik heel typisch voor een verhaal dat zich net na de tweede wereld oorlog afspeelt. Er zullen niet veel jongens van die tijd zijn die het heel anders hebben gedaan. Hierdoor had het verhaal ook een soort van vaste basis het was geen wir-war van verhaal lijnen die door elkaar heen liepen of plotselinge moeilijk begrijpbare flashbacks.
b) Het perspectief
Het verhaal wordt vanuit een ik-persoon verteld, namelijk Wouter van Bakel, een van de hoofdpersonen. Je leest precies wat hij denk en doet. Aan het begin van elk hoofdstuk lijkt het perspectief te verschuiven, alsof iemand Wouter toespreekt (iemand wordt als ‘je’ aangeduid), maar later blijkt dat het toch het perspectief van Wouter blijft, alleen praat hij dan tegen zichzelf.
c) de tijd
De schrijver werkt veel met tijd vertragingen en met tijdversnellingen. De opvallendste tijdvertraging was dat Wouter in de start blokken stond en bleef staan toen het start signaal werd afgevuurd. Dit wordt in minstens 3 bladzijdes beschreven. Met name wat hij daarna voelde en hoe mensen op hem reageerden. Ook heeft hij de watersnoodramp in 1953 in volornaat besproken, wat er door hem heen ging en wat hij allemaal deed. Tijd versnelling was bijvoorbeeld dat hij reisleider was. Hij vond dit niet erg interessant en hij liet in een paar bladzijden vier jaar voorbij gaan. Waarin hij zo’n beetje de hele wereld rond reisde.
D) de plaats
In Amsterdam speelt het verhaal zich eerst af en later ook in Haarlem. Amsterdam is de stad waar beide jongens opgroeien. De Postjeskade, waar Wouter woont en de Curocaostraat waar Max woont. Ook brengen ze veel tijd door op hun slaapkamers en het veldje in de buurt bij de Amstel.
Haarlem wordt hierna pas belangrijk want hier gaat Wouter op kamers wonen na zijn diensttijd. In Vogelenzang brengt Wouter veel tijd door in het revalidatiecentrum Woudrust. Naast het revalidatiecentrum staat de psychiatrische kliniek Vogelenzang, hier ziet Wouter tot zijn verbazing, na lange tijd Max weer.
Mening
Ik vond zelf de verhaal wereld van het verhaal heel goed. Het was heel realistisch en het zou me niet verbazen als het zelfs een beetje een autobiografie van de schrijver is. Er werd namelijk heel precies en nauwkeurig beschreven wat er bijvoorbeeld bij de watersnood ramp in 1953 gebeurde. Het kan haast niet anders dan dat de schrijver het zelf heeft meegemaakt. De gevoelens leken zo echt en wat Wouter op dat moment deed was ook heel nauwkeurig beschreven. Zoals bijvoorbeeld zijn vader en moeder, zijn vader zat als aan zijn stoel genageld omdat hij het zo spannend vond en zijn moeder probeerde de spanning een beetje weg te nemen door thee te zetten. Toen ik dat stuk las voelde ik de spanning zelf ook helemaal. Omdat het zo realistisch is geschreven kan ik me er extra in mee laten gaan. Het zou ook zo het verhaal van mijn vader kunnen zijn als het ware omdat hij in dezelfde tijd is opgegroeid. Er waren ook geen lastige gefantaseerde gebieden waarvan je je de helft niet kan voorstellen, maar gewoon zoals de werkelijkheid is. Zelf vind ik het boek erg fijn geschreven, ik had het zo uit omdat er veel verschillende dingen in gebeuren. Maar met name het eind dat hij Max weer tegen kwam vond ik zeer interessant je zag hoe Max helemaal veranderd was een heel eigen wereldje had. En daar niemand meer in toe liet.
Samenvatting bron (http://www.scholieren.com/boekverslagen/30478)
Het verhaal begint op 17 augustus 1947. Wouter is dan 11 jaar oud en zit in de zesde klas van de Hoofdwegschool.
Op een dag komt er een nieuwe jongen in de klas, Max. Hij is van Haarlem naar Amsterdam verhuisd. Meteen de eerste dag al blijkt hij slimmer te zijn dan de rest van de klas. De meeste kinderen negeren hem, maar Wouter gaat na schooltijd achter hem aan en begint een gesprek met hem. De volgende dag vraagt Max hem mee naar huis. Ze worden vrienden.
Max heeft een boek De onzichtbare man gelezen en wil zelf ook onzichtbaar worden. Daarom zit hij helemaal achterin de klas en zegt alleen iets wanneer het echt nodig is. Daarnaast leest hij veel wetenschappelijke boeken en voert de proefjes uit die daarin staan. Hij laat Wouter ook een proef zien. Al snel nadat Max Wouter een lijst met de schaal van Beaufort heeft laten zien, begint hij aan het bouwen van een windmeter.
Als afsluiting van hun tijd op de Hoofdwegschool, spelen Wouter en Max met de rest van de klas een toneelstuk. Na de voorstelling worden de rapporten uitgedeeld. Die van Max is veruit het beste van de klas. In juli 1948 zijn de Olympische Spelen. Wouter en zijn moeder volgen het op de voet. Fanny Blankers-Koen wint een aantal wedstrijden voor Nederland. Max kan hele stukken van een toespraak op de radio letterlijk citeren. Wouter besluit zich aan te melden voor de plaatselijke atletiekvereniging.
Na de zomervakantie gaan Max en Wouter beide naar de hbs, maar ze komen niet in dezelfde klas.
Wouters tijden voor de honderd meter sprint worden steeds beter. Ze zakken van 12 seconden naar 11.9 en verder naar 11.3. Maar op school gaat het slechter, doordat hij een groot gedeelte van zijn tijd in atletiek steekt. Als het te erg wordt, roept hij Max om hulp. Zijn zolderkamer is ondertussen helemaal leeg, alleen een telescoop op het dak doet nog aan het verleden denken. Met de bouw van de windmeter is hij gestopt, die staat half afgemaakt op het platje.
In september, tijdens een wedstrijd in Amersfoort, loopt Wouter onder de 11 seconden. Op de laatste wedstrijd van 1948 loopt hij 10,7 en is daarmee de snelste junior. Wouter ziet Max nooit meer.
Op een keer, het is dan 1951, neemt Wouters trainer Blankers zijn vrouw, Fanny, mee naar de training. Voor de lol loopt Wouter een wedstrijdje met haar, hij komt met meters voorsprong over de finish. Fanny grapt dat ze elkaar misschien volgend jaar zien in Helsinki, op de Olympische Spelen. In de winter van 1951 krijgt Wouter een uitnodiging van de voorzitter van het Nederlands Olympisch Comité om mee te doen aan de selectiewedstrijden. Wanneer die eenmaal achter de rug zijn, beginnen de kranten over hem te schrijven.
In juli 1952 vliegt Wouter met de rest van de uitgekozen Nederlandse atleten naar Helsinki voor de Olympische Spelen. Als hij in de startblokken zit voor de honderd meter, blijft hij doodstil zitten en ziet de anderen voor hem finishen. Bij de atletiekvereniging durft hij zich uit schaamte niet meer te vertonen. Omdat de Spelen aan Max voorbij gegaan waren, zit Wouter weer veel bij hem thuis.
Beiden doen eindexamen, weer is Max de beste leerling van de school. Wouters hoogste cijfer is een 7,5 voor Frans. Zijn ouders beloven hem een betaalde vakantie als beloning. Wouter wil graag met Max gaan, maar Max is van plan te gaan werken bij de Rijkspostbank. Wouter besluit hetzelfde te gaan doen en dan later op vakantie te gaan. In september kan het immers ook nog. Samen met een stel leeftijdsgenoten zitten ze in een kelder en berekenen rentepercentages en gemiddelden. Aan het eind van de eerste dag heeft Max al twee keer zoveel verwerkt als de andere vakantiekrachten. Wouter raadt hem aan om wat langzamer te werken, omdat hij anders straks als uitslover bekend staat. Max kijkt hem vol onbegrip aan.
Op hun laatste werkdag bij de bank wordt Max bij de afdelingschef geroepen. De chef belooft hem opslag als hij blijft. ‘Dit vind ik prettiger in de vakantie,’ zegt Max als Wouter hem naar hun reisje vraagt. Wouter besluit in z’n eentje naar Parijs te gaan.
Eenmaal terug in Nederland wordt hij gekeurd voor het leger. Hij ziet Max nergens, later blijkt dat Max werd afgekeurd. Wouter zelf wordt naar Stroe, een legerplaats op de Veluwe gebracht. Hij vindt het vreselijk en schrijft brieven aan Max. Maar die blijven onbeantwoord. Als hij een keer besluit thuis bij hem langs te gaan, ziet hij dat Max en zijn vader zijn verhuisd. Hij heeft niets voor Wouter achtergelaten.
Wouter solliciteert bij een reisorganisatie in Haarlem -de Trekvogel- en krijgt een opleiding. Als reisleider reist hij door heel Europa. Wanneer hij in Nederland is, woont hij in zijn kamer in Haarlem. Op een dag krijgt hij een kaart, met daarop alleen Beaufort. De plaats waar hij is afgestempeld is onleesbaar, maar Wouter is blij dat hij weet dat Max nog leeft.
In april 1960 wordt Wouter wakker met pijn in z’n enkels. Hij is dan 24. Als dit steeds erger wordt belt hij de huisarts. Hij krijgt medicijnen, maar die helpen niet. Lopen kan hij alleen nog met veel moeite. Per ambulance wordt hij naar het Sint-Jozefziekenhuis gebracht. De dokters kunnen er niet achter komen wat hij heeft. In beide benen zit geen gevoel meer. Doordat hij zich niet meer snel kan bewegen ziet hij de wereld met andere ogen. Hij let meer op details. Vanuit het ziekenhuis gaat Wouter naar Woudrust, een revalidatiekliniek. Daar ontmoet hij Dexter.
Elke dag wordt hij geprikt met naalden, om te kijken of het gevoel in zijn benen al is teruggekeerd. Op een dag gaan Wouter en Dexter, Wouter op krukken, een wandeling maken. Hierbij komen ze langs Vogelenzang, een psychiatrische inrichting vlakbij Woudrust. Aan de andere kant van het hek ziet Wouter Max staan en roept hem. Max reageert pas als Wouter hem ‘Beaufort’ noemt. Hij smeekt Wouter om hem mee te nemen uit de inrichting. Dat is de eerste keer dat hij praat sinds hij in Vogelenzang is.
De volgende dag krijgt Wouter een brief van een man die Vrasdonk heet en in de inrichting werkt. Hij vraagt toestemming voor een gesprek met Wouter over Max. Vrasdonk en Wouter ontmoeten elkaar in Dreefzicht, een restaurantje tussen Vogelenzang en Woudrust in. Hij vertelt Wouter dat Max schizofreen is en aan waanbeelden leidt. Max praat nooit met iemand, hij drukt zich uit in cijfers. Vrasdonk stelt voor dat Wouter met Max gaat praten, dat zou hem verder kunnen helpen.
De kamer waarin Max leeft hangt vol met dunne draden. Aan die draden hangen thermometers, allemaal op verschillende hoogte. Max is van plan een windkaart te maken van de kamer. Hij legt het hele plan uit aan Wouter, maar dwingt hem niets verder te vertellen. Zijn bril draagt hij niet meer, anders wordt zijn hoofd te vol van alle dingen die hij ziet en zich later nog precies herinnert. Als Wouter alles toch aan Vrasdonk vertelt, voelt het als verraad.
Wouter wordt ontslagen uit Woudrust en trekt weer in zijn kamer in Haarlem. Twee weken later krijgt hij een brief van Vrasdonk, met daarbij een stapel vellen, volgeschreven door Max. Zijn hele theorie, die hij zelf de wet van Beaufort noemt, staat tot in de details beschreven. De klachten aan Wouters benen zijn ondertussen helemaal verdwenen. In de herfst hoort Wouter dat Max is overleden. Hij is tegen een sterke wind ingelopen, over het strand en zo de zee in. Verdronken.
Op de begrafenis zijn maar heel weinig mensen. Wouter ontmoet Max’ halfzusje Mara, die sprekend op Max zelf lijkt. Tot een paar dagen geleden wist zij niet dat Max bestond.
Samenvatting bron (http://www.scholieren.com/boekverslagen/30478)
Het verhaal begint op 17 augustus 1947. Wouter is dan 11 jaar oud en zit in de zesde klas van de Hoofdwegschool.
Op een dag komt er een nieuwe jongen in de klas, Max. Hij is van Haarlem naar Amsterdam verhuisd. Meteen de eerste dag al blijkt hij slimmer te zijn dan de rest van de klas. De meeste kinderen negeren hem, maar Wouter gaat na schooltijd achter hem aan en begint een gesprek met hem. De volgende dag vraagt Max hem mee naar huis. Ze worden vrienden.
Max heeft een boek De onzichtbare man gelezen en wil zelf ook onzichtbaar worden. Daarom zit hij helemaal achterin de klas en zegt alleen iets wanneer het echt nodig is. Daarnaast leest hij veel wetenschappelijke boeken en voert de proefjes uit die daarin staan. Hij laat Wouter ook een proef zien. Al snel nadat Max Wouter een lijst met de schaal van Beaufort heeft laten zien, begint hij aan het bouwen van een windmeter.
Als afsluiting van hun tijd op de Hoofdwegschool, spelen Wouter en Max met de rest van de klas een toneelstuk. Na de voorstelling worden de rapporten uitgedeeld. Die van Max is veruit het beste van de klas. In juli 1948 zijn de Olympische Spelen. Wouter en zijn moeder volgen het op de voet. Fanny Blankers-Koen wint een aantal wedstrijden voor Nederland. Max kan hele stukken van een toespraak op de radio letterlijk citeren. Wouter besluit zich aan te melden voor de plaatselijke atletiekvereniging.
Na de zomervakantie gaan Max en Wouter beide naar de hbs, maar ze komen niet in dezelfde klas.
Wouters tijden voor de honderd meter sprint worden steeds beter. Ze zakken van 12 seconden naar 11.9 en verder naar 11.3. Maar op school gaat het slechter, doordat hij een groot gedeelte van zijn tijd in atletiek steekt. Als het te erg wordt, roept hij Max om hulp. Zijn zolderkamer is ondertussen helemaal leeg, alleen een telescoop op het dak doet nog aan het verleden denken. Met de bouw van de windmeter is hij gestopt, die staat half afgemaakt op het platje.
In september, tijdens een wedstrijd in Amersfoort, loopt Wouter onder de 11 seconden. Op de laatste wedstrijd van 1948 loopt hij 10,7 en is daarmee de snelste junior. Wouter ziet Max nooit meer.
Op een keer, het is dan 1951, neemt Wouters trainer Blankers zijn vrouw, Fanny, mee naar de training. Voor de lol loopt Wouter een wedstrijdje met haar, hij komt met meters voorsprong over de finish. Fanny grapt dat ze elkaar misschien volgend jaar zien in Helsinki, op de Olympische Spelen. In de winter van 1951 krijgt Wouter een uitnodiging van de voorzitter van het Nederlands Olympisch Comité om mee te doen aan de selectiewedstrijden. Wanneer die eenmaal achter de rug zijn, beginnen de kranten over hem te schrijven.
In juli 1952 vliegt Wouter met de rest van de uitgekozen Nederlandse atleten naar Helsinki voor de Olympische Spelen. Als hij in de startblokken zit voor de honderd meter, blijft hij doodstil zitten en ziet de anderen voor hem finishen. Bij de atletiekvereniging durft hij zich uit schaamte niet meer te vertonen. Omdat de Spelen aan Max voorbij gegaan waren, zit Wouter weer veel bij hem thuis.
Beiden doen eindexamen, weer is Max de beste leerling van de school. Wouters hoogste cijfer is een 7,5 voor Frans. Zijn ouders beloven hem een betaalde vakantie als beloning. Wouter wil graag met Max gaan, maar Max is van plan te gaan werken bij de Rijkspostbank. Wouter besluit hetzelfde te gaan doen en dan later op vakantie te gaan. In september kan het immers ook nog. Samen met een stel leeftijdsgenoten zitten ze in een kelder en berekenen rentepercentages en gemiddelden. Aan het eind van de eerste dag heeft Max al twee keer zoveel verwerkt als de andere vakantiekrachten. Wouter raadt hem aan om wat langzamer te werken, omdat hij anders straks als uitslover bekend staat. Max kijkt hem vol onbegrip aan.
Op hun laatste werkdag bij de bank wordt Max bij de afdelingschef geroepen. De chef belooft hem opslag als hij blijft. ‘Dit vind ik prettiger in de vakantie,’ zegt Max als Wouter hem naar hun reisje vraagt. Wouter besluit in z’n eentje naar Parijs te gaan.
Eenmaal terug in Nederland wordt hij gekeurd voor het leger. Hij ziet Max nergens, later blijkt dat Max werd afgekeurd. Wouter zelf wordt naar Stroe, een legerplaats op de Veluwe gebracht. Hij vindt het vreselijk en schrijft brieven aan Max. Maar die blijven onbeantwoord. Als hij een keer besluit thuis bij hem langs te gaan, ziet hij dat Max en zijn vader zijn verhuisd. Hij heeft niets voor Wouter achtergelaten.
Wouter solliciteert bij een reisorganisatie in Haarlem -de Trekvogel- en krijgt een opleiding. Als reisleider reist hij door heel Europa. Wanneer hij in Nederland is, woont hij in zijn kamer in Haarlem. Op een dag krijgt hij een kaart, met daarop alleen Beaufort. De plaats waar hij is afgestempeld is onleesbaar, maar Wouter is blij dat hij weet dat Max nog leeft.
In april 1960 wordt Wouter wakker met pijn in z’n enkels. Hij is dan 24. Als dit steeds erger wordt belt hij de huisarts. Hij krijgt medicijnen, maar die helpen niet. Lopen kan hij alleen nog met veel moeite. Per ambulance wordt hij naar het Sint-Jozefziekenhuis gebracht. De dokters kunnen er niet achter komen wat hij heeft. In beide benen zit geen gevoel meer. Doordat hij zich niet meer snel kan bewegen ziet hij de wereld met andere ogen. Hij let meer op details. Vanuit het ziekenhuis gaat Wouter naar Woudrust, een revalidatiekliniek. Daar ontmoet hij Dexter.
Elke dag wordt hij geprikt met naalden, om te kijken of het gevoel in zijn benen al is teruggekeerd. Op een dag gaan Wouter en Dexter, Wouter op krukken, een wandeling maken. Hierbij komen ze langs Vogelenzang, een psychiatrische inrichting vlakbij Woudrust. Aan de andere kant van het hek ziet Wouter Max staan en roept hem. Max reageert pas als Wouter hem ‘Beaufort’ noemt. Hij smeekt Wouter om hem mee te nemen uit de inrichting. Dat is de eerste keer dat hij praat sinds hij in Vogelenzang is.
De volgende dag krijgt Wouter een brief van een man die Vrasdonk heet en in de inrichting werkt. Hij vraagt toestemming voor een gesprek met Wouter over Max. Vrasdonk en Wouter ontmoeten elkaar in Dreefzicht, een restaurantje tussen Vogelenzang en Woudrust in. Hij vertelt Wouter dat Max schizofreen is en aan waanbeelden leidt. Max praat nooit met iemand, hij drukt zich uit in cijfers. Vrasdonk stelt voor dat Wouter met Max gaat praten, dat zou hem verder kunnen helpen.
De kamer waarin Max leeft hangt vol met dunne draden. Aan die draden hangen thermometers, allemaal op verschillende hoogte. Max is van plan een windkaart te maken van de kamer. Hij legt het hele plan uit aan Wouter, maar dwingt hem niets verder te vertellen. Zijn bril draagt hij niet meer, anders wordt zijn hoofd te vol van alle dingen die hij ziet en zich later nog precies herinnert. Als Wouter alles toch aan Vrasdonk vertelt, voelt het als verraad.
Wouter wordt ontslagen uit Woudrust en trekt weer in zijn kamer in Haarlem. Twee weken later krijgt hij een brief van Vrasdonk, met daarbij een stapel vellen, volgeschreven door Max. Zijn hele theorie, die hij zelf de wet van Beaufort noemt, staat tot in de details beschreven. De klachten aan Wouters benen zijn ondertussen helemaal verdwenen. In de herfst hoort Wouter dat Max is overleden. Hij is tegen een sterke wind ingelopen, over het strand en zo de zee in. Verdronken.
Op de begrafenis zijn maar heel weinig mensen. Wouter ontmoet Max’ halfzusje Mara, die sprekend op Max zelf lijkt. Tot een paar dagen geleden wist zij niet dat Max bestond.
Titelverklaring
De titel “ de onzichtbare jongen” heeft alles te maken met het feit dat Max onzichtbaar probeert te zijn al vanaf het begin van het verhaal. Hij wil door niemand opgemerkt worden en heeft daardoor ook niet veel vrienden, maar dat vind hij niet erg. Op een gegeven moment wil Wouter ook onzichtbaar zijn als hij zwaar onder de maat presteert bij de Olympische spelen. Maar dat gaat al weer snel over.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden