Boris door Jaap ter Haar

Boekverslag ‘Boris’
Opdracht 15

Onderwerp
A. Het onderwerp spreekt mij aan omdat het over de 2e WO gaat. Ook hebben we het er met geschiedenis over gehad. Daarom heb ik er over nagedacht. Omdat ik ervoor moest leren.
B. Ik heb geleerd dat Leningrad werd belegerd door de Duitsers, en dat Leningrad naar Lenin is vernoemd. En dat er in die oorlog te weinig eten was. Ook al deden de gaarkeukens hun uiterste best.
C. De mening van de schrijver is dat de 2e WO verschrikkelijk was voor iedereen. En dat je jezelf heel erg machteloos kunt voelen. Ik ben het daarmee eens omdat een oorlog nooit leuk is. En je inderdaad niet veel kunt doen als kind


Gebeurtenissen
A. Het verhaal blijft boeiend omdat er elke keer weer iets spannends gebeurt. En dat ook heel erg onverwachts is.
B. Ik vind het boek:
- spannend: Het is een oorlogsboek en in de oorlog is natuurlijk altijd spanning te vinden.
- leerzaam: Je leert hoe het was voor de mensen in de oorlog die honger leden. En niets konden doen.
- droevig: Je ziet weer dat in de oorlog altijd mensen sterven. Dat is natuurlijk niet leuk.
C. Dit heeft op mij de meeste indruk gemaakt: Nadja en Boris gingen zoeken naar aardappels in “niemandsland”. Toen werden ze ontdekt door de Duitsers. Je zou verwachten dat de Duitsers hen gevangen zouden nemen. Want ze waren tenslotte vijanden van elkaar.
Maar dat deden ze niet, ze hielpen Nadja en Boris door hen eten te geven. En dat is wel indrukwekkend.

Personen
A. Ik zou niet op Boris willen lijken. Omdat hij een beetje teveel in zichzelf gekeerd is .
B. Je komt het meest van Boris te weten. En je begrijpt zijn gedrag, ( in zichzelf gekeerd), omdat hij er niet tegen kan dat hij machteloos is.
C. Ik vind dat Boris zijn probleem, namelijk honger, goed oplost door op zoek te gaan naar eten. Ik zou dat ook doen, ook al is het gevaarlijk.
D. De norm van Boris is zorgzaam zijn voor iedereen die dat nodig heeft. Dat is ook één van mijn normen.


Bouw
A. Het boek heeft aan het begin een vage bouw. Want het boek begint met een droom. Daarom snap je niet waar het over gaat. Maar in hoofdstuk 2 word het gelijk al wat duidelijker.
B. Er zitten geen terugblikken in het verhaal. En dat maakt het wel wat gemakkelijker lezen.
C. Aan het eind van het boek blijft er niet veel onduidelijk. Maar de schrijver had wel wat meer kunnen beschrijven van de bevrijding.

Taalgebruik
A. Het verhaal is niet lastig te lezen omdat het taalgebruik is van deze tijd. Zonder moeilijke woorden.
B. Het taalgebruik is makkelijk, omdat het van deze tijd is.
C. De taal van de personages past bij elkaar. Omdat het kinderlijke taal is, als Boris iets zegt.