Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De witte door Ernest Claes

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
Boekcover De witte
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • Klas onbekend | 6951 woorden
  • 6 mei 2004
  • 38 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
38 keer beoordeeld

Boekcover De witte
Shadow
De witte door Ernest Claes
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
A. Het voorwerk
1. Primaire gegevens van het werk:
Auteur: Ernest Claes
Titel: De Witte
Datering: 1920
Aantal blz.:209
Leestijd: ongeveer 7 uur
Uitgelezen op: 14-11-2003 Verantwoording van de keuze: Ik heb dit boek gekozen omdat het me wel een leuk verhaal leek. In de binnenkant van het boek stond dat het over de kwajongensstreken van een Vlaamse boerenjongen ging en dat leek wel leuk om te lezen. Ik had nog 3 andere boeken gehaald (meer waren er niet meer in de bibliotheek en de mediatheek) en dit boek leek me toch het leukste van allemaal. Verwachtingen vooraf: Ik denk dat het boek gaat over de streken van een jongen van het platteland, en dat lijkt me wel wat.
Eerste reactie achteraf: * Ik vond het boek leuk om te lezen, omdat ik de streken die hij allemaal uithaalde wel grappig vond. * Ik vond het lezen zelf leuk omdat er af en toe belgisch in de tekst staat en dat vond ik wel grappig om te lezen. * Wat ik minder vond aan het boek is dat elk hoofdstuk weer met een heel andere gebeurtenis of tijd begint en je vaak niet helemaal de afloop van het vorige hoofdstuk weet. De auteur en zijn wereldbeeld: De belangrijkste thema’s van Ernest Claes’ zijn boeken zijn: de oorlog, dorpsverhalen, kinderen, het leven op het platteland en het verzet. Claes schreef deze boeken omdat hij alle facetten van zijn persoonlijkheid aan de wereld wilde laten zien. Hij heeft veel meegemaakt en dat wil hij allemaal aan de wereld laten lezen. De ziekte van zijn vader en vroege dood verscherpten de ontvankelijkheid van de latere kunstenaar voor het leed van anderen. B. KORTE SAMENVATTING VAN DE INHOUD
De hoofdpersoon en zijn tegenspelers:
De hoofdpersoon in het verhaal is Lewie Verheyden (met de bijnaam de Witte), een bengel van het Vlaamse platteland. Zij tegenspelers zijn: zijn moeder, zijn vader, zijn broers Nis en Heinke, zijn vrienden (zoals Dabbe, Krol en Tjeef), de meester, en alle andere mensen uit het dorp waar hij wel eens iets mee te maken heeft. Opsomming van de gebeurtenissen: De indeling: Ik heb voor deze indeling gekozen omdat een aantal hoofdstukken goed bij elkaar pasten en omdat het anders heel veel kleine stukjes zouden worden. Deel 1
Het eerste hoofdstuk uit het boek is een soort inleiding en daar gaat dit eerste deel over: De hoofdpersoon in het verhaal is Lewie Verheyden, die de bijnaam de Witte heeft, vanwege zijn spierwitte haar. Bij plechtige gelegenheden noemt hij zich 'Ludovicus'. Hij woont met zijn vader, moeder en twee oudere broers, Heinke en Nis in het dorpje Zichem in Vlaanderen. In het begin van het verhaal is hij negen jaar oud en gaat hij nog zes dagen per week naar school. De Witte zijn vader is boer en zijn broers helpen mee op het bedrijfje. De Witte heeft een hekel aan school en wil veel liever buiten spelen. De Witte kan niet echt goed met zijn familie opschieten. Zijn moeder bromt altijd op hem als er ook maar iets fout gaat en zijn broers pesten en jennen hem vaak. Zijn vader ziet hij nauwelijks, alleen tijdens het eten, wanneer hij meestal een flink pak slaag krijgt. Op het gebied van godsdienst is de Witte wat serieuzer dan dat hij op het gebied van school is. De Witte haalt erg veel kattenkwaad uit en verdient daardoor elke keer weer een flink pak slaag. De Witte vond de tijd op de jongensschool in het nonnenklooster dan ook fantastisch. Maar nu zat hij op de dorpsschool en dat was even wat anders. De meester duldde absoluut geen kattenkwaad en dat was iets waardoor hij het nog vol kon houden om naar school te gaan. Deel 2
Na wat getreuzel was de Witte eindelijk klaar met aankleden en zijn ontbijt. Onderweg komt een man tegen, die hem de weg vraagt, dat leek de Witte wel leuk worden en hij stuurt hem de verkeerde kant op. Hij gaat naar school en daar kijkt hij er alweer naar uit dat hij ’s middags kattenkwaad kan gaan uithalen. Eindelijk kwam dan het einde van de dag in zicht en dus kwam het dagelijkse halfuurtje waarop gezongen werd eraan. Dat vond de Witte het enige positieve punt van een schooldag. Alleen vandaag had hij de pech, dat hij even niet bij de les was. De meester vroeg hem naar voren, maar hij kon 'Jantje en de Pruimen' niet opzeggen. Een fikse straf volgde, hij moest met de meester mee naar diens huis en daar werd hij in de kelder opgesloten. Maar ondanks zijn straf kon hij zich daar niet inhouden en hij begon weer kattenkwaad uit te halen. De hond leek hem wel een leuk slachtoffer. De Witte trok de hond aan zijn staart, die voor het getraliede raampje van de kelder lag en dat vond die absoluut niet leuk. Eindelijk, het leek wel na uren, liet de meester hem gaan en de weg naar vrijheid en kattenkwaad lag voor hem open. Nu dacht hij dat hij alles gehad had, want hij liep blij over het landweggetje naar huis toe. Maar eenmaal thuis had vader geen genade met hem en zoals altijd deed hij de straf nog eens over. Het gevolg was dat de Witte zich verbrande aan de soep die door de klap in zijn gezicht terecht kwam. Daarna mocht hij naar Meneer Boon toe om boodschappen over te brengen. Toen iedereen weg was pakte hij stiekem wat tabak en geld van zijn broers en ging op weg. Nu hij tabak en geld had had hij weer goede zin en als een brave jongen ging hij zijn boodschappen doen bij meneer Boon. Onderweg komt hij zijn vrienden, Dabbe en Krol nog tegen en hij spreekt alvast wat af voor de middag. Dabbe en Krol hadden de natuur weer eens verkent en ze hadden daarbij een aantal nesten gevonden. Het uittrekken van nesten was namelijk het meest geliefde vermaak van de jongens. De Witte gaat gauw weer verder zodat hij nog mee kan doen als hij terug is van meneer Boon. Hij komt binnen en daar ziet hij een luxe die hij niet vaak heeft gezien en die luxe verleid hem tot nog een diefstal van tabak. De Witte pakt gauw wat sigaren als meneer Boon even weg is. Meneer Boon had schijnbaar niets gemerkt, want nadat de Witte de boodschap had overgebracht bood hij hem een glas bier en een sigaar aan. Daarna ging hij er maar weer eens vandoor. Eindelijk had hij vrij en kon hij zich uit gaan leven met zijn vrienden: Krol en Dabbe. Jammer genoeg voor de Witte waren zijn vrienden net zo hebberig als hijzelf en nadat Krol en Dabbe ontdekten dat de Witte rijkdommen bij zich had brak er een gevecht los. Max (zijn hond) dacht zijn baasje goed te helpen en beet een stuk uit Dabbes broek. Toen werd het tijd voor de Witte om naar huis te gaan. Thuis werd zijn buit snel ontdekt en voor de zoveelste keer ging hij over de knie. Deel 3 's Zaterdags daarop was hij al weer vroeg uit bed want alle kinderen moesten gaan biechten. Daarna kwam de dag eraan dat de Witte zijn eerste communie moest gaan doen. Dat maakte hem nieuwsgierig naar die dag, want misschien zou hij wel nieuwe kleren krijgen. In de kerk maakten de Witte en zijn vrienden jacht op kaarsenstompjes. De daarop volgende week was Dabbe ziek en iedereen in de klas benijdde hem, want Dabbe hoefde niet naar school en hij liep ook de straffen van de meester mis. De meester was ook weer erg op dreef met straffen, want Fompe was net de dag ervoor afgeranseld door de meester. Tjeef wist nog wel een trucje om jezelf ziek te maken, om zo toch ook niet naar school te moeten. De Witte was er natuurlijk als de kippen bij en hij wilde het wel uitproberen. Dries was hem echter voor zodat hij de ui die Tjeef had meegebracht onder zijn oksel stopte, want volgens Tjeef kreeg je zo het 'zenuwwater'. Alleen had Dries niet gezien, dat zijn Hemd nu uit zijn broek hing en dat was een schande in die tijd. Natuurlijk ging het als een lopend vuurtje door de klas en al had iedereen het erover. De meester had al gauw door dat Dries zijn hemd uit zijn broek had hangen en die kreeg dan ook meteen een flinke mep. Dat had als gevolg dat de Witte de ui kon pakken, die onder Dries' oksel vandaan was gevallen. De Witte probeerde ook de ui uit, maar er gebeurde niets. Toen dacht hij slim te zijn en hij slikte de ui in. Dat hielp wel degelijk en de Witte werd misselijk en liep paars aan. De meester was verbaasd en Tjeef zei gauw, dat de Witte zijn ui had ingeslikt. Daardoor kreeg hij een flink pak rammel en moest nablijven, maar toen hij eenmaal thuis kwam voelde hij zich toch behoorlijk ziek. De donderdag daarop moest de Witte op Anneke (een baby van een kennis van zijn ouders) passen terwijl de rest van de familie ging hooien. Gust en Tist, twee bengels komen langs en meteen beginnen de jongens tegen elkaar op te scheppen en te koop lopen met de spullen die ze bij zich hebben. De Witte ruilt zijn babymutsje tegen een gouden soldatenknoop en dan komen de twee bengels het huis binnen. Als ze Anneke zien liggen dan komen er allerlei kwade plannen op in hun hoofden. Ze besluiten om te kijken hoe Anneke zal reageren op een pijp in haar mond. Maar als ze de proef willen uitvoeren komt moeder binnen en Gust en Tist gaan ervandoor. De Witte krijgt zo'n pak slaag, dat hij de rest van de middag blijft schreeuwen dat hij zelfmoord wil plegen. De volgende dag zei de meester dat ze de dag erna vrij zouden hebben en dat voorstel beviel iedereen wel. De volgende ochtend stond de Witte vroeg op. Nis of Heinke zou vader over kunnen halen de Witte aan het werk te zetten, maar gelukkig gebeurde dat niet. Maar hij kreeg wel een pak slaag van vader want de Witte had de dag ervoor stiekem peren uit de boom gehaald en nu moest hij daarom de aardappelen schillen. De Witte zat alleen in huis aardappels te schillen en dat was erg saai, dus pakte hij de poes maar wat aan door die met een breinaald te prikken. Moeder kwam op het lawaai dat volgde af en dat betekende het einde van het aardappelen schillen, want ze zag meteen dat er genoeg waren. Toen nog zout erop en de Witte kon zich gaan voorbereiden op de vrije middag. Weer maakte hij een hoop lawaai zodat moeder nog eens kwam kijken en ze vroeg de Witte of er wel zout op de aardappels zat, de Witte die nog wel wat leven kattenkwaad uit wilde halen, antwoordde van niet. Dus ging er meer zout op de aardappels. Voordat hij wegging kwam Heinke al thuis en ook die vroeg hetzelfde en weer was het antwoord van de Witte hetzelfde. Direct daarna smeerde hij hem snel, want als vader de aardappels zou proeven dan zwaaide er wat. Hij ging lekker in het weiland liggen genieten van het mooie weer en het goede leven. Hij was zijn streken al weer vergeten en viel in slaap. Na een poosje zag hij zijn maten eraan komen en ze gingen zwemmen. Na een hele poos te hebben gezwommen wat van hun moeders eigenlijk niet mocht gingen ze maar op droge zitten om hun meegebrachte boterhammen op te eten. Dat zorgde natuurlijk voor plezier, want als de jongens rustig aan gingen doen, dan zorgde er altijd wel één voor leven in de brouwerij. Ditmaal was dat de Witte die Dabbe een boterham in zijn gezicht sloeg. Even later keerde de rust terug maar niet voor lang, de moeder van de Witte kwam eraan en de Witte verstopte zich gauw in een sloot. De andere jongens vertelden dat ze de Witte niet hadden gezien, maar daar trapte moeder niet in. Ze zag zijn kleren liggen en nam die mee naar huis. Toen moest de Witte naakt naar huis, met zijn arm voor zijn gezicht en zijn klak als zwembroek voor zich dragende. Deel 4

De zondag daarop was de Witte al vroeg uit zijn bed. Vandaag ging hij met vader naar de stad Diest om een nieuwe klak te kopen. Na een poosje wachten kwam de trein eraan en eindelijk konden ze instappen, hij verveelde zich en ging maar wat uit de trein hangen. Daar zag hij ook een dikke boer die uit de trein ernaast hing met een dure klak op zijn hoofd. De Witte had voordat hij het wist de klak van het hoofd van de man gepakt en ging weer in de trein zitten, even hoorde hij de boer nog schreeuwen, maar eindelijk waren ze op weg naar de stad. Maar tot de grote pech van de Witte ontdekte vader wat hij had gedaan en werd flink boos. De Witte had dit keer wel een schuldgevoel want hij wist dat hij de wet had overtreden en was bang dat ze hem op het station van Diest op zouden pakken, maar dit gebeurde gelukkig niet. Toen gingen ze eindelijk een nieuwe klak voor de Witte kopen en daarna doken ze de herberg nog in om wat bier drinken en toen was het einde van de dag voorbij en keerden ze terug naar huis. In Averbode wordt de Sint-Jansmarkt gehouden en dat is een evenement (een soort kermis) dat niemand in de omgeving mocht missen. Ook de Witte niet en natuurlijk was hij er ook om weer het nodige kattenkwaad uit te halen. Met heel erg veel geluk wist hij 15 cent los te peuteren bij zijn broer en haastte zich naar de markt. Het was er nog niet zo druk toen hij daar kwam. Hij ging eerst een spelletje doen en daarna een blikken fluit kopen. Hierna ging hij wat over de markt rond struinen. Na wat te luisteren en kijken naar handelaren, zangers en 'tandartsen' was de dag voorbij en keerde de Witte huiswaarts. Toen hij twee dagen later op bed lag waren zijn ouders boos. Hij had weer eens kattenkwaad uitgehaald, maar dit keer met financiële gevolgen voor zijn ouders. Er was een ruit gesneuveld doordat de Witte met stenen aan het gooien was geweest en nu moest dat betaald worden. De Witte moest maar op het veld gaan werken vonden zijn ouders en dat wilde hij helemaal niet. De volgende dag stond zijn besluit vast, hij wilde in de drukkerij van het klooster werken en de volgende zondag stond hij na de mis voor de deur van het klooster en kon hij al beginnen. Sindsdien was de Witte geen bengel meer en werkte elke dag erg serieus in de drukkerij. Opvallende passages: * De dag waarop de Witte met zijn vader naar Diest gaat om een nieuwe klak te kopen. Dit vind ik een belangrijke passage omdat dit de enige keer is dat de Witte ver buiten zijn dorp komt. Een andere reden waarom ik dit een belangrijke passage vind is omdat hij hier voor het eerst een echte misdaad begaat, waarvoor hij opgepakt zou kunnen worden (hij steelt in de trein de klak van een boer). * Als de Witte in de prikkelbosjes is gevallen en zijn moeder voor het eerst in het hele boek een keer lief voor hem is. Ik vind deze passage belangrijk en opvallend omdat dit de enige keer is dat zijn moeder een keer lief voor hem is en hem niet slaat of op zijn kop geeft. C. DE VERDIEPING
Perspectief (1):
Er is in het verhaal sprake van een alwetende verteller. Het eerste hoofdstuk is een soort inleiding, er wordt wat over de Witte verteld en er worden gebeurtenissen verteld (dus achteraf verteld), bij alle andere hoofdstukken in het boek wordt er met de gebeurtenissen mee verteld. Personen: * De Witte: zijn echte naam in Lewie Verheyden, maar hij noemt zichzelf vaak Ludovicus Verheyden en ‘de Witte’ is zijn bijnaam omdat hij wit haar heeft. Zelf is hij niet echt blij met zijn bijnaam en wil liever Ludovicus genoemd worden. De Witte is erg mager (al eet hij altijd heel erg veel) en heeft dus wit haar. Hij en zijn vrienden zijn echte bengels, ze halen allerlei kattenkwaad uit. Daarvoor krijg de Witte wel heel veel slaag en straf van zijn ouders, maar ook van de meester. De Witte is erg brutaal en is eigenlijk voor niets of niemand bang, hij durft daarom ook met bijna elke jongen te vechten. Hij denkt niet goed na over de gevolgen als hij weer eens een streek uithaalt, hij denkt altijd alleen maar aan de lol die hij eraan beleeft en niet aan de consequenties die het later voor hem heeft (een flink pak slaag). Maar hoe vaak hij ook straf en slaag krijgt, hij leert zijn streken maar niet af en zijn ouders worden dan ook vaak hopeloos van hem. De Witte steelt ook heel makkelijk dingen (zoals sigaren en appels). Hij moet elke zondag mee naar de kerk en hij is gelovig (al twijfelt hij daar zelf wel eens aan) De Witte heeft altijd conflicten met anderen, doordat hij zoveel streken uithaalt en zo brutaal is. De Witte maakt wel een soort ontwikkeling door, maar dat wordt pas duidelijk in het laatste hoofdstuk. In de eerste13 hoofdstukken haalt hij alleen maar kattenkwaad uit en baalt ervan dat hij naar school moet en dan in het laatste hoofdstuk heeft hij besloten dat hij voortaan wil gaan werken bij de drukkerij en zijn ergste streken zijn dan ook voorbij. * Moeder: Zijn moeder is een gelovige vrouw met 3 kinderen, ze pakt de Witte vaak hard aan als hij weer eens kattenkwaad uithaalt. Ze kan ook wel aardig zijn, dat blijkt wel uit die keer dat de Witte in de prikkelbosjes was gevallen en ze hem heel goed verzorgde. Ze is vaak in conflict met de Witte. * Vader: Ook zijn vader is een gelovige man en pakt de Witte altijd zeer hard aan, hij krijgt vaak slaag van zijn vader als hij zich weer eens misdragen heeft. Ook hij is eigenlijk altijd in conflict met de Witte. * De vrienden van de Witte: Zijn beste vrienden zijn Dabbe, Krol en Tjeef. Zij zijn al net zo’n erge kwajongens als de Witte en ze halen vaak samen streken uit. Ook de vrienden van de Witte krijgen vaak slaag van hun ouders en de meester, maar niet zoveel als de Witte, want hij is toch wel de ergste bengel. Tjeef heeft een pezig bruin vel, met sterke heupen en brede schouders. Dabbe is wat kleiner maar beter in het vlees en Krol had een heel wit vel. Soms zijn er ook wel een conflicten tussen de Witte en zijn vrienden maar meestal vinden er conflicten plaats tussen de groep bengels en de andere dorpsbewoners die last van hun ondervinden. Enige andere vrienden van de Witte zijn: Turke Leunes, Fompe, Dries en tist. Tijd (1): De gebeurtenissen spelen zich allemaal in tegenwoordige tijd af, behalve in het eerste hoofdstuk, daar spelen enkele gebeurtenissen zich in de verleden tijd af. In het begin van het verhaal is de Witte 11 jaar en aan het einde is hij 13,5 jaar oud. Dat betekent dat het verhaal zich in ongeveer 2,5 jaar afspelen (met uitzondering van het eerste hoofdstuk, want dat gaat terug naar de nog jongere jaren van de Witte). De gebeurtenissen worden chronologisch verteld, met uitzondering van hoofdstuk 1, want daar komen flashbacks in voor. Tijd (2): De Tijd in het boek wordt nergens symbolisch gebruikt, de tijden hebben geen bepaalde betekenis. De tijd wordt dus alleen maar functioneel gebruikt; een dag staat voor een dag en staat niet voor bijvoorbeeld een heel leven. Ruimte (1): De Meeste gebeurtenissen spelen zich in er rond het dorp Zichem af, waar de Witte woont. Vooral in er rond de boerderij waar hij woont en op school, ook spelen veel gebeurtenissen zich in de velden af, bijvoorbeeld als de Witte en zijn vrienden ’s middags vrij zijn. Ruimte (2): De tijd wordt af en toe symbolisch gebruikt. Als het bijvoorbeeld zomer is de Witte vaak veel vrolijker en opgewekter dan in een ander jaargetij en denkt hij veel aan het mooie weer en hoe mooi het leven toch kan zijn. (zie ook de citatenmatrix) Verder wordt de tekst functioneel gebruikt en zegt bijvoorbeeld als hij droomt iets over zijn gemoedtoestand en zijn angsten (zoals in het eerste hoofdstuk, waarin verteld wordt dat hij vaak droomde over de enge verhalen die zijn broers hem hadden wijsgemaakt).
Citatenmatrix: De ruimte waar de Witte zich bevindt en het weer/seizoen zegt vaak iets over zijn gemoedstoestand (hoe hij zich dan voelt, gelukkig of ongelukkig): * Blz. 10: ‘Naar de prettige dingen moest de Witte een ogenblik zoeken, als daar vooral die ochtend was: donderdag, dus geen school ‘s middags. En dat alleen bracht een wereld van wonderheerlijke beloften mee. Door het kleine raam stroomde het gouden lachende licht van de nieuwe zomerzon, of ‘t met geweld van daarbuiten werd binnengeborteld. Het vierkante ruitje keek als een zonnig-jeugdig zomergezicht dat alles wilde betoveren en in goudenschijn zetten, binnen en buiten. Het licht bunselde de kamer breed open en peuterde in alle hoeken en vouwen van ‘t kleergoed dat tegen de muren hing. Als uit een vreemde wereld klonk hierbinnen het kwieterend leven van mussen en vinken, en het blij zangerig jubelen van een leeuwerk hoog boven alles uit, ver af.’ Commentaar + conclusie: Door de vrolijke en zonnige aanblik van zijn kamer voelt de Witte zich erg goed en blij. De ruimte is hier dus een erg belangrijk element wat betreft zijn stemming. * Blz. 26: ‘ Buiten was het de volle nieuwe zomerdag. De zon stond te laaien ginder hoog boven het Kraanrijk, en schoot haar gouden vlammen over de meersen en de velden, groot en wijd, het al omvattend in haar spetterende licht. Over het koren langs beide zijden van de steenweg froezelde het wagende windje dat de koelte van de morgendauw nog door de lucht dreef, en het gouden graan reuzelde heimlijk in zijn hoge vlumbaardige halmen als ‘t neuriënd fezelen van al de zonnigheid die erover lag. In de bomen en de hagen mussen en vinken; ‘t zat er alles zijn klare zottigheid uit te kwetteren, en ginder stond een maaier in de weide, en het rinke-ranken van zijn wetstreek over het vlamschietend staal was een schone passende klank. De Witte stond een ogenblik stil op de steenweg, en keek naar de velden en de weiden, naar de zon en de maaier, luisterde naar de vinken en de leeuwerken, zijn leven, dit alles, dat in zijn ogen glansde en in zijn hart klopte.’ Commentaar + conclusie: Door het mooie weer en de mooie natuur om zich heen voelt de Witte zich erg blij en is gelukkig. Ook hier is de ruimte dus weer een erg belangrijk element voor hoe hij zich voelt, of hij gelukkig is of niet. * Blz. 37: ‘ Met zijn effen kale muren, zonder iets dat het oog streelde, leek hem dit schoollokaal iets helemaal buiten de wereld, iets nors en koud, niet van de tijd. De zon drong nooit naar binnen, de onderste ruiten van de ramen waren zelfs van matglas om toch maar goed uit te sluiten al wat daarbuiten levende was. Ook hing er een muffe reuk in het lokaal, als van natte doeken die drogen.’ Commentaar + conclusie: De Witte haat school en het nare schoollokaal laat dit ook blijken. Als de Witte binnen in het lokaal is, is zijn stemming ineens heel erg somber en verlangt hij naar buiten. De ruimte is hier weer erg belangrijk voor de Witte, voor hoe hij zich op het moment voelt, op dit moment dus somber. *Blz. 41: ‘ Hij zette zich recht, veegde met zijn mouw de laatste tranen van zijn wangen, en met een wrokkige wrevel in zijn gemoed keek hij in de smerige kelder rond. Een laag houten gewelf, dat vol spinnenwebben hing, vier vuile grijze wanden die in vroegere jaren waren gewit geweest, een paar ruwe kisten, een lege ton, en de aardappelen waar de Witte op zat, meer was er in de kelder niet te zien. Het licht kwam naar binnen door een klein getralied keldervenster.’ Commentaar + conclusie: Doordat de Witte weer eens een streek had uitgehaald was hij in de kelder van de meester gegooid. Hij is nog steeds in een sombere stemming en dat laat de ruimte ook wel weer zien, want hij zit in een vieze oude kelder. Ook hier is de ruimte weer belangrijk voor de Witte, dit keer is hij erg somber. * Blz. 44: ‘ Maar er zat een blijheid in al zijn leden die hij moeilijk in zich bedwongen hield en die hem al dat spetterend zonnegeweld deed heerlijk vinden, omdat die voormiddag toch weeral achter de rug lag, en hij reeds vooruitgevoelde al de nieuwe geneugten van de lange achternoen. De miserie in de school was reeds uit zijn kop.’ Commentaar + conclusie: Nu de school weer uit is en hij een hele vrije middag voor de boeg heeft, voelt hij zich gelijk weer beter en dat laat de ruimte hier ook wel weer zien. De ruimte is hier dus weer belangrijk, het geeft een soort achtergrond bij hoe de Witte zich voelt. * Blz. 56: ‘ Wat was er een blijheid in de Witte zijn gemoed!… Die ganse lange namiddag voor hem, vrij, in de zon, in de beemden en de bossen, geen narigheid van schoolgaan of thuis te moeten werken, en al die schatten in zijn zak!… Hij had het kunnen uitjubelen van overdadige vreugd en hij liep een eindje driftig voort omdat hij zijn blijheid niet kon inhouden.’ Commentaar + conclusie: De Witte voelt zich hier weer goed, en de ruimte laat dit ook weer zien, want hij is vrij en de zon schijnt. Dus ook hier is het weer en de ruimte waar hij zich bevindt (niet thuis of op school maar gewoon buiten, lekker vrij) die zijn stemming bepalen. * Blz. 131: ‘ Het was zeer stil in de huiskamer. In de zwarte haard, waar de Witte vlak voor zat, lagen enige kolen te vonken onder de as, en de moor en de koffiepot stonden er gebroederlijk naast mekaar met hun totel naar ‘t dode vuur gekeerd. De oude sloor van ’n hangklok tikte zo lammenadig de minuten voorbij alsof ze ‘t nooit tot aan de avond zou volhouden. En de arme Witte draaide maar immerdoor de aardappelen tussen zin vingers, liet de schillen in lange krullen in ‘t mandje vallen, en gooide dan de Witte knol met een plons in de emmer water.’ Commentaar + conclusie: De Witte moet voor straf de aardappelen schillen en hij heeft die een hekel aan. De beschrijving van de ruimte (de huiskamer) laat dit ook wel weer blijken, want alles wordt een beetje somber beschreven. De ruimte illustreert hier ook weer de gevoelens van de Witte. * Blz. 138: ‘ Zijn benen lagen buiten de schaduw en de zon brandde krieuwelend op zijn kuiten, maar daar kon de Witte wel tegen. Hij lag er zo gelukzalig te genieten, er kwam hem niets in het hoofd dat zijn geluk kon verzuren; een, de Witte dacht enkel aan de dingen van het ogenblik, niet aan die van voor of na, en zo soesde hij langzaam in slaap. En om hem laaide de schone zon over de verre beemden, kriepten de weidekrekels met hun schor erbarmelijk stemmetje, geurden de klaver- en koekoeksbloem onder het lage gras, en boven zijn hoofd hingen de lome blaren van de elzestruik te snakken van de warmte. Om de Witte zijn slaap waakten en zongen al de mooie dingen van het leven. Commentaar + conclusie: Nadat de Witte zijn straf had voltooid mocht hij nog even naar buiten. Door alle mooie dingen van de buitenwereld wordt zijn stemming weer helemaal goed en voelt hij zich uiterst gelukkig. Ook hier Illustreert de ruimte weer de (gelukkige) stemming van de Witte. Motieven: Strengheid, dit is een abstract motief. Voorbeelden: * De ouders van de Witte zijn erg streng, elke keer als hij iets doet wat niet mag, wordt hij gelijk gestraft. * Ook de meester is erg streng. Hij duldt absoluut geen kattekwaad tijdens zijn lessen en als dit wel voorkomt dan straf hij zijn leerlingen meteen. Functie: Als de mensen niet zo streng zouden zijn dan zou de Witte nog veel meer streken uit kunnen halen, maar dan zou snel de lol eraf gegaan zijn. De strengheid van zijn ouders en de meester is dus een onmisbaar element in het verhaal. Vrijheid, dit is een abstract motief. Voorbeelden: * De Witte is erg gesteld op zijn vrijheid, dat merk je aan zijn stemming. Bijvoorbeeld als hij de middag vrij heeft en lekker gaat zwemmen met zijn vrienden. * Als de Witte een keer voor straf thuis moet blijven is hij diep ongelukkig, want hij heeft dan niet zijn vrijheid die hij eigenlijk op dat moment verdiend. Functie: Als de Witte niet zo nu en dan eens van zijn vrijheid zou kunnen genieten dan zou zijn leven wel heel erg somber zijn. Als hij vrij is, is hij erg gelukkig en dat heeft hij af en toe wel eens nodig. Onbezorgdheid, dit is een abstract motief. Voorbeelden: * Als hij weer eens een streek uithaalt (zoals bijvoorbeeld een ui opeten in de klas om ziek te worden) denkt hij niet aan de gevolgen. * Ook toen hij de klak van de boer in de trein stal dacht hij niet aan de gevolgen. Functie: Als de Witte niet zo onbezorgd zou zijn, zou hij veel minder streken uithalen. Hij zou dan veel beter nadenken voordat hij kattekwaad uithaalt en dan zou het verhaal saai worden. Kattekwaad, dit is een concreet motief. Voorbeelden: * De Witte zorgde er een keer voor dat er drie keer zout over de aardappelen heen ging. * De Witte stal een klak van een boer in de trein. Functie: Als de Witte geen kattekwaad uit zou halen dan zou het hele verhaal saai zijn. Dit is dus een erg belangrijk element in het boek. Straf/slaag, dit is een concreet motief. Voorbeelden: * Nadat de Witte zich niet fatsoenlijk had gedragen in de kerk kreeg hij straf van zijn vader in de vorm van een pak slaag. * Nadat hij een ruit had gebroken kreeg hij ook een flinke straf in de vorm van slaag. Functie: Als de Witte nooit gestraft zou worden, zou hij altijd maar zijn gang kunnen gaan en dan zou de lol voor hem ook snel eraf zijn. Door dit element blijft het verhaal leuk. Grondmotief of thema: Het thema in dit boek is moeilijk aan te wijzen, omdat de schrijver zich niet echt op een bepaald doel richt. ‘Leven’ is het woord dat het beste gebruikt kan worden om het thema aan te geven, maar dan niet de vergankelijkheid van het leven maar meer de (kleine) pleziertjes en minder vrolijke dingen van het leven. De echte harde levenservaringen komen niet aan bod. Spanning: Dit boek is niet geschreven met een speciaal verhaal erachter, dus van echte spanning is ook geen sprake. Enige spanning is wel per hoofdstuk te ontdekken, er wordt duidelijk opgebouwd naar een climax; de streek die de hoofdpersoon deze keer uithaalt. Dat er weinig spanning in het verhaal voorkomt komt mede doordat de schrijver de lezer nauwelijks nieuwsgierig maakt naar een volgende gebeurtenis. Dit is wel het geval per hoofdstuk, zoals eerder gezegd en vooral op het eind van het hoofdstuk. Perspectief (2): Er wordt door één iemand verteld, diegene verteld van buitenaf en neemt zelf geen deel aan de gebeurtenissen. De verteller is alwetend, maar geeft geen commentaar op de gebeurtenissen. De functie van het vertelperspectief is dat er op een neutrale manier de gebeurtenissen aan de lezer voorgelegd kunnen worden. De verteller is wel betrouwbaar omdat deze alles weet en alles neutraal verteld. Titelverklaring: De titel slaat op de (bij)naam van de hoofdpersoon: de Witte. Er zit verder geen figuurlijke betekenis achter.
Structuur: A. Het verhaal begint met een soort inleiding, er wordt verteld wie de Witte is en hoe hij aan zijn naam komt, ook wordt er wat over het gezin verteld waar hij uit komt. Dan worden er enkele gebeurtenissen uit het verleden verteld en zit je dus ineens midden in het leven van de Witte (medias res). Het eind van het verhaal is gesloten, hij werkt voortaan en zijn streken zijn voor het grootste deel over. B. Alleen in het eerste hoofdstuk zijn er terugverwijzingen, maar in de rest van het boek zijn er geen terugverwijzingen en ook geen vooruitverwijzingen. C. Er zijn geen spiegelingen in het verhaal. D. Er is wel sprake van een tegenstelling, want in de eerste dertien hoofdstukken van boek haalt hij alleen maar streken uit en in het laatste hoofdstuk is hij ineens anders, hij haalt is zijn kwajongensstreken kwijt en doet voortaan serieus werk in de drukkerij. Genre: Dit boek is echt een streekroman, omdat het over het leven op het platteland gaat en alles wat daarmee samenhangt. Het verhaal gaat wel over de het leven van een kind en het bevat dus andere aspecten dan een 'normale' streekroman. Subgenres zijn niet echt aan te wijzen, misschien is er voor een klein deel sprake van een avonturenroman, maar dan wel de avonturen van een kind. D. RELATIE TUSSEN TEKST EN AUTEUR Het leven van Ernest Claes: Ernest Claes werd op 24 oktober 1885 geboren te Zichem, op de grens tussen het Hageland en de Kempen. Hij genoot lager onderwijs bij de zusters en daarna bij meester Baekelants in de gemeenteschool. Daarna was hij enige tijd kleine bediende in de abdij van Averbode, tot hij in 1898 met de financiële hulp van de abt. Crets aan het college van Herentals zijn humaniorastudie kon beginnen. Omdat het hem na zijn retorica financieel onmogelijk bleek naar de universiteit te gaan, werkte hij opnieuw een jaar in de abdij. 1n die tijd verscheen zijn eerste bundel schetsen, Uit mijn dorpken (1906). Van 1906 tot 1910 kon hij eindelijk te Leuven gaan studeren en meteen zijn militaire dienstplicht vervullen. Terzelfder tijd was hij zeer bedrijvig in de Vlaamse studentenbeweging en redacteur van Ons Leven. Hij promoveerde in 1912 tot doctor in de wijsbegeerte en letteren op het proefschrift Het proza van Potgieter. Reeds in 1910 was hij in dienst getreden van het 'Katholiek Vlaamsch Secretariaat' in Antwerpen. Hij huwde in 1912 met Stephanie Vetter (1885-1974) en werd in 1913 vertaler en van 1918 tot 1944 directeur van het Beknopt Verslag van het BelgischParlement. Intussen waren enkele hoofdstukken van De Witte in Vlaamsche Arbeid verschenen en was hij in de redactie van dat tijdschrift opgenomen (1913-1914). In 1914 gemobiliseerd, maakte Claes de gevechten rond Namen mee, werd krijgsgevangen gemaakt en verbleef tot 1915, toen hij naar Frankrijk mocht afreizen, in een kamp te Erfurt (Duitsland). Enige maanden was hij tolk bij het Engelse leger, tot hij in 1916 wegens invaliditeit uit de actieve dienst ontslagen werd. In 1934 verkoos de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde hem tot lid en van 1940 tot aan zijn overlijden was hij redacteur van Dietsche Warande en Belfort. In 1944 door het verzet aangehouden, kwam hij na drie maanden uit de gevangenis en werd in 1949 vrijgesproken. Hij overleed te Brussel op 2 september 1968 aan een hartkwaal en werd in de abdij van A verbode begraven. Autobiografische elementen: Er komen in het boek wel wat autobiografische elementen voor. Het verhaal speelt zich bijvoorbeeld af in Zichem, waar Ernest Claes ook geboren en opgegroeid is. De Witte leeft op het platteland ook op een boerderij, net zoals Claes. Ook heeft de Witte les in de gemeenten school, dat heeft Claes ook. Beiden gaan ze ook in de abdij werken. RELATIE TUSSEN TEKST EN CONTEKST
Periode en stroming: De stroming waar dit boek bij hoort is het expressionisme. Dat is te merken doordat er enkele kenmerken van deze stroming terug te vinden zijn in het verhaal: * De gebeurtenissen spelen zich af in de dagelijkse realiteit. Dit is in het boek inderdaad het geval want het hele verhaal gaat over het dagelijkse leven van de Witte. * Sommige gebeurtenissen worden onaangenaam afgeschilderd. Dit is in het boek het geval, want de Witte haalt veel streken uit en deze hebben altijd een onaangename afloop voor hem. Ook kijkt de Witte vaak somber tegen het leven aan, bijvoorbeeld omdat hij naar school moet. * Het personage is ongelukkig. De Witte is inderdaad vaak ongelukkig, als hij weer eens iets verpest heeft door een streek uit te halen (bijvoorbeeld toen hij met zijn vader naar Diest ging en een klak stal) en ook kijkt hij vaak somber tegen het leven aan en voelt zich dan ongelukkig (bijvoorbeeld als hij naar school moet of als hij zijn hele vrije middag thuis moet werken). * Plaats van handeling is in een best grote omgeving. Dit klopt, want het verhaal speelt zich af in het dorp Zichem maar ook in de plaatsen daaromheen. F. DE VERWERKING
Verwerkingsopdracht 6:
Blz. 155 en 156: “De trein waarin ik zat pufte langzaam in gang, ik kwam dichter en dichter bij de uitkijkende boer in de andere trein, en hoe ‘t opeens in hem schoot wist hij niet, het tintelde onwillekeurig door mijn vingers en mijn armen – en roef! Ik greep de zwarte buisklak van de boer zijn hoofd af. Ik zag nog even de rood-glimmende kaalkop van de uiterst verbaasde boer en ik hoorde daarop een vloek boven ‘t gerucht uitklinken, - en… daar stond ik in de wagen met die vreemde klak in de hand. Ik was door mijn plotse daad, waar ik mezelf nog geen rekenschap van gaf, zodanig uit mijn lood geslagen, ‘t was zo bliksemsnel gebeurd, dat ik nu de klak beduusd in mijn twee handen hield en met grote stomme angstogen naar mijn vader keek. Meteen wist ik dat ik het niet had moeten doen en had er spijt van, maar het was al te laat, mijn vader had het gezien. Ik zag hem een ogenblik sprakeloos en verstomd kijken, daarna zag ik hem rood worden tot in zijn hals en met een van woede schokkende stem schreeuwde hij tegen mij: ‘Bengel, as ge potvernondedoezie deze kiêr nie in ‘t kot geroakt verstoa ‘k er niks ne miêr van!…’ De angst krievelde door mijn haar en mijn schuldgevoel werd steeds erger.” Doordat het perspectief veranderd is, kan je je beter inleven in de persoon, je weet nu veel beter wat hij denkt. Nu weet je bijvoorbeeld dat hij er spijt van heeft, en dat zou je anders niet geweten hebben en daarom vind ik het ook een verbetering. Je kunt je nu beter indenken wat de Witte voelt en denkt en dat is fijner met lezen. Verwerkingsopdracht 7: Stelling: “Als je ondeugend bent en streken uithaalt, dan moet je geloven aan de gevolgen (in de vorm van straf).” Argumenten: * Dit klopt, want als de Witte streken uithaalt (bijvoorbeeld toen hij de klak van de boer in de trein stal) moet hij daarvoor boeten en krijgt hij slaag. * Dit klopt niet, de stelling geldt niet altijd, want soms haalt de Witte ook wel eens streken uit (toen hij iemand die de weg vroeg een heel verkeerde kant op wees) zonder dat hij daarvoor gestraft wordt.
G. EINDOORDEEL
Het onderwerp:
* Ik vond het een interessant onderwerp, ik houd wel van streken die kinderen uithalen. * Het onderwerp is herkenbaar in mijn eigen belevingswereld, bijvoorbeeld bij mijn oppaskindjes. * Ik heb zelf wel eens nagedacht over het onderwerp, want toen ik wat kleiner was haalde ik zelf ook wel eens wat streken uit. * Het boek kwam gedeeltelijk overeen met mijn mening over het onderwerp. De Witte weet van geen ophouden en snapt maar niet wat de gevolgen van zijn streken zijn, dat snap ik wel heel goed. * Het onderwerp had erg veel diepgang. * Ik zou niets aan het verhaal hebben veranderd, want ik vind het zo wel een erg leuk verhaal. De gebeurtenissen: * Het belangrijkste in het boek waren de gebeurtenissen, over gevoelens werd niet zoveel gesproken. * Er kwam wel erg veel gebeurtenissen voor in het boek, maar niet te veel. * De meeste gebeurtenissen waren wel lachwekkend en soms spannend (als de Witte weer eens een van zijn streken uithaalde bijvoorbeeld). * Ik vond de gebeurtenissen ondanks alle rare streken toch wel geloofwaardig. * Er vond niet echt heel erg schokkende gebeurtenissen plaats in het verhaal. * De gebeurtenissen riepen niet echt bepaalde gevoelens bij mij op, omdat het in het boek ook niet echt ging om de gevoelens van de mensen. * De afloop vond ik een beetje slap, want er wordt heel kort gezegd dat hij gaat werken bij de drukkerij en dan is het verhaal ineens afgelopen en weet je nog niet hoe het nou precies met de Witte af is gelopen. De personen: * De hoofdpersoon kwam levensecht over, omdat het gewoon een jongetje van rond de 10 jaar is en er verder niet echt iets vreemd met hem aan de hand was en hij maakt ook geen onrealistische dingen mee. * Ik kon me erg goed inleven in de hoofdpersoon, omdat ik wel van wat kattenkwaad houd. * De hoofdpersoon is erg ondeugend en dat ben ik soms ook wel, dus die eigenschap herkende ik wel bij mezelf. * Ik herkende wel een aantal personen in mijn eigen leefwereld, zoals de vrienden van de Witte en zijn ouders, omdat dat heel normale personen zijn die denk ik in iedereen z’n leefwereld wel voorkomen. * Ik ben niet door het gedrag van de hoofdpersoon beïnvloed. * Ik waardeer wel enkele eigenschappen van de hoofdpersoon zoals zijn ondeugendheid, maar zijn brutaliteit waardeer ik wat minder. * Ik zou de hoofdpersoon zeker niet anders hebben laten handelen als ik de auteur zou zijn geweest, want juist door zijn streken wordt het verhaal leuk. H. LIJST VAN GERAADPLEEGDE BRONNEN Geraadpleegde bronnen: Internet: * http://users.pandora.be/VNJ-Mere/ernest_claes.htm * http://www.boekenventje.com/nl/dept_59.html
Kritisch literatuur lexicon: * Wel in gezocht, maar niets over de schrijver kunnen vinden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De witte door Ernest Claes"