Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Siegfried door Harry Mulisch

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
Boekcover Siegfried
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas havo | 6800 woorden
  • 25 april 2018
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
7 keer beoordeeld

Boekcover Siegfried
Shadow

Rudolf Herter, hoofdpersoon in Siegfried, is een alter ego van Harry Mulisch die de gelegenheid heeft aangegrepen om zichzelf opnieuw met de nodige zelfspot ten tonele te voeren.
Samen met Maria, de moeder van zijn zoontje Marnix, brengt de schrijver Herter een bezoek aan Wenen, de stad van zijn Oostenrijkse vader en van Hitler. Bij uitstek de plek om, zoals he…

Rudolf Herter, hoofdpersoon in Siegfried, is een alter ego van Harry Mulisch die de gelegenheid heeft aangegrepen om zichzelf opnieuw met de nodige zelfspot ten tonele te voeren.

Rudolf Herter, hoofdpersoon in Siegfried, is een alter ego van Harry Mulisch die de gelegenheid heeft aangegrepen om zichzelf opnieuw met de nodige zelfspot ten tonele te voeren.
Samen met Maria, de moeder van zijn zoontje Marnix, brengt de schrijver Herter een bezoek aan Wenen, de stad van zijn Oostenrijkse vader en van Hitler. Bij uitstek de plek om, zoals het in de roman wordt genoemd, de Endlösung der Hitlerfrage te ondernemen.
Tijdens een televisie-interview komt Herter bij toeval op het idee hoe hij dat in een roman zou moeten uitwerken. Wat hij wil is Hitler postuum een 'gefingeerde spiegel' voorhouden, "waarin we zijn gezicht alsnog te zien krijgen". Maar als hij na afloop van zijn lezing in de Wiener Nationalbibliothek kennismaakt met het bejaarde echtpaar Ullrich en Julia Falk, van wie hij de volgende dag iets over Hitler verneemt wat niemand weet, blijkt de werkelijkheid absurder dan de auteur kon bedenken.

Siegfried door Harry Mulisch
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Samenvatting

Het is herfst in Wenen aan het eind van de jaren negentig, Rudolf Herter is er een week naartoe gegaan samen met zijn vriendin Maria. Herter heeft een boek (de uitvinding van de liefde) geschreven dat een internationaal succes is en komt daarom in Wenen voor een interview en een lezing. Tijdens een tv-interview waarin hij komt vertellen over zijn boek, houdt hij een relaas over de aard van fantasie en uiteindelijk de aard van de kunst. Hij stelt in dit relaas dat je een persoon die je niet begrijpt, zou kunnen begrijpen door hem of haar in gedachte in een extreme situatie te plaatsen om te zien hoe hij of zij daarop reageert. Volgens Herter is de meest onbegrijpelijke persoon Hitler, daarom zijn er ook zoveel boeken over hem geschreven. Het idee om Hitler in een fictieve situatie te plaatsen om hem beter te begrijpen laat Herter niet los. Het probleem met dit idee is dat Hitler zelf al de meest extreme situatie lijkt te hebben geschapen. Daarom probeert Herter iets te bedenken wat in strijd is met de aard van Hitler, wat dus voor Hitler een extreme situatie zou zijn. Maria denkt met hem mee hoewel ze niet altijd begrijpt waar zijn gedachten hem heen leiden.

De volgende dag heeft Herter eerst drie korte interviews die allemaal terug komen op het televisie-interview van de vorige dag. Herter is bang om te veel te zeggen zodat iemand zijn idee kan stelen. In de middag gaat hij naar een diner bij de ambassadeur waar hij een bekende musicus ontmoet. Ook hier komen zijn tafelgenoten terug op de uitspraken die Herter deed over Hitler. In het hotel belt Herter met zijn zoontje Marnix, die hem zoals altijd verrast met zijn scherpe logica. Peinzend over Hitler slaapt Herter wat voordat hij zal voordragen in de Nationalbibliothek. Hij draagt drie kwartier voor en signeert daarna nog. Aan het einde van de signeer sessie komt er een man naar hem toe die Nederlands spreekt met een sterk Duits accent. Hij stelt zichzelf en zijn vrouw voor als Ullrich en Julia Falk en komt ook weer terug op het televisie-interview. Meneer Falk vertelt dat hij informatie heeft over Hitler die Herter misschien zal interesseren. En Herter is zeker geïnteresseerd de volgende dag gaat hij naar het bejaardentehuis waar het echtpaar Falk woont. Als hij daar de volgende dag aankomt merkt hij dat het echtpaar niet op hun gemak is. Ullrich Falk vertelt over hun achtergrond en hoe zij als bedienden op Berghof, het buitenverblijf van Hitler, te werken kwamen. Voor hij tot de kern van zijn verhaal komt laat hij Herter zweren dat hij hun verhaal pas na hun dood zal onthullen. Het verhaal gaat verder over hoe zij Eva Braun leerden kennen met wie Julia het goed kon vinden en hoe zij via haar veel te weten komen over Hitler. Een tijdje later leren zij ook de Führer zelf kennen. Zij vertellen hoe elke beweging van hem was ingestudeerd en hoe hij altijd een rol leek te spelen. Hiermee zitten ze op een lijn met Herter die Hitler’s ware aard ook niet kan vangen zonder fantasie. En dan komen zij tot de kern van hun verhaal. In mei 1938 werden zij ontboden bij Hitler en een klein gezelschap van zijn vertrouwelingen. Hitler vertelt hem dat hij en Eva Braun een kind verwachten. Hitler heeft het echtpaar Falk nodig om te doen alsof het hun kind is dat geboren zal worden. En zo gebeurde het dat zij de kamer naast die van Hitler en Eva Braun betrokken. Het kind werd geboren en werd Siegfried genoemd. Hij woonde bij het echtpaar Falk en ze lieten iedereen ook hun eigen familie geloven dat hij hun zoon was. Na verloop van tijd voelde Siegfried die zij Siggi noemden ook echt als hun zoon. Het waren gelukkige tijden voor het echtpaar Falk en met oud en nieuw deden zij traditioneel aan loodgieten, waarbij gesmolten lood met een tinnen lepel in een bak met water wordt gegoten. Er ontstaan dan grillige figuren waaraan men de toekomst voor het volgende jaar kan zien.

Ullrich Falk heeft Hitlers loodgietsel bewaard en geeft het aan Herter. Ondertussen gaat de oorlog door maar op de Berghof merken zij daar weinig van.

Op vrijdag tweeëntwintig september verandert dat plots Eva Braun wordt opgehaald om naar Berlijn te gaan, zodat de Führer haar bij zich heeft. Maar wanneer zij vertrokken is komt er nog een bevel, Ullrich Falk krijgt het bevel Siegfried te doden. Als hij niet aan dit bevel zou voldoen zou Siegfried alsnog gedood worden en zouden hij en Julia naar een concentratiekamp gebracht worden. Dit zorgt natuurlijk voor hevige tweestrijd bij Ullrich, maar hij voert het bevel inderdaad uit. Op de schietbaan schiet hij alsof het een ongeluk is Hitlers zoon dood. Een week later werden hij en Julia overgeplaatst naar Den Haag.

Na dit hele verhaal wat Herter diep heeft geschokt nemen zij afscheid van elkaar. Herter laat zijn adresgegevens achter zodat hij geïnformeerd kan worden als het echtpaar Falk is gestorven waarna hij van zijn eed van geheimhouding verlost zal zijn. Terug in het hotel maakt hij op Maria een verwilderde indruk. Maria vraagt hem te gaan slapen om tot rust te komen, maar Herter begint te praten in zijn dictafoon omdat hij bang is dat zijn gedachten hem anders zullen ontglippen. Herters gedachten tuimelen razendsnel over elkaar heen in zijn verklaring van Hitler. Hij komt erbij uit dat Hitler een manifestatie van het Niets is. Maria kan hem al lang niet meer volgen. Herter raast maar door tot hij verklaart dat Nietzsche gek is geworden door de geboorte van Hitler.

In dagboekfragmenten van Eva Braun gaat het verhaal verder. Zij vertelt over haar laatste dagen in de bunker en over hoe ze erachter kwam dat Hitler Siegfried had laten doden. Toch trouwde ze met hem hoewel ze hem steeds minder begrijpt en weet dat ze snel zullen sterven.

Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Als Maria terugkomt om Herter wakker te maken, ziet ze hem in dezelfde houding liggen als toen ze wegging. Herter is overleden. In zijn linkerhand heeft hij het stukje lood dat Hitlers toekomst zou voorspellen, Maria luistert de dictafoon af en hoort Herters laatste woorden: ‘… hij…hij is hier.’

 

Opdracht LvdL

 

Opdrachten:

A

  1. Houd jij van waargebeurde verhalen? Wat trekt je hierin aan of juist niet? Bespreek dat met elkaar.
  2. Heb je wel eens een boek (film) gelezen (bekeken) die was gebaseerd op iets wat echt gebeurd was? Noem de titel(s) hier.
  3. Is Siegfried een waar gebeurd verhaal?
  4. Hoewel Siegfried een roman is (fictie dus), heeft Mulisch wel veel elementen gebruikt die wij uit de werkelijkheid kennen. Noteer er daarvan tien.

 

B

Bekijk de film Der Untergang. Lees van tevoren onderstaande vragen. Bespreek de vragen nadat jullie de film hebben bekeken en noteer jullie gezamenlijke antwoorden.

  1. Is deze film gebaseerd op een waar gebeurd verhaal? Hoe weet je dat?
  2. Wat heeft de regisseur eraan gedaan om de film de illusie van werkelijkheid te geven?
  3. De beelden uit de film waren voor jullie niet helemaal nieuw, jullie herkenden er ongetwijfeld hoofdstuk 18 uit Siegfried in. Heeft de regisseur van Der Untergang zich gebaseerd op de roman van Mulisch? Waarom denken jullie dat (niet)?
  4. Wat is het verschil tussen het dagboekfragment in het motto en dat in hoofdstuk 18?
  5. Had de roman ook zonder hoofdstuk 18 gekund? Licht jullie antwoord toe.
  6. Wat was het doel van de regisseur met Der Untergang denken jullie? Noteer hier jullie antwoord.
  7. Lees in de recensie onder bron 1 wat Ockhuysen schrijft over de bedoeling van Der Untergang. Eichinger wilde dat kijkers van de film het spook recht in de ogen zouden kijken. Hij wilde Hitler laten zien zoals hij waarschijnlijk ook was: de charismatische leider waar de meeste Duitsers enthousiast over waren en die zo de macht naar zich toe kon trekken. Bespreek of jullie vinden dat Eichinger in zijn opzet is geslaagd. Waarom (niet)? Noteer jullie conclusie(s).
  8. Met welke van de onderstaande stellingen zijn jullie het eens? Waarom?
    A. Om Hitler als mens beter te leren kennen, maakt het niet uit of je Der Untergang bekijkt of Siegfried leest.
    B. Om Hitler als mens beter te leren kennen, kun je beter Der Untergang bekijken dan Siegfried lezen.
    C. Om Hitler als mens beter te leren kennen, kun je beter Siegfried lezen dan Der Untergang bekijken.

 

Uitwerking:

A.

1. Ik vind waargebeurde verhalen vaak leuk, je kan wanneer het erg interessant is meer verdiepen in het onderwerp. Ook kan je het vergelijken met wat je al weet, en word de informatie ook zo bijgevuld als het ware.
2. Ja,
Bijvoorbeeld: Hachi, Intouchables, Schindler’s List, Playing for time, 3096 days etc.
3. Nee, het is geen waargebeurd verhaal
4.  Tien elementen die werkelijk waar zijn:
1. Adolf Hitler, dictator in de tweede wereldoorlog.
2. Eva Braun, Hitlers tweede vrouw/ geheime vriendin.
3. Villa Berghof, het buitenverblijf van Hitler.
4. 9 november 1938, de Reichskristallnacht. Eva beviel natuurlijk niet echt hier maar deze nacht is wel een speciale nacht dat een grote invloed heeft gehad op de oorlog.

 

5. Hitler en zijn handlangers bleven tot het einde van de oorlog bij elkaar in een ondergrondse bunker.
6. Op het laatste moment zijn Eva en Adolf samen getrouwd in de bunker.
7. Ze hebben samen zelfmoord gepleegd toen Duitsland bijna helemaal de oorlog had verloren.
8. Eva was assistente van Hitlers fotograaf Heinrich Hoffman, en zo ontmoette zij elkaar ook.
9. Eva was vaak eenzaam omdat Hitler veel weg was en geen tot weinig tijd voor haar had.
10.
Op vrijdag tweeëntwintig september wordt Eva Braun opgehaald om naar Berlijn te gaan, zodat de Führer haar bij zich heeft.

B.

1. Ja, omdat alle gebeurtenissen in de film te verifiëren zijn met het echte verhaal.
2. Hij heeft het verfilmt zoals het was, er was geen illusie, het was de werkelijkheid.
3. Ik denk van niet, in Siegfried zie je hoofdstuk 18 in de ogen van Eva en in Der Untergang zie je het door de ogen van de persoonlijke secretaresse van Hitler. Eva heeft minder meegemaakt dan de persoonlijke secretaresse.
4. Het motto is: Warum halt mich der Teufel nicht? (Waarom haalt de duivel mij niet?). Dit is best wel een depressieve vraag, ik denk ook een van haar laatste vragen die ze zich afvroeg voor de gezamenlijke zelfmoord. Via de dagboeknotities van hoofdstuk 18 maak je de laatste dagen mee van haar en Hitler. Daarin zijn haar gevoelens steeds meer aan het neigen naar die vraag, aangezien Hitler aan het verliezen is en ze vrijwel geen kans hebben op overleven. Berlijn is een puinhoop en de russen staan voor deur, Hitler is een verslagen held in haar ogen.
5. Het had wel gekund, maar dat zou zonde zijn geweest. Ik denk dat het roman dan minder mooi en misschien ook minder realistisch zou zijn geweest. Ik vind hoofdstuk 18 een mooie en goede toevoeging in het verhaal. Ook was dat stuk tekst apart om te lezen, uit de ogen van Eva Braun volg je de laatste dagen van de tweede wereldoorlog. Iemand die er zo dichtbij stond maar toch ook weer veraf, hoofdstuk 18 heeft het boek meer vorm gegeven en ik vind het erg mooi.
6. Het doel van de regisseur was naar mijn mening een zo’n realistisch beeld te maken van de laatste dagen van niet alleen Hitler maar ook enkele generalen die verplicht waren om tot het einde te blijven, samen met hun gezinnen. Hitler met name zit in een conflict over wat hij moet doen om de Fransen te kunnen stoppen voordat ze Berlijn veroveren en zijn rijk verder in elkaar stort. Deze strijd in de bunker zie je heel goed door het perspectief van de persoonlijke secretaresse van Hitler.
7. Dat is naar mijn mening zo goed gelukt. Eichinger heeft een goed beeld en met name een realistisch beeld van Hitler gecreëerd met deze film. Deze film laat naar mijn mening ook zien hoe Hitler in zijn hoofd heeft gedacht. Hoe hij voor zijn land wou strijden tot het einde, omdat hij zijn rijk niet wou opgeven. Inderdaad, Hitler is gek in zijn hoofd, zijn ideeën waren te gek voor woorden. Maar mensen probeerden door hem als een lachertje af te beelden die alleen maar onzin schreeuwde de oorlog te verzachten, zelfs bij enkele te laten vergeten. Maar je moest juist je angst recht in de ogen aankijken, om te begrijpen hoe het hem is gelukt om zoveel mensen zijn volgers te maken, hoe het zover heeft kunnen komen.

 

8.  A. In principe heeft het wel verschil gemaakt, bij Siegfried en Der Untergang lees je het vanuit de ogen van mensen die dichtbij Hitler stonden, zij hebben de informatie gegeven voor het boek en de film. De hoofdlijnen van het verhaal zijn waar in Der Untergang vanwege de echte informatie in plaats van verzonnen komische dingen die Hitler gezegd zou hebben. Bij Siegfried lees je verzonnen dagboekfragmenten van Eva Braun, niet precies zoals het was maar het is wel geschreven vanuit bepaalde betrouwbare informatie. Dus leer je hem wel beter kennen wanneer je dit leest, naar mijn mening.
    B&C. Naar mijn mening kan je beter Der Untergang kijken wanneer je Hitler beter als mensen wil leren kennen dan Siegfried. Siegfried is meer verzonnen, je hoort veel van het verhaal vanaf twee bedienden die niet eens echt hebben bestaan. Bij Der Untergang wordt er meer gebruikt van de realiteit en is er ook geen verhaal om heen over iemand die een boek wil schrijven over Hitler, dit is wel zo in Siegfried.

 

 

Recensieopdracht

 

Recensie 1:

Harry Mulisch' metafysische worsteling met Hitler

Het Niets in de spiegel


Harry Mulisch is zijn leven lang gefascineerd door Hitler en het nazisme. In zijn nieuwe roman rolt een lawine van wilde speculaties over de lezer heen. Of: hoe literaire fantasie de werkelijkheid meester wordt.

Arnold Heumakers

'Ik ben de tweede wereldoorlog', schrijft Harry Mulisch in zijn autobiografie Mijn getijdenboek. Ogenschijnlijk een van zijn meer megalomane beweringen, maar let je op de context, dan valt het met die megalomanie wel mee. Wat Mulisch bedoelt is immers dat via zijn collaborerende vader en zijn joodse moeder daders en slachtoffers van de oorlog in hem, de zoon, verenigd zijn. Een betere reden laat zich niet bedenken voor de levenslange fascinatie van Mulisch voor het Derde Rijk en zijn aanstichter Adolf Hitler.

Terwijl historici, van Werner Maser tot Ian Kershaw, hun uiterste best doen Hitler te ontmythologiseren, is Mulisch steeds het aloude onderscheid trouw gebleven, dat Aristoteles in zijn Poëtica maakt tussen geschiedschrijving en literatuur. Het één geeft weer hoe het geweest is, het ander toont hoe het zou kunnen zijn, en dat omsluit bij Mulisch ook de mythe. Hitler belichaamt voor hem het absolute kwaad, dat hem, op zoek naar een even absoluut tegenwicht, zelfs een tijd lang in de ban heeft gebracht van het communisme, als de belichaming van het absolute goede.

Voor de fascinatie maakt dat geen enkel verschil, ook het kwaad fascineert. Maar fascinatie is wel een lastige gesteldheid, zij heeft iets dubbelzinnigs. Wie gefascineerd wordt, blijft altijd gebonden aan het voorwerp van zijn fascinatie. Met als gevolg een ambivalentie, die het morele absolutisme weliswaar tracht te bezweren, maar daar nooit helemaal in slaagt. Mulisch' oeuvre, waarin Hitler en het Derde Rijk zelden ver weg zijn, ontleent er een dramatische spanning aan, die op haar beurt dat oeuvre tot een voorwerp van fascinatie kan maken voor de lezer.

In Mulisch' nieuwe roman Siegfried worden we op onze wenken bediend, want meer dan ooit tevoren staat ditmaal de persoon van Hitler in het middelpunt. Alle eerdere pogingen om Hitler te begrijpen (bijvoorbeeld in De zaak 40/61, waarin Hitler wordt opgevoerd als 'mythische held', of in De toekomst van gisteren, waarin de 'kunstenaar' Hitler aan bod komt, die het verschil tussen kunst en werkelijkheid miskende) zijn blijkbaar niet voldoende geweest om het raadsel op te lossen. Nu moet de fantasie het karwei zien te klaren. Mulisch' fantasie in laatste instantie, maar in eerste instantie gaat het om de fantasie van zijn hoofdpersoon, de oudere Nederlandse schrijver Rudolf Herter, internationaal beroemd vanwege zijn reusachtige roman De uitvinding van de liefde.

Deze titel suggereert het al: Rudolf Herter is een alter ego van Mulisch die de gelegenheid heeft aangegrepen om zichzelf opnieuw met de nodige zelfspot (net als in De pupil, de pseudo-autobiografische roman over het begin van zijn schrijverschap) ten tonele te voeren. Samen met zijn dertig jaar jongere vriendin Maria, de moeder van zijn zoontje Marnix, brengt Herter een bezoek aan Wenen, de stad van zijn Oostenrijkse vader en van Hitler. Bij uitstek de plek dus om, zoals het ergens in de roman wordt genoemd, deEndlösung der Hitlerfrage te ondernemen.

Tijdens een televisie-interview komt Herter bij toeval (maar wat heet toeval in een roman van Mulisch?) op het idee hoe dat zou moeten gebeuren. Iemand die je niet begrijpt, zou je in een 'gefingeerde, extreme situatie' moeten plaatsen om vervolgens te zien hoe hij of zij zich gedraagt. 'Misschien is fictie het net waarin hij gevangen kan worden', zegt Herter over Hitler, voor hem 'de raadselachtigste mens aller tijden'. Zichzelf beschouwt hij als de mens die daartoe het best is toegerust. 'Misschien ben ik daarom wel op de wereld', beweert hij zelfs.

Wat Herter wil is Hitler postuum een 'gefingeerde spiegel' voorhouden, 'waarin we zijn gezicht alsnog te zien krijgen'. Maar de werkelijkheid doorkruist deze opzet, als hij na afloop van zijn lezing in de Weense Nationalbibliothek kennismaakt met het bejaarde echtpaar Ullrich en Julia Falk, van wie hij de volgende dag iets over Hitler verneemt 'wat niemand weet'. De werkelijkheid overtreft de stoutste fantasie. Mulisch deinst er niet voor terug deze oudste literaire truc te benutten om de lezer tot een willing suspension of disbelief te brengen. En met succes, want terwijl Mulisch het plan uitvoert, dat zijn alter ego opgeeft, kun je alleen maar gefesselt verder lezen. Het echtpaar Falk, ooit behorend tot het personeel van Hitlers idyllische buitenverblijf Berghof op de Obersalzberg, vertelt Herter dat de Führer bij zijn maîtresse Eva Braun een zoon heeft gehad, die nota bene werd geboren op de dag van de Reichskristallnacht. Omdat zowel Eva als zoon Siegfried voor de buitenwereld verborgen moest blijven, kregen Ullrich en Julia de opdracht als vervangende ouders op te treden. De idylle verandert echter in een 'zwarte idylle' (de ondertitel van de roman) als Ullrich in september 1944 opeens via Bormann van Hitler de opdracht krijgt Siegfried te doden.

Ullrich gehoorzaamt omdat hij anders samen met Julia naar een concentratiekamp zou zijn gestuurd, zonder het waarom van het bevel te begrijpen. Voor Herter daarentegen is dit verhaal, waarvan hij de waarheid niet in twijfel trekt, reden om te zeggen dat hij Hitler eindelijk begrijpt. Terug in zijn hotel laat hij zich meeslepen door een lawine van wilde speculaties, die hij, in toenemende verbijstering aangehoord door zijn vriendin, inspreekt in een dictafoontje.

Het kost geen moeite Maria's verbijstering te delen, want het is niet gering wat Mulisch zijn alter ego allemaal in de mond legt. 'Het laatste woord over Hitler is niets', zegt Herter, die Hitler vervolgens vergelijkt met 'een singulariteit in mensengedaante - omgeven door het zwarte gat van zijn aanhang'. Hitler moet niet zozeer psychologisch, als wel filosofisch en theologisch worden begrepen. Hitler is voor Herter een 'logisch probleem: een bundel predikaten zonder subject' en als zodanig het 'exacte tegendeel' van de ongrijpbare god van de negatieve theologie. Even verderop blijkt hij ook nog de personificatie te zijn van Heideggers 'angstbarende, nietigende Niets'. Vandaar dat hij met een spiegel nooit kan worden gevangen: er zou niemand in te zien zijn.

Terecht zegt Herter dat hij, wat de filosofische kant van de zaak betreft, er nog eens over moet nadenken 'hoe dat precies zat', want dat Heideggers 'Niets' zich ooit in iets of iemand zou kunnen personifiëren is weinig plausibel, om niet te zeggen volstrekte onzin. Maar Herter is niet in de stemming om zich door welke tegenwerping dan ook te laten belemmeren. Dat Hitler de personificatie van het 'Niets' zou zijn, meent hij zelfs te kunnen bewijzen, doordat Hitler werd verwekt op hetzelfde moment als waarop bij Nietzsche de waanzin toesloeg. Heideggers 'Niets' is dan al geruisloos veranderd in Nietz-sches 'nihilisme', dit alles ten gunste van Herters 'ontologisch Nietsbewijs'.

Maria, met opnieuw de lezer aan haar zijde, begint nu serieus aan Herters verstand te twijfelen. Het is toch allemaal 'stom toeval', roept zij uit. Herter laat zich er niet door uit het lood slaan, hij weigert de zaak terug te brengen tot 'iets alledaags' als het toeval. 'We hebben het over het ergste van het ergste', zegt hij. Hitler is voor hem 'zoiets als een meta-natuurverschijnsel, - te vergelijken met de inslag van die meteoriet in het Krijt, die een eind maakte aan de dinosauriërs. Met dit verschil, dat hij niet een buitenaards wezen was, maar een buitenzijns wezen: het Niets'. Dat niemand hem zal kunnen volgen, vindt Herter juist een aanwijzing dat hij op het goede spoor zit. 'Je moet net zo nietsontziend over Hitler durven denken als hij handelde'. Met zijn doldrieste theorieën lijkt hij daarin glansrijk geslaagd. Hitler ziet er bij hem uit als de negatieve versie van het 'heilige', zoals Rudolf Otto dat heeft beschreven in zijn bekende studie Das Heilige uit 1917: het 'Totaal Andere' oftewel het 'mysterium tremendum ac fascinans' - het verschrikkelijke en tegelijk betoverende geheim.

Deze hoogst paradoxale kwalificatie raakt misschien nog het meest de kern, zo niet voor Herter dan toch in elk geval voor Mulisch. Zij beantwoordt volledig aan de dubbelzinnigheid van zijn Hitlerfascinatie. In het verleden heeft hij Hitler meer dan eens gepresenteerd als iemand from outerspace en als een personage uit een tijdloze 'tegengeschiedenis' - formules om de pijnlijke nabijheid van Hitler en het nazisme, blijkend uit de duurzame fascinatie, te bezweren. Hitler is geen mens, hoe uitzonderlijk misschien ook, omdat hij voor Mulisch geen mens mag zijn.

Ook in Siegfried twijfelt Herter aan Hitlers menselijkheid, maar dat laat een aantal zeer menselijke raadsels onverklaard. Waarom heeft Hitler zijn zoon laten vermoorden? En waarom is hij vlak voor zijn zelfmoord met Eva Braun getrouwd? Met behulp van de fantasie weet Mulisch deze raadsels op te lossen. Het op een na laatste hoofdstuk bestaat namelijk uit de fictieve dagboekaantekeningen van Eva Braun uit april 1945, en daarin blijkt de moordopdracht het gevolg te zijn van zeer menselijk bedrog, terwijl het huwelijk in extremis bedoeld was om de moord op Eva's zoon goed te maken. Binnen het verhaal van de roman worden deze dagboekaantekeningen Herter deelachtig in de slaap, of liever: Herter wordt door 'iets ontzettends' meegesleurd 'door de slaap heen, verder dan de slaap...' Hij overschrijdt, om zo te zeggen, een metafysische grens en moet dat met de dood bekopen. Hij is het mysterie te dicht genaderd. Wanneer Maria hem levenloos op het hotelbed aantreft en het dictafoontje beluistert, hoort zij hem in de verte zeggen: 'hij...hij...hij is hier...'Dezelfde woorden had Hitler volgens Ullrich Falk in 1942 uitgesproken, nadat hij verwilderd, bezweet en 'met een van angst vertrokken gezicht' was ontwaakt uit een nachtmerrie. Wie die 'hij' in het geval van Herter is geweest, lijkt niet moeilijk te raden: Hitler, wiens 'basiliskenblik' nu niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk blijkt te kunnen doden. Minder duidelijk is door welke 'hij' Hitler in zíjn slaap aan het schrikken was gebracht. Toch zou je ook dat graag willen weten.

Het raadsel Hitler lijkt opgelost, nadat Herter in zijn fantastische theorieën Hitler, als de incarnatie van het 'Niets', heeft vastgepind op diens wezenlijke onbegrijpelijkheid. In werkelijkheid heeft Mulisch iets anders gedaan: hij heeft het raadsel Hitler niet opgelost, hij heeft het, volgens zijn eigen gouden formule, alleen maar vergroot. Hoe? Door het circulair te maken. Want wie kan de 'hij' die Hitler aan het schrikken bracht anders zijn geweest dan Herter of eigenlijk Mulisch, die de Führer confronteert met zijn eigen - eindelijk begrepen - spiegelbeeld? Het ware 'Nietsbewijs' wordt niet zozeer geleverd door Herters ontologische speculaties, als wel door de bizarre logica van Mulisch' literaire fantasie. Dat vereist uiteraard ook van de lezer enige fantasie. Hij moet bereid zijn mee te gaan met die van Mulisch, waarin voorspelling van de toekomst tot de mogelijkheden behoort. Niet alleen bevatten de eerste hoofdstukken van de roman diverse aankondigingen van wat komen gaat (bijvoorbeeld de droom waarin Herter wordt ontvoerd door 'een man en een jongen'); ook Hitler blijkt aan toekomstvoorspelling te doen, getuige het traditionele 'loodgieten' waarmee op de Berghof de oudejaarsavond werd doorgebracht.

Door eerst lood te smelten en het daarna in koud water weer te laten stollen, ontstaan vormen waaraan de toekomst zich zou laten aflezen. Van het echtpaar Falk krijgt Herter een stukje lood dat op die manier door Hitler is vervaardigd. Met dat stukje lood in de hand wordt hij door Maria dood aangetroffen, dat wil zeggen: wat hij in zijn stervensuur in zijn hand hield, was de toekomst, die Hitler in zijn nachtmerrie moet hebben gezien.

Zo is de cirkel rond en voldoet de roman bovendien aan de wagneriaanse compositie-eisen, die in het vierde hoofdstuk worden besproken met een Nederlandse dirigent tijdens een lunch op de ambassade. De voorspellende passages hebben eenzelfde functie als de oneindige, nooit in de grondtoon oplossende melodieën van Wagners opera's, ze belichamen de 'uitgestelde bevrediging'; de bevrediging komt bij Wagner altijd pas aan het eind, met de 'verlossende dood'. Daarom sterft Hitler nog niet aan zijn nachtmerrie, hoewel Herter de dood aanwijst als de 'grondtoon' van diens leven. Maar om dezelfde reden moet Herter sterven, wanneer hij het geheim van Hitler heeft doorgrond. Pas daarmee vindt Mulisch' roman immers zijn harmonieuze voltooiing.

In het televisie-interview zegt Herter dat het in de kunst altijd gaat om het 'hoe' en nooit om het 'wat'. Ook bij het lezen van deze roman is het verstandig om dat in het oog te houden. De aantrekkelijkheid van Siegfried zit uiteindelijk niet in de door de 'vergroting' mislukkende oplossing van het raadsel Hitler, maar in de manier waarop Mulisch zijn verhaal heeft vormgegeven: in de spiegeling van Rudolf Herter en Adolf Hitler (wier namen niet toevallig hetzelfde ritme en bijna hetzelfde aantal letters hebben) en in de spiegeling van Hitlers zoon Siegfried en Herters zoon Marnix, terwijl er - om het extra ingewikkeld te maken - ook iets voor te zeggen is dat Herter zich spiegelt in Siegfried.

Beiden schelen slechts een jaar of tien. En ook al is Herter over de zeventig wanneer de roman zich afspeelt, hij beschouwt zich uitdrukkelijk nog altijd als 'een kind'. Het kind, dat is de kunstenaar in Herter, de kunstenaar die Hitler in zichzelf de nek heeft omgedraaid, door als politicus de grens tussen kunst en werkelijkheid te miskennen én door zijn imaginaire zoon te laten vermoorden. De dubbelzinnigheid, die voortkomt uit de fascinatie voor Hitler, krijgt daardoor de vorm van een literair-mythologisch gevecht met Hitler, dat Herter in zekere zin verliest doordat hij eraan sterft, maar dat Mulisch wint doordat hij er deze fascinerende roman mee heeft weten te schrijven. Een roman die spannend is als een onorthodoxe detective en die tegelijk met een gedurfde greep een van de hoofdthema's in Mulisch' oeuvre voorziet van een fraaie accolade. Binnen de roman mag de werkelijkheid de fantasie overtreffen, alsroman is het niettemin de fantasie die voor zichzelf het laatste woord opeist.

 

Uitwerking recensie 1:

“In Mulisch' nieuwe roman Siegfried worden we op onze wenken bediend, want meer dan ooit tevoren staat ditmaal de persoon van Hitler in het middelpunt.”

Ik heb één ander boek gelezen van de Tweede Wereldoorlog, namelijk De Aanslag, en daarin zit de Tweede Wereldoorlog wel verwerkt maar gaat het niet over Hitler. In Siegfried is Hitler het middelpunt, waar het verhaal om draait. Dus ja, dit klopt wel.

 

 

“Je moet net zo nietsontziend over Hitler durven denken als hij handelde'. Met zijn doldrieste theorieën lijkt hij daarin glansrijk geslaagd.”

Ben ik het mee eens, de theorieën die in dit boek zijn gebruikt zijn zo heftig en inderdaad doldriest dat Hitler nietsontziend wordt gemaakt. Maar inderdaad, wat in de eerste zin gezegd wordt, je moet denken over hem zo als hij heeft gehandeld. Wanneer je dit niet kan, kan je Hitler niet goed beoordelen.

“Hitler is geen mens, hoe uitzonderlijk misschien ook, omdat hij voor Mulisch geen mens mag zijn.”

Dit is wel waar in het boek, dit is vrijwel de kern van het boek. In het verleden heeft Mulisch Hitler gepresenteerd als een personage uit een tijdloze ‘tegengeschiedenis’. Zo nu ook in Siegfried.

 “hij heeft het raadsel Hitler niet opgelost, hij heeft het, volgens zijn eigen gouden formule, alleen maar vergroot.”

Dit is zo waar! Er zijn open vragen in het boek gebleven waar ik zo graag antwoord op had gehad, zoals wie hoorde Hitler nou in zijn nachtmerrie? Hij heeft het verhaal circulair gemaakt, zoals in de recensie wordt gezegd, hierdoor blijf je in vragen zitten wanneer je het boek uit hebt. Het boek lijkt net echt, waardoor je zelfs twijfelt of Siegfried echt heeft bestaan.

“Een roman die spannend is als een onorthodoxe detective en die tegelijk met een gedurfde greep een van de hoofdthema's in Mulisch' oeuvre voorziet van een fraaie accolade.”

Dit boek is inderdaad erg spannend, in het begin nog niet erg, maar het is zoals de recent al zegt, net een detective. Ik snap ongeveer wat ze bedoelen met accolade maar naar mijn mening zie ik de fraaie accolade van Mulisch’ oeuvre in een van de hoofdthema’s niet.

 

Recensie 2:

Mulisch’ vondst om Hitler te definiëren als het Niets is vernuftig en vindingrijk. Het is alleen verduiveld jammer voor de miljoenen slachtoffers.

door Theun de Vries

17 februari 2001

Met enige beheerste fanfare heeft de nieuwe roman van Harry Mulisch, Siegfried: Een zwarte idylle, zijn intrede gedaan in het domein van de Nederlandse letteren waar altijd meer bij kan. Het is een roman waarvan over de inhoud geen eensluidend oordeel kan worden geveld: het werk valt in afzonderlijk te beoordelen onderdelen uiteen. Onze vaderlandse recensenten zijn te vaak gewend om boeken in ’t algemeen één kwalificatie mee te geven;

Mulisch althans kan zich niet beklagen over onwelwillendheid in dit opzicht.
Siegfried verdient naar mijn mening een andere benadering, al kan men om te beginnen vaststellen dat het een interessante roman is. Deze zwevende omschrijving vraagt echter wel om een nadere analyse.
De schrijver heeft het aangedurfd een definitief oordeel te vormen over de persoon (of on-persoon), het wezen (of on-wezen) van Duitslands door de voorzienigheid gezonden leidsman uit de jaren 1933-1945. Wat aan die twaalf jaren voorafgaat, is voor het begrip van Adolf Hitler niet te verwaarlozen, maar Mulisch bepaalt zich tot de periode van de onbeperkte machtsuitoefening door de nazi’s, en dan vooral door hun voorman die het merk van zijn klauw op het Duitse volk en vervolgens op Europa heeft gezet de jaren waarin de eigenlijke identiteit van de F
ührer op gruwelijke wijze aan het licht trad. Gedurfd is het pogen om zoals dat bij de publicatie van menige in onze tijd geschreven biografie vaak gebeurt een karakteristiek te geven die zich definitief wenst te noemen. Immers, waar gaat het hier om?
Mulisch’ protagonist in Siegfried is de Nederlandse, ook internationaal befaamde, gevierde, vertaalde, verfilmde en op ambassadeursniveau verkerende auteur Rudolf Herter blijkbaar moet zijn naam een zekere assonantie hebben met die van Hitler. Hij is gefascineerd door het verschijnsel waaraan de naam Adolf Hitler is gekoppeld, het verschijnsel van Iets, om in de gedachtegang van Mulisch te blijven. Zoals menige schrijver in de gewelddadige twintigste eeuw kent ook deze Herter het diepzittende verlangen om zich te meten met dat fenomeen, het in zijn ware dimensies te peilen en daarmee afdoende te definiëren.
Dit procédé wordt door Mulisch opgevat als een soort afrekening: Herter komt inderdaad, dankzij een rusteloos dóórdenken en een gelukkig toeval dat hem samenbrengt met twee van de intiemste Hitler-getuigen, tot een «laatste woord» over Duitslands maximale oorlogsmisdadiger. Een «laatste woord», waarvan het vinden de auteur Mulisch grote voldoening moet hebben verschaft en waarbij hij het besef moet hebben gehad dat hij een raadsel van de moderne wereldgeschiedenis heeft ontraadseld: een «laatste woord» waar de hele roman om draait.
Immers, het is opvallend dat al wat in deze roman buiten het streven van Rudolf Herter valt om Hitler te grijpen en aldus te verslaan, nauwelijks behoort tot wat wij onder literatuur plegen te verstaan. Literatuur is wat literair is, en literair is wat ons in een geschreven werk pakt, meesleept en overtuigt, dat wat voorgoed een deel blijft van onze fantasie- en herinneringswereld. Uit dien hoofde noem ik de eerste zestig bladzijden van Siegfried gelegenheids- of ook mededelings-schriftuur die geur- en kleurloos op ons afkomt en weer wegglijdt. Deze zestig bladzijden vormen de aanloop tot Herters ontdekking aangaande Hitler, maar het is voor de stoute sprong die volgt wel een wat vertraagde aanloop. Men heeft mij willen verzekeren dat het hier om een ironisch zelfportret van Mulisch zou gaan, maar ik moet dan wel zeggen dat het een ironie betreft waar de rek uit is.
Dat verandert echter, en wel zeer ten goede. Het is verwonderlijk om vast te stellen hoe Mulisch’ stijl, wanneer het om de definitieve afrekening met Hitler gaat, aan sonoriteit en echtheid wint. Men ervaart dat Mulisch dan eigenlijk pas zijn authentieke geluid laat horen. Men hóórt hem spreken door de mond van de betogende Rudolf Herter, die zijn vriendin Marie uitlegt hoe het nu wezenlijk met dat Hitler-fenomeen is gesteld. Hier is Mulisch op z'n best, deels detective, deels profeet of als men wil paragnost. Hij heeft zich met respectabele intelligentie vastgewroet in de mollengangen van de Duitse filosofie en daaruit de merkwaardige constructie aan het licht gebracht die Adolf Hitler kenschetst als de niet-toevallige, niet uit de modder van de grote stad opgeklommen intrigant-samenzweerder die zich door sinistere politieke praktijken omhoogwerkte tot dictator over een heel volk (en weldra over een werelddeel) en ten slotte tot massamoordenaar. Het is veel erger. Adolf Hitler belichaamt (of belichaamt eigenlijk niet, maar is) het Niets, een godsgruwelijk negatiebeginsel, een filosofisch en zelfs theologisch niet meer te duiden horrendum, een «zwart gat» dat men alleen nog kan benaderen in bewoordingen, ontleend aan het befaamde geschrift Das Heilige (eerste druk 1917) van de Duitse theoloog Rudolf Otto: een grondeloos, numineus en schrikwekkend mysterie.
Mulisch komt aldus, van Kant op Schopenhauer op Nietzsche overstappend (met een schuine blik naar Wagner, de antisemiet) tot zijn «laatste woord» over het Hitler-fenomeen. De citaten (Duits) uit genoemde filosofen, met wat Heidegger en Sartre als toegift, zijn met scherpe blik gekozen, en dat niet als min of meer toepasselijke uitspraken, maar als ieder toeval te buiten gaande, tot in het mystieke en occulte zwemende merktekens van een historische onafwendbaarheid. Het is Mulisch’ ontdekking die hij Herter in een uitvoerig en sluitend betoog in de mond legt
een betoog waarin Hitler ten slotte wordt omschreven als «het Totaal Andere, het geïncarneerde nietigende Niets, de wandelende Singulariteit, die noodgedwongen alleen zichtbaar kan worden als een masker».
Mulisch’ vondst is niet alledaags en levert hem wat vernuft en vindingrijkheid betreft een hoog cijfer op. Het is alleen verduiveld jammer voor de miljoenen slachtoffers van deze singulariteit, de joden en hun kinderen, de zigeuners, de soldaten en verzetsstrijders, om van een paar miljoen burgers te zwijgen, dat zij hun leven hebben moeten offeren op het altaar van deze onderwereldgod, die zich bij zijn leven minder als een ontologisch onachterhaalbaar verschijnsel heeft gedragen dan als een krankzinnige mensenverdelger. In dat opzicht moet men Mulisch de vraag stellen of er niet een element van verfijnde Spielerei in zijn hele Hitler-definitie steekt: waar blijft Herters afrekening met het misdrijf als het misdrijf reeds heeft plaatsgevonden?
Knap is het laatste deel van de roman, het «dagboek van Eva Braun», vanwege het realiteitseffect waarschijnlijk cursief gedrukt. Hier hebben wij te maken met een min of meer reële vrouwenfiguur, al is de hysterie niet afwezig. Dit ongelukkige schepsel (zijzelf vindt haar persoonlijk offer en het bunkerhuwelijk met haar «Adi» heerlijk) is volgens de roman in 1938 de moeder geworden van Hitlers zoon. Hoe zou die anders kunnen heten dan Siegfried? Omdat alle Duitse vrouwen een kind willen van Hitler en uit een soort nazi-victorianisme is Eva’s zwangerschap en de geboorte van Siegfried aan Eva ontnomen en overgedragen op een nazi-echtpaar, Hitlers huishouders in Berchtes gaden, Ullrich en Julia Falk.
Het is dit paar, dat na enkele decennia in een Weens oudedagstehuis (Eben Haëzer = steen der hulpe!) is terechtgekomen, en nu in sindsdien verkregen democratische, althans antifascistische gemoedsstemming de te hulp geroepen befaamde Nederlandse auteur het geheim van de Hitler-zoon wenst mee te delen. En niet slechts het geheim van Siegfrieds geboorte, maar ook dat van zijn dood: want wanneer SS-hoofdman Heinrich Himmler de geboorteregisters van de familie Braun heeft laten vervalsen, en het Germaanse knaapje voor een achtste joods bloed in de aderen zou hebben, geeft de Führer het bevel zijn zoon te laten doden.
Deze kindermoord is maar een onderdeeltje van de algehele Götterdämmerung die zich vervolgens rondom en met Eva Braun in Hitlers laatste bunker voltrekt. Onder Mulisch’ schrijvershanden krijgt de zwarte idylle vorm, en gaat wat wij al wisten, en wat Mulisch ons er bij vertelt, bij het machtig brullen van de Russische kanonnen ten onder. Siegfried is het symbool geworden van wat een Grote Nihilist met zich meesleurt in de afgrond. Dit laatste overigens tot genoegen van de hedendaagse lezer, die niet vaak genoeg ter kennis kan nemen hoe de grootste veldheer aller tijden zijn kale, gore ondergang heeft gevonden.
Het laatste hoofdstuk van Mulisch’ roman had er naar verwachting heel anders uit moeten zien: Herter, die de verbijsterde wereld deelgenoot maakt van het door hem ontdekte «laatste woord» over Hitler. Maar nee: Mulisch beschrijft hoe Herter, vlak voor het vliegtuig hem naar Nederland terug zal brengen, in zijn Weense hotelkamer aan een hartstilstand overlijdt, die vergezeld gaat van zonderlinge occulte verschijnselen.
Ook hij wordt meegetrokken in het Nihil dat hij heeft ontsluierd. Hij mompelt zelfs nog als gestorvene: «hij… hij… hij is hier.» Wil Mulisch ons symbolisch laten geloven dat Hitler vanuit het dodenrijk nog macht uitoefent? Het is wat te veel van het Duitse Unheimliche. Trouwens, het is een eigenaardigheid van Siegfried dat men, Nederlandse woorden lezende, hier en daar niet kan ontkomen aan de indruk dat men met een Duitse roman te maken heeft.

Mulisch althans kan zich niet beklagen over onwelwillendheid in dit opzicht.
Siegfried verdient naar mijn mening een andere benadering, al kan men om te beginnen vaststellen dat het een interessante roman is. Deze zwevende omschrijving vraagt echter wel om een nadere analyse.
De schrijver heeft het aangedurfd een definitief oordeel te vormen over de persoon (of on-persoon), het wezen (of on-wezen) van Duitslands door de voorzienigheid gezonden leidsman uit de jaren 1933-1945. Wat aan die twaalf jaren voorafgaat, is voor het begrip van Adolf Hitler niet te verwaarlozen, maar Mulisch bepaalt zich tot de periode van de onbeperkte machtsuitoefening door de nazi’s, en dan vooral door hun voorman die het merk van zijn klauw op het Duitse volk en vervolgens op Europa heeft gezet de jaren waarin de eigenlijke identiteit van de F
ührer op gruwelijke wijze aan het licht trad. Gedurfd is het pogen om zoals dat bij de publicatie van menige in onze tijd geschreven biografie vaak gebeurt een karakteristiek te geven die zich definitief wenst te noemen. Immers, waar gaat het hier om?
Mulisch’ protagonist in Siegfried is de Nederlandse, ook internationaal befaamde, gevierde, vertaalde, verfilmde en op ambassadeursniveau verkerende auteur Rudolf Herter blijkbaar moet zijn naam een zekere assonantie hebben met die van Hitler. Hij is gefascineerd door het verschijnsel waaraan de naam Adolf Hitler is gekoppeld, het verschijnsel van Iets, om in de gedachtegang van Mulisch te blijven. Zoals menige schrijver in de gewelddadige twintigste eeuw kent ook deze Herter het diepzittende verlangen om zich te meten met dat fenomeen, het in zijn ware dimensies te peilen en daarmee afdoende te definiëren.
Dit procédé wordt door Mulisch opgevat als een soort afrekening: Herter komt inderdaad, dankzij een rusteloos dóórdenken en een gelukkig toeval dat hem samenbrengt met twee van de intiemste Hitler-getuigen, tot een «laatste woord» over Duitslands maximale oorlogsmisdadiger. Een «laatste woord», waarvan het vinden de auteur Mulisch grote voldoening moet hebben verschaft en waarbij hij het besef moet hebben gehad dat hij een raadsel van de moderne wereldgeschiedenis heeft ontraadseld: een «laatste woord» waar de hele roman om draait.
Immers, het is opvallend dat al wat in deze roman buiten het streven van Rudolf Herter valt om Hitler te grijpen en aldus te verslaan, nauwelijks behoort tot wat wij onder literatuur plegen te verstaan. Literatuur is wat literair is, en literair is wat ons in een geschreven werk pakt, meesleept en overtuigt, dat wat voorgoed een deel blijft van onze fantasie- en herinneringswereld. Uit dien hoofde noem ik de eerste zestig bladzijden van Siegfried gelegenheids- of ook mededelings-schriftuur die geur- en kleurloos op ons afkomt en weer wegglijdt. Deze zestig bladzijden vormen de aanloop tot Herters ontdekking aangaande Hitler, maar het is voor de stoute sprong die volgt wel een wat vertraagde aanloop. Men heeft mij willen verzekeren dat het hier om een ironisch zelfportret van Mulisch zou gaan, maar ik moet dan wel zeggen dat het een ironie betreft waar de rek uit is.
Dat verandert echter, en wel zeer ten goede. Het is verwonderlijk om vast te stellen hoe Mulisch’ stijl, wanneer het om de definitieve afrekening met Hitler gaat, aan sonoriteit en echtheid wint. Men ervaart dat Mulisch dan eigenlijk pas zijn authentieke geluid laat horen. Men hóórt hem spreken door de mond van de betogende Rudolf Herter, die zijn vriendin Marie uitlegt hoe het nu wezenlijk met dat Hitler-fenomeen is gesteld. Hier is Mulisch op z'n best, deels detective, deels profeet of als men wil paragnost. Hij heeft zich met respectabele intelligentie vastgewroet in de mollengangen van de Duitse filosofie en daaruit de merkwaardige constructie aan het licht gebracht die Adolf Hitler kenschetst als de niet-toevallige, niet uit de modder van de grote stad opgeklommen intrigant-samenzweerder die zich door sinistere politieke praktijken omhoogwerkte tot dictator over een heel volk (en weldra over een werelddeel) en ten slotte tot massamoordenaar. Het is veel erger. Adolf Hitler belichaamt (of belichaamt eigenlijk niet, maar is) het Niets, een godsgruwelijk negatiebeginsel, een filosofisch en zelfs theologisch niet meer te duiden horrendum, een «zwart gat» dat men alleen nog kan benaderen in bewoordingen, ontleend aan het befaamde geschrift Das Heilige (eerste druk 1917) van de Duitse theoloog Rudolf Otto: een grondeloos, numineus en schrikwekkend mysterie.
Mulisch komt aldus, van Kant op Schopenhauer op Nietzsche overstappend (met een schuine blik naar Wagner, de antisemiet) tot zijn «laatste woord» over het Hitler-fenomeen. De citaten (Duits) uit genoemde filosofen, met wat Heidegger en Sartre als toegift, zijn met scherpe blik gekozen, en dat niet als min of meer toepasselijke uitspraken, maar als ieder toeval te buiten gaande, tot in het mystieke en occulte zwemende merktekens van een historische onafwendbaarheid. Het is Mulisch’ ontdekking die hij Herter in een uitvoerig en sluitend betoog in de mond legt
een betoog waarin Hitler ten slotte wordt omschreven als «het Totaal Andere, het geïncarneerde nietigende Niets, de wandelende Singulariteit, die noodgedwongen alleen zichtbaar kan worden als een masker».
Mulisch’ vondst is niet alledaags en levert hem wat vernuft en vindingrijkheid betreft een hoog cijfer op. Het is alleen verduiveld jammer voor de miljoenen slachtoffers van deze singulariteit, de joden en hun kinderen, de zigeuners, de soldaten en verzetsstrijders, om van een paar miljoen burgers te zwijgen, dat zij hun leven hebben moeten offeren op het altaar van deze onderwereldgod, die zich bij zijn leven minder als een ontologisch onachterhaalbaar verschijnsel heeft gedragen dan als een krankzinnige mensenverdelger. In dat opzicht moet men Mulisch de vraag stellen of er niet een element van verfijnde Spielerei in zijn hele Hitler-definitie steekt: waar blijft Herters afrekening met het misdrijf als het misdrijf reeds heeft plaatsgevonden?
Knap is het laatste deel van de roman, het «dagboek van Eva Braun», vanwege het realiteitseffect waarschijnlijk cursief gedrukt. Hier hebben wij te maken met een min of meer reële vrouwenfiguur, al is de hysterie niet afwezig. Dit ongelukkige schepsel (zijzelf vindt haar persoonlijk offer en het bunkerhuwelijk met haar «Adi» heerlijk) is volgens de roman in 1938 de moeder geworden van Hitlers zoon. Hoe zou die anders kunnen heten dan Siegfried? Omdat alle Duitse vrouwen een kind willen van Hitler en uit een soort nazi-victorianisme is Eva’s zwangerschap en de geboorte van Siegfried aan Eva ontnomen en overgedragen op een nazi-echtpaar, Hitlers huishouders in Berchtes gaden, Ullrich en Julia Falk.
Het is dit paar, dat na enkele decennia in een Weens oudedagstehuis (Eben Haëzer = steen der hulpe!) is terechtgekomen, en nu in sindsdien verkregen democratische, althans antifascistische gemoedsstemming de te hulp geroepen befaamde Nederlandse auteur het geheim van de Hitler-zoon wenst mee te delen. En niet slechts het geheim van Siegfrieds geboorte, maar ook dat van zijn dood: want wanneer SS-hoofdman Heinrich Himmler de geboorteregisters van de familie Braun heeft laten vervalsen, en het Germaanse knaapje voor een achtste joods bloed in de aderen zou hebben, geeft de Führer het bevel zijn zoon te laten doden.
Deze kindermoord is maar een onderdeeltje van de algehele Götterdämmerung die zich vervolgens rondom en met Eva Braun in Hitlers laatste bunker voltrekt. Onder Mulisch’ schrijvershanden krijgt de zwarte idylle vorm, en gaat wat wij al wisten, en wat Mulisch ons er bij vertelt, bij het machtig brullen van de Russische kanonnen ten onder. Siegfried is het symbool geworden van wat een Grote Nihilist met zich meesleurt in de afgrond. Dit laatste overigens tot genoegen van de hedendaagse lezer, die niet vaak genoeg ter kennis kan nemen hoe de grootste veldheer aller tijden zijn kale, gore ondergang heeft gevonden.
Het laatste hoofdstuk van Mulisch’ roman had er naar verwachting heel anders uit moeten zien: Herter, die de verbijsterde wereld deelgenoot maakt van het door hem ontdekte «laatste woord» over Hitler. Maar nee: Mulisch beschrijft hoe Herter, vlak voor het vliegtuig hem naar Nederland terug zal brengen, in zijn Weense hotelkamer aan een hartstilstand overlijdt, die vergezeld gaat van zonderlinge occulte verschijnselen.
Ook hij wordt meegetrokken in het Nihil dat hij heeft ontsluierd. Hij mompelt zelfs nog als gestorvene: «hij… hij… hij is hier.» Wil Mulisch ons symbolisch laten geloven dat Hitler vanuit het dodenrijk nog macht uitoefent? Het is wat te veel van het Duitse Unheimliche. Trouwens, het is een eigenaardigheid van Siegfried dat men, Nederlandse woorden lezende, hier en daar niet kan ontkomen aan de indruk dat men met een Duitse roman te maken heeft.

 

Uitwerking recensie 2:

“Mulisch’ vondst om Hitler te definiëren als het Niets is vernuftig en vindingrijk.”

Klopt, het is apart omdat andere schrijvers die ik heb gelezen dit nog nooit hebben gedaan. Daar word Hitler gepresenteerd als een grootmacht die alles kapot maakt of zoiets dergelijks.

 

“Men hóórt hem spreken door de mond van de betogende Rudolf Herter, die zijn vriendin Marie uitlegt hoe het nu wezenlijk met dat Hitler-fenomeen is gesteld. Hier is Mulisch op z'n best, deels detective, deels profeet of als men wil paragnost.”

Hier ben ik het mee eens! Bij dit gedeelte van het boek had ik ook echt het idee dat Mulisch dit zelf ook had kunnen zeggen. Zoals ik bij het uitwerken van de eerste recensie zei, het lijkt af en toe net op een detective. Deze recent denkt hier hetzelfde over.

“Trouwens, het is een eigenaardigheid van Siegfried dat men, Nederlandse woorden lezende, hier en daar niet kan ontkomen aan de indruk dat men met een Duitse roman te maken heeft.”

Dit vind ik niet echt, toen ik dit las had ik niet echt een idee dat ik een Duitse roman aan het lezen was. Ja, het gaat over Hitler en het is ook best een apart boek qua schrijfwijze, maar ik denk meer als je niet echt aan Harry Mulisch gewend bent het ook eerder lijkt alsof je een Duitse roman leest.

 

Bronvermelding

 

Samenvatting:

https://www.scholieren.com/boek/2750/siegfried/zekerwetengoed

 

Recensie 1:

https://www.nrc.nl/nieuws/2001/02/02/het-niets-in-de-spiegel-7528512-a339744

 

Recensie 2:

https://www.groene.nl/artikel/harry-herter-hitler

 

Lezen voor de Lijst opdracht:

https://lezenvoordelijst.nl/zoek-een-boek/nederlands-15-tm-19-jaar/s/siegfried/

 

Achtergrond informatie voor LvdL opdracht:

https://www.volkskrant.nl/archief/het-naakte-spook~a674137/

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Siegfried door Harry Mulisch"