Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Intro

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 3e klas vwo | 320 woorden
  • 17 februari 2009
  • 109 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
109 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Muziek begrippen VWO 3
Akkoord: samenklank van verschillende tonen.
Bas(laag): instrument, stem, partij.
Begeleiding: lied bestaat uit melodiepartij + begeleiding= band.
Break: Korte pauze in de muziek.
Bridge: opvallend gedeelte in een lied.
Chorus: soort refrein.
Climax: hoogtepunt.
Coda: staart, naspel ; eindstuk.
Compositie: muziekstuk.
Contrast: tegenstelling.
Couplet : gedeelte van een lied.
Dynamiek : geluidssterkte.
Eenstemmig, tweestemmig en meerstemmig : aantal melodieën.

Fade out: einde> steeds zachter tot stil.
Herhalen: op dezelfde of op andere toonhoogte.
Imitatie: nadoen(niet percé hetzelfde).
Improviseren: verzinnen tijdens het spelen.
Instrumentaal en vocaal: instrumenten en stemmen.
Instrumentatie(bezetting): aantal instrumenten die spelen.
Interval: Afstand tussen twee tonen die tegelijk gespeeld worden. bv. secunde, terts en kwart.
Intro: Beginstukje.
Klankleur: scherp, rond, helder, donker, schel.
materiaal: hoge, lage, lange, korte enz. tonen.
materiaalkeuze: toonhoogte, toonduur, tempo, instrumenten, toonsterkte.
Melodie: liedje zingen= melodie zingen.
Motief: een paar tonen.
Muziekale laag: melodielaag, tegenstemmen, akkoorden, bas en ritme-laag.
Muziekale zin: melodie stukje.
Ontwikkeling: groei in: dynamiek, instrumentatie, melodie, ritme, tempo.
Ostinato: motief wordt een alnge tijd herhaald.

Partij: melodie- zang- en bas-partij.
Pentatonische melodie: melodie van 5 verschillende tonen.
Refrein: gedeelte van een lied.
Ritme: je klapt het ritme.
Rusten: stukje waar je even niet hooft te spelen.
Samenklank: verschillende tonen samen.
secunde: 2 noten die heel dicht bij elkaar liggen.
Sequens: motief wat steeds hoger of lager herhaald wordt.
Solo en tutti: alleen en iedereen.
Stem: zangstem of (bas)partij.
swing: speciaal ritme, iets eerder de tonen spelen.
tegenstem: gaat tegen de melodie in.
Thema: belangrijkste muzikale zin.
Tussenspel: stukje tussen gezongen delen in(meestal kort en instrumentaal)
variatie: verandering.
Voorzin en nazin: zit in een muziakale zin. meestal vraag en antwoord.
Vorm: intro, refrein, naspel. dit kun je weergeven in een vormschema.

Vormschema: de vorm van een muziekstuk.

PP = pianisimo(heel zacht)
P = piano(zacht)
mF = mezzo forte(matig hard)
F = forte (hard)
FF = fortissimo(heel hard)

allegro = snel
Adagio = langzaam
Bpm = beats per minute

accelerando = versnellen
ritenuto = langzamer worden

crescendo = harder worden
Decrescendo = zachter worden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.