Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Module 3

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 4e klas havo | 335 woorden
  • 13 december 2004
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
16 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Arbeidsproductiviteit: Waarde van de productie per arbeidsduur
Big Business/Grootindustrieën: Zeer grote combinaties van financiële en industriële bedrijven, die streven naar het beheersen van hele bedrijfstakken.
Collectieve arbeidsovereenkomst: Afspraken tussen werkgevers- en werknemersorganisaties voor ene bepaalde bedrijfstak, die voor alle werknemers gelden
Confessionele vakbonden: Bonden georganiseerd naar geloofsovertuiging (dus katholieke en protestants-christelijke bonden)
Consumptiecultuur: levensstijl waarbij het aanschaffen van goederen en diensten centraal staat.

Crisis: Moment waarop de economische conjunctuur omslaat van een stijgende naar een dalende tendens
Depressie: Ernstige, langdurige teruggang (van de groei) van het nationale inkomen
Fair deal: mislukt plan van Truman om de sociale wetgeving uit te breiden en de rechten van de zwarten vast te leggen
Gouden standaard: Systeem waarbij landen de waarde van hun munteenheden aan elkaar koppelen door voor iedere munt een vaste goud waarde af te spreken
Industrialisatie: proces waarbij de productie in toenemende maten met behulp van machines tot stand komt.
Liberalisme: politieke stroming, ontstaan in de achttiende eeuw, die streeft naar zoveel mogelijke individuele vrijheid voor burgers en zo weinig mogelijk staatsbemoeienis
Marshallhulp: economisch hulpprogramma van de VS om Europa na de Tweede Wereldoorlog weer op de been brengen
New deal: Aanduiding van Roosevelts aanpak van de economische crisis van de jaren dertig
Recessie: daling (van de groei) van het nationale inkomen, met als gevolg toenemende wekloosheid.
Socialisme: beweging die inkomensverschillen en klassenverschillen wil opheffen en particulier bezit staatseigendom wil maken.
Stagflatie: combinatie van inflatie en een stagnerende groei van de economie
Structurele werkloosheid: werkloosheid die wordt veroorzaakt door de aanbodfactoren van de economie (bijv. Door technische vernieuwingen)
Trust: Samenwerkingsverband tussen grote bedrijven, waarbij de concurrentie zoveel mogelijk beperkt wordt.

Vakbonden: belangenverenigingen van arbeiders, georganiseerd per beroepsgroep
Verzorgingsstaat: een staat waarbij de overheid zowel een materieel als immaterieel bestaansminimum garandeert
Verzuiling: indeling in de samenleving naar maatschappelijke achtergrond, zoals godsdienst en politieke stroming. Tussen de verschillende zuilen bestonden weinig contacten.
Welvaartsstaat: staat warbij de overheid zich mede verantwoordelijk voelt voor de zorg voor de zwakkeren in de samenleving en waar een redelijk inkomensniveau gegarandeerd is. Dit gaat samen met een tamelijk hoog consumptieniveau.

REACTIES

E.

E.

waar is hoofdstuk 3 die er bij deze module bij hoort

18 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.