Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Vervoer en ruimtelijke inrichting

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 2365 woorden
  • 10 oktober 2007
  • 39 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
39 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Aardrijkskunde
Vervoer en ruimtelijke inrichting


Hoofdstuk 1 Vervoer en de ruimtelijke aspecten daarvan

Vervoer = de verplaatsing van goederen  vervoerstromen ontstaan.
Transport = de manier waarop de goederen worden vervoerd, per trein, vrachtauto, schip, vliegtuig of pijpleiding.
(begrippen worden in de praktijk vaak door elkaar gebruikt)

Kenmerken vervoersstromen
• de omvang van het vervoer
• het soort goederen

• de richting
• de afstand (absoluut en relatief)
• de duur
• de frequentie
• de wijze van transport
• de vertrek- en aankomstpunten van het transport

intermodaal transport = het vervoer wordt met verschillende transportmiddelen uitgevoerd.
Terminal = een vertrek- of aankomstpunt van transport, bijv. station, vliegveld en een haven.

Waarom ontstaan vervoersstromen:
1. Complementariteit tussen gebieden. Gebied A en B vullen elkaar op. Er ontstaan dus goederenstromen omdat gebieden van elkaar verschillen. Verschillen in bijvoorbeeld grondstoffen of de producten die er gemaakt worden.
2. Transporteerbaarheid. Verhouding tussen enerzijds de kosten en de tijd van het transport en anderzijds de waarde van het product. A. Bederfelijke goederen, zoals bloemen -> geringe transporteerbaarheid. Is er veel tijd nodig -> daling kwaliteit -> daling waarde van product. B. Deze laagwaardige producten -> geen vervoer over grote afstand -> transportkosten zijn dan hoger dan waarde van product.
3. geen concurrerende aanvoer. Van gebied A zullen goederen vervoer worden naar gebied B als er geen gebied C is vanwaar dezelfde goederen goedkoper en sneller kunnen worden geleverd.


Infrastructuur = Verzameling van verbindingswegen in een gebied. Ieder gebied heeft een andere infrastructuur.
Transportnetwerk = De transportlijnen en knooppunten die samen de infrastructuur vormen.
Niet ieder knooppunt even belangrijk -> hoe meer delen van infrastructuur in een knooppunt samenkomen -> belangrijk knooppunt.
Hiërarchie van knooppunten = een volgorde van belangrijkheid.

Transportketen = Transport en organisatie van goederenvervoer.
Bestaat uit drie onderdelen:
1. Collectienetwerk -> verzamelpunt van de goederen
2. verplaatsingsnetwerk -> vervoer van plaats 1 naar 2
3. distributienetwerk -> transport van distributiecentra naar de klant.

3 schaalniveaus van Transportnetwerken.
1. Verplaatsingsnetwerken tussen continenten -> intercontinentale verplaatsingsnetwerken. Vooral de zeevaart en/of luchtvaart verzorgen het transport.
2. Verplaatsingsnetwerken binnen continenten -> continentale verplaatsingsnetwerken. Vooral de weg, de trein, de binnenvaart, de zeevaart of de luchtvaart zorgen hiervoor.
3. Verplaatsingsnetwerken binnen landen of lokaal gebied -> Landelijk verplaatsingsnetwerk. Vooral de vrachtauto zorgt voor het transport.


Mainport = Intercontinentaal knooppunt.
Knooppunten zijn een soort draaischijf -> ze zorgen voor wisseling van transport.

Logistiek = Organisatie van vervoer. Zorgt ervoor dat het transport zo efficiënt mogelijk verloopt.

De vervoerders organiseren -> werken voor verladers(opdrachtgevers)
-> stellen bepaalde eisen.
Deze eisen zijn:
1. de juiste plaats. Verladers willen dat de goederen overal terecht kunnen komen.
2. de juiste tijd. Verladers willen dat de goederen exact op juiste tijd op plaats van bestemming zijn -> just-in-timelevering.
3. de juiste hoeveelheid. Iedere willekeurige hoeveelheid moet vervoerd kunnen worden.
4. de juiste extra’s. bijv. andere manier verpakken -> geschikter voor klant.
Mainport = Rotterdam & Schiphol
Kenmerken van een mainport zijn:
1. intercontinentaal vervoer en transport
2. Een wisseling van transportmiddelen. Koppeling met continentale transportnetwerk.
3. omvangrijke vervoersstromen. Vaak kent iedere mainport vervoersstromen die overheersen.

4. gunstige ligging. 2 manieren zorgen hiervoor:
• goede geografische ligging. Ligging aan zee, dichtbij diep vaarwater of aan de monding van een grote rivier
• goede economische ligging. Ligging dichtbij een belangrijk concentratiegebied van economische activiteiten. Voorbeelden: Ruhrgebied, de Randstad, Noord-Italië, het Rhein-Maingebied en de stedendriehoek Antwerpen-Gent-Brussel.

Kwaliteit van een mainport
1. Het vervoersproduct of het aantal intercontinentale vervoersbestemmingen. Hoeveel verbindingen en bestemmingen heeft de mainport.
2. Terminalproduct of de capaciteit van de haven.
3. Ontsluitingsproduct of de mate van ontsluiting van het achterland. Dit betreft de verbindingen met het achterland, wegen, spoorlijnen enz.
4. Omgevingsproduct of de aanwezigheid van faciliteiten in de omgeving. Aanbod en prijzen van bedrijventerreinen en kantoren in buurt van mainport.

Distripark = ruimte gereserveerd en ingericht voor de distributiebedrijven. Een bedrijventerrein in buurt van Mainport.

Mainport Rotterdam ( koploper van zeehavens Noord-West Europa )
Waarom een koploper qua ligging:
1. De goede verbinding met de Noordzee. Door aanleg nieuwe waterweg en Eurogeul is Rotterdam bereikbaar voor grootst mogelijke schepen. Grote vaardiepte.
2. Een gunstige ligging aan de monding van de Rijn. Belangrijke achterland verbinding. Ook belangrijk -> aanleg Rijn-Main-Donaukanaal. Hierdoor goede verbindng met landen in Zuidoost-Europa.

3. Een goede ligging ten opzichte van de concentraties van economische activiteiten. Bijv. Het Ruhrgebied in Duitsland.

Andere pluspunten van Rotterdam
1. Activiteiten van het Gemeentelijk Havenbedrijf. De gunstige ligging werd uitgebuit.
• Voortdurende aanpassing van de haven aan schaalvergroting.
• De uitbreidingsplannen. Vb. de Maasvlakte.
• Ontwikkeling van de telematica-infrastructuur. Vb. EDI-systeem. Ze melden wanneer welke schepen met welke lading in de haven zullen aankomen.

2. De ontwikkeling van het intermodaal transport. Vooral rol van binnenvaart en de spoorwegen, als aanvulling op het wegtransport. Belangrijk project in dit verband = de Betuwelijn.
3. de secundaire functie van de haven. Economische activiteiten in de buurt zoals industrie, distributieactiviteiten.-> aantrekkelijk voor andere bedrijven maar ook meer werkgelegenheid.

Schiphol voldoet aan de 4 kenmerken van een mainport
1. intercontinentaal vervoer en transport. Hub and spoke system = intercontinentaal transportnetwerk. Belangrijk dat grote vervoersonderneming er thuisbasis heeft -> KLM.
2. Er vindt wisseling van transportmiddelen plaats.

3. sprake van omvangrijke vervoersstromen. Op schiphol worden steeds meer passagiers en vracht afgehandeld. Heel snel -> bereikt bijna de grenzen.
4. gunstige ligging. Goed bereikbaar & ligt goed ten opzichte van de stedelijke gebieden in het Europese concentratiegebied. Kwaliteit van vervoer is hoog.

Schiphol biedt veel werkgelegenheid.
Directe werkgelegenheid -> banen op de luchthaven zoals piloot, stewardess etc.
Indirecte werkgelegenheid -> banen op hoofdkantoor van KLM in amstelveen, werk van leveranciers van allerlei producten.
Verbonden werkgelegenheid -> Hoofdkantoren van grote internationale ondernemingen waarvan het personeel regelmatig gebruik maakt van de luchthaven.

Hoofdstuk 2 Vervoersvraagstukken in Nederland

Nederland = distributieland
Vervoer versus milieu: wie wint?

Belangrijke bestemmingen voor binnenlands vervoer:
1. Zuid-Holland
2. Noord-Holland
3. Gelderland
4. Noord-Brabant
De Randstad domineert. N-Brabant en Gelderland zijn in opkomst.

Vervoer blijft groeien dit heeft voor- en nadelen.
Verandering van omvang van het transport
Verandering van wijze van het transport

Verklaring waarom Midden- en Zuid-Nederland belangrijkste:
1. de aansluiting op het Europese transportnet.

2. de binding met de mainports.
3. de economische rol van steden en stedelijke gebieden.
• Twee gebieden zijn sterk verstedelijkt:
1. de Randstad. De noord en zuidvleugel. Alkmaar-Haarlem-Amsterdam-Hilversum-Utrecht en Leiden-Den Haag-Rotterdam-Dordrecht.
2. Het uistralingsgebied van de Randstad. Stedelijke zones in vooral Gelderland en Noord-Brabant. Arnhem-Nijmegen en de Brabantse stedenrij.

Transportcorridors = Gebied waarin verschillende transportlijnen en knoppunten aanwezig zijn en waarin één hoofdtransportrichting overheerst. Hoofdzakelijk Noord <-> Zuid maar na val van de muur ook West <-> Oost.
Transito = omvang van doorvoer. Rotterdam heeft meer doorvoer dan in- of uitvoer.
Stedenring Centraal Nederland = grootste stedelijke zone die zo samen met de Randstadvleugels is ontstaan. Belangrijkste verbindingen én vervoersstromen zijn in de Stedenring Centraal nederland geconcentreerd.
Vestigingsvoordelen = Redenen waardoor een bedrijf zich vestigt op die plek. Bijvoorbeeld qua grondstoffen, gunstige ligging etc.

Distributiefunctie = De aanwezigheid van distributieactiviteiten. In een gebied met een belangrijke distributiefunctie worden veel goederen vanuit een centraal distributiepunt verdeeld over verspreid gevestigde klanten. Nederland heeft belangrijke transport- en distributiefunctie.

Waarom vestigen Japanse en Amerikaanse bedrijven zich in Nederland?

Denk hierbij aan:
• Gunstige geografische en economische ligging
• Toegankelijke haven
• Kosten
• Aanwezigheid en kwaliteit van distributiebedrijven
• Kwaliteit van wegen en spoorlijnen
• Goed imago

Betekenis van vervoer voor Nederland:
1. de Vervoersprestatie. Hoeveelheid goederen die per jaar vervoerd worden
2. de bijdrage aan het bnp van Nederland.
3. de bijdrage aan de werkgelegenheid.

Vroeger -> alles geconcentreerd op Rotterdam en Schiphol.
Nu -> steeds meer Transportbedrijven, distributiecentra, terminals en havengebonden industrie vestigen zich buiten de grenzen van het havengebied.
Deze ontwikkeling noem je: Maritieme deconcentratie.
Ontstaat door:

1. Ruimtegebrek en afnemende bereikbaarheid.
2. Logistieke redenen. Just-in-timelevering. Op op tijd te leveren, moeten voorraden in de omgeving van de afnemers gevestigd zijn. Omdat veel afnemers niet in de haven zijn gevestigd, zijn Zuid- en Oost-nederland meer aantrekkelijke gebieden.

Nederland groeit enorm qua internationaal goederenvervoer. Nederland heeft zich ontwikkeld tot de distributieregio van Europa.
Nadelen van deze ontwikkeling:
• Files
• Milieuvervuiling autoverkeer
Autowegennet kan niet meer verwerkt worden -> anders organiseren -> Intermodaal transport -> transporteren met verschillende transportmiddelen.
Dit intermodaal transport betekend twee dingen:
1. Uitbreiding infrastructuur. Naast betere autowegen ook betere spoorlijnen, en vaarwegen.
2. de inrichting van knooppunten waar de wisseling van de transportmiddelen kan plaatsvinden.

De Toekomst van Intermodaal transport over lange afstanden ligt bij spoorwegen en binnenvaart.
Twee grote projecten voor railvervoer:
1. De betuwelijn. Spoorwegverbinding van Rotterdam naar Emmerich. -> Snelle verbinding met Europese achterland
2. de Hogesnelheidslijn. Nederland wordt aangesloten op het Europese net van hogesnelheidslijnen. Spoorlijn van Amsterdam naar België. Bedoeling -> Bereikbaarheid van Randstad wordt groter. Rechtstreekse verbinding met Brussel, Londen en Parijs. Alles kan sneller vervoerd worden.


In knooppunten gebeuren 4 dingen:
1. wisseling transportmiddelen
2. goederen worden samengevoegd en/of opgesplitst.
3. goederen worden tot een te verzenden laadeenheid samengevoegd of vanuit een laadeenheid weer opgesplitst in verschillende zendingen.
4. er wordt waarde aan de goederen toegevoegd. Geschikt maken voor klant door bijv. anders te verpakken.

Gevolgen van uitbreiding infrastructuur en de inrichting van knooppunten:
1. infrastructuur vraagt veel ruimte. Dus ruimtegebrek
2. gevolgen voor Milieu en landschap.

Hoofdstuk 3 Naar een mondiaal en Europees transportsysteem

Internationalisering = verspreiding van bedrijven over de grenzen heen. Die Bedrijven ontwikkelen zich tot transnationale ondernemingen -> TNO’s.
Mondialisering = internationalisering is uitgegroeid tot een wereldwijde samenhang.

Verklaring internationalisering: internationalisering en mondialisering zijn het gevolg van schaalvergroting.
Schaalvergroting = proces waarbij steeds grotere eenheden worden gevormd. Bedrijf maakt optimaal gebruik van grondstoffen in bepaald gebied en gaat zich dus vestigen op verschillende plaatsen in de wereld. Hierdoor steeds grotere afzetmarkten.


Global shift = verschuiving van economische zwaartepunten en activiteiten over de wereld door het proces van economische schaalvergroting.

Tradisch netwerk = drie blokken economische wereldkaart: VS, Europese unie en Pacifisch Azië.
88 % van de internationale handel en dienstverlening speelt zich hiertussen af.
Zuid-oost Azië krijgt een steeds grotere invloed.

4 zeehavens als mainport in West-Europa zijn:
1. Hamburg
2. Bremen
3. Rotterdam
4. Antwerpen
Hier ontstaat maritieme deconcentratie.
Ontwikkeling tot een mainportregio = een gebied landinwaarts dat gekoppeld is aan de haven.
Bestaat uit 3 onderdelen:
1. De mainport zelf
2. de landinwaarts gelegen knooppunten.
3. de hoofdverbindingen voor het goederenvervoer

rail freeway = Spoorverbinding waarover goederentreinen rijden die vrij door de verschillende landen gaan en aan de grenzen geen belemmering ondervinden.

Europese transportnetwerk:

• Zuidwest-corridor twee richtingen; de Atlantische as en de Mediterrane as. Verbinding met economische centra in Frankrijk en spanje/portugal.
• Noordzuid-corridor een zuidelijke as; Keulen-Frankfurt-Milaan en een noordelijke as; Hamburg-Scandinavië.
• Zuidoost-corridor gericht op zuidoost-Europa; Tsjechië, Hongarije. Ook noordelijke richting via Hamburg.
• Oostwest-corridor (nieuw) vanuit Rotterdam via Berlijn, naar Polen en Rusland. Alle transportmiddelen zijn mogelijk hier.

Er zijn ook veel andere havens, deze hebben een grote onderlinge concurrentie. Uitbreidingsplannen van de ene haven gaan dan ten koste van de ontwikkelingen in de andere haven.
Felle concurrentie tussen havens langs de noordzee:
• Rotterdam
• Antwerpen
• Hamburg
• Bremen
In de toekomst samenwerken? Dit zal leiden tot twee havenregio’s:
• Hamburg-Bremen
• Rotterdam-Antwerpen
Voordeel: efficiënte taakverdeling. Niet alle havenactiviteiten hoeven dan in elke afzonderlijke haven aanwezig te zijn.

Ontwikkeling naar havennetwerk of havenregio:
1. Zeehavens als stapelplaats. Centrum van handel en kleinschalige nijverheid. Havenactiviteiten zijn gevestigd in de havenstad
2. de zeehaven als industriegebied. Industrie wordt gevestigd in de haven. Dit komt door aanvoer van overzeese grondstoffen.

3. de zeehaven als mainport. Internationale vervoer groeit en containertransport wordt belangrijk. Er ontstaat een mainportregio.
4. de zeehaven als logistiek centrum. De zeehaven wordt binnen de mainportregio deel van een havennetwerk.
5. de samenwerkende zeehavens. Door de toenemende mondialisering en concurrentie moeten havens gaan samenwerken. Er ontstaat taakverdeling.

Rotterdam en Antwerpen: op weg naar fase 5?
Horen bij Gouden Delta. -> economische ontwikkeling te danken aan handel en vervoer door de ligging aan zee.
Verschillen tussen de havens:
Antwerpen Rotterdam
veel bewerking van goederen meer een doorvoerhaven
meer via spoorweg meer via binnenvaart

ze hebben allebei te maken met maritieme deconcentratie en grijpen dus steeds dichter bij elkaar. Er ontstaat één netwerk van knooppunten over de Hollandse en Vlaamse kust

Goede reden voor samenwerking:
De twee havens zijn afzonderlijk niet in staat om alle havengebruikers tevreden te stellen. Vooral om concurrentie voor te blijven met havencomplexen in noord-duitsland en zuid-europa is het slim om samen te gaan werken.

Hoofdstuk 4 vervoer in ontwikkelingslanden


Absolute afstand = afstand uitgedrukt in kilometers
Relatieve afstand = afstand uitgedrukt in tijd, kosten moeite.
Relatieve afstand zegt veel meer in een ontwikkelingsland.

Centrum-Periferiestructuur = een geheel van relaties dat samenhangt met de tegenstelling tussen een meer ontwikkeld rij gebied (centrum) en een achtergebleven minder ontwikkeld arm gebied ( periferie ).
Koloniale economische-ruimtelijke structuur = De ruimtelijke inrichting van koloniale gebieden die bepaald werd door de economische functie. Door de functie van wingewest bestaat de ruimtelijke structuur uit een samenhangend geheel van productieplaatsen van grondstoffen, wegen, havens en nederzettingen.

Ontwikkeling van het transportsysteem naar een transportnetwerk:
Zie bron 2
• Fase 1 en 2 -> kleine, verspreid liggende handelsposten en vissersplaatsjes aan de kust. Vanuit H1 en H2 dringt men door in het binnenland. betere transportverbindingen, kosten dalen en gebieden worden groter. binnenlandse handelsposten worden gesticht. Vervoeren producten naar H1 en H2
• Fase 3 en 4 -> er komen aanvoerroutes. Er ontstaan handelskernen langs de hoofdtransportassen K1 en K2. elk met een eigen achterland.
• Fase 5 en 6 -> in fase 5 is een transportnetwerk ontstaan. Dan ontwikkeld zich een nationaal hoofdwegennet. Grote steden vergroten door goede en snelle verbindingen hun toegankelijkheid en centrale positie. Vaak ten koste van de kleinere plaatsen.


Connectiviteitsindex = een getal waarmee wordt aangegeven hoe goed of hoe slecht plaatsen zijn verbonden door een transportnetwerk. De index wordt bepaald door het aantal lijnstukken te delen door het aantal knooppunten.

De aanleg van transportnetwerken kan:
• Een positieve invloed uitoefenen op de economische ontwikkeling
• Een negatieve invloed uitoefenen op de economische ontwikkeling
• Noch positief noch negatief invloed uitoefenen op de economische ontwikkeling.


Positief:
• Wegen kunnen geïsoleerde gebieden ontsluiten.
• Meer marktgericht produceren.
• Landbouwmoderniseringen worden eerder geïntroduceerd.
• Hogere opbrengst, meer welvaart -> meer consumptie van producten die weer via de nieuwe wegen worden aangevoerd.
• Nieuwe activiteiten, zoals handel, landbouwverwerkende industrie, toeleveringsbedrijven en transportbedrijven.

Cumulatieve causatie = Een theorie waarbij er sprake is van een voortdurende ontwikkeling in het centrum die meestal ten koste zal gaan van de periferie. Sneeuwbaleffect.

Negatief:

• De verschillen worden vergroot tussen periferie en centrum en leiden tot meer armoede in de periferie. Ze worden afhankelijk.
• Het wordt mogelijk dat uit de periferie grondstoffen, agrarische producten, mensen, kapitaal enz. naar het centrum stromen. Dit noem je het Backwash effects.
Spread effects = tegenovergestelde van Backwash effects. Positief effect van cumulatieve causatie: de periferie profiteert van het centrum.

Neutraal:
Transportwegen alleen zijn niet voldoende om voor economische groei te zorgen. Pas bij complementariteit tussen gebieden van productie en consumptie zal de aanleg van een transportsysteem kunntn leiden tot economische ontwikkeling.

REACTIES

M.

M.

Hee Sophie! Ikzelf zit in 6VWO, en ik vind het zeer knap dat jij, uit 2VWO, zo'n goede samenvatting maakt!
Keep up the good work,
Mirte

16 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.