Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1 t/m 3.1

Beoordeling 8.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 3582 woorden
  • 1 augustus 2007
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 8.4
5 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Hoofdstuk 1 §1.1 Recherchewerk Technische rechercheurs speuren naar aanwijzingen of sporen op de plaats van het misdrijf. Een deel van het sporenonderzoek vindt plaats in een laboratorium en helpt de rechercheurs de dader te vinden. Omdat de rechter hoge eisen stelt, zijn er betrouwbare, verbeterde en vernieuwde opsporingstechnieken ontwikkeld. Sporenonderzoek: Rechercheurs doen bij een misdrijf; situatie opmeten en fotograferen, zoeken naar afdrukken van schoenen, vingers, stoffen als bloed en speeksel. Voorwerpen bekijken, wapen, gereedschap, kledingstuk. Die sporen zijn stille getuigen, gaan naar laboratorium. Getuigen: Door met de familie en bekenden van het slachtoffer te praten kunnen ze achter het motief van de dader komen. De politie moet voorzichtig zijn met getuigenverklaringen want die zijn niet altijd even betrouwbaar. Tijdsverloop, alcoholgebruik en spanning kunne het geheugen van de ondervraagde beïnvloeden. De dader kan worden opgespoord als er genoeg gegevens zijn voor een signalement. Het bewijs: Als er geen getuigen zijn, dan zijn de resultaten van het sporenonderzoek het enige houvast. Analisten kunnen uit de stoffen en voorwerpen, kenmerken van de dader aflezen door het met elkaar te vergelijken. Voor een overtuigend bewijs heb je meer nodig dan een bloedgroep(A,B,AB,O), want er zijn veel mensen met dezelfde bloedgroep. Er ontstaat pas 100% zekerheid als bijvoorbeeld een vingerafdruk overeen komt met die van de verdachte. Een goed rechtssysteem vereist een betrouwbaar bewijs. Het sporenonderzoek en de getuigen moeten de rechter kunnen overtuigen. Vingerafdrukken als bewijs: In 19e eeuw ontdekte een ambtenaar uit India dat je met vingerafdrukken mensen kunt identificeren. De conclusies van vingerafdrukken zijn: - het lijnen patroon van je vingerhuid blijft levenslang hetzelfde - het aantal lijntekeningen dat kan voorkomen is zeergroot - je kunt vingerafdrukken indelen in groepen. Details van het huidlijnenpatroon worden Typica genoemd bijv. vertakking, een lus of een doodlopende lijn. De overeenkomst tussen de gevonden afdruk en die van de dader maken identificatie mogelijk. De betrouwbaarheid van dit bewijst in vrijwel 100%. De dader in het archief: Alle vingerafdrukken van criminelen worden bewaard. Vroeger moest er dagen lang gezocht worden naar het persoon waarbij de vingerafdruk hoorde maar tegenwoordig niet meer. Alle afdrukken zijn nu in computerbestanden bij de Centrale Recherche Informatiedienst opgeslagen. Het vingerhuid patroon is persoonsgebonden en blijft levenslang hetzelfde. Betere technieken hebben van vingerafdrukken een belangrijk opsporingsmiddel gemaakt. De DNA-fingerprint: In 1985 kreeg professor Jeffreys het voor elkaar om uit de DNA-moleculen in bloedcellen een kenmerkend stukje te halen. DNA is een stof die voorkomt in de kernen van cellen waaruit mensen, dieren en planten zijn opgebouwd. De meeste DNA kom je tegen in de genen maar het stukje dat Jeffreys isoleerde tref je aan buiten de genen aan. Het resultaat van dit DNA-onderzoek kun je zichtbaar maken als een soort streepjescode: DNA-fingerprint. Bij iedereen is die streepjescode verschillend, maar bij familie vind je overeenkomsten. Een DNA-profiel van een dader wordt 30 jaar bewaard in een bestand.Sommigen mensen waarschuwen dat privacy gevaar dreigt te lopen, omdat in de toekomst misschien meer uit die gegevens kan worden gehaald, door de genen te onderzoeken worden de erfelijke eigenschappen bekend. DNA-profielen zijn van alle soorten lichaamscellen te maken. Onderzoekers proberen een uniek profiel te ontwerpen. Opslag van DNA-materiaal kan leiden tot verlies van privacy. §1.2 De pil De eerste voorbehoedmiddelen: Een van de eerste voorbehoedmiddelen was het condoom, van blinde darm van schapen en geiten. In de vorige eeuw maakten ze condooms uit rubber, nu uit een synthetische rubbersoort latex, sterker en dunner. Aletta Jacobs verspreidde het baarmoederkapje of pessarium vanaf 1900. Betrouwbaarheid: In veel landen was gebruik van voorbehoedmiddelen lange tijd verboden en in sommige landen is dat nog steeds zo. In het begin waren condooms en pessaria niet erg betrouwbaar, maar in combinatie met zaaddodend middel ging het minder vaak mis. De vraag naar en betrouwbaar voorbehoedmiddel heeft uiteindelijk geleid tot de ontwikkeling van de pil. Hormonen: In de pil zitten stoffen die op hormonen lijken. De stoffen worden kunstmatige hormonen genoemd, het zijn de werkzame stoffen oestrogenen en progestagenen. Wetenschappers kwamen tot die ontdekking door een onderzoek dat begon d.m.v. proefdieren. Ze haalden bepaalde oplossingen uit slachtafval die ze vervolgens inspoten bij levende proefdieren. Bij operaties zagen ze welke organen daardoor veranderden. Ze ontdekten dat sommige stoffen de vruchtbaarheid verhoogden en andere de vruchtbaarheid remden. Scheikundigen gingen op zoek naar een methode om werkzame stoffen uit urine te halen, wat ze ook lukte. Later vonden ze bij toeval oestrogeen en progestageen. Proefpersonen: Door er proeven mee te doen kwamen ze er achter dat deze stoffen ook als medicijn gebruikt konden worden. Met progestagenen kan een geboorte worden uitgesteld en een vrouw die geen eierstokken meer had door een operatie kreeg oestrogenen zodat ze zich beter ging voelen. Om deze stoffen ook als voorbehoedsmiddel te gebruiken had nog niemand aan gedacht. Margaret Sanger stelde het voor en er bleek dat het betrouwbaar was. In Puerto Rico werd het getest op 800 vrouwen, geen werd zwanger. Vanaf toen werd de pil voorgeschreven aan vrouwen met menstruatieklachten. Later onderzochten ze de bijwerkingen en kon iedere vrouw de pil gebruiken. De werking van de pil: - het hormoon oestrogeen misleid de hypofyse. De eirijping wordt daardoor afgeremd. - Het hormoontekort vertraagt het transport van de eicel door de eileider als er toch een eisprong komt. De eicel sterft daardoor vroegtijdig af. - Door het hormoon te kort ontwikkelt het slijmvlies in de baarmoeder zich niet voldoende. De bevruchte eicel kan zich dus niet innestelen. - De progestageen maakt de slijmprop tussen de vagina en baarmoeder taai. Bijna alle zaadcellen worden daardoor tegengehouden. - In de stoptijd van 7 dagen word het zwak ontwikkelde baarmoederslijmvlies afgestoten. De lichte bloeding die dan ontstaat lijkt op een menstruatie. Kennis van de werking van de vrouwelijke hormonen maakte de ontwikkeling van de pil mogelijk. Concurrentie: Geneesmiddelenfabrikanten hadden er veel geld voor over om de pas ontdekte hormonen te mogen maken. De wetenschapper Pincus had ruim 10 jaar nodig om de 1e pil te ontwikkelen. Het farmaceutisch bedrijf waarmee hij samenwerkte bracht in 1962 de 1e pil op de markt. Veel concurrenten volgden met hun eigen merk. Lagere hormoondosis: De bijwerkingen van de pil werden weggenomen door de hormoondosis te verlagen. Een andere manier is om in de pillen de hoeveelheid progesteron te laten verschillen (driefasenpil). Bij een driefasenpil neemt de totale hoeveelheid hormoon in drie stappen toe. Net als in de normale vruchtbaarheidscyclus. Hierdoor minder bijwerkingen. In 42 pillen van nu zit evenveel hormoon als in 1 pil uit de begintijd van de pil. 1e pil ‘vijftigers’ zijn pillen met 50 ug, 2e pil subvijftigers zijn pillen met minder dan 50 ug. Er zijn nu zelfs subdertigers de 3e pil. Bij een driefasenpil neemt de totale hoeveelheid hormoon in drie stappen toe. Hierdoor minder bijwerkingen. Economische belangen en klachten van gebruiksters hadden een grote invloed op de ontwikkeling van de pil.
1.3 Navigatie Navigeren = plaats en richting bepalen
Om op open zee je route te volgen, is het nodig je plaats op aarde te kunnen bepalen. Goede navigatie was en is van groot economisch en politiek belang. Coördinatie. Geografische lengte en breedte. Dé vraag bij navigeren is: hoe bepaal ik mijn plaats op aarde? Wat zijn mijn geografische breedte en lengte? Het belangrijkste houvast dat je op zee hebt zijn zon, maan en sterren: Poolster
Precies boven de noordpool staat een ster, de poolster. Als je op de noordpool staat zie je de poolster recht boven je, op een hoek van 90° ten opzichte van de horizon. Op de evenaar zie je de poolster op een hoek van 0°, precies aan de horizon. Op het zuidelijke halfrond kun je de poolster niet meer zien. Hoe hoger aan de hemel je de poolster ziet, hoe noordelijker op aarde je bent
De zon
Ook met behulp van de hoogte van de zon boven de horizon, de zonshoogte, kun je de geografische breedte bepalen. Omdat de zon overdag niet altijd even hoog staat, is de breedte-bepaling ingewikkelder dan met de poolster. Daar staat tegenover dat met de zon ook de geografische lengte kan worden vastgesteld. De bepaling van de breedte gebeurt aan de hand van de grootste hoogte die de zon op een dag bereikt. Uit het tijdstip waarop de zon zijn hoogste punt bereikt, wordt de geografische lengte afgeleid. Plaatsbepaling is mogelijk door het meten van hoeken waaronder hemellichamen, zoals de zon, boven de horizon staan. Nieuwe ontwikkelingen in wetenschap en techniek hebben gezorgd voor navigatiemethoden die nauwkeuriger zijn en gemakkelijker in het gebruik. Radiobaken
Een radiobaken is een radiostation dat een speciaal signaal uitzendt. Op veel plaatsen op aarde staan radiobakens. Elk baken zendt een ander signaal uit en van alle bakens de plaats precies bekend. Een schip heeft een antenne die de richting waaruit signalen komen, kan meten. Als nu de richting tot 3 radiobakens wordt gemeten, kan een computer de positie van het schip uitrekenen. Ook bij vliegtuigen is op die manier plaatsbepaling mogelijk. Satellietnavigatie
Er zijn 24 satellieten in een baan om de aarde gebracht. Elk van deze satellieten zendt een apart signaal uit. Op schepen waar deze signalen worden ontvangen, kan een computer aan de hand van het signaal precies uitrekenen hoe lang dit onderweg is geweest. Hieruit kan de afstand tot de satelliet worden berekend. Dit satellietnavigatiesysteem werkt zo precies dat je positie bepaald wordt met een nauwkeurigheid van ongeveer 10 meter. GPS = Global Positioning System. De computers kunnen ook ingebouwde kaarten hebben. Hierdoor is het mogelijk op de kaart de afgelegde route aan te geven. Bovendien kan de computer ook een route uitstippelen en met behulp van regelmatige plaatsbepalingen aangeven of het schip nog op koers is. Als je de computer koppelt aan het roer, kan de gewenste route zelfs automatisch worden gevaren. §1.4: de eerste wetenschappelijke experimenten met raketten zijn in het begin van deze eeuw gedaan. De raketten waren klein en gingen niet erg hoog. In het begin van de 2e wereld oorlog was de rakettechniek al zover ontwikkeld dat de Duitsers de beruchte V2-raket konden bouwen. Deze raketten waren bommen die met behulp van brandstof over grote afstand konden vliegen. Na de oorlog hebben de VS en de toenmalige Sovjet Unie veel van de Duitse raketbouwers en kennis over raketten meegenomen naar hun eigen land.er ontstond toen een race tussen de VS en de SU om de beste wapens. In 1957 brachten de Russen de eerste satelliet naar buiten. In 1969 landde de eerste mens op de maan. Dankzij de ruimtevaart is het mogelijk apparaten in de baan om de aarde te brengen. Die voorwerpen die om de aarde draaien noemen we satellieten of kunstmanen. Satellieten worden ook aangetrokken door de zwaarte kracht en zouden dus eigenlijk naar beneden moeten vallen. Dat doen ze ook maar omdat een satelliet een grote snelheid heeft dwars op de richting van de zwaarte kracht beweegt hij ook vooruit. Zolang de satelliet maar snel genoeg valt komt hij niet dichterbij de aarde. De satelliet valt hierdoor niet op de aarde maar er omheen. Satellieten bevinden zich buiten de dampkring en hebben dus geen last van luchtwrijving. Hoogte en richting van een satelliet hangt af van de functie van de satelliet. Een spionagesatelliet heeft vaak een lage baan boven de polen (300 km) en een communicatiesatelliet vaak een hoge rond de evenaar (36.000 km). De waargenomen informatie wordt door de satelliet omgezet in een computerbestand en naar een grondstation geseind. Dankzij weer satellieten is het weer ook bekend boven plaatsen waar geen weerstations zijn. Satellieten worden ook gebruikt voor atmosfeeronderzoek. Zo kunnen bijvoorbeeld veranderingen in de dikte van de ozonlaag worden gemeten. Ruimteschepen met mensen aan boord moeten aan hele andere eisen voldoen dan wanneer er niemand meegaat. Langdurig verblijf in de ruimte is voor het menselijk lichaam niet gezond. Je spieren kunnen verslappen en op lange duur kunnen zelfs je botten ontkalkt raken waardoor er snel botbreuken ontstaan. Daarom hebben ze in ruimtestations fitnessapparatuur om de spieren getraind te houden. Als je terug komt uit de ruimte kun je vaak voor korte tijd niet lopen en als je net in de ruimte komt wordt je vaak ziek omdat je lichaam moet wennen aan de gewichtloosheid.
Hoofdstuk 2: Techniek Samenvatting 2.1 Cassettes en cd’s Het cassettebandje is kwetsbaarder dan de cd omdat het cassettebandje werkt met een magnetisch deel dat snel kapot kan gaan (bijvoorbeeld door er een magneet bij te houden) Als je een cassettebandje vaak gebruikt of kopieert neemt de kwaliteit ook meer en sneller af dan dat bij een cd gebeurt. Bij een cassettebandje ontstaat ruis. Voordeel van een cassettebandje is dat het erg makkelijk te kopiëren is. Bij een cd worden gegevens opgeslagen in een vorm van wel of geen putjes in het schijfje. Dit is veel duidelijker dan de geleidelijke overgangen in de patroneren op een cassettebandje. Daarom ontstaat er geen ruis bij een cd. Dien putjes worden gelezen door een laser. Doordat dit met licht gebeurt (het teruggekaatste licht wordt omgezet in geluid) wordt het schijfje niet aan geraakt en slijt en/of beschadigd het niet. Ook blijft de kwaliteit van de cd gewaarborgd doordat er een beschermend laagje op zit dat beschermd tegen kleine krasjes en stof. Philips en Sony brachten samen de cd op de markt en al snel verstootte de cd de grammofoonplaat en ook voor een groot deel het cassettebandje. Sommige mensen vinden dat de lp warmer klinkt dan de cd en dat de oude ‘analoge’ opnamen om platen te maken veel meer details bevatten dan de digitale techniek. Op een cd kunnen ook foto’s, tekeningen, beeld, tekst en film. Deze cd’s worden Cd-rom’s genoemd. Hierbij kun je informatie lezen maar niet veranderen. Cd’s zijn tegenwoordig ook te kopiëren en omdat het digitaal gaat zijn het origineel en de kopie exact hetzelfde. Dit kopiëren wordt veel gedaan waardoor steeds meer mensen minder cd (rom’s) in de winkel kopen. § 2.2 Toilet en Riolering Vanaf 1800 werden er gegevens over de bevolking bijgehouden. Er waren veel ziektes en doden door de onhygiënische omstandigheden. Uitwerpselen en afval lagen op straat en de mensen dronken verontreinigd water. Vanaf 1850 werden uitwerpselen in poepdozen opgevangen. Deze werden dan 1x per week opgehaald en geleegd. De poep werd als mest aan de boeren verkocht. Na 1880 kwam er overal waterleiding. Al het rioolwater gaat naar waterzuiveringsinstallaties. Het zuiveren gebeurt in fases: 1. Grofvuilrooster: grote vaste bestanddelen (bladeren en wc-papier) verwijderd. Dan gaat het naar grote bakken daarin zinken kleine bestanddelen (zand en etensresten). 2. Beluchtigingstanks: Veel bacteriën, resterende organische afvalstoffen worden omgezet in nitraten en CO2. Bacteriën zijn aëroob, hebben veel zuurstof nodig daarvoor wordt het water geroerd. 3. Nabezinkbakken: bacteriën zakken naar de bodem en worden teruggebracht naar de beluchtigingstanks. Na hevige regenval kan de waterzuiveringsinstallatie het water niet aan. Het water wordt ongezuiverd geloosd. Er zijn twee soorten toilet: schoteltoilet (vlak spoeltoilet) en diep spoeltoilet. Er zit ook een verschil in de stortbakken want die kunnen hoog of laag zitten. Het doortrekken gebeurt in een aantal stappen: 1. Afvoerpijp in stortbak geopend. 2. Stortbak geleegd en de behoefte spoelt weg. 3. Afvoerpijp gesloten. 4. Kraan open. 5. Bak stroomt vol. 6. Kraan dicht. De wc is een regelsysteem met hendels, kranen en vlotters. Dit heet een mechanische techniek. Samenvatting 2.3: Techniek op menselijke maat Apparaten moeten een goede gebruiksvriendelijkheid hebben. Dat betekent dat ze makkelijk te bedienen/gebruiken zijn. Techniek speelt hierbij een grote rol, Bij het maken van producten moet er rekening gehouden worden met verschillende maten die mensen hebben. Er zijn veel uitzonderingen en ook voor die mensen moet het product gebruiksvriendelijk zijn. Alle lengtes worden in een tabel gezet en daar wordt de kleinste, grootste en gemiddelde maat in gezet. Ook staat er hoeveel procent van de mensen erboven of onder de kleinste of grootste maat zit. Er zijn verschillende strategieën voor producten: • Laag percentiel-strategie (bv. brievenbussen die zo laag staan dat ook kinderen en rolstoelgebruikers erbij kunnen) • Hoog percentiel-strategie (bv. een hoge deuropening waar ook erg lange mensen zonder bukken doorheen kunnen) • Gemiddelde maatstaf (bv. de hoogte van de wc-pot, geschikt voor zowel lange als kleine mensen) • Verstelbaar-strategie (bv. fietszadel of riem) • Variante-strategie (bv. dezelfde auto is zowel met automatische als met handmatige versnelling te koop) Gebruiksvriendelijkheid hoeft niet altijd meer te kosten (bv. bij een magnetron) Als dat wel het geval is moet de producent er wel voor zorgen dat de extra kosten terugverdient worden. Dankzij automatisering en computers wordt er veel meer rekening gehouden met de individuele wensen van consumenten. Samenvatting 2.4: Ontwerpen In de 18e eeuw werd de grondslag gelegd aan de ontwikkeling van dynamo en elektromotor. Beweging kan worden omgezet in elektrische stroom (dynamo, windmolen) In de eerste helft van deze eeuw werden huishoudelijke apparaten als strijkijzers, broodroosters, fornuizen, koelkasten stofzuigers enz. elektrisch uitgevoerd. In de jaren 60 werd de uitvinding gedaan naar de chip. Hiermee konden computers veel kleiner en krachtiger maken. Chips zijn bruikbaar in bijna alle technische apparaten. In de chips kunnen dingen geprogrammeerd worden zoals bij een wasmachine en magnetron. Producten als mobiele telefoon, afstandsbediening walkman en fietscomputer waren nu mogelijk met de komst van de chip. Aan het eind van de vorige eeuw werden er allerlei soorten plastic geproduceerd. Hiermee konden apparaten nu in de meest uiteenlopende kleuren en vromen ontworpen worden. Technische apparaten moeten worden aangepast aan de wensen van de klant. Bedrijven proberen door marktonderzoek zo goed mogelijk inzicht te krijgen in behoeften en wensen van de consument. Er zijn verschillende ontwerpeisen: • Functionele eisen: welke taken moet het apparaat kunnen uitvoeren? • Ergonomische- en milieueisen: hoe gebruiksvriendelijk moet het apparaat zijn en met welke verschillen tussen mensen moet het rekening houden? Hoe zwaar mag het het milieu vervuilen? • Vormgevingseisen: welke vorm en kleur moet het ontwerp krijgen? • Financiële eisen: hoeveel mag het kosten? Bij een sportwagen wegen alle 4 de eisen ongeveer even zwaar maar bij een oorbel is vooral de 3e eis belangrijk. En bij een kruiwagen de eerste 2 eisen. Mensen kunnen niet zonder techniek. Je kunt niet leven zonder auto, fiets, telefoon, televisie en cd-speler. Technische apparaten en producten zijn overal. We vinden techniek vanzelfsprekend maar tegelijkertijd kunnen we niet zonder. Hoofdstuk 3 §3.1 Ziek en gezond De vage grens: Iedereen kijkt anders tegen ziekten aan, vandaar dat er een vage grens is tussen ziek en gezond. Dokters vinden pas iemand ziek als het aan te tonen is. Pijn is iets heel persoonlijks wat niet te meten valt. Meer van die onmeetbare klachten zijn jeuk, je depressief voelen, gespannen zijn of moeheid. Het raadsel van moeheid: 2% van de Nederlandse bevolking heeft last van een abnormale vermoeidheid. Dit raadsel heet chronische vermoeidheid, oftewel ME. Verschijnselen zijn: een ellendig gevoel, hoofdpijn, krampen, spierzwakte en een daarbij ook nog een overheersende vermoeidheid. Soms is de reden dat mensen moe zijn een lichamelijke reden, maar slecht slapen, stress, hevige emoties, depressie en tijden lang niks doen kunnen ook een reden zijn. De grens tussen ziek en gezond is niet scherp. Ze hangt af van de omstandigheden en hoe iemand zijn ‘ziekte’ beleeft. Anders kijken, anders denken: Elke cultuur kijk op zijn manier naar de werkelijkheid, en hebben andere opvattingen over ziek en gezond. Alternatieve geneeswijzen hebben veel ideeën overgenomen uit het oosterse gedachtegoed. Gezondheid als evenwicht: In het oosterse denken is evenwicht heel belangrijk. In China is dat evenwicht verdeeld in yin en yang. Yang is de mannelijke energie, actief en creatief. Yin is de vrouwelijke energie, passief en ontvangend. Bij ziekte overheerst 1 van de 2 krachten. Bij marcobiotiek is langer koken, gebruik van zout en sterke verhitting van het voedsel hetgeen wat meer yang aanmaakt. Kort koken en weinig zout maakt meer yin. Ook probeert met m.b.v accupunctuur, het zetten van naalden in het lichaam, de balans tussen yin en yang te herstellen. Winti (wind kun je niet zien maar wel voelen): Sommige Surinamers geloven in Winti, een religie waarin de geesten van de voorouders een belangrijke rol spelen. Als je deze geesten expres of per ongeluk beledigd, kunnen ze je lastigvallen of straffen met ziekte. Een Winti-genezer kan met rituelen, zoals ‘wassi’ je proberen te bevrijden van kwade invloeden. De visie op ziekte en genezing kan verschillen en is onder andere cultureel bepaald. Meten is weten: Vroeger dacht men dat een onbegrijpbare levenskracht ons lichaam stuurt, dat beeld is veranderd rond 1800. Een zekere Freidrich Wöhler maakte in zijn laboratorium ureum, een belangrijk bestanddeel van urine. ‘Levende stof’ bleek je zomaar te kunnen maken van stoffen uit de dode natuur, dat was een sensatie. Het menselijk lichaam was dus niet meer dan een vat chemie. Dit was het begin van de moderne, natuurwetenschappelijke geneeskunde. Het hart als pomp: Het bloed gaat bij elke hartslag via slagvaten, haarvaten en aderen in 30 seconden terug naar het hart. Het brengt zuurstof en voedsel naar alle delen in het lichaam. Bij inspanning is er meer behoefte aan zuurstof, dus gaat het hart sneller kloppen. Bloed heeft een snelheid van 7 meter er seconde. Volgens doktoren is een varkens hart niet veel anders dan een varkenshart, men is dan ook van plan om bij harttransplantaties varkensharten te gaan gebruiken. Een kwestie van tellen: Medische vragen worden beantwoord door epidemiologen. Dat zijn medische rekenmeester die, zonder 1 patiënt te zien, belangrijke conclusies trekken uit dorre cijfers. Alles heeft een prijs: De moderne geneeskunde bekijkt het menselijk lichaam als een ding. Door het lichaam te bestuderen als een ding heeft de moderne geneeskunde vaak spectaculaire resultaten behaald, want daardoor is het lichaam chemisch, biologisch en natuurkundig te onderzoeken en te behandelen. Diagnose en therapie zijn gestandaardiseerd. Ze zijn dus onafhankelijk van de patiënt. Vandaar dat er de alternatieve geneeskunde, die zegt de hele mens te behandelen, populairder is geworden. De geneeskunde op natuurwetenschappelijke basis ziet de mens als een organisme met storingen die vaak te verhelpen zijn.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.