Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Leerdoelen (ANtWoord)

Beoordeling 4.7
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • 4e klas havo | 4595 woorden
  • 26 juli 2007
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 4.7
20 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Thema: ANW 1) Bij natuurwetenschap stel je vragen, doe je onderzoek, trek je conclusies, stel je theorieën op en toets je die. 2) Verschillen: algemene natuurwetenschap is wetenschap in zijn algemeen. Natuurkunde, scheikunde en biologie is wetenschap gespecialiseerd op een bepaald gebied. Overeenkomsten: gaat over de natuur. 3) De vijf basisvragen zijn: Hoe komt men aan kennis? Hoe betrouwbaar is kennis? Wat doet men met kennis? Hoe beïnvloedt kennis de maatschappij en omgekeerd?en Mag alles wat kan? 4) De vier wetenschappelijke domeinen zijn: Heelal, biosfeer, leven en materie. 5) Het belangrijkste doel van algemene natuurwetenschappen is: je gaat nadenken over de rol die natuurwetenschap om je heen vervuld. 6) Zie 1 en 7
7) Een natuurwetenschappelijk verslag bestaat uit: Onderzoeksvraag} je doel in vraagvorm zetten. Theorie} uiteenzetten wat van belang is voor je onderzoek. Hypothese/voorspelling} voorlopig antwoord/meetresultaten. Werkwijze} materiele lijst, methodebeschrijving en tekening meet opstelling. Resultaten/waarnemingen} waarnemingen opschrijven, verwerken en zinvolle grafieken tekenen. Discussie} commentaar op nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van waarnemingen en op werkwijze. En conclusie} kort en krachtig resultaten en antwoord op de onderzoeksvraag. 8) Eisen van natuurwetenschappelijk onderzoek: bij goed onderzoek toets je of een hypothese klopt, experimenten en resultaten spelen daarbij een belangrijke rol. Aannames van natuurwetenschappelijk onderzoek: zintuigen en instrumenten liegen niet, logisch denken is betrouwbaar. Beperkingen van natuurwetenschappelijk onderzoek: eenmalige gebeurtenissen kun je niet herhalen en onderzoeken. 9) 10-15 tot en met 10-8} materie. 10-7 tot en met 10} leven, 102 tot en met 107} biosfeer en 108 tot en met 1026} heelal.
Thema: GENEESMIDDELEN 10) De randvoorwaarden zijn: werking (testen op grote groepen), herhaalbaar zijn (proef moet als het over wordt gedaan, dezelfde resultaten geven) objectief zijn en met controle groep (zelfde aantal, zelfde toestand, zelfde behandeling maar geen medicijn) 11) Protocol: alles wordt vastgelegd hoe het onderzoek gedaan moet worden. Standaardiseren: komen tot een onderzoeksmethode die voor iedereen op ieder moment op dezelfde wijze te herhalen is dat betekent dat alle factoren die invloed kunnen hebben op het onderzoek in kaart worden gebracht en precies wordt vastgelegd in het protocol hoe de invloed van een bepaalde factor wordt tegengegaan. Controlegroep: zie 10. Placebo: medicijn dat niet werkt, maar de patiënt het gevoel geeft dat hij/zij geholpen wordt. Studiearmen: de takken die in een schema ontstaan bij parallel en cross-overonderzoek. Cross-over: groep 1 krijgt eerst het medicijn en dan een placebo en groep 2 krijgt eerst een placebo en dan het medicijn. Parallel: groep 1 krijgt het medicijn en groep 2 krijgt een placebo. Blinderen: patiënten en/of dokter weet niet wie in een controlegroep komt. Randomiseren: indelen van de groep op een willekeurige manier. 12) de staat oefent controles uit op farmaceutische bedrijven, dat betekent dat de overheid allemaal regels voorschrijft aan farmaceutische bedrijven op het gebied van onderzoek, registratie en vergoedingen door verzekeringmaatschappijen. 13) Patiënten: hoe beter het medicijn, hoe meer kans op genezing. Medici: het is hun werk om mensen beter te maken, zij moeten beslissen welk medicijn er wordt voorgeschreven dit vereist veel kennis. Producenten: geld verdienen. Verzekeringmaatschappijen: goedkoper en beter is goed. 14) preklinische fase: geneesmiddel wordt uitgetest, maar niet op mensen. Klinische fase: genees middel wordt op mensen uitgetest. Thema: PRODUCTIEPROCESSEN 15) De Indiërs haalden gekristalliseerde suiker uit suikerriet, riet dat honing geeft zonder bijen, suiker uit bieten. 16) Stankoverlast: om dat terug te dringen is er anaërobe gisting ontwikkeld, om het afvalwater geheel suikervrij te maken. Geluidsoverlast: is terug gedrongen door moderne, goed afgestelde machines, geluidwerende schermen en isoleren van dichtbijstaande huizen. Suikerverlies: anaërobe gisting maakt afvalwater suikervrij. 17) Blokschema: stoffen bij de pijl, handelingen in een blok. 18) Verhaal kunnen vertellen om blokschema heen. Thema: ONTWERPEN 19) Om iets nieuws uit te kunnen vinden, moet je eerst een probleem of vraag hebben. En vervolgens stel je een programma van eisen (PVE) op. 20) PVE zijn puntsgewijze zinnen waarin per zin een eis wordt omschreven waaraan je ontwerp moet gaan voldoen. 21) In een functietabel ga je bij iedere eis zoveel mogelijk oplossingen verzinnen. Hierbij zet je in de linkse kolom bij iedere gestelde eis een functie, zoveel mogelijk in de vorm van 1 werkwoord. In de rest van de kolommen zet je de oplossingen die je kunt bedenken. 22) Als je je functietabel af hebt, zul je zien dat er bij de oplossingen een heleboel dingen niet kunnen door gebrek aan materiaal of kennis enz. Om tot het ontwerp te komen, maak je een keuze uit de oplossingen die bij iedere eis zijn genoemd en vervolgens maak je een schets van je ontwerp. 23) Je maakt het ontwerp en gaat na of het aan elke gestelde eis voldoet. 24) Vervolgens ga je je ontwerp beoordelen op punten die verbeterd kunnen of moeten worden. Die schrijf je op. Hiervoor wordt een nieuw PVE opgesteld en nieuwe oplossingen verzonnen. 25) Uit de gegeven tekst moet je leerdoelen 19 t/m 24 kunnen toepassen. Thema: KLIMAATVERANDERING EN DUURZAAMHEID 26) Het leven en de abiotische factoren: wind, water, zon en mineralen. 27) Veel vrije zuurstof in de aardatmosfeer voor gewoon natuurkundig evenwicht, bladgroen is vanuit de ruimte met een infrarood camera zichtbaar, meer methaan dan fysisch chemisch te verwachten is en er worden allerlei gecoördineerde radiosignalen opvangen. 28) Voedsel, warmte, water zuurstof en zon. Zon geeft warmte en licht. Licht zorgt voor fotosynthese, zorgt voor zuurstof en voedsel. 29) fotosynthese} minerale stoffen} organisch materiaal} organisme} ademhaling} verbranding} CO2} fotosynthese. 30) Er wordt evenveel energie afgegeven aan het heelal. 31) Zonnevlekken, aardas en ijstijden. 32) Stijging van CO2-gehalte in de lucht, dat komt door onverantwoord energieverbruik. 33) Nachten waarin de temperatuur erg veel daalt en nachten waarin de temperatuur amper daalt. Zonnestralen worden tegengehouden. 34) Zwavelzure bruine mist: door het stoken van de openhaard, samen met mist. Ozon en zeer reactieve stoffen: door uitlaatgassen van auto’s. 35) Door het overvloedig gebruik, in het verleden, van CFK’s (chloor-, fluor-koolwaterstoffen) 36) SO2 (zwaveldioxide): verbranding van steenkool, aardgas of aardolie. NO: ontstaat bij verbranding stikstofoxide. Ammoniak: mest. 37) Meer schone en duurzame energiebronnen: waterkracht en zonne-energie. Rookgasreiniging: verwijdert o.a. zwaveldioxide. Katalysator: zorgt voor betere verbranding. 38) Verschil: bij rentmeesterschap doen we het voor God, bij duurzame ontwikkeling denken we aan de generaties na ons en aan de wereld zelf. Overeenkomst: ze zoeken allebei manieren om alles goed te laten verlopen: wat zal de toekomst zijn? 39) * 40) De rijkere landen hebben hier waarschijnlijk meer last van, ze gebruiken daar veel meer auto’s en er is daar veel meer industrie. Thema: BESMETTELIJKE ZIEKTE 1) 2) Christelijke gereformeerde opvattingen: Ziekte: allereerst is er verband tussen ziekte en zonde: ziekte wordt gezien als gebrokenheid van leven ten gevolge de breuk tussen God en de schepping. Dat wil niet zeggen dat ziekte zonder meer gevolg is van zonde. Leed, dus ook ziekte, kan zinvol worden wanneer Gods kracht in zwakheid openbaar wordt. Zo kan ziekte ons vormen en dichter tot onze bestemming brengen. In bepaalde gevallen zal men ook kunnen spreken over ziekte als eigen schuld en straf en zelfkastijding maar men hoede zich er voor dit in algemene zin te hanteren. Dood: als ‘laatste vijand’ is de dood te vrezen mar bij geloofsovergave zeker te hopen als overgang naar het eeuwige leven en voltooiing van wat hier krachtens de schepping en herschepping was en werd. De dood als straf op de zonde wordt weggenomen in de verzoenende dood van Christus en in diens opstanding. Gereformeerde gemeente: Ziekte en dood zijn gevolgen van de zondeval van Adam. Zonder wedergeboorte zal niemand het Koninkrijk van God kunnen zien. Het bewust doorleven van angst en vertwijfeling bij ernstige ziekte kan een weg betekenen van bekering en behoud. Joodse opvattingen: Ziekte: er is geen bepaalde opvatting over ziekte. Een goedbedoelde benadering van een zieke vanuit eigen geloofsopvatting zal bij de zieke niet in goede aarde vallen maar als een poging tot bekering worden ervaren. Dood: de traditie spreekt van een opstanding wanneer de schepping haar bestemming heeft bereikt. Alle nadruk ligt echter op het leven hier en nu als schakel in de ‘keten der generaties’. Islamitische opvattingen: Ziekte: voor velen zal ziekte niet een specifiek godsdienstige betekenis hebben. De oorzaak wordt dan ook hoofdzakelijk in natuurlijke factoren gezocht. Een uitspraak van de Profeet luidt: “God heeft niet alleen de ziekte geschapen maar ook het medicijn”. Hieruit spreekt een positieve houding ten aanzien van de geneeskunde. Dood: de dood markeert de overgang naar eeuwig leven. Op de “Dag van de Opstanding zal het oordeel worden geveld. God is rechtvaardig maar men mag op Zijn goedheid vertrouwen. Humanistische opvattingen: Ziekte: ziekte hoort tot de veelal onvermijdelijk problemen waar het leven ons voor stelt. Je zult er een voor jou bruikbare houding tegenover moeten zien te vinden met uitsluitend jou menselijke vermogens en zonder ‘hulp van boven’. Dood: de eindigheid van het leven legt ons een verantwoordelijkheid op voor het hier en nu. Je moet zelf zin en vorm aan je leven geven zonder een beroep te doen op hogere machten. 3) Kraamvrouwenkoorts: Semmelweis kwam de oorzaak van kraamvrouwenkoorts op het spoor nadat hij de sterftecijfers vergeleek met andere sterftecijfers in andere ziekenhuizen. Er was tussen de twee afdelingen van de kraamkliniek een groot verschil in sterfte. De ene afdeling leidde vroedvrouwen op en de andere medisch studenten. De studenten moesten voor hun opleiding in lijken snijden en brachten daardoor makkelijk infecties over. Steriel werken: door zijn hygiënische maatregelen kreeg Semmelweis steeds meer vat op de ziekte kraamvrouwenkoorts. Vanaf 1856 liet hij de lakens van overledenen verschonen. Toen de ziekenhuisleiding later uit zuinigheid die maatregel terugdraaide, werd Semmelweis zo kwaad dat hij de lakens met etter onder de neus van de verantwoordelijke bestuurder duwde. 4) Aseptisch werken: voorkomen dat er bacteriën bij de wond komen. Dat doe je met schoon verband, schone handen en schone instrumenten. In 1867 liet Lister de artsen hun handen in instrumenten schoonmaken met carbolzuur (fenol). Deze chemische stof doodt ziekteverwekkers. Antiseptisch werken: bacteriën bij en in de wond bestrijden. Zelf doe je dat al vaak door jodium of iets dergelijks op een wondje te doen. Lister drenkte ook het verband in carbolzuur. 5) Bacteriën: verspreidde zich door de lucht. Pasteur toont aan dat levenskiemen door de lucht kunnen worden verspreidt. Bacteriën veroorzaken rotting en bederf. Pasteuriseren: Pasteur bestreed de bacteriën door het te verhitten en daarna een paar keer herhalen met tussentijdse afkoeling. 6) Robert Koch (1843-1910) werkte met bacterieculturen in vloeibaar vleesextract. Koch begreep dat een voedingsstof voor bacteriekweek steriel moest zijn, en stevig zodat bacteriën niet snel vermengd konden worden. Daarom voegde hij stijfsel of gelatine toe → vervloeide door de bacterieactiviteit. De stellingen van Koch vormen de basis van de moderne bacteriologie. Kort gezegd: als een bacterie een ziekte veroorzaakt moet die altijd aanwezig zijn bij een patiënt met die ziekte, de bacterie moet apart verder gekweekt kunnen worden, en besmetting van een gezond weefsel of persoon moet precies dezelfde symptomen geven als de oorspronkelijke ziekte. Door zijn inspanningen zorgde Koch ervoor dat de bacteriologie als onderdeel van de geneeskunde werd erkend. 7) Florence Nightingale (1820-1910) verpleegt Britse soldaten tijdens de Krimoorlog. Met verstand van statistiek verwerkt ze gegevens over sterfgevallen en doodsoorzaken en merkt op dat er meer soldaten sterven aan infectieziekten dan op het slagveld. Goede hygiëne, voeding en verzorging kunnen dit verbeteren, maar de slechte organisatie van de gezondheidszorg in het Britse leger verhindert dat. Na terugkeer uit De Krim doet ze er alles aan om dit te verbeteren. Ze verwerkt de getallen van De Krim in rapporten met duidelijke grafieken om de gezondheidszorg in het leger te verbeteren. Haar aanbevelingen worden opgevolgd en de gezondheidstoestand in het leger verbetert. Ze werkt de rest van haar leven veel samen met William Farr aan allerlei projecten in de ziekenzorg. Haar voornaamste bijdrage is waarschijnlijk dat ze gezondheidsstatistiek als middel voor verantwoord overheidsbeleid heeft helpen ontwikkelen. 8) Antonie van Leeuwenhoek (1632-1723) was een van de eersten die bacteriën heeft waargenomen. Hij zag leze ‘dierkens’ in de aanslag op zijn tanden en later ontdekte hij ze in slootwater. Hij had ook door zijn microscoop gezien dat zelfs de zeer kleine aaltjes niet spontaan ontstonden, maar uit grotere aaltjes kropen. 9) Alexander Fleming (1881-1955) is bekend geworden als de ontdekker van penicilline. Maar dat was niet zijn eerste ontdekking. In 1921 zag hij hoe een druppel uit zijn neus bacteriekolonies deed verdwijnen. Hiermee ontdekte hij het lysozym: een bacteriedodende stof die we zelf maken. In 1928 deed hij weer een nieuwe ontdekking. Hij had de gewoonte om zijn kweekplaten te bewaren. Toen hij voor het weggooien nog eens goed keek naar een paar oude petrischalen, zag hij bij een van de platen iets vreemds. Rond een schimmelkolonie van de Penseelschimmel waren de bacteriekolonies opgelost. In 1942 kon Fleming hersenvliesontsteking met penicilline bestrijden. Mede door de oorlog kwam de massaproductie nu goed op gang. 10) Ignaz Semmelweis: 1818-1865, een Hongaarse arts. 1846 stierven 11%. In 1848 stierven 1%. Vanaf 1856 verschoonde hij de lakens. Joseph Lister: 1827-1912, een Londense chirurg. Vanaf 1867 alles schoonmaken met carbolzuur. Louis Pasteur: 1822-1895, hoogleraar schei- en natuurkunde. 1854 pasteurisatie. Robert Koch: 1834-1910, Duitser. Ontdekte de verwekkers van miltvuur (1876) en van tuberculose (1881) Florence Nightingale: 1820-1910, verpleger Britse soldaten tijdens Krimoorlog. Antonie van Leeuwenhoek: 1632-1723. Alexander Fleming: 1940. 11) Bacteriën zijn er altijd en overal. Veel soorten hebben nuttige functies bij het afbreken van stoffen in de bodem. Ook in ons eigen lichaam komen bacteriën voor. Zij worden door ons gebruikt voor het bereiden of conserveren van voedsel. Als bacteriën zich in ons lichaam kunnen vermenigvuldigen, kunnen hun afvalstoffen voor ziekte zorgen. Veel bacteriën zijn eenvoudig te kweken in een vloeistof met voedingsstoffen. De kweekvloeistof werden later ingedikt. Met gelatine en in platte schaaltjes gedaan, zodat de bacteriën beter konden worden geteld. Onder zeer gunstige omstandigheden deelt een bacterie op een voedingsbodem zich elke 20 minuten. Na een paar dagen is een zichtbare kolonie van identieke bacteriën ontstaan. Als je de kolonies op een kweekplaat telt, krijg je een indruk van het aantal bacteriën dat er oorspronkelijk op zat. 12) Virussen laten zich vermenigvuldigen in een andere cel. Virussen kun je alleen in levende cellen kweken.Na verloop van een aantal dagen zijn er miljarden virusdeeltjes ontstaan en die worden bijvoorbeeld gebruikt voor de productie van een entstof. 13) Mechanische afweer: Chemische afweer: maagzuur en lysozym in huidvet en vooral in slijm (neus, luchtpijp en schede) doodt bacteriën. Specifieke afweer: ziekteverwekker wordt herkend doordat ze aan de buitenkant van de cel lichaamsvreemde eiwitten hebben → witte bloedcellen specialiseren zich, gaan sterk vermeerderen en maken antistoffen die de lichaamsvreemde eiwitten markeren → de met antistoffen gemarkeerde ziekteverwekkers worden vernietigd door de macrofagen → de gespecialiseerde witte bloedcellen vormen geheugencellen waardoor bij het opnieuw binnendringen van de ziekteverwekker een snellere immuunreactie zal optreden. In de loop van de tijd blijven er steeds minder geheugencellen over. 14) Antigenen: het stukje van een ziekteverwekker dat op een celreceptor van een lymfocyt past. B-lymfocyten: witte bloedcellen die antistoffen produceren die ziekteverwekkende antigenen die vrij in het bloed, de lymfe en het weefselvloeistof voorkomen, onschadelijk maken. Antistoffen: een antistof werkt als een soort verloopstekker; aan de ene kant past hij precies op Alfa-antigeen, terwijl de andere kant algemeen is. Macrofagen: grote vreetcellen die zo veel mogelijk vreemde spullen omarmen en opeten. Deze witte bloedcellen leggen daarbij vaak zelf het loodje: je vindt ze veel in het pus van een wond. 15) T-lymfocyten: cellen die virussen uitschakelen

T-killercellen: cellen die door virus geïnfecteerde cellen doden. 16) Het afweersysteem maakt wel antistoffen en er blijven geheugencellen aanwezig. Als later de echte ziekteverwekker komt, delen de geheugencellen zich en maken snel veel antistoffen, zodat de ziekteverwekker wordt uitgeschakeld. Dat is het principe van vaccinatie. Het is een actieve immunisatie: je maakt zelf de antistoffen en je bewaart het recept in geheugencellen, zodat je langdurig immuun bent voor die ziekte. 17) Zie het antwoord van het vorige leerdoel. Leerdoelen op het gebied van biologie die je moet beheersen om op een zinvolle manier over biotechnologie te kunnen praten
1) 1 is het celmembraan: dieren + mensen (celwand: planten) 1 2 is de celkern 3 is het cytoplasma
2
3 In de celkern zitten chromosomen, die op z’n beurt weer bestaan uit DNA-strengen. 2) Chromosomen: het DNA in combinatie met speciale eiwitten in de kern wordt chromatine genoemd. Als de celkern gaat delen, wordt dit chromatine zichtbaar in de vorm van draadvormige structuren → chromosomen
D(esoxyribo) N(ucleic) A(cid) (in het Nederlands: DesoxyriboNucleïneZuur): langge-strekt molecuul waar de genen op zitten en dat opgerold chromosoom heet. Ribosomen: Het DNA is een receptenbibliotheek. Als een bepaald recept nodig is, wordt er een kopie van dat recept gemaakt en dat wordt in een ribosoom (een soort vertaalmachine) vertaald in een eiwit en dat leidt tot een eigenschap. In een ribosoom wordt een stukje van RNA vertaald in een aminozuurketen. 3) Chromosomen: het DNA in combinatie met speciale eiwitten in de kern wordt chromatine genoemd. Als de celkern gaat delen, wordt dit chromatine zichtbaar in de vorm van draadvormige structuren → chromosomen
4) Gen: een gen maakt onderdeel uit van het DNA-molecuul in een chromosoom en bevat gecodeerde informatie voor een eiwit. Genoom: alle genen bij elkaar van één soort. 5) Genotype: alle genen in een lichaamscel vormen met elkaar het genotype van een organisme. Fenotype: uiterlijke kenmerken (het uiterlijk van een eigenschap). 6) Allel: een gen bestaat uit delen, allelen geheten, die elk een bepaalde waarde heeft. 7) Enzymen: onderdelen die mutaties verwijderen en een overkruising mogelijk maken, waardoor er meer genetische variatie kan optreden. 8) DNA-vermenigvuldiging, zie tekening bij de aantekeningen. 9) Transcriptie: hierbij wordt een stuk DNA (gen) overgeschreven in ribonucleïnezuur (RNA). 10) Een deel van het DNA bevat de blauwdruk voor t-RNA (dat brengt de juiste aminozuren naar de ribosomen) en voor r-RNA. Ribosomen bestaan uit r-RNA en eiwitten. Van het grootste deel van het DNA kennen we de functie nog niet. Het DNA kent zijn eigen reparatiedienst om mutaties te repareren. In de kern worden de recepten (genen) gekopieerd. De kopie heet m-RNA ( m=messenger=boodschapper). Dat m-RNA wordt eerst bewerkt (er worden stukken uitgeknipt) en dan in een ribosoom vertaald in een aminozuurketen. Na de vorming worden de aminozuurketens opgevouwen, waarschijnlijk door speciale vouw-eiwitten. Door verschillende volgordes in aminozuurketens kunnen verschillende ruimtelijke structuren ontstaan. Voordat eiwitten helemaal klaar zijn voor gebruik, worden ze eerst nog bewerkt. Er worden bijvoorbeeld andere stoffen aan toegevoegd. 11) Cellen blijken te beschikken over speciale enzymen om in het DNA en het RNA te knippen en te plakken. Ligase is een plakenzym en restrictie-enzymen knippen DNA op specifieke plaatsen open. In de levende cel gebeurt knip- en plakwerk van nature; we kennen vier redenen. 1. er kunnen overschrijffouten optreden: mutaties. 2. verder maken ze overkruising mogelijk waardoor er meer genetische variatie kan optreden. 3. door B-laymfocyten worden specifieke antistoffen tegen ziektekiemen gemaakt: dat gebeurt door het erfelijke materiaal te bewerken. 4. een virus kan met deze enzymen zijn DNA inbouwen in het erfelijke materiaal van de gastheercel. De cel wordt dan geen virusfabriek, maar kan wel ontregeld raken. Thema: BIOTECHNOLOGIE 12) Een risico van bij een transplantatie is de mogelijke afstoting van het orgaan door leukocyten die de antigenen op de cellen van het donororgaan als lichaamsvreemd herkennen en deze cellen aanvallen. 13) Er is een groot tekort aan donororganen en sommige biotechnologen zoeken naar een manier om met genetisch gemodificeerde varkens dit tekort te kunnen opvullen. Er is veel kritiek op deze ontwikkeling. Er ontstaat dan een nieuwe vorm van bio-industrie die varkens fokt voor hun organen. Veel mensen vinden het dieronwaardig omdat ten eerste menselijke genen worden ingebracht en ten tweede de varkens een onnatuurlijk steriel leven moeten leiden. Het tekort aan donororganen wordt ook verminderd als meer mensen donor zijn. 14) De overheid wil met een nieuwe wet op orgaantransplantatie in 1998 beslissingen van alle Nederlanders ten aanzien van het afstaan van organen na het overlijden, centraal registreren. Iedere Nederlander boven de 18 jaar heeft een formulier toegezonden gekregen waarop hij kan aangeven wel of geen orgaandonor te willen zijn of de beslissing over te laten aan zijn nabestaanden. De overheid hoopt dat hierdoor meer mensen zich als donor zullen aanmelden. 15) 1. Je moet op God vertrouwen en Hem bidden om genezing. 2. Ergens anders is er wel iemand gestorven, en daar heb jij het orgaan van gehad. 16) IVF is de reageerbuisbaby-techniek (in-vitrofertilisatie). Het werkt als volgt: door hormoonbehandeling rijpen meerdere eicellen, die via een kijkbuisoperatie (laparoscopie met echo) uit de eierstok worden opgezogen. Ze komen in een petrischaaltje met kweekvloeistof, en daar worden zaadcellen van de man toegevoegd. De bevruchting en de eerste delingen van de bevruchte eicel gebeuren in het kweekbakje. Na twee dagen worden drie tot vijf goed gegroeide embryo’s via een slangetje in de eileider geplaatst. In ongeveer 20% tot 30% van de gevallen zal een embryo (soms meerdere) uitgroeien tot een baby. Vaak mislukt het, waardoor er opnieuw een behandeling nodig is. 17) Het mislukt vaak. 18) - Wat moet er gebeuren met embryo’s die niet gebruikt worden? Moeten ze vernietigd worden? Maar het is al een mensje. - Mag er mee geëxperimenteerd worden en wellicht kunnen ze gebruikt worden voor het maken van medicijnen? 19) Gentechnologie: bevruchting in een glaasje maakt het mogelijk om met erfelijke eigenschappen van de embryo’s te manipuleren. Men probeert (bevruchte) eicellen te voorzien van een nieuwe eigenschap door een stukje recombinant-DNA in te spuiten in een gen met een eigenschap van een andere dierensoort of de mens. 20) Xenotransplantatie: Xeno betekent vreemd: de organen komen van een andere soort. 21) Ethische vraag: Mag je de soortgrens overschrijden en mag je hiervoor speciaal dieren kweken? Dat is wel nodig: de weefselantigenen zijn totaal anders dan bij de mens. Om acute afstoting te voorkomen, moeten de varkens via gentechnologie menselijke vlaggetjes op hun cellen krijgen. Dan nog zal de ontvanger levenslang afweeronderdrukkende medicijnen moet slikken, maar dat is een algemener probleem bij transplantatie. Een derde probleem is de mogelijkheid dat via xenotransplantatie nieuwe virussen bij de mens opduiken. Het gaat dan om endogene virussen, die bij het varken een sluimerend bestaan leiden maar in een nieuwe gastheer ineens gevaarlijk kunnen worden. Dat is niet alleen een gevaar voor de ontvanger (die minder weerbaar is door de onderdrukking van de afweer), maar deze kan het virus ook verder verspreiden. 22) Ethische vraag: Mag je de soortgrens overschrijden en mag je hiervoor speciaal dieren kweken? 23) Het erfelijk materiaal is opgeslagen in de kern in de vorm van chromatine. Chromatine bestaat uit DNA en eiwit. Wanneer een lichaamscel zich deelt wordt het erfelijk materiaal zichtbaar in de vorm van chromosomen. Deze vormen zich door spiralisatie van het chromatine. In de chromosomen is het DNA gelegen. Het DNA in de chromosomen is te verdelen in naast elkaar gelegen gebiedjes: de genen. Een gen levert de instructie voor een bepaald eiwit en daarmee voor een erfelijke eigenschap in een organisme.het DNA bevat van ieder chromosoom een hele rij genen die op verschillende plaatsen in het chromosoom zijn gelegen. DNA-diagnostiek is dat je een stukje van de erfelijke informatie weghaalt en bij een ander organisme erin plant. 24) Je krijgt veel betere rassen. Er zijn rassen die niet meer ziek kunnen worden. Er kan betere producten vanaf worden geleid. 25) Mag je deze zogenaamde superrassen kweken? En is het wel verantwoord om dit te doen? Stel dat er weer een ziekte komt die niet te bestrijden is? 26) Prenatale DNA-diagnostiek: tijdens de zwangerschap kunnen cellen van het ongeboren kind worden weggenomen. Je kunt deze heel vroeg in de zwangerschap (ongeveer 8 weken) al nemen van uitgroeisels aan het buitenste vlies om het embryo heen. Dit wordt chorionbiopsie genoemd. Ook kan een beetje vruchtwater (met daarin losse huidcellen van het kind) of bloed uit de navelstreng worden opgezogen. Je hebt maar een paar cellen van het kind nodig om voldoende DNA te verzamelen, maar deze methodes zijn niet geheel zonder risico voor het kind. Als je de cellen laat delen, kun je ook het aantal chromosomen tellen. Een chromosoom te veel leidt vaak tot een handicap. 27) - God heeft kinderen geschapen naar zijn gelijkenis en naar zijn beeld. - We moeten blij zijn met wat we krijgen, of het nou een gehandicapt kind is of het nou een gezond kind is, het maakt niet uit. 28) DNA-fingerprinting: DNA-profiel. Als je DNA verzamelt uit een paar lichaamscellen, dan kun je dat vermenigvuldigen met de zogenaamde PCR-techniek (Polymerase Chain Reaction): een klein stukje DNA wordt door een speciaal DNA-polymerase enzym tientallen malen gekopieerd. Het enzym maakt nieuw DNA uit aanwezige losse bouwstenen, net zolang tot er genoeg DNA is om het te analyseren. Dit kan niet met lange ketens: het DNA wordt eerst geknipt met speciale enzymen die een bepaalde code in het DNA herkennen. Omdat van geen twee personen het DNA precies gelijk is, ontstaat bij iedereen een speciaal mengsel van DNA-stukjes, die gesorteerd kunnen worden op lengte (met gel-electroforese). Als je het DNA met een kleurstof zichtbaar maakt, zie je een streepje in de gel met stukjes DNA van gelijke lengte. Alle streepjes samen vormen een ‘streepjescode’: het DNA-profiel. De kans dat twee personen hetzelfde DNA-profiel hebben, is heel klein en daarom wordt het wel toegepast om misdrijven op te lossen of om na te gaan wie de biologische vader van een kind is. Hiermee kun je echter geen afwijkingen opsporen. Je bekijkt geen genen, maar kleine DNA-stukjes. 29) Voordelen: je kunt het toepassen om misdrijven op te lossen of om na te gaan wie de biologische vader van een kind is. Nadelen: je kunt er geen afwijkingen mee opsporen. 30) Kloon: door ongeslachtelijke deling uit een cel ontstaan wezen of nakomelingschap. 31) Klonen kan op vier manieren: 1. stekken
2. kweken

3. klonen van embryo’s (tweelingen) 4. klonen van dieren (schaap dolly) Dolly is het eerste zoogdier dat gekloneerd is uit de kern van een volwassen lichaamscel. De kern uit een cel van een uier werd overgeplaatst in een eicel waard de kern uit weggehaald was. Na een stroomstootje fuseerden de cellen en ging de eicel met nieuwe kern delen. Het embryo werd ingeplant bij een draagmoeder. Na enkele maanden werd Dolly geboren. 32) Er waren wel 227 pogingen voor nodig en heel wat lammetjes werden hierbij te vroeg of verminkt geboren. Bovendien: de eicel was jong, maar de kern van het moederdier was 6 jaar oud. Dus de leeftijdsklok in de celkern tikt door. 33) Klonen van embryo’s: eeneiige tweelingen ontstaan van nature in een vroeg stadium, voordat er verschil is te zien tussen de cellen. Bij IVF kun je dat ook in de petrischaal proberen na te doen: het embryo splitsen in het stadium van vier tot acht cellen. Net als alle laboratoriumwerk is dat natuurlijk niet geheel zonder risico. 34) Zie leerdoel 18. 35) Erfelijke ziekten hebben als kenmerk dat er iets mis is met een stukje van het DNA. Het zou mogelijk moeten zijn om het stukje ‘foute’ DNA te vervangen door een stukje ‘goed’ DNA. De moeilijkheid is dat een mens bestaat uit meer dan 1 met veertien nullen cellen. Het is onmogelijk om in al die cellen een nieuw stukje DNA te stoppen. Bij sommige ziekten is er iets mis in cellen die je gemakkelijk uit het lichaam kunt halen, zoals bloedcellen. Bloedcellen worden door stamcellen in het rode beenmerg gevormd. Als enkele stamcellen van een nieuw gen zouden kunnen worden voorzien en kunnen worden teruggebracht naar ‘hun plek’ en nu gezonde cellen gaan vormen, dan is deze vorm van gentherapie geslaagd. Er kleven nogal wat problemen aan. Maar als je denkt aan het genezen van een bevruchte eicel in een kweekbakje (zoals dat in theorie mogelijk is bij in-vitrofertilisatie), dan zijn de mogelijkheden heel groot. Juist bij deze technieken is de vraag levensgroot: hoe ver ga je ermee? Wanneer is de grens van het toelaatbare bereikt? Lang niet alles wat je in theorie kunt bedenken, is in de praktijk mogelijk. Maar de ontwikkeling staat niet stil. Waar mensen iets willen, zijn er wetenschappers die het proberen. Soms zelfs sterker: sommige wetenschappers willen alles wel proberen wat in hun hoofd opkomt – de behoefte daaraan komt dan vanzelf. Over gentherapie zijn trouwens nog steeds geen positieve resultaten te melden: het lijkt niet te willen lukken. Sterker nog: in 1999 leidde het tot de dood van een proefpersoon vanwege de hoge dosis virussen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.