Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoe verdween de Pest uit Europa?

Beoordeling 5.4
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 6e klas vwo | 10120 woorden
  • 19 april 2007
  • 176 keer beoordeeld
Cijfer 5.4
176 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding

Mijn onderzoek gaat over de Pest in Europa.
Mijn probleemstelling is:

Hoe verdween de Pest uit Europa?

Ik ga deze probleemstelling beantwoorden aan de hand van vijf deelvragen.
Mijn deelvragen zijn:

- Wat is de Pest?
- Hoe verliep de verspreiding van de Pest?
- Hoe werd er omgegaan met de Pest?
- Wat zorgde voor de terugdringing van de Pest?
- Komt de Pest nu nog voor?

Nadat ik de vijf deelvragen heb beantwoordt zal ik een conclusie gaan trekken door mijn hoofdvraag (de probleemstelling) te beantwoorden.
Mijn onderwerp ‘Hoe verdween de Pest uit Europa?’ past binnen de ANW doelen omdat het werkstuk over de geschiedenis van een uitvinding gaat namelijk een geneesmiddel voor de Pest. Ook wordt de maatschappelijke betekenis van de uitvinding behandeld in dit onderzoek. Deze twee punten staan beide genoemd in de domeinen van het ANW programma als onderwerp die je voor een werkstuk mag gebruiken. In het Logboek op bladzijde vijftien kunt u meer lezen over de methode van aanpak.


Wat is de Pest?

Men weet pas sinds 1894 wat de oorzaak van de Pest is. Toen ontdekte de Zwitserse bioloog Yersin de bacterie Yersinia pestis, die ook wel pestbacterie wordt genoemd door zijn microscoop.
Men weet dus nog maar relatief kort dat de veroorzaker van de Pest een bacterie is, namelijk de Pestbacterie. Deze Pestbacteriën leven in het bloed van knaagdieren. Elk knaagdier kan drager van de ziekte zijn. Niet alleen knaagdieren kunnen als gastheer functioneren van de bacterie maar ook huisdieren, zoals katten, honden, witte ratten en konijnen en kleine herkauwers, zoals bijvoorbeeld schapen. Maar vooral de zwarte rat was en is de grote boosdoener voor de verspreiding van de ziekte. In de vacht van ratten bevindt zich de rattenvlo Xeopsylla cheopis, deze vlooien drinken van het bloed van de rat, waardoor zij de pestbacterie vanaf nu met zich meedragen. De bacteriën beginnen zich te vermenigvuldigen in de maag van de vlo en verstoppen daardoor al snel de slokdarm van het beestje, daarom begint het beest veel meer dan gewoonlijk te bijten om deze prop, maar te kunnen kwijtraken. Deze vlooien leven het liefst in een rattenvacht, maar als de rat sterft aan de gevolgen van Pest en er geen andere rat aanwezig is, springen deze over op de mens. Door de vlooienbeten ziet de bacterie kans om in het menselijk lichaam te komen. Vlooienbeten zijn de veroorzaker van Pest bij de mens. Als het alleen mogelijk zou zijn om door middel van een vlooienbeet de ziekte te krijgen, zouden de gevolgen van de Pest in Europa nooit zo groot zijn geweest, maar ook besmetting van mens op mens is mogelijk en die besmetting kan alleen al plaatsvinden door middel van hoesten en niezen, waardoor de ziekte zich vervolgens vliegensvlug verspreid. De Pest slaat sneller toe op plaatsen waar mensen dicht op elkaar wonen en waar men het met de hygiëne niet zo nauw neemt.
Al heel vroeg onderscheidt men twee verschillende soorten Pest. Tegenwoordig noemen we deze twee soorten de Builenpest en de Longpest. De Longpest was de gevaarlijkste variant, maar ook bij de Builenpest was de kans op overleving klein.
Ziekteverschijnselen van de Builenpest traden een paar dagen nadat je gebeten was op. Er ontstonden pijnlijke bulten in de hals, oksel of liezen, deze bult was zwart, hard en ongeveer zo groot als een ei, daarbij kreeg de zieke vreselijke hoofdpijn, woedeaanvallen, koorts en ontstonden er zwarte vlekken op de huid. Dit laatste verschijnsel is de reden dat de Pest ook wel de zwarte dood wordt genoemd. Er bestond een erg kleine kans dat het slachtoffer de ziekte overleefde. Meestal stierf men door uitputting.
De kans op besmetting van mens op mens is bij de Builenpest niet erg groot, behalve als je in aanraking komt met pus uit de opengebarsten bulten, dat is wel zeer besmettelijk.
De gevaarlijkste variant is de Longpest, deze variant was ook het meest besmettelijk. Je krijgt de ziekte doordat je de Pestbacterie direct in je longen ademde, dit kon al gebeuren als je met iemand aan het praten was, die de Longpest had. Ziekteverschijnselen van de Longpest waren bloed ophoesten en benauwdheid, hierdoor volgde in bijna alle gevolgen na twee dagen de verstikkingsdood. Doordat een patiënt zo snel stierf hadden de bulten niet de tijd om zich te ontwikkelen. Er zijn nog twee andere soorten van de Pest, deze komen veel minder voor dan de andere twee die ik heb genoemd. Ten eerste is er nog de Septische Pest, hierbij raakt het bloed vergiftigd. De patiënt sterft voordat de andere verschijnselen de kans krijgen om door te breken. Dan is er ook nog de pestis minor deze wordt ook wel de Kleine Pest genoemd en is een lichte vorm van de Pest, die voorkomt bij mensen die weerstand tegen de ziekte hebben opgebouwd. Verschijnselen zijn o.a. koorts, rillingen, opgezette lymfeklieren, hoofdpijn en uitputting. De verschijnselen verdwijnen na een week spontaan.

Hoe verliep de verspreiding van de Pest?

De Pest is afkomstig uit het oosten. Niemand weet precies hoe lang mensen al worden getroffen door de Pest, maar het moet al erg lang zijn, want er zijn al erg vroege verhalen bekend waarin deze ziekte wordt genoemd. Het eerste verhaal waar van wordt aangenomen dat het over de Pest gaat, staat in de bijbel. De bijbel vertelt over de Filistijnen, die zouden zijn getroffen door een muizenplaag en een ziekte. Dit hield op toen de Filistijnen de Ark van het verbond, die ze gestolen hadden teruggaven, samen met vijf gouden muizen. Van deze bron kan echter niet met zekerheid worden gezegd dat het over de Pest gaat of dat het überhaupt in werkelijkheid gebeurd is.
De eerste bron over gevallen van deze ziekte waarvan men aanneemt dat deze historisch gezien juist is komt uit de periode 541 tot 544 na Christus, maar ook weten we dat de beroemde arts Galenus in de tweede eeuw na Christus wegvluchtte voor een epidemie. Hoogstwaarschijnlijk ging het ook hier ook om een pestepidemie.

Europa wist al voordat ze zelf werd geteisterd door de Pest, iets van deze ziekte af. Pelgrims, handelaars en zeevaarders hadden al allemaal verhalen verteld over de ziekte. Er gingen dan ook de wildste verhalen de ronde over de ziekte. Één verhaal dat de ronde ging toen de ziekte in Europa kwam, meldt dat de ziekte afkomstig is uit Oost-India. Drie dagen lang zouden daar allemaal rampen zijn gebeurd. Op de eerste dag was de lucht zwart gekleurd en regende het kikkers, hagedissen, slangen en schorpioenen. Op de tweede dag waren er vreselijke onweersbuien en waren er hagelstenen die zo groot waren, dat vrijwel iedereen werd vermorzeld. Op de derde dag viel er vuur en stinkende rook uit de hemel naar beneden, waardoor de mensen en dieren die nog leefden alsnog stierven. De giftige lucht die van dit alles afkomstig is zorgde ook voor dood en verderf in de dichtbijgelegen gebieden en deze ‘verdorven wind’ ging vervolgens richting Europa. Dit verhaal klopte ook met de opvatting die de middeleeuwse artsen hadden, dat de Pest zich via de lucht verspreidde.
De ziekte Pest bestaat dus al erg lang, maar men neemt aan dat de grote epidemieën en pandemieën pas zijn begonnen in China in het jaar 1331 na Christus. Via de vlooien op de zwarte scheepsratten verspreidde de ziekte zich vervolgens over de hele wereld. Dit ging met een behoorlijke snelheid, al in december 1347 bereikte de epidemie de havenstad Messina in Zuid Italië.
De ziekte sloeg hard toe en de mensen vluchten in paniek de stad uit, maar veel van deze mensen waren inmiddels al besmet en staken terwijl ze op de vlucht waren weer andere mensen aan.
Al snel stierven er honderden mensen per dag aan de ziekte. Vanuit Zuid-Italië breide de Pest zich met een razend tempo verder uit. Dit gebeurde via de grote handelswegen, maar vooral via de zee. Vanuit deze havens en havensteden werd het binnenland besmet. In januari 1348 bereikte de Pest de Franse stad Marseille en de Noord-Afrikaanse stad Tunis, in de zomer van dat jaar werden ook Parijs en de rest van Frankrijk bereikt. In 1349 moesten ook Engeland, Schotland en Scandinavië eraan geloven en al in december 1350 leed vrijwel heel Europa onder de ziekte.
De gevolgen waren enorm. Tussen 1347 en 1351 stierf een derde tot de helft van de Europese bevolking aan de gevolgen van de Pest. De mensen uit die tijd spreken dan ook van het ‘grote sterven’. De reden dat de Pest meer slachtoffers als ooit tevoren eiste en zich zo snel verspreidde als dat nu het geval was, was dat de Europese bevolking in de drie eeuwen daarvoor sterk was gegroeid. De reden hiervoor was dat er verbeterde landbouwtechnieken waren gekomen, waardoor men in de winter niet meer honger hoefde te lijden, ook het relatief kleine aantal oorlogen speelde een rol.
Europa was dus in korte tijd overbevolkt geraakt. Het gevolg hiervan was ten eerste dat veel mensen arm en ondervoed waren en ten tweede dat de mensen veel dichter bij elkaar leefden dan dat vroeger het geval was. Vooral in de steden was dat aan de orde, want ook deze steden groeiden enorm snel, door de snel groeiende bevolking. Daarom eiste de Pest ook meer slachtoffers in de steden dan op het platteland.
Er wordt vaak gezegd dat de Pest iedereen trof en het niet uitmaakte bij wat voor sociale laag je hoort, maar dit is een fabeltje. In de achterbuurten van de steden eiste de Pest veel meer slachtoffers dan in de rijke grachtengordels. Deze achterbuurten waren dichtbevolkt en overal lag afval en waren er open riolen. De huizen van de armen waren van hout en dus makkelijk toegankelijk voor allerlei ongedierte. De mensen sliepen in stro, dit is voor de ratten ideaal materiaal om in te nestelen. Maar het grootste probleem was de Longpest, mensen die hier aan leden sproeiden overal Pestbacteriën om hen heen waardoor ze alle mensen die dicht bij hun waren besmetten. Ook hier hadden de armen een nadeel, omdat zij met veel mensen in een kleine ruimte sliepen.
Ook het gebrek aan hygiëne was een probleem, de middeleeuwse mens waste zich zelden. De medische wereld raadde het wassen zelfs af, omdat veel wassen gevaarlijk zou zijn, daarmee opende je, je poriën voor ziektes die door de lucht werd overgebracht. Middeleeuwse artsen zagen ook de Pest als een ziekte, die via de lucht werd verspreid. Een donkere hoek in de kamer werd gebruikt als toilet, straten en grachten werden nooit schoongemaakt, dode beesten en afval werden op straat of in de grachten gegooid. De stadsbewoners gebruikten vervolgens het grachtwater gewoon weer als drinkwater. Wat de mensen ook niet in de gaten hadden was, dat de ratten, die op het afval afkwamen de Pest verspreidden. Kortom zo’n omgeving was ideaal voor de Pestbacterie.
Mensen die in een stad woonden waar een epidemie heerste en genoeg geld hadden, vluchtten naar het platteland, maar veel mensen waren inmiddels al besmet geraakt met de bacterie, waardoor de Pest zich ook verspreidden onder de dorpsbewoners.

Als een ziekte te veel mensen en dieren besmet zorgt dat er uiteindelijk voor dat de verspreiding van de ziekte wordt afgeremd. Dit was ook het geval met de Pest in Europa. Dat en de opbouw van weerstand bij degenen die de Pest hadden overleefd zorgde ervoor dat ‘het grote sterven’ ophield. Toch bleef de bacterie overleven in reservoirdieren, dit zijn dieren die zelf niet ziek worden van de bacterie, maar deze toch bij zich dragen. Dit zorgde ervoor dat de ziekte geregeld terugkwam. Tussen 1348 en 1720 woedden er tien pandemieën in Europa.
In de middeleeuwen zijn er in Nederland maar weinig mensen aan de Pest gestorven, dit begon pas enkele eeuwen later. Pas in de zeventiende eeuw, bekend als de gouden eeuw begon de ziekte ook goed huis te houden in Nederland. Het ging in die tijd erg goed met Nederland en er ontstond dan ook een bloeiende handel met allerlei verschillenden landen. Talloze schepen met hun goederen meerden aan in de Nederlandse havensteden, ook schepen uit landen waar de Pest heerste. Hierdoor zag de ziekte kans om de zich te verspreidden door middel van de zwarte scheepsratten, die veelvuldig aanwezig waren op de schepen. Tussen 1467 en 1666 werden de steden Amsterdam en Rotterdam getroffen door dertig Pestepidemieën, maar ook steden als Leiden, Gouda en Dordrecht kregen het zwaar te verduren.

Hoe werd er om gegaan met de Pest?

Houding tegenover de zieke en dode
De eerste door Pest getroffen zieken in Messina (Italië) werden liefdevol verzorgd, maar dit veranderde al snel toen ook de andere inwoners van Messina de Pest kregen. Men probeerde daarna het contact met de ‘pestlijders’ zoveel mogelijk te vermijden. Het ging zelfs zo ver dat veel mensen zelfs hun familieleden achterlieten, nadat zij er achter waren gekomen dat deze aan de Pest leden. Ouders lieten hun kinderen achter, kinderen hun ouders, broer zijn zus, iedereen liet elkaar in de steek en ging op de vlucht voor deze ziekte. Alle respect voor een geliefde zieke en dode was verdwenen.
Doden werden zo snel mogelijk naar buiten gesleept en bleven daar als afval liggen. Deze lijken werden opgeruimd door zogenoemde ‘doodgravers’, dit waren zwervers en bedelaars, die noodgedwongen dit vuile karweitje opknapten, omdat er veel geld mee te verdienen viel. Dit waren ook de mensen die de lijken begroeven, meestal gebeurde dit in een groot gat, waar tientallen lijken tegelijk werden begraven, omdat de begraafplaatsen overvol waren. Er was geen begrafenis met rouwenden of iets van dien aard.

Godsdienst
Het is moeilijk voor te stellen hoe de middeleeuwse mens zich voelde te midden van deze vreselijke ziekte. Er zal een vreselijke naargeestige sfeer hebben gehangen over de plaatsen waar een pestepidemie heerste. De mensen stonden machteloos tegenover de Pest, men kon er niets tegen doen. De mensen stierven in bosjes. De geneeskunst was in een primitief stadium, vergeleken bij die van deze tijd. Men wist niets van het belang van hygiëne of het bestaan van bacteriën. In hun wanhoop dachten veel mensen dat deze vreselijke ziekte een godsdienstige reden had. Dit was ook hetgeen wat de Paus en de geestelijken verkondigden.
De meeste mensen in de middeleeuwen geloofden dat de ziekte een straf van God was. Geestelijken vertelden dat mensen de Pest tegen konden houden door God te gehoorzamen en zo weinig mogelijk te zondigen. Dit was echter nog niet genoeg, een gelovige moest zich bovendien ‘deemoedig neerknielen voor de rechtvaardige toorn des Heren’. Dit moest men doen door middel van gebeden, vasten en het geven van aalmoezen. Zeker kon je echter nooit zijn of je Gods toorn daarmee ook af kon wenden, want deze was vrijwel niet te doorgronden. Wel meende men in de zeventiende eeuw dat bepaalde tekenen, zoals het verschijnen van onbekende vogels (vandaar ook de term Pestvogel), het verschijnen van een komeet of een vreemd licht aan de hemel een teken was van het naderen van de toorn van God. Ondanks alles wat de geestelijken vertelden, waren het de priesters zelf die stierven in bosjes doordat ze in aanraking kwamen met ‘pestlijders’.

Er werd negatief gesproken over de rijken die de mogelijkheid gebruikten om de stad te verlaten, in de hoop de ziekte te ontvluchten. In de eerste plaats omdat als je, je goed aan Gods wetten hield niets te vrezen had en ten tweede keurden veel mensen het af omdat je toch Gods toorn niet kon ontvluchten.
Ondanks alles wat de geestelijken preekten over het gehoorzamen van God, waren er toch mensen die alle wetten van God aan hun laars lapten. Mensen werden wanhopig door de uitzichtloze situatie, die werd veroorzaakt door de Pest. De Italiaanse schrijver Boccaccio schrijft in één van zijn boeken over de situatie. Hij beschrijft de situatie als volgt: ‘boeren bewerken hun land niet meer en laten hun dieren vrij door de velden zwerven en dronken bendes trekken door de stad en plunderen huizen.’ Hij concludeert: ‘Al het respect voor de wetten van God en de mens is in onze goede stad Firenze vrijwel geheel verdwenen’.
De samenleving in de middeleeuwen was heel anders dan die van nu. Vrijwel iedereen was katholiek en de grootste angst van de middeleeuwse mens was te sterven zonder de laatste sacramenten en te eindigen in de hel. Op het sterfbed had de stervende altijd nog de gelegenheid om zijn zonden op te biechten aan de priester, die hem daarna vergeving van zonden gaf, de zogenoemde laatste sacramenten. Dit was je laatste kans om in de hemel te komen na je dood. Het probleem was dat er tijdens een pestepidemie niet genoeg priesters waren om de stervenden te helpen. Er waren gewoon teveel zieken en de priester had te weinig tijd om deze allemaal te bezoeken. Bovendien stierven de priesters zelf ook volop, omdat zij degenen waren die veel met de ‘pestlijders’ in aanraking kwamen. Dit was de reden dat paus Clemens VI in 1349 de absolutie uitsprak, hierdoor gaf hij vergeving van zonden aan alle stervenden tegelijkertijd.
Gepraat over het einde der tijden is van alle tijden. Op dit moment staat het ook weer volop in de belangstelling. De rampen die elkaar in deze tijd kort na elkaar opvolgen (overstromingen, sprinkhanenplaag, armoede etc.) zouden het einde der tijden voorspellen. Het einde der tijden wordt uitgebreid beschreven in het bijbelboek Openbaringen. Voordat Jezus weer terugkomt op aarde is er een vreselijk eindtijd, deze staat beschrijven in het boek Openbaringen en zal bestaan uit natuurrampen, oorlogen, ziektes en alle erge dingen die je, je maar kunt voorstellen. Veel mensen in de middeleeuwen geloofden ook dat het einde der tijden was aangebroken. De Pest zou de voorbode zijn van het einde der tijden. De mensen gaven hier uiting aan door buitensporige vreetpartijen en flagellanten (is iemand die zichzelf geselt) trokken van stad tot stad, terwijl ze zongen, prevelden en zichzelf geselden. Dat geselen moet een vreselijk tafereel zijn geweest, de flagellanten droegen grote kruizen op hun rug en geselden hun blote ruggen totdat het begon te bloeden.

Jodenvervolging
De mensen werden half gek van angst over deze vreselijke ziekte, waar geen middel tegen hielp. Het raadsel van dit ‘massale sterven’ leek onoplosbaar. Mensen zochten daarom in hun wanhoop naar een zondebok. Er ontstond argwaan tegen de vreemdelingen. De kwetsbaarste groep hiervan waren de Joden, omdat al anderhalve eeuw verhalen de ronde deden over de ontheiliging van de hostie. De Joden zouden deze stelen en deze doorsteken en verbranden, dit omdat zij het lijdende lichaam van Jezus (hostie staat hiervoor symbool) nog erger wilden kwellen. Het was daarom dan ook een logisch gevolg dat de Joden als zondebok werden uitgekozen.
Er ging dan ook al snel een vreselijk gerucht de ronde: de Joden zouden de Pest hebben opgeroepen en al het water hebben vergiftigd om zo de Christenen uit te roeien. De Joden wilden de wereld vergiftigen, om zo wraak te nemen voor al die eeuwen dat ze waren vervolgd. Deze beschuldiging werd door vrijwel iedereen geloofd, terwijl het ook duidelijk te zien was dat de Joden zelf ook slachtoffer werden van de Pest. Dit feit kon de Europese bevolking echter niet overtuigen. De mensen waren te lang bestookt met negatieve verhalen over de Joden, deze zorgden ervoor dat het beeld over de Joden van de Europese bevolking behoorlijk was vertroebeld. Dit was de reden dat de bevolking niet meer in staat was om de geruchten redelijk te bekijken. Het gerucht werd door veel mensen al snel voor waar aangenomen.
Frankrijk was het land waar het gerucht ontstond, dit was ook het eerste land waar men voor het eerst de gevolgen van dit gerucht ondervond. In mei 1348 werd in een Zuid Franse stad de hele Joodse gemeente samen met hun heilige geschriften verbrand. Het gerucht sloeg al snel over naar Spanje. In Barcelona vermoordde de bevolking twintig joden en plunderde hun huizen. Een paar dagen daarna werd ook de Joodse gemeente in het Spaanse Cervera overvallen, achttien Joden werden vermoord en de rest werd gedwongen om te vluchten.
Al in Juli van dat jaar vaardigde paus Clemens VI een ‘bul’ uit waarin hij dreigde met ‘de kerkelijke ban’ voor degenen die Joden zonder rechterlijk vonnis doden, hun onder dwang doopten of hun spullen stalen. Deze maatregel van de paus had echter weinig tot geen effect.

In Savoye (landstreek in de Franse Alpen) werd het ‘eerste bewijs’ gevonden. Men liet Joden die werden verdacht van vergiftiging gevangen nemen. Vervolgens werden zij gefolterd totdat uiteindelijk twee van hen een bekentenis aflegden. Deze bekentenis bevatte de meest belachelijke elementen. Er zou een samenzwering zijn tussen de Joden en een Moorse koning om alle Christenen uit te roeien, om dit te bereiken wilde men de bevolking vergiftigen door middel van gedroogde slangen, schorpioenen, mensenvlees en gewijde hostiën. Deze bekentenissen werden vastgelegd in officiële stukken.
In september 1348 werden grote aantallen Joden in Savoye op de brandstapels verbrand. Het gerucht verspreidde zich daarna ook naar Zwitserland. Men vroeg bewijsstukken op uit Savoye, vervolgens vonden er dezelfde taferelen plaats als in Savoye. Joden werden verbrand, gedwongen gedoopt of verdreven.
In september 1349 greep de paus opnieuw in. Hij verklaarde dat ‘de zwarte dood’ een straf van God was en maakte nogmaals duidelijk dat de Joden onschuldig waren. Ook riep hij de geestelijken op om de Joden in bescherming te nemen. Mensen die deze regels toch zouden overtreden werden met de kerkelijke ban bedreigt.
Maar ook deze tweede ingreep van de paus hielp nauwelijks. Het gerucht verspreide zich over heel Europa en heel veel Joden vonden de dood op de brandstapels. Anderen werden gedwongen gedoopt of verdreven. Deze jodenvervolging was de ergste die de Joden in Europa ooit hadden meegemaakt. Ruim 350 gemeenten ondervonden de vreselijke gevolgen hiervan. Nergens was de jodenvervolging zo grondig en gruwelijk als in Duitsland. Hierdoor waren er Joodse gemeenten die zichzelf verbranden, voordat de woedende menigte de kans kreeg om dat te doen.

De verhouding tussen landheer en arbeider
De Pest zorgde ervoor dat de verhoudingen tussen enerzijds de adel en de gegoede burgerij en anderzijds de arbeiders en boeren veranderde. In het begin van de epidemie waren er nog werknemers genoeg om de werknemers die aan de Pest overleden te vervangen, aangezien Europa toch heel erg overbevolkt was. Er waren mensen genoeg om de verlaten boerderijen over te nemen en de lege plaatsen van de arbeiders op de landgoederen over te nemen. Ook in de stad was dit geen probleem want de mensen stonden in de rij om een baan te kunnen bemachtigen in de stad en zo te kunnen genieten van ‘het bevoorrechte stadsleven’.
Maar een generatie later zorgde de Pest voor een ernstig arbeidstekort. Dit was vooral een probleem op het platteland. Schapen en koeien dwaalden door de weiden zonder herder, omdat die gestorven was. Oogsten gingen verloren, aangezien er niemand was om de oogst binnen te halen. Dorpen waren letterlijk uitgestorven, omdat er geen mens meer woonde. Boeren maakten hier gebruik van door loonsverhogingen te vragen aan hun landheren.
Een goed voorbeeld van de verandering van de verhouding tussen de landheer en de arbeider is Engeland. De boeren vroegen ook hier om flinke loonsverhogingen, maar de adel wilde het hier niet bij laten zitten en zette het parlement in om daar wetten door te drukken, die er voor zorgden dat de lonen van de arbeiders laag bleven. Deze maatregelen van de regering waren de belangrijkste reden voor het uitbreken van de Boerenopstand van 1381 in Oost-Engeland. Dit was de grootste proletarische opstand (opstand van de bezitloze tegenover de bezitter) in Europa voor de achttiende eeuw. De boeren werden aangespoord door radicale geestelijken en zorgden er voor dat de regering omver werd geworpen en er een christelijk socialistisch regime werd ingesteld.

Maatregelen die werden genomen tegen de Pest
Er werden allerlei verschillende maatregelen genomen tegen de Pest, die soms onbewust hielpen, maar nog vaker totaal geen effect had. Men had immers totaal geen idee waar deze ziekte vandaan kwam, van bacteriën wist men toentertijd nog niets. Toch zijn er een aantal voorbeelden van maatregelen te vinden die toch hielpen tegen de Pest. Ik zal een aantal van zulke maatregelen geven.

Een belangrijk middel om de verspreiding van Pest tegen te gaan is: isolatie. Er zijn een aantal voorbeelden bekend waar men hier gebruik van gemaakt heeft. Een aantal voorbeelden zijn: Een maatregel van aartsbisschop in Milaan. Hij gaf opdracht om de eerste drie huizen die door de Pest werden getroffen samen met hun bewoners, dicht te metselen. Dit bevel werd ook opgevolgd, hierdoor werd Milaan niet getroffen door een pestepidemie. Onbewust had de aartsbisschop een goed middel gevonden tegen de Pest: isolatie. Dit bleek niet alleen op kleine schaal te werken, maar ook op grotere schaal. De bestuurders van Polen hadden ook een quarantaine ingesteld, dit is waarschijnlijk de reden dat Polen niet veel last heeft gehad van de Pest.
In latere eeuwen hebben ook veel andere gemeenten gebruik gemaakt van soortgelijke maatregelen. Men sloot huizen waar Pest heerste en schilderde er een P op. Het was voor de bewoners verboden om naar plekken te gaan, waar veel mensen samenkwamen, zoals bijvoorbeeld de kerk, kermis of de markt.
In de zeventiende eeuw kreeg men in de gaten dat schepen de Pest met zich meebrachten en dat stoffen als wol en stro ‘pestgevoelig’ waren. Daarom werden schepen eerst een tijdje in quarantaine gehouden, soms kon dit wel een maand duren. Pas als de bemanning op het schip dan nog geen Pest hadden mocht het schip gelost worden, maar meestal werd er niet gebruik gemaakt van deze maatregel. Veel vaker werden de goederen van het schip simpelweg verbrandt en het schip teruggestuurd.
Ook de bouw van Pesthuizen was een vorm van isolatie. Dit was een gasthuis die speciaal bedoeld was voor ‘pestlijders’. Alleen de arme mensen gingen naar de Pesthuizen om daar tot hun dood te worden verzorgd. De rijke ‘pestlijder’ vluchten meestal naar hun buitenhuizen op het platteland.
Er werden ook speciale Pestwerkers benoemd, dit waren mensen die zich alleen maar bezig
hield met de mensen die aan de Pest leden. Een groot probleem was wel dat veel mensen die een beroep uitoefenden als arts of vroedvrouw weigerden om voor ‘Pestlijders’ te zorgen. Toch waren er altijd wel mensen te vinden, die zich aanboden om dit werk te doen. Veel mensen deden dit, omdat je als Pestwerker veel meer verdiende dan iemand van hetzelfde beroep, die geen Pestwerker was, maar sommige mensen deden het ook als een vorm van naastenliefde. Dit is de reden dat veel nonnen en priesters zich aanboden als pestwerker, bovendien geloofden zij dat het de wil van God was of je de ziekte kreeg of niet en aan Gods wil kon je immers toch niet ontkomen.
Er waren ook gemeenten die ten tijde van een pestepidemie bepaalden dat de straatgoten tweemaal per week moesten worden schoongemaakt. Weer een andere gemeente verbood de mensen om stinkende dingen zoals vuilnis, mest en dierenkadavers op straat te gooien. Deze maatregelen hadden wel effect, want ook hygiëne speelt een rol bij de Pest,
maar het probleem was dat deze maatregelen alleen golden tijdens een uitbraak van de Pest. Na zo’n epidemie werden deze maatregelen niet meer gehandhaafd.
Naast deze maatregelen die daadwerkelijk hielpen tegen de Pest, werden er ook veel maatregelen genomen of adviezen gegeven die totaal geen invloed hadden op de Pest of soms zelfs de ziekte verergerde of zorgde dat je vatbaarder werd voor deze ziekte.
Gemeenten die werden getroffen door de Pest voerden allerlei verschillende regels in. In sommige gemeenten werden de verkoop van bepaald eten, zoals pruimen, spinazie, komkommer, wortels, rapen en radijzen waar het loof nog aan zat verboden, als er een pestepidemie uitbrak. Elke gemeente had haar eigen pakket aan maatregelen over wat te doen als er een pestepidemie uitbrak.

Ook geleerden hadden allemaal hun eigen idee over het bestrijden van de Pest. Zo gaven bijvoorbeeld Franse geleerden in 1348 een heel pakket aan adviezen. Eet geen pluimvee en speenvarken, pas op voor teveel vis en teveel beweging, kook niets in regenwater, draag warme kleding, olijfolie is slecht, dikke mensen moeten veel zonnebaden en woede, dronkenschap en baden zijn gevaarlijk. Dit laatste noemde ik ook al bij een eerder hoofdstuk over de verspreiding van de Pest. In de middeleeuwen was het een wijd verbreid idee dat baden slecht voor de mens zou zijn. Dit is een belachelijk idee in onze tijd, omdat inmiddels wetenschappelijk wel is bewezen hoe belangrijk hygiëne en dus ook baden (of wassen) is. Er bestonden allemaal verschillende adviezen die mensen volgens de geleerden ter harte moesten nemen om te voorkomen dat ze de Pest zouden krijgen.
Ook artsen hadden niet één bepaalde behandeling, die ze toepasten bij mensen die aan de Pest leden. Echte medicijnen tegen de Pest of tegen de pijn bestonden nog niet, wel werden er allemaal verschillende kruidenbrouwsels gemaakt. Deze hadden echter totaal geen effect.
Een behandeling, waarvan veel artsen gebruik maakten was aderlating, dit werd niet alleen gebruikt bij de Pest, maar ook bij talloze andere ziekten. Bij deze behandeling sneed de arts een ader open en liet het bloed eruit lopen. De theorie die erachter ziet is die van de vier lichaamssappen: gele gal, zwarte gal, bloed en slijm. Deze moesten allemaal met elkaar in evenwicht zijn. Veel artsen geloofden dat de Pest werd veroorzaakt door een te grote hoeveelheid bloed in het lichaam. Achter de intensieve zweetkuren die soms werden geadviseerd zit dezelfde theorie, maar dan gaat het om een te grote hoeveelheid slijm. Sommige artsen geloofden dat je mensen die aan de Pest leden kon genezen door de Pestbuilen uit de huid te snijden. Al deze veel gebruikte maatregelen hadden echter als gevolg dat de patiënt nog zieker werd.

Wat zorgde voor terugdringing van de Pest?

Europa is het continent dat het ergst van de hele wereld werd getroffen door de Pest, dit kwam doordat Europa erg dichtbevolkt was, daardoor leefden de mensen dicht op elkaar. Hierdoor werd de verspreiding van de Pest vergemakkelijkt.
In de achttiende eeuw verdween de Pest uit Europa. Het was niet de uitvinding van een medicijn dat ervoor zorgde dat de Pest werd uitgeroeid in Europa. Een medicijn tegen de Pest was nog niet gevonden, terwijl de Pest wel uit Europa was verdwenen. Er worden verschillende redenen gegeven voor het verdwenen van de Pest uit Europa: de verdwijning van de zwarte rat, minder armoede, beter voedsel en betere hygiëne, maar ook grotere immuniteit bij de mens, de afnemende virulentie (dat is de maat voor de hoeveelheid schade die een ziekte veroorzaakt) en het effect van de quarantaine worden als redenen gegeven voor het terugdringen van de Pest. Zekerheid over de reden dat de Pest in de achttiende eeuw in Europa niet meer voorkwam is er echter niet. Er is nog steeds geen algemeen aanvaarde verklaring.
De bacterie, die de Pest veroorzaakt werd pas in 1894 gevonden. In dat jaar ontdekte de Zwitser Alexandre Yersin de Pestverwekker door zijn microscoop. De veroorzaker bleek een bacterie te zijn, die Yersinia pestis werd genoemd, naar zijn ontdekker.Een medicijn was daarmee echter nog niet gevonden.
Men wist nu dat de Pest werd veroorzaakt door een bacterie, maar bacteriedodende medicijnen waren er toen nog niet. Een medicijn was er gevonden met de komst van de Antibiotica. In 1928 ontdekte arts en microbioloog Alexander Fleming bij toeval de penicilline. Hij ontdekte dat bij een bepaalde schimmel geen bacteriën groeiden. Dit was de ontdekking van de eerste antibiotica: de penicilline. Pas tien jaar later in 1938 werd er wat met zijn ontdekking gedaan. Toen deed een groep onderzoekers onder leiding van Howard Florey en Ernst Boris Chain verder onderzoek naar dit wondermiddel. Zij isoleerden kleine hoeveelheden penicilline, zuiverden dit en maakten er grotere hoeveelheden van. Het werd uitgebreid getest, eerst op dieren en vervolgens op mensen. In 1941 kon de penicilline pas echt worden gebruikt, dit medicijn was een doorbraak in de bestrijding van ziektekiemen, het middel was effectief en had maar weinig bijwerkingen. De productie van penicilline nam grote vormen aan toen de Verenigde Staten veel geld stak in de productie van het medicijn, daardoor was er op D-day in 1944 genoeg penicilline beschikbaar voor alle gewonde, Amerikaanse soldaten. Na de ontdekking van penicilline werden er nog vele andere soorten Antibiotica ontdekt.
Ook tegenwoordig wordt nog steeds de Antibiotica gebruikt om de Pest te bestrijden. Als een arts denkt te maken te hebben met de Pest, dan worden meestal Aminoglycosiden voorgeschreven, dit is een bacterie dodend medicijn. Meestal wordt dit voorgeschreven in de vorm van Streptomycine, dit middel is al sinds 1949 op de markt. Soms schrijft men ook Fluorchinolonen voor, maar dit vermeed men liever omdat wordt geadviseerd om deze groep medicijnen als reserveantibiotica te gebruiken. Als er geen andere Antibiotica voor handen is kan men ook gebruik maken van Tetracyclinen, maar deze medicijnen hebben alleen maar een bacterie remmende werking en geen bacteriedodende werking zoals de vorige twee andere soorten Antibiotica.

Een arts schrijft Postexpositieprofylaxe (PEP), in de vorm van doxycycline en ciprofloxacine voor, als de diagnose longpest onzeker is en als men niet in staat is om hier binnen 24 uur zekerheid over te krijgen. Een probleem van beide vormen van PEP is dat ze schadelijke zijn voor kinderen, omdat ze schadelijk zijn voor de botgroei en de tand ontwikkeling van het kind. Daarom kan men beter vermijden dat kinderen, zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven deze medicijnen gebruiken. Er moet daarom een zorgvuldige afweging worden gemaakt over de gevolgen van het medicijn wel of niet voorschrijven.
Het is belangrijk dat een patiënt snel wordt behandeld en de goede Antibiotica krijgt, want bij het toedienen van een verkeerde Antibiotica kan de toestand snel verslechteren en kan de patiënt zelfs overlijden. Ook is het belangrijk dat de Antibiotica kuur wordt afgemaakt. Er bestaat ook een vaccin tegen de Pest dat wel wordt gebruikt, maar de werkzaamheid hiervan is nog niet aangetoond.
Ook vandaag de dag nog worden Pestpatiënten geïsoleerd, dit om verspreiding zoveel mogelijk te vermijden. Als men vermoedt dat iemand de Pest heeft moet deze direct worden opgenomen en in quarantaine worden geplaatst. In Nederland heeft men zelfs het recht om deze patiënten te isoleren ook al willen ze dit niet.
Bij de Pest geldt dat voorkomen beter is als genezen, aangezien nog steeds vijftien procent de ziekte niet overleefd. Mensen die naar een gebied reizen of in een gebied zijn waar een reëel gevaar is voor het oplopen van de Pest kunnen daarom beter preventief Antibiotica innemen. Op de plaatsen waar mensen wonen is het belangrijk om vlooien en knaagdieren te bestrijden en geen etenswaren te laten rondslingeren.

Komt de Pest nu nog voor?

De Pest is vanaf achttiende eeuw nooit meer op zo’n grote schaal aanwezig geweest in Europa. Andere continenten waren minder gelukkig. China werd in 1894 zwaar getroffen door een Pestepidemie, miljoenen mensen stierven aan de gevolgen van de Pest. Ook India werd daarbij zwaar getroffen, tussen 1896 en 1920 stierven daar meer dan tien miljoen mensen aan de Pest. Een positief effect van de epidemie was dat de Zwitser Yersin, de ziekte nu kon onderzoeken. In Hongkong ontdekte hij de Pestbacterie. Een medicijn was daarmee echter nog niet gevonden. Daarna zijn er ook nog diverse pestuitbraken geweest. In Noord-Amerika werd de stad San Francisco tussen 1900 en 1909 getroffen door verschillende Pestuitbraken. Ook Europa werd zelfs in de twintigste eeuw nog getroffen door de Pest, ditmaal op zeer kleine schaal, in 1917 werd het Engelse Suffolk getroffen en in 1922 Bristol, dat tevens in het Verenigd Koninkrijk ligt. Deze laatste was voorlopig de laatste pestuitbraak in Europa, maar de laatste jaren wordt de Pest weer als een actuele ziekte gezien. Tussen 1990 en 1994 noteerde de WGO (Wereld Gezondheids Organisatie) meer pestgevallen dan in het hele decennium daarvoor. Van 1990 tot 1994 werden er gemiddeld 2025 gevallen per jaar genoteerd, terwijl in de jaren tachtig gemiddeld 861 gevallen per jaar werden genoteerd. Inmiddels is dit getal opgelopen tot 3000 (cijfers uit 2002) gevallen per jaar.
Over de hele wereld zijn gevallen van de Pest bekend. In Afrika is de afgelopen jaren de Pest geconstateerd in: Angola, Botswana, de Democratische Republiek Kongo (Zaïre), Kenia, Libië, Madagaskar, Malawi, Mozambique, Zuid-Afrika, Tanzania, Oeganda, Zambia, en Zimbabwe. Ook in Azië zijn er Pestgevallen geconstateerd in de landen China, India, Kazakstan, Laos, Mongolië, Myanmar (Birma) en Vietnam. In Zuid-Amerika zijn dit de landen Bolivia, Brazilië, Ecuador en Peru. Verrassend voor veel mensen is wellicht dat de Verenigde Staten ook in dit rijtje thuishoort. De reden dat de Pest juist in deze gebieden toeslaat is dat in de uitgestrekte plattelandsgebieden van Zuid-, Midden- en Noord-Amerika, Afrika en Azië in het wild levende knaagdieren leven waarbij nog steeds Pest voorkomt. Op zich is dat gegeven alleen geen probleem, maar soms slaat de ziekte over op de knaagdieren die in de dorpen en steden wonen. Vooral de rat speelt hierbij een rol, omdat dit dier veel voorkomt in stedelijke, dichtbevolkte gebieden. Hierdoor loopt de mens de kans om besmet te raken met de Pest. Op negentien Juli 2005 kwam de ziekte toch wel heel dichtbij. Toen werd er op het eiland Marmara in Turkije Pest geconstateerd onder kleine herkauwers. Hierdoor komen ook Nederlanders in contact met de Pest, omdat deze veel naar Turkije op vakantie gaan. Toch is het risico op Pest vandaag de dag niet zo groot. Als je het krijgt moet je al zijn gebeten door een besmette vlo, een besmet dier hebben aangeraakt of in aanraking zijn geweest met iemand die lijdt aan de zeer besmettelijke longpest. Doordat men tegenwoordig weet waar de ziekte door wordt veroorzaakt eist de ziekte bij een mogelijke Pestepidemie veel minder slachtoffers dan dat vroeger het geval was.

Biologische oorlogsvoering
Een groot gevaar voor de verspreiding van de Pest is biologische oorlogsvoering. Japan heeft als allereerste de Pest gebruikt, als biologische oorlogsvoering. In de Tweede Wereldoorlog heeft het Japanse leger burgers en krijgsgevangenen opzettelijk met de ziekte geïnfecteerd in Mantsjoerije (gebied in China). Hierdoor zijn er erg veel slachtoffers gevallen.
Ook tegenwoordig wordt er weer veel gepraat over het gevaar van biologische oorlogsvoering, in die context wordt ook de Pest weer genoemd. Het probleem is dat het gemakkelijk is om ziektekiemen te maken en te verspreiden. De meeste landen zullen niet snel voor biologische oorlogsvoering kiezen, maar er zijn vandaag de dag toch een paar landen die het gebruik van biologische oorlogsvoering niet schuwen. Een voorbeeld is Irak, dit land onthulde in 1995 dat zij een zeer uitgebreid programma voor biologische oorlogsvoering in haar bezit had. Dit gevaar is op dit moment afgewend, omdat Amerika een oorlog is begonnen tegen Irak en het oude regime is verdwenen, maar Irak is niet het enige land dat een gevaar oplevert in verband met biologische oorlogsvoering. En dan zijn er natuurlijk ook nog terroristische organisaties zoals Al Qaeda. Vooral vanuit deze hoek is men bang voor de biologische oorlogsvoering. Als iemand echt de Pest als biologische oorlogsvoering zou inzetten zou dat een grote ramp zijn.

Opmerkelijk
In maart 2005 stond er een heel opmerkelijk bericht in de krant. Twee Britse wetenschappers concluderen dat de pestepidemieën die Europa van de middeleeuwen tot de achttiende eeuw troffen een deel van de Europeanen mogelijk immuun heeft gemaakt voor het Aids virus. Doordat mensen immuun werden tegen de Pest trad er een genetische verandering op, dit werd overgedragen op de volgende generaties. Ongeveer tien procent van de Europeanen heeft deze genetische verandering en in Scandinavië zelfs vijftien procent. Dit komt veel minder voor in de landen aan de Middellandse Zee en in Centraal Afrika, Azië en onder de Amerikaanse Indianen komt dit zelfs helemaal niet voor. De reden dat in Europa zoveel mensen deze genetische verandering hebben en in andere gedeelten van de wereld niet is omdat de Pest in Europa het allerheftigst heeft gewoed. Ze willen dit nu verder onderzoeken, want misschien is het mogelijk om met deze wetenschap een nieuw goed werkend medicijn te vinden tegen Aids.


Conclusie:
Hoe verdween de Pest uit Europa?

De Pest is een ziekte die wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte komt vooral voor bij knaagdieren, die door middel van de vlooien in hun vacht de ziekte overbrengen op de mens. Er zijn vier verschillende soorten Pest: Longpest, Builenpest, Septische pest en de kleine Pest. De Longpest is de meest besmettelijke variant.
De Pest is een ziekte die afkomstig is uit het Oosten. In 1347 kwam de ziekte aan in Europa, vervolgens verspreidde de ziekte zich vliegensvlug over heel Europa. De Pest zag kans om zich zo snel te verspreiden, doordat Europa in korte tijd overbevolkt was geraakt, hierdoor leefden de mensen dicht bij elkaar.
De gevolgen van de Pest waren groot. De angst regeerde voor deze vreselijke ziekte. De meeste mensen hielden zich verre van ‘Pestlijders’ zelfs als het een familielid was. De geestelijken vertelden dat de ziekte een straf van God was, dit werd ook door de meeste mensen geloofd. De mensen probeerden daarom zo weinig mogelijk te zondigen, maar er waren ook mensen die alle regels van God aan hun laars lapten en er op los leefden. Veel mensen dachten dat het einde der tijden was aangebroken. De Pest was daar de voorbode van. Een zwarte bladzijde uit die tijd is de Jodenvervolging. Hele gemeenschappen werden verbrand, verdreven of gedwongen gedoopt, omdat men geloofde dat de Joden de ziekte opzettelijk hadden verspreid. Ook de verhouding tussen landheer en arbeider veranderde, doordat er een tekort aan arbeidskrachten ontstond, konden de arbeiders meer eisen stellen.
Er werden veel verschillende maatregelen genomen tegen de Pest. Veel daarvan hadden totaal geen effect of maakten de situatie zelfs erger, toch zijn er een aantal voorbeelden bekend die wel hebben geholpen. Deze maatregelen hadden betrekking op de hygiëne of isolatie.
In de achttiende eeuw verdween de Pest uit Europa. Er bestaan verschillende verklaringen voor het verdwenen van de Pest: de verdwijning van de zwarte rat, minder armoede, beter voedsel en betere hygiëne, maar ook grotere immuniteit bij de mens, de afnemende virulentie (dat is de maat voor de hoeveelheid schade van een ziekte) en het effect van de quarantaine worden genoemd. Één algemene verklaring bestaat er nog steeds niet.
De Pestbacterie werd ontdekt in 1894. Pas in 1941 was er met de ontdekking van de Antibiotica een medicijn gevonden tegen deze vreselijke ziekte. Toch sterft nog steeds vijftien procent van de mensen die lijdt aan de Pest, men kan daarom het beste proberen om de ziekte zoveel mogelijk te vermijden, door vlooien- en knaagdierenbestrijding en het slikken van preventieve Antibiotica als men zich in een risicovol gebied bevindt.
Ook nu nog bestaat de Pest. De laatste jaren zijn er zelfs meer gevallen bekend, dan de jaren daarvoor. De Pest komt voor in Amerika, Afrika en Azië. Dit komt doordat hier knaagdieren leven die aan de Pest lijden. In Europa komt de Pest niet meer voor, omdat hier geen knaagdieren leven die aan de ziekte lijden. Toch kan de ziekte ook hier makkelijk komen. Doordat de mens tegenwoordig over de hele wereld op vakantie gaat. De Pest wordt ook vaak in combinatie genoemd met biologische oorlogsvoering. In dit verband wordt de Pest als groot gevaar gezien vooral in verband met terroristische organisaties als Al Qaeda. Opmerkelijk is een onderzoek van twee Britse wetenschappers. In Europa zou tien procent van de mensen immuun zijn tegen de Pest en daardoor ook tegen Aids. Men is nu bezig om dit verder te onderzoeken, misschien is het mogelijk om met deze wetenschap een medicijn te vinden tegen Aids.


Literatuurlijst

Boeken:
Titel: De Zwarte Dood, hoe de Pest de wereld veranderde
Schrijver: Norman F. Cantor
Uitgeverij: Agora-Kampen
Eerste druk: 2001

Titel: Informatie de Ruiter’s Documentatiecentrum, de Pest
Schrijver: Hella de Groot
Uitgeverij: Wolters-Noordhoff
Eerste druk: 2002

Titel: Virussen en bacteriën in opmars
Schrijver: Pieter van Doorn
Uitgeverij: Davisfonds/Leuven
Eerste druk: 2002

Titel: Van Pest tot Aids
Schrijver: Annet Mooij
Uitgeverij: THOTH Bussum
Eerste druk: 2001

Titel: …En zij werden verstrooid onder alle volken, de geschiedenis van het Joodse volk na het bijbelse tijdvak
Schrijver:Werner Keller
Uitgeverij: La Rivière&Voorhoeve

Eerste druk: 1969

Titel: Omzwervingen,
de geschiedenis van het Joodse volk
Schrijver: Chaim Potok
Uitgeverij: BZZTôH ‘s-Gravenhage
Eerste druk: 1989

Internet:
http://www.medicinfo.nl
http://www.consumed.nl/database/indicatie
landelijk coördinaatstructuur infectieziektebestrijding:
http://klant.exed.nl/gsk/xda/output/81.htm
http://nl.wikipedia.org/wiki/Antibiotica

Artikelen
-Iedereen kan biologische wapens maken Simpel & dodelijk door Karel Knip
21 februari 1998 NRC handelsblad
-Pest van de kleine herkauwers
uitgegeven door het ministerie van landbouw, natuur en voedselkwaliteit 19 juli 2005
-Pest maakte deel Europeanen immuun voor aids 10 maart 2005 Het nieuwsblad (België)


Afbeeldingen:
Alle afbeeldingen zijn afkomstig uit de bovengenoemde boeken. Alleen de afbeelding over de jodenvervolging is afkomstig van internet, namelijk: http://webs.wichita.edu/mschneegurt/

Bijlages

21 februari 1998
Iedereen kan biologische wapens maken
Simpel & dodelijk

Dodelijke ziekteverwekkers zijn gemakkelijk te kweken. Voor reguliere legers is de uitwerking te onvoorspelbaar, maar voor terroristische landen en doorgedraaide sekten is dat geen probleem.
RUIM TWEE JAAR nadat Irak onverwachts onthulde welke omvang zijn programma voor biologische oorlogsvoering had, lijkt het nog nauwelijks tot de publieke opinie door te dringen welk sinister precedent de Iraakse inspanningen hebben geschapen. Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog was een staat klaar om een oorlog met biologische wapens te beginnen. De VN-inspecteurs van UNSCOM vonden niet alleen het fabriekscomplex waar de bacteriën werden gekweekt, zij vonden ook bommen, granaten en raketkoppen die met miltvuur-bacteriën en botuline-gif waren geladen.
Eerder deze eeuw heeft alleen Japan tijdens de Tweede Wereldoorlog biologische wapens (paratyfus, miltvuur, pest) door de beruchte eenheid-731 laten inzetten tegen de Chinese bevolking en tegen krijgsgevangenen die als proefpersonen werden gebruikt. Ook Duitsland had, zoals in de Eerste Wereldoorlog, een bescheiden biologisch programma, maar kreeg nooit een wapen gereed.

De VS, Canada en Engeland ontwikkelden in de Tweede Wereldoorlog al wel wapens. Engeland bombardeerde bij wijze van experiment in 1942 het Schotse eilandje Gruinard met miltvuurbommen en is, evenals de VS, na de oorlog blijven doorwerken aan biologische wapens. De VS onderwierpen grote delen van de bevolking aan proeven met onschuldige bacteriën, zonder dat bekend te maken.
President Nixon beëindigde in 1969 de ontwikkeling van biologische wapens en gaf opdracht alle voorraden te vernietigen. Deze eenzijdige stap versnelde de totstandkoming van de Biological Weapons Convention in 1972. De ondertekenaars beloven af te zien van offensief onderzoek en geen voorraden pathogene micro-organismen en 'toxinen' (vergiffen van biologische oorsprong) aan te leggen. De conventie werd prompt ondertekend door de Sovjet-Unie, maar dat heeft niet verhinderd dat in 1979 een miltvuur-epidemie rond Sverdlovsk (Jekaterinenburg) uitbrak die vanuit een militair onderzoekslaboratorium was verspreid. De Sovjet-Unie is er ook van beticht tussen 1979 en 1981 toxinen van de schimmel Fusarium (de zogenoemde 'yellow rain') te hebben geleverd aan Cambodja en Laos, maar dat lijkt een verzinsel te zijn. De conventie heeft, schrijft de Scientific American (december 1996), een paradoxaal effect gehad. Nooit eerder hebben zoveel staten zoveel goeds beloofd en nooit eerder werden zoveel staten van de aanmaak van biologische wapens verdacht. De Amerikaanse Office for Technology Assessment ( OTA ), die in 1991 en 1992 aan het Congres rapporteerde over het gevaar van biologische wapens, schatte het aantal toen op meer dan 15. Daaronder zijn beruchte staten als Libië, Iran, Irak en Noord-Korea. Desondanks kwam de OTA nog tot de conclusie dat de grootste dreiging kwam van 'nonstate actors': terroristische groeperingen en doorgedraaide sekten. Staten zijn tot nu toe steeds teruggedeinsd voor de inzet van biologische wapens. Ook van militaire zijde is er afkeer van de middelen die tamelijk onvoorspelbaar zijn in hun uitwerking, traag werken en makkelijk een gevaar worden voor de eigen troepen.
Bij terroristische groeperingen bestaan die bezwaren minder of helemaal niet. En de interesse is aantoonbaar groot. In 1972 bleek de Amerikaanse sekte 'Order of the Rising Sun' een monster Salmonella typhi, veroorzaker van tyfus, in bezit te hebben. In 1980 werd bij de Baader Meinhof-groep Clostridium botulinum, producent van het dodelijke botuline-gif, gevonden. In 1984 verspreidden Amerikaanse aanhangers van Bhagwan Shree Rajneesh zelfgekweekte Salmonella-bacteriën over salades in restaurants, met honderden ziektegevallen als gevolg. Maar meer dan koorts en zware diarree heeft dat niet opgeleverd - een ramp had zich tot aan de jaren negentig niet voorgedaan.
Sinds het verschijnen van de eerste OTA -analyses is het wereldbeeld sterk veranderd. In 1995 verspreidde de Japanse sekte Aum Shinrikyo het zenuwgas Sarin in de metro van Tokio. Later werden cultures Bacillus anthracis (veroorzaker van miltvuur), Clostridium botulinum en Coxiella burnetii in laboratoria van de sekte aangetroffen. Het werd duidelijk dat die ook Ebola-virus had trachten te krijgen (hoe onnuttig dat waarschijnlijk ook is). In hetzelfde jaar vond men bij een militante groepering in Minnesota een hoeveelheid zelfgewonnen ricine (het neurotoxine uit de wonderboom Ricinus) en bestelde Larry Harris, dezelfde die eergisteren opnieuw in het nieuws kwam, bij de gerenommeerde American Type Culture Collection ( ATCC ) in Maryland enige monsters van de pestbacterie Yersinia pestis. Hij kreeg drie monsterflesjes geleverd. In juli en augustus 1995 onthulde Irak zijn monstrueuze programma voor biologische oorlogsvoering.
Enerzijds staat nu vast dat een grootschalig biologisch oorlogsprogramma makkelijk verborgen kan blijven, anderzijds is aangetoond dat genoeg mensen ook werkelijk bereid zijn de dodelijke middelen in te zetten. Nooit eerder leek een terroristisch gebruik van pathogenen zo dichtbij. Toch krijgt de verdediging tegen biologische wapens eigenaardig genoeg nog niet veel aandacht - aan het Nederlandse defensieve programma, ondergebracht bij TNO -Preventie en gezondheid in Leiden, werken zegge en schrijve twee stafleden en drie analisten - maar dat lijkt een kwestie van tijd. Daarop wijzen recente artikelen in Scientific American (december 1996), de Journal of the American Medical Association (6 augustus 1997) en, bijvoorbeeld, Foreign Affairs (jan-februari 1998).
Er zijn twee slecht bekende, buitengewoon sinistere kanten aan biologische wapens: de productie ervan is kinderlijk eenvoudig en de burgerbevolking is er niet tegen te beschermen. Bijna alle denkbare pathogene micro-organismen blijken gewoon te koop bij instituten die collecties aanhouden voor wetenschappelijk onderzoek of de bereiding van vaccins. Het klassieke standaardwerk 'Bergey's Manual of Systematic Bacteriology' noemt in zijn laatste editie de veertig belangrijkste leveranciers van bacterie-preparaten (in Nederland zijn dat de bacteriecollectie van de TU Delft en de schimmelcollectie van het Centraal Bureau voor Schimmelcultures in Baarn). In de VS zijn de meeste gerenommeerde collecties die van de al genoemde ATCC in Rockville, Maryland en die van de Centers for Disease Control and Prevention ( CDC ). Irak bestelde zijn dodelijke bacteriën in de jaren tachtig gewoon bij ATCC , CDC en bij het Institut Pasteur in Parijs. Gebleken is dat de instituten, tot voor kort, elke aanvraag die op waardig briefpapier binnenkwam honoreerden tegen een minimum aan kosten.
Overigens zijn veel van de begeerde pathogene bacteriën en schimmels ook gewoon 'uit de natuur' te halen. Met de twee meest favoriete bacteriën, Bacillus anthracis en Clostridium botulinum, is dat al heel eenvoudig. Ze komen, ook in Irak, volop in de bodem voor en zijn daaruit, dankzij het feit dat het sporenvormers zijn, makkelijk te isoleren. Bacterie-sporen zijn resistenter tegen hitte, droogte en desinfectantia (zoals alcohol) dan gewone bacteriecellen. Verhit men een bodemmonster 10 minuten in water van 70 graden, dan blijven voornamelijk sporenvormers over. Kweekt men verder zonder zuurstof, dan worden veel Clostridia opgehoopt, mèt lucht meer bacilli. 'Bergey' beschrijft in detail hoe vervolgens de verschillende Bacillus- en Clostridium-soorten van elkaar zijn te scheiden.
Is eenmaal een zogenoemde reincultuur (vrij van andere organismen) verkregen dan is het een kleine moeite daarvan grote hoeveelheden te kweken met hulp van zogenoemde 'complexe kweekmedia'. Daarvan zijn er tonnen gevonden in Irak. Anders dan de naam suggereert steken de complexe media heel eenvoudig in elkaar. Het zijn bouillons van - gedeeltelijk enzymatisch verteerd - vleesextract, gistextract en een eenvoudige suiker, soms aangevuld met een zuurregelaar. Er kan gekweekt worden in grote glazen flessen die op schudmachines in beweging worden gehouden (voor de doorluchting), maar voor grotere hoeveelheden zijn roestvrijstalen reactievaten ('fermentors') aantrekkelijker. Deze bevatten een elektrisch roerwerk, een verwarmingsspiraal en wat aanvoerleidingen voor de voeding. Het kweken van bacteriën, ook pathogene bacteriën, is bij uitstek low-tech. In een flinke keuken komt men al een heel eind.
Voor de oogst en opslag van de bacteriën of hun toxinen is apparatuur nodig die in elk medisch of biologisch laboratorium is te vinden. Centrifuges, filtratie-apparatuur, spray-dryers, vriesdrogers, koelkasten. Voor wie niet l te grootschalig wil werken, is het niet moeilijk alle gewenste hulpmiddelen in bezit te krijgen.

De literatuur noemt tientallen verschillende micro-organismen (bacteriën en virussen) en toxinen die voor biologische oorlogsvoering in aanmerking komen. Stuk voor stuk hebben ze hun specifieke voordelen: sommige wekken ziekten op die uiterst moeilijk zijn te diagnostiseren, voor andere is nog geen therapie, weer andere laten zich heel makkelijk van mens naar mens overdragen (wat overigens vaak niet nodig is). Er blijkt een zekere voorkeur te groeien voor het gebruik van virussen, omdat tegen de meeste virus-infecties geen goede therapie bestaat. Uit militair oogpunt is het gebruik van de acuut werkende toxinen (zoals het genoemde botuline en ricine, beide vele malen giftiger dan VX, het giftigste zenuwgas) aantrekkelijk.
De literatuur besteedt ook ruime aandacht aan de ongekende mogelijkheden die moderne genetische technieken bieden om de biologische wapens verder te vervolmaken. Met behulp van genetische manipulatie is resistentie tegen bijna elk denkbaar antibioticum aan te brengen. Ook zijn de genen die coderen voor de gevaarlijke toxinen te implanteren in onschuldige bacteriën, zoals de darmbacterie Escherichia coli. Ten slotte is de buitenkant van een pathogene bacterie zó te veranderen, dat hij niet meer als zodanig wordt herkend door het immuunsysteem.
Het is veelzeggend dat Irak het zwaartepunt van de biologische wapen legde bij de genoemde, heel conventionele bacteriën en, voor zover bekend, geen geavanceerde DNA -technieken inzette. ,,Dat is ook helemaal niet nodig'', zegt dr. P.J. van Dalen van TNO in Leiden. ,,Onder de huidige omstandigheden is de inzet van Bacillus anthracis of de verspreiding van botuline-gif nog een geducht, vaak dodelijk middel. De bestaande detectie-apparatuur, hoe geavanceerd ook, is nog zo traag dat een omvangrijke besmetting vaak niet zal zijn te voorkomen. Een doeltreffende vaccinatie tegen anthrax (miltvuur) is veel moeilijker dan vaak wordt aangenomen, daarvoor moeten in de loop van een jaar zes injecties worden gegeven. Tijdens de Golfoorlog is de vaccinatie in een chaos geëindigd, waarschijnlijk was niemand volledig tegen anthrax beschermd.'' Van Dalen beaamt dat ook zonder moderne DNA -technieken vaak makkelijk resistenties tegen antibiotica in bacteriën worden opgewekt. Het eenvoudigst is de desbetreffende bacterie, na een milde mutagene behandeling, in een kweekmedium te brengen waarin ook het antibioticum is opgenomen. Heeft dat geen resultaat, dan is 'kruising' (met overdracht van zogenoemde 'plasmiden') met een bacterie die al wel resistent is vaak een oplossing. Er bestaan, noteert 'Bergey', al penicilline-resistente miltvuurbacteriën.
Technisch gezien is de zogenoemde weaponization de bottleneck van de biologische oorlogsvoering. In de meeste gevallen zal het wenselijk zijn een biologisch preparaat als aerosol, een nevel van stoffijn poeder of druppeltjes, in de lucht te brengen. Zijn de aerosol-deeltjes te grof, dan vallen ze te snel terug naar de aarde en dringen ze niet diep genoeg in de longen om effectief te zijn. Zijn ze te fijn, dan verwaaien ze makkelijk oncontroleerbaar in de wind. Aan de productie van aerosolen is veel onderzoek besteed.
Irak lijkt zich niet het hoofd te hebben gebroken over de optimale aerosol. Men had landbouw-sproeivliegtuigjes en zelfs een onbemande MiG-21 ingericht voor de verspreiding van de middelen, maar van de - minder kwetsbare - bommen en granaten met anthrax en botuline was nauwelijks een effectieve verspreiding te verwachten. Toch hadden ze in Tel Aviv of Jeruzalem een drama kunnen aanrichten.
Een terrorist kan met een flitspuit of een parfum-verstuiver in een winkelcentrum een ramp aanrichten. En het kan nòg simpeler, zoals het Amerikaanse Ministerie van defensie zelf aantoonde. Onderzoekers vulden gloeilampen met een onschuldige Bacillus-soort (een 'simulant') en wierpen die door de luchtroosters op passerende metrotreinen. De bacteriën werden later tot in de verste uithoeken van het metrostelsel aangetroffen.
De productie van biologische wapens is zó eenvoudig, dat het praktisch gesproken niet mogelijk is om een biologisch wapenprogramma te vernietigen. De geselecteerde bacteriën kunnen immers in elke keukenijskast worden opgeslagen.
Alle deskundigen zijn het erover eens dat een gebombardeerd biologisch programma binnen twee tot zes maanden weer volop productief kan zijn. De benodigde apparatuur is door zijn typische 'dual-use' karakter binnen de kortste keren aangevuld. Exportbeperkingen hebben daarop nauwelijks greep. Alleen als, zoals het streven is, in het kader van een aangepaste Biological Weapons Convention een systeem van verificatie en dus inspecties wordt ingevoerd is er enige hoop op intoming van klandestiene programma's.
Langzaam begint de omvang van de dreiging door te dringen. De Amerikaanse overheid steekt, meldt Jane's Defence Weekly (29 oktober 1997), anderhalf miljard gulden in de ontwikkeling van detectie-methoden en vaccins. De verwachting is dat met behulp van de moderne genetisch technieken redelijk snel resulaat zal worden geboekt. Praktisch gezien is het onuitvoerbaar om de vaccins aan de burgerbevolking uit te reiken.

'Biological and toxin weapons today' SIPRI, 1986; 'The eleventh plague. The politics of biological and chemical warfare' door Leonard A. Cole (W.H. Freeman, 1997); Unscom-rapport S/1995/1038; SIPRI-jaarboeken (1992 t/m 1996). Journal of the American Medical Association (6 augustus 1997).
Karel Knip

www.nrc.nl

Pest van de kleine herkauwers
19 juli 2005
Uitbraak in Turkije
Op het eiland Marmara in Turkije is op 19 juli 2005 melding gemaakt van een uitbraak van pest van de kleine herkauwers (ook wel 'Peste de petite ruminants' genoemd). De locale overheden hebben passende maatregelen genomen en de veehouders in het gebied geïnformeerd.
Reizigers wordt gevraagd om rekening te houden met de aanwezigheid van deze besmettelijke dierziekte. Zie ook 'Besmettelijke dierziekten en reizigers' in de linker kolom.
De ziekte
Pest van de kleine herkauwers is een virusziekte bij geiten en schapen. Het virus is nauw verwant aan het runderpestvirus. Runderen en varkens kunnen het kleine herkauwerspestvirus wel krijgen, maar worden er niet ziek van. De ziekte is niet gevaarlijk voor mensen.
Symptomen

Bij geiten is de weerstand tegen de ziekte afhankelijk van het ras. In sommige gevallen, met name in gebieden waarin de ziekte vaak voorkomt, zijn weinig problemen omdat de dieren daar weerstand hebben. In andere gevallen, met name daar waar de dieren geen weerstand hebben, kunnen de verschijnselen zeer ernstig zijn.
De ziekte begint met plotselinge koorts en algemene ziekteverschijnselen zoals rusteloosheid, dorre vacht, droge neus en minder trek in eten. Ook kan een dier last krijgen van uitvloeiing uit de neus (soms zelfs pussige uitvloeiing) en wonden aan de neus. Op de tong en in de bek komen wonden voor en de dieren kunnen ernstige diarree krijgen en ademhalingsproblemen hebben. Drachtige dieren kunnen een abortus krijgen. Veel dieren sterven binnen vijf tot tien dagen met verschijnselen van uitdroging en verhongering.
Het aantal dieren in een kudde dat ziek wordt, is ook afhankelijk van de weerstand binnen de kudde. Hoe beter de algemene weerstand van de dieren, hoe minder dieren ziek worden. In gebieden waar de ziekte vaker voorkomt, hebben dieren ook specifieke weerstand tegen de ziekte. Hetzelfde geldt voor het aantal dieren dat sterft. In gebieden waar de ziekte niet voorkomt, wordt zo'n negentig procent van de dieren ziek en kan tachtig procent van de dieren overlijden.
Besmetting
Het virus wordt alleen overgebracht via direct contact van zieke dieren met gevoelige dieren. Het virus zit met name in de uitvloeiing uit de neus en ogen van een ziek dier.
Verspreiding
Pest van de kleine herkauwers komt voor in Afrika, het Arabische schiereiland, het Midden-Oosten en India. De landen in Europa zijn vrij van pest van de kleine herkauwers. Import van kleine herkauwers uit besmette gebieden is verboden, dus het risico dat de ziekte in Nederland opduikt, is heel klein.
Vaccin
In Europa worden schapen en geiten niet tegen de pest van de kleine herkauwers gevaccineerd. De Europese Commissie kan bij een uitbraak toestemming geven om op beperkte schaal schapen en geiten in te enten om de ziekte onder controle te krijgen. Dat kan wel ernstige gevolgen hebben voor de export. Er bestaan vaccins tegen pest van de kleine herkauwers, maar deze zijn in Nederland niet beschikbaar.
Ministerie van landbouw, natuur en voedselkwaliteit

www.minlnv.nl

Pest maakte deel Europeanen immuun voor aids
De pestepidemieën die Europa van de middeleeuwen tot de achttiende eeuw teisterden, hebben een deel van de Europeanen mogelijk immuun gemaakt voor het aids-virus. Dat is de conclusie van twee Britse wetenschappers.
Ongeveer 10 procent van de Europeanen heeft de genetische verandering en in Scandinavië is dat aantal zelfs 15 procent. De mutatie komt veel minder voor in landen die grenzen aan de Middellandse Zee, terwijl die in Centraal-Afrika, Azië en onder nazaten van de Amerikaanse indianen helemaal niet voorkomt.

De oorzaak ligt bij de dodelijke epidemieën van infectieziekten in de Middeleeuwen. Mensen met de mutatie werden niet ziek en gaven deze bescherming door aan hun nakomelingen. Die natuurlijke selectie leidde ertoe dat de mutatie nu veel meer voorkomt.

Professor Christopher Duncan van de universiteit van Liverpool wijt de prominente aanwezigheid van de mutatie aan de bescherming die ze bood tegen een andere dodelijke, virale infectieziekte die in het verleden lange tijd woekerde. ’Dat de mutatie vooral in Europa voorkomt, laat uitschijnen dat de middeleeuwse plagen de frequentie waarin ze voorkomt flink hebben opgedreven. De epidemieën woedden immers enkel in Europa en waren 100 procent dodelijk’, zegt Duncan.

11/03/2005

Het Nieuwsblad (België)
(http://www.nieuwsblad.be)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.