Evolutie

Evolutietheorie De ontwikkeling van leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen, wordt evolutie genoemd. De evolutie theorie gaat uit van genotypen, natuurlijke selectie en het ontstaan van nieuwe soorten. Natuurlijke selectie Daar bedoelen we mee: als een dier met een zwakke gezondheid of met een opvallende kleur snel ten prooi worden. Dit verschijnsel heet natuurlijke selectie. Het genotypen bepaalt of een individu goed of slecht is. Dus met een goede aanpassing is de overlevingskans groter. Er zullen dan ook veel nakomelingen voortplanten. De individuen met een slechte genotypen gaan dood en krijgen weinig of geen nakomelingen. De voorouder van de giraffe had een slechte genotypen want zijn nek was te kort om bij de bladeren te komen. Maar een van zijn nakomelingen, de giraffe, had een langere nek en had een betere genotypen. Dit noemen we geëvolueerd, het beest zelf gaat dood maar de mutanten, de giraffe met de lange nek, blijft voort leven. Hetzelfde met honden. Je hebt twee verschillende honden die uitsterven maar hun nakomelingen (een menging tussen de twee honden) , omdat hij dan een betere genotypen heeft, blijft voortleven. Het ontstaan van nieuwe soorten Als een groep van hetzelfde soort gescheiden raken, ontstaan er nieuwe soorten door de milieu en voeding enz. De twee soorten verschillen steeds meer en kunnen geen nakomelingen meer krijgen. Het zijn dan twee hele verschillende soorten. Als een soort zich aanpast aan zijn nieuwe milieu kan het een schutkleur van zijn nieuwe milieu krijgen. Hetzelfde is met de berkenspanners. Eerst was de donkere als prooi doordat de boomstammen vak wit waren. Maar daarna kwam er roet op de stammen zodat de licht grijze uitstierven. Ook met vogels, als een groep vogels in tweeën splitst en de ene groep vliegt naar een andere eiland dan ontstaan er ook nieuwe soorten.
Fossielen Fossielen zijn versteende overblijfselen van organismen of afdrukken in gesteenten. Ze ontstaan alleen als resten van organismen niet wegrotten. Als de resten worden bedekt met sedimenten krijgen bacteriën en schimmels niet de kans om zich te voeden. Vaak om te laten zien wat men denkt dat het er uitziet maken ze een reconstructie. Oudere gesteentelagen liggen dieper in de aardkost dan de jongere. Dus je hebt meer kans dat je een dinosauriër onder een vogel van deze tijd vind dan een vogel onder de dinosauriër. Soms zie je in de steenlagen dat een soort maar in een of meerdere bepaalde perioden heeft geleefd. Argumenten voor evolutie Behalve fossielen zijn er nog meer argumenten: de bouw en embryonale ontwikkeling. Sommige lichaamsdelen hebben dezelfde bouw maar een andere functie. Als dat zo is hebben de dieren een gemeenschappelijke voorouder gehad. Rudimentaire organen Dat zijn organen die geen functie meer hebben en niet of nauwelijks tot ontwikkeling komen. Een voorbeeld zijn de pootresten bij sommige reuzenslangen die nu niet meer dienen. Bij de mens zijn het de staartwervels en blindedarm. Bij sommige plantenetende dieren werd de blindedarm als verteringsorgaan gebruikt. Overeenkomsten in embryonale ontwikkeling In het begin lijken de embryo’s veel op elkaar. Je ziet in plaatjes dan ook veel overeenkomsten in sommige belangrijke lichaamsdelen. Dan lijkt het er op dat die beesten die veel overeenkomsten in die delen hebben, een gemeenschappelijke voorouder hebben. Net als de vis en salamander. De koe en de mens. Ongeveer 3800 mjg was er geen zuurstof op aarde dus leefde er alleen water dieren. 2800 mjg ontstonden er bacteriën, en dieren die zuurstof bevatte. Zo ontstond er langzaam zuurstof. 670 mjg ontstonden de eerste veelcellige zoals sponzen en holtedieren, wormen en weekdieren, stekelhuidige en zeewieren. 400 mjg ontstonden er plantjes. Ze overheerste de kale vlakte. Er ontstonden ook vissen en de eerste landdieren. Dat waren de geleedpotigen, daarna volgde al snel de amfibieën. 300 mjg ontstonden er reptielen en insecten. 225 mjg; de bloeitijd was aangekomen van de reptielen. Er verschenen allerlei soorten sauriërs. En soms wel langer dan 25 meter. In de lucht ontstonden vliegende beesten. Er ontstonden bedektzadig planten en zoogdieren en vogels. 65 mjg: een enorme rotsblok van 10 km doorsnee liet bijna alle sauriërs uitsterven. Enkele jaren was de aarde bedekt met roet en zat zonder zonlicht. De temperatuur daalde sterk. De sauriërs hadden deze klimaatverandering niet overleeft. Integendeel de vogels en zoogdieren wel. Ze konden na de wolken goed nakomen. 1 mjg de eerste primitieve mens. 30000 jg. ontstonden er huidige mensenrassen.