Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 7, Financiering van organisaties: vreemd vermogen

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1115 woorden
  • 17 juni 2005
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
20 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
H7 Financiering van organisaties: vreemd vermogen §1 Vreemd vermogen: schulden
Interest/rente: vergoeding voor de lening
Aflossingsmanieren:  annuïteiten; gelijkblijvend periodiek bedrag betalen; aflossing en rente  ineens; aan het eind v/d looptijd wordt de lening in 1x afgelost. Periodiek de interest  lineair: periodiek wordt een evenredig deel v/d lening afgelost. 20 jr. in 20 jaarlijkse termijnen. Periodiek interest over de resterende schuld betalen §2 Hypothecaire lening: geldlening waarbij de geldgever het recht op hypotheek krijgt

Recht op hypotheek: als de geldnemer in gebreke blijft bij betaling van rente/aflossing, dan heeft de geldgever het recht om de als zekerheid dienende zaak (registergoed) te verkopen. Registergoed:  ontroerende zaak; grond, huizen  roerende zaak; groot schip
De rechten op die goederen staan in het openbaar register. In dat openbaar register is te lezen wie de eigenaar is, welke hypotheek en van welke bank. Hypotheek geeft de bank meer zekerheid. Het risico is beperkt, want alleen als de waarde van ontroerende goederen extreem daalt, heeft de bank een probleem. Verschillende mogelijkheden om hypothecaire lening te betalen: 1. lineaire hypotheek
2. annuïteitenhypotheek
3. spaarhypotheek
1. Lineair: elke periode 't zelfde bedrag. Periodiek wordt over de afgelopen periode interest betaald; daalt, want de schuld neemt steeds af.  Voordeel: overzichtelijk  Nadeel: hoogste lasten in het begin. Vaak neemt je inkomen met de jaren toe, dus is in het begin aan de lage kant. En een verhuizing is al duur genoeg.  Bedrijven gebruiken deze vorm wel vaak
2. Annuïteiten: bevat aflossings- en interestdeel, terwijl het bedrag steeds gelijk blijft. Het aflossingsdeel neemt dus steeds meer toe, terwijl de interest steeds lager wordt.  Voordelen:  zekerheid bij financiële planning  begin relatief veel interest; belastingvoordeel  Nadeel: Schuld neemt in het begin weinig af. Als je naar een paar jaar snel de lening wil aflossing, omdat je een nieuw huis hebt, dan is de schuldenrest nog hoog.  Bedrijven kiezen ook wel voor deze vorm
3. Spaar: niets wordt afgelost. De rente blijft dus gelijk. Elke periode wordt een gelijkblijvende verzekeringspremie betaald. Die premie bestaat uit een spaardeel en een verzekeringsdeel. Met het spaardeel wordt uiteindelijk de hypotheek afgelost (zo belegd dat het precies klopt) en met het verzekeringsdeel komt de hypotheek in 1x vrij als de verzekerde overlijd. • Voordeel: geen aflossing, hoge rente; hoge belastingaftrek • alleen gezinnen §3 Consumptieve kredieten: 1. koop op afbetaling
2. huurkoop
3. persoonlijke lening
4. doorlopend krediet
Overkreditering: meer kredieten opnemen dan je kunt aflossen. Consumptieve kredieten zijn duur. Veel hogere rentes dan bij de bank. 1. Koop op afbetaling. Oudste vorm. '50 voor wasmachines, koelkasten; duurzame producten. Winkelier bemiddelde, de leningverstrekker was een financieringsinstituut ( bank/disconteringsmaatschappij). Nu: bank heeft geen zekerheid, de koper is eigenaar v/h goed bij aankoop. Bank heeft geen verhalingsrechten. Voor de consument is het allemaal erg strak, maar ook duidelijk. Als de lening is afgelost geeft dat geen recht op een nieuwe. 2. Huurkoop. Lijkt op koop op afbetaling. Alleen: de koper wordt pas echt de eigenaar als hij a/d huurkoopverplichtingen heeft voldaan. Tot dan is de geldgever de juridische eigenaar. Dat geeft de geldschieter zekerheid. Eigenlijk is er sprake van huur, zolang de lening loopt en van koop na de aflossing. Voor de consument: strak en geeft geen recht op een nieuwe lening. Veel bedrijven gebruiken dit financieringsinstrument
3. Persoonlijke lening. Je mag zelf weten waaraan je het geld besteedt. Vast aflossings- en interestschema. Geldgever heet geen verhaalsrecht. Daarom is het van belang dat hij weet: vast inkomen? andere schulden? 4. Doorlopend krediet: lijkt op persoonlijke lening. Alleen: de geldnemer mag afgeloste bedragen altijd weer opnemen. Wel maandelijks een vast bedrag voor aflossing en interest. Eigenlijk alleen de interest, want het afgeloste bedrag mat hij ook weer opnemen. Nadeel: zo kom je moeilijk van je lening af.
§4 Lang vreemd vermogen (langer dan 2 jr): • hypothecaire lening • onderhandse lening • gewone obligatielening
Kort vreemd vermogen ( korter dan 2 jr.): • bankkrediet/ rekening-courant krediet • leverancierskrediet • afnemerskrediet
Leasing kan kort en lang. Voor gezinnen, maar vooral door bedrijven. Leasing: huren van een (ont) roerende zaak voor een bepaalde periode. Huurder: lessee
Verhuurder: lessor. Een bedrijf hoeft geen vreemd/eigen vermogen te investeren, alleen aan de periodieke vaste leasebedragen voldoen. Technolease: specifieke kennis leasen. 2 soorten leasing: 1. Operational lease. Lijkt op gewoon huurcontract; op korte termijn opzegbaar, periodiek huurtermijn betalen. Lessor is de eigenaar en moet het dus onderhouden. Die kosten zijn doorberekend. Lessor draagt ook het risico voor ec. veroudering. Vooral bij auto's, computers, kopieermachines. Lessee is geen eigenaar, dus niet op de balans. Wél op de balans van de lessor
2. Financial lease. Lange looptijd en niet opzegbaar. De looptijd is gelijk aan de verwachte levensduur v/h productiemiddel. Lessee is de eigenaar en moet het dus onderhouden en draagt de risico's. De leasetermijnen zijn voor de afschrijving, interest en winst v/d lessor. Wél op de balans van de lessee. Na de leaseperiode: • teruggeven a/d lessor • leasecontract voortzetten tegen lagere prijs (prod. = al afgeschreven) • kopen v/d lessor tegen de restwaarde  Sale and lease back lijkt op Financial Lease. De lessee verkoopt het prod. middel om het voor lange termijn terug te leasen. Voordeel: in liquide vorm beschikken over het geïnvesteerde geld. Om bijv. dure leningen snel af te lossen of te investeren in ander prod. middelen.  Bankkrediet/rekening-courantkrediet. Betalingen en ontvangsten lopen niet gelijk; fluctuaties in de voorraad betalingsmiddelen. Er zijn tijdelijke tekorten en overschotten. Banken geven dan een flexibel krediet, met een max. Het krediet zit vast a/d bankrek. Zo kan hij behoorlijk rood staan. Kosten: interest en overige kredietkosten. Vaak hypotheek als onderpand.  Leverancierskrediet. Krediet is vertrouwen. De leverancier levert, voordat er is betaald. Vooral bij bedrijven onderling. Er zijn speciale inf. bureau's die weten hoe goed een mogelijke handelspartner is te vertrouwen. Leverancierskrediet is niet gratis, er zijn betalingsvoorwaarden: krediettermijn, korting bij contante betaling
Minder snel aan consumenten want:  te groot risico voor wanbetaling  administratief gedoe; vaak kleine bedragen  Factoring: financiële dienstverlening door factormaatschappijen of factoors. Ze nemen de vordering v/d onderneming over, die hun afnemers aan hen verschuldigd zijn. Meest extreem: factoor betaald direct a/d onderneming en neemt de zorg over
Zwakste vorm: incassobureau→ alle juridische middelen gebruiken om de vordering te innen, maar risico blijft voor de onderneming. Kosten: dienstverlening. Een rechter kan beslag laten leggen op de eigendommen v/d wanbetaler. Door de deurwaarder m.b.v. de politie.  Afnemerskrediet. Afnemer betaald voordat het product geleverd is. Vooral bij dienstverlening; lesgeld, vakantiereis, bios. In de bouw betaalt de afnemen ook een deel van de aanneem som van te voren. Zo krijgt de aannemer liquiditeiten om dingen aan te schaffen. Stel: de aannemer gaat failliet, dan heeft de afnemer een probleem. De kans op genoegdoening is klein; langdurig en kostbaar. §5 Niet-commerciële organisaties maken hier ook gebruik van. Vaak hebben ze geen aandelen, dus kunnen ze op die manier niets financieren.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.