Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Module 5, 6 en 7

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 1866 woorden
  • 6 februari 2005
  • 42 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
42 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Hoofdstuk 5 Literatuur uit het fin de siècle (1880-1900) 5.1 Politieke achtergronden Nederland was een parlementaire democratie, invloed van de gegoede burgerij nam af en de invloed van de arbeiders toe. 5.2 De sociaal-economische achtergronden Veel werkloosheid; crisisjaren; toenemende onkerkelijkheid 5.3 De culturele achtergronden De schrijvers en kunstenaars choqueerden de gegoede burgerij door niet geïdealiseerde beelden weer te geven het verwachtingspatroon te doorbreken. Met het realisme gingen kunstenaars zich bewust als antiburgers opstellen. In het impressionisme werden visuele indrukken van alledaagse gebeurtenissen en onderwerpen weergegeven. Het ging hier om moment opnames en niet om het verhaal, kritiek of moralistische lessen -> snapshot. Le bourgeois satisfait reageerde geschokt op alle ontwikkelingen in de kunst, muziek en wetenschap. Sigmund Freud kwam met het idee van de manifeste en de latente droomgedachte/inhoud. Manifest is de navertelde droom (bewust) en de latent is de diepere zin van de droom (onbewust). Veel van het menselijk gedrag wordt bepaald door het onbewuste; de strevingen, verlangens en driften van mensen -> de oedipale fase. Omzetting van directe lustbevrediging naar bevrediging op termijn ->realiteitsprincipe -> oedipuscomplex. In de literatuur vaak in uiting van neurotisch gedrag en uitwerking van psychologische drijfveren van de personages. Nietzsche zocht naar de Übermensch; er zijn geen waarheden op zich en God is dood. 5.4 Literatuur in het fin de siècle 5.4.1 De beweging van Tachtig

Tachtigers waren Willem Kloos, Lodewijk van Deyssel, Frederik van Eeden en Herman Gorter. 1885 -> De Nieuwe Gids. Zij vinden eigen literatuur een vernieuwing en willen breken met de traditionele 19e eeuwse literatuur en domineepoëzie. Veel invloed op de moderne Nederlands Literatuur. Zij waren ontevreden en meestal onkerkelijk of werden dat -> individuele stijl. Het gevoel, de ziel en de emotie waren de uitgangspunten voor de dichters van Tachtigers, zij wilden een impressie weergeven -> Impressionisme. Zij sloten zich aan bij de tendens van het estheticisme, l’art pour l’art. Kunst was een doel en niet een middel tot -> leespoëzie -> de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie. De kleine Johannes van Frederik van Eeden, De sonnetten van Kloos en de poëzie van Herman Gorter -> Sensitieve verzen (in de bundel Verzen, 1890) 5.4.2 Het naturalisme in het proza
Het naturalisme is wetenschappelijk, objectief, onbevooroordeeld, zintuiglijk waarneembare werkelijkheid en met een neutrale verteller. Zola eerste naturalistische romans; Thérèse Raquin; experimenteel. Duidelijk zichtbaar de invloeden van het positivisme, feiten die vast te stellen zijn -> positieve feiten -> op zoek naar wetmatigheden; de mens is er onderhevig aan -> determinisme -> geen vrije wil -> leven wordt bepaald door determineerde factoren zoals: erfelijke factoren, woon en leefomstandigheden, tijd waarin men leefde. Naturalistische auteur legt de causale verbanden tussen de factoren bloot. Het einde van de roman bevat vaak een ontnuchtering, een desillusie (kan samengaan met een maatschappijkritische houding -> voorkeur voor taboeonderwerpen). Marcellus Emants (Drie novellen, Inwijding, Een nagelaten bekentenis), Lodewijk van Deyssel (Een liefde), Frederik van Eeden (Van de koele meren des doods) Louis Couperus (Eline Vere, Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan, Noodlot, De stille kracht). 5.4.3 Naturalisme in het toneel
Hendrik Ibsen -> Noorse toneelvernieuwer grondlegger van het naturalistische toneel (Een poppenhuis, Spoken) -> In Nederland Herman Heijermans (Op hoop van zegen, Schakels, De opgaande zon) Hoofdstuk 6 Literatuur uit de twintigste eeuw (1900-1940) 6.1 De politieke achtergronden Eerste wereldoorlog; Russische Revolutie; economische crisis; fascisme; nationaal-socialisme; Spaanse burgeroorlog; Tweede wereldoorlog. 6.2 De sociaal-economische achtergronden Specialisatie en arbeidsdeling -> anomie; burgerlijk wereldbeeld nog verder ondermijnd; eerste feminiseringgolf; metropolen; techniek -> massaproductie; optimisme en angstgevoelens/pessimisme; Verzuiling. 6.3 De culturele achtergronden Gelijktijdige ontwikkeling van verschillende literaire richtingen; nieuwe vormen om een nieuw bewustzijn weer te geven (readymade, expressionisme, kubisme, abstractie -> De Stijl). Piet Mondriaan en Theo van Doesburg zochten naar Nieuwe Beelding. Zichtbare werkelijkheid van de uitgangspositie -> abstraheren -> primaire kleuren en rechte lijnen. Film deed zijn intrede (komische film, de tragisch-romantische film, de western en de misdaadfilm) -> montage en close-up van belang -> reconstructie van de werkelijkheid -> collage in de literatuur. Vernieuwende literatuur -> autonome taalbouwsels (Martinus Nijhoff -> De Wandelaar, Vormen, Nieuwe Gedichten) -> veel moderne literatuur werd meerduidig; een actieve benadering van de lezer. Historische avant-garde -> nieuwe vormen, vormgevingsprincipes en een nieuwe bewustzijn en wereldbeeld. 6.4 De Nederlandse en Vlaamse literatuur: 1900-1940 6.4.1 Voortzetting van de romantiek en het symbolisme

Neoromantiek -> Arthur van Schendel -> historische romans (Een zwerver verliefd, Een zwerver verdwaald, Het fregatschip Johanna Maria, De waterman, Een Hollands drama) -> Droom belangrijk, geen verheerlijking van het nationale verleden zoals in de 19e eeuw. J.J. Slauerhoff -> Romantische traditie -> onvrede met de eigen tijd en werkelijkheid (Het verboden rijk, Het leven op aarde, Eldorada) Symbolisme -> Jean Moréas (Le Figaro) -> reactie op realisme, naturalisme en positivisme -> niet-materiële, ideële wereld oproepen, harmonische eenheid, suggestieve beelden, bewuste wil tot maken, veel aandacht voor de techniek en vorm, doel het oproepen van een suggestie, een gevoel. Nederland -> J.H. Leopold (Cheops), P.C. Boutens, A. Roland Holst. Symbolisten leefden in een Ivoren Toren. 6.4.2 De historische avant-garde
Nieuwe vormen, modern, bewustzijn en wereldbeeld. Dadaïsme -> Tzara, Schwitters, Ball -> doorbreken van grammaticale regels en interpunctieregels, experimenteren met typografie, associatief, klakaspecten, collage en montagetechnieken, bedoeld om te choqueren -> het bewust maken van antikunst -> aan het denken zetten en activeren (internationale antiburgerlijke beweging). Nederland -> Theo van Doesburg (Mecano) Vlaanderen -> Paul van Ostaijen (Bezette stad) -> later streefde hij naar autonome gedichten (in de eerste plaats een autonoom taalbrouwsel) In de jaren ’20 en ’30 bezwaren tegen het dadaïsme -> ontwikkeling Surrealisme, Dada was te anti en alleen anti, Surrealisme wilde iets creëren dat reëler dat reëler was dan de realiteit. Veel aandacht voor dromen, het onbewuste en associaties -> écriture automatique, alles opschrijven zoals je het denkt zonder je iets aan te trekken van regels. Expressionisme -> een gedicht moet geen afbeelding van de werkelijkheid zijn, maar een autonoom product -> veel zelfstandige naamwoorden, weinig bijvoeglijke naamwoorden, korte zinnen, het vrije vers, geconcentreerde beeldspraak en associaties, lezer moet zelf verbanden leggen, vereniging met de kosmos -> Marsman (Berlijn). Nieuwe zakelijkheid -> jaren ’30, gericht op fenomenen uit de moderne tijd (metropolen, nieuwe media, nieuwe techniek), journalistieke weergave, kort scenisch opgezette hoofdstukken, geen psychologiserende motivering van de personages -> Nederland -> F. Bordewijk (Blokken, Bint, Karakter) 6.4.3 Modernisme: de vernieuwing in het proza
Modernisme (1920-1940) -> nieuwe uitdrukkingsmogelijkheden na ontdekkingen van Freud, veel aandacht voor psychologische beschrijving van de personages, bewustzijnsstroom, innerlijke monoloog, individuele overwegingen, aarzelende vertellers (niet alwetend), geen duidelijke indeling, subjectieve weergave, bewustwordingsproces van het personage, ontwikkeld publiek vanwege verwijzingen -> Nederland -> Carry van Bruggen (Eva), E. du Perron (Het land van herkomst), Simon Vestdijk (Meneer Visser’s hellevaart, A la recherche du temps perdu, De nadagen van Pilatus) 6.4.4 Literatuur uit de jaren ‘30
Forum -> Menno ter Braak + E. du Perron -> persoonlijkheid van de schrijver, zorgde voor herwaardering van het werk van Willem Elsschot (Kaas, De verlossing, Lijmen/Het been), bestrijding van het fascisme. Hoofdstuk 7 Literatuur uit de twintigste eeuw (1940-heden) 7.1 De Politieke achtergronden Einde Tweede Wereldoorlog (Boeken: Een leeg huis (Marga Minco) Het meisje met het rode haar (Teun de Vries), Het stenen bruisbed, De aanslag (Harry Mulisch), Tralievader (Carl Friedman)), Koude Oorlog, wederopbouw, verzuiling, dekolonisatie (Oeroeg van Hella S. Haasse), verzet, jongeren generatie. 7.2 De sociaal-economische achtergronden Angst voor nog meer oorlog, restauratie, doorbreken van taboes, jeugdcultuur (popmuziek), consumptiemaatschappij -> televisie, feminisme (De schaamte voorbij van Anja Meulenbelt), acceptatie homoseksualiteit (Op weg naar het einde, Nader tot u van Gerard Reve), multiculturele maatschappij (De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea van Anil Ramdas). 7.3 De culturele achtergronden Existentialisme -> Camus, Sartre -> we leven in een absurde wereld en moeten ons daartegen verzetten. De kritische theorie (Andornio, Horkheimer en Marcuse) -> kritiek op ‘de eendimensionale mens’ -> Nederland -> Cyrille Offermans (Macht als trauma) en Jacq Firmin Vogelaar (de Dood als meisje van acht). De stromingen volgen elkaar snel op (pop-art, Minimal art, Conceptual art, expressionisme), veelvormigheid.
7.4 Literatuur uit de periode 1900-heden 7.4.1 Literatuur in de jaren ‘50
Forum werkte door -> Vijftigers (Lucebert, Kouwenaar, Elburg, Vinkenoog, Campert, Polet -> Blurb, Braak en Podium Atonaal, Nieuwe griffels schone leien, Vijf 5 tigers -> contacten met Cobra -> beide proberen het naoorlogs levensgevoel uit te drukken -> verwerpen van anekdotische poëzie en de traditionele vormen, het vrije vers, maatschappijkritisch, geëngageerd, het gedicht was een ‘experiment’, vorm en inhoud ontstonden tijdens het dichten -> taal en taalgebruik was belangrijk, alle mogelijke vormen werden gebruikt en uitgebuit, associaties, montage, duistere beeldspraak, neologismen, experimenteren met vormgeving, de leeshouding van de lezer werd veranderd -> Lucebert (Keizer der Vijftigers), Gerrit Kouwenaar -> autonomiekarakter van het gedicht. De poëzie van de Vijftigers stuitte op veel kritiek en onbegrip. De avonden van Gerard Reve -> naoorlogse proza -> Willem Frederik Hermans (De donkere kamer van Damokles ( de wereld is objectief onkenbaar), Ik heb altijd gelijk, De tranen der acacia’s), Harry Mulisch, Hugo Claus en Louis Paul Boon -> een ontluisterende wereld, antihelden, een absurd leven, levens en doodsangst, het paste niet binnen de naoorlogse ideologie van de wederopbouw, veel moreel verzet tegen het proza in de jaren ’50 door het gebruik van taboeonderwerpen. Het publiek werd geconfronteerd met het nieuwe -> eerst een schok, daarna gewenning en acceptatie
7.4.2 Literatuur in de jaren ’60
Aanslag op het burgerlijk fatsoen -> Ik Jan Cremer (Jan Cremer, het was een groot commercieel succes), Jan Wolkers (Ook over de dood en afrekening met het geloof) (Turks fruit, Brandende liefde) en Remco Campert choqueerden vooral met hun manier van praten over de seksualiteit, Gerard Reve (Op weg naar het einde, Nader tot u), schreef over homoseksualiteit (kamervragen en gerechtelijke processen), net als in de jaren ’50 dus veel rumoer en rellen. In de jaren ’60 werd er wel meer expliciet autobiografisch geschreven (Schrijvers schrijven over zichzelf en niet over een pseudoniem), J. Bernlef (Hersenschimmen). De vernieuwing van de roman was vooral inhoudelijk, antihelden, absurde wereld, taboeonderwerpen, geen verandering in de vorm van de roman -> Boon en Schierbeek deden dit wel, maar kregen weinig navolging in de jaren ’50 -> jaren ’60 -> nouveau roman, experimentele roman of ander proza -> Polet (Breekwater en Mannekino), Vogelaar (Anatomie van een glasachtig lichaam, De dood als meisje van acht, Terugschrijven), Michiels (Het boek alfa en Orchis militaris) -> argwanende houding tegenover het psychologisch realisme van veel romans, montage techniek speelt belangrijke rol. Neorealisme speelt in de poëzie een belangrijke rol, nuchtere en zakelijke toon, alles kan materiaal zijn voor een gedicht, het alledaagse materiaal moet voor zichzelf spreken en de dichter moet op de achtergrond blijven, poëzie was een selectie van de werkelijkheid, annexatie -> tijdschriften: Barbarber (deze dichters zijn te vergelijken met de popartkunstenaars -> een revolutie van de waarneming) en Gard Sivik (de nieuwe stijl). 7.4.3 Literatuur in de jaren ‘70
Twee vrouwen en De aanslag van Harry Mulisch -> gelaagde romans (met meerdere niveaus), weinig werken die taboes doorbraken, literatuur was een vorm van verbeelding (diepere bodems, structuuraspecten, verwijzingen en toespelingen (volgens de aanhangers van het tijdschrift De Revisor). Ander standpunt met betrekking tot de aard van literatuur wordt ingenomen door ’t Hart (Een vlucht regenwulpen), Hotz (Ernstvuurwerk) en van Keulen (Bleekers zomer) -> ook geen engagement, maar literatuur is een realistisch-anekdotische weergave van de werkelijkheid, sobere nuchtere stijl, soms romantisch

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.