Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 3 (Worldwide)

Beoordeling 4.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 373 woorden
  • 20 december 2004
  • 45 keer beoordeeld
Cijfer 4.3
45 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting repetitie Engels hoofdstuk 3 erg moe exhausted – very tired
zoeken naar searching – looking for
erg klein tiny – very small
een beetje dronken tipsy – a bit drunk
nee zeggen refuse – say no
leugens fibs – lies
discusseren argue – fight
begrijpen understand – get
hoewel though – however
snel shortly – soon
zich redden managing – coping
fit in good shape – fit
belangrijk essential – vital

genoeg plenty – enough
om eerlijk te zijn to be honest – to tell you the truth
je mag/ moet het niet doen je hoeft het niet te doen
You shouldn’t overdo x
You needn’t worry about x
You mustn’t take x
You can’t leave x
You don’t have to take x
She doesn’t have to stay x
Don’t give in x
He didn’t have to see x
Je moet niet overdrijven. You shouldn’t overdo it. Je moet gezond en fit blijven. You have to stay fit and healthy. Je moet nu niet opgeven. You shouldn’t give in now. Je moet vitamine C slikken. You should take some vitamin tablets
Je moet de frisse lucht in. You should get some fresh air. Je moet meer bewegen. You should more exercise. Je moet een gezonde geest in een You should have the body in the mind. gezond lichaam hebben. Directe reden Indirecte reden
Kevin says: “He’s busy.” Kevin says that he is busy. Frank asked: “Can I help?” Frank asked if he could help. Pam says: “My mom loves tea.” Pam says that her mom loves tea. Anne said: “I’ll help you.” Anne said that she would help me. Andrew said: “I am feeling ill.” Andrew said he was feeling ill. Malachy asked: “Will she call me?” Malachy asked if she would call him

Tips: ‘that’ mag je ook weglaten, na woorden als ‘ask’ en ‘wonder’ gebruik je ‘if.’ have to (need to) = als iets moet. should = advies geven, of dat zou eigenlijk moeten. must = als iets echt moet of het kan echt niet anders, v.t. is had to. gebiedende wijs = bevel geven. don’t have to = als iets niet hoeft
mustn’t of shouldn’t = als iets niet moet of iets niet zou moeten
can’t = als iemand iets mag of niet mag doen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.