Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 3 & 4

Beoordeling 5.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1156 woorden
  • 27 oktober 2004
  • 13 keer beoordeeld
Cijfer 5.2
13 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 3: De strijd om de poen. Paragraaf 1: In veel CAO’s staat de loonstijging centraal. Verschillende soorten loonstijgingen; - De inflatie, oftewel een stijging van het algemeen prijspeil, bedraagt in Nederland elk jaar procenten. Een inflatie van 3% betekent dat je voor precies hetzelfde gevulde boodschappenwagentje vorig jaar € 100 betaalde en nu € 103. - Als het loon gelijk blijft maar de prijzen stijgen, daalt de koopkracht van het inkomen. Een loonstijging die bedoeld is om de koopkracht op peil te houden, noemen we prijscompensatie. Prijscompensatie is een loonstijging die procentueel gelijk is aan de inflatie. Aantal oorzaken voor de arbeidsproductiviteitsstijging: - De technische ontwikkeling; mechanisering en automatisering. - Arbeidsverdeling en specialisatie: Arbeidsverdeling is het verdelen van het productieproces in onderdelen zodat mensen zich toeleggen op een bepaald deel van de productie. Mensen raken gespecialiseerd in bepaalde taken. - Scholing; Door scholing zijn werknemers in staat om per tijdseenheid meer te produceren. Werknemers werken meer, er komen dus meer producten. Werknemers willen voor de stijgende arbeidsproductiviteit meer loon. Een loonstijging die voortvloeit uit arbeidsproductiviteitsstijging noemen we initiële loonstijging. De prijscompensatie houdt de koopkracht op peil. Als een werknemer prijscompensatie krijgt, krijgt hij meer euro’s in loon. Door prijscompensatie kan een werknemer echt niet meer kopen, omdat zijn loon immers evenveel stijgt als de prijzen. Als een werknemer bovenop de prijscompensatie ook een initiële loonstijging krijgt, stijgt de koopkracht. Door een initiële loonstijging kan een werknemer meer kopen. Naast prijscompensatie en initiële loonstijging onderscheiden we ook nog incidentele loonstijgingen. Incidentele loonstijgingen zijn bijvoorbeeld; Loonstijgingen dor promotie. Alle werknemers die onder de CAO vallen krijgen evenveel prijscompensatie en initiële loonstijging. De incidentele loonstijging is niet voor iedereen gelijk. Soms staat het niet in de CAO, bijvoorbeeld als een werkgever besluit om een werknemer extra te belonen of als een werknemer promotie maakt. Soms staat het er wel in zoals in de meeste CAO’s afgesproken is dat een werknemer elk jaar een periodiek krijgt. Paragraaf 2; Een werknemer ziet zijn loon vooral als inkomstenbron. Bedrijven zien loon in de eerste plaats als kosten. Hogere lonen leiden tot een lagere winst, en dus minder inkomen voor de bedrijfseigenaren. Een loonstijging kan tot problemen leiden wanneer de loonstijging groter is dan de stijging van de arbeidsproductiviteit. Dan stijgen namelijk de loonkosten per product.
Paragraaf 3; Vakbonden komen op voor de belangen van de werknemers. Een van de eisen van de vakbonden is een verhoging van het loon. Behalve voor een goed loon strijden de vakvonden immers ook voor voldoende werkgelegenheid. Hogere lonen kunnen leiden tot lagere winsten. Toch hebben bedrijven ook voordeel van hogere lonen: •Hogere lonen zorgen voor meer bestedingen van de consumenten waardoor bedrijven meer kunnen verkopen. Aan loon zitten dus twee kanten: - loon is een kostenpost voor bedrijven. - Maar ook een bron van bestedingen (koopkracht stijgt, afzet stijgt, werkgelegenheid stijgt). Paragraaf 4; Door hogere prijzen en stijging van de arbeidsproductiviteit stijgt namelijk de omzet van een bedrijf. Hierdoor heeft ’t bedrijf ruimte voor loonsverhoging. Bij een krappe of overspannen arbeidsmarkt is de vraag naar arbeid hoog in de verhouding tot het aanbod van arbeid. De prijs van arbeid (= het loon) zal dan gaan stijgen. Aantekening: Loonruimte = het procentuele getal welke door de vakbonden gevraagd wordt bij de CAO overhandelingen
1. Koopkrachtcorrectie
2. Arbeidsproductiviteitsstijging, (initiële loonstijging). Hoofdstuk 4: Wie doet het werk? Inleiding: Als bedrijven meer produceren, zullen er vaak meer arbeidskrachten nodig zijn. De omvang van de productie heeft dan ook veel invloed op de werkgelegenheid. Maar de werkgelegenheid wordt niet alleen beïnvloed door de omvang van de productie. Ook de manier waarop bedrijven produceren is van belang. Paragraaf 1: Werkgelegenheid in Nederland - Primaire sector: Landbouw, veeteelt, bosbouw dichtbij de natuur. - Secundaire sector: industrie, bouwnijverheid. - Tertiaire sector: commerciële dienstverlening, diensten met winst als hoofddoel. - Quartaire sector: overige dienstverlening, dienst zonder winst. Paragraaf 2: Verschuivingen in de werkgelegenheid Productie = Werkgelegenheid x arbeidsproductiviteit

Werkgelegenheid = Productie : arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit = Productie : werkgelegenheid
Als er procentuele veranderingen van productie, arbeidsproductiviteit of werkgelegenheid worden weergegeven, dan is het handig om het indexcijfer te gebruiken. Index Productie = Index Werkgelegenheid x Index arbeidsproductiviteit x 100
Index Werkgelegenheid = Index Productie : Index arbeidsproductiviteit x 100
Index Arbeidsproductiviteit = Index Productie : Index werkgelegenheid x 100
Door productiviteitsstijgingen in de landbouw en industrie kwamen er meer mensen vrij voor de dienstverlening. Door een stijging van de “a” kan dus de welvaart stijgen: met evenveel mensen kun je meer produceren. Paragraaf 3: Mens of machine De arbeidsproductiviteit is vandaag de dag vele malen hoger dan honderd jaar geleden.l Dat komt onder meer omdat bedrijven tegenwoordig over veel meer en veel betere machines beschikken dan een eeuw terug. Oftewel: doordat bedrijven investeren. Investeren is het kopen van kapitaalgoederen (machines, gebouwen, transportmiddelen, computers ed)door bedrijven. Kapitaal is hetzelfde als kapitaalgoederen. Als een gezin goederen of diensten koopt noemen we dat consumeren. Met gezin bedoelen we in de economie niet alleen man, vrouw en kinderen maar ook studenten en alleenstaande. Of ongehuwde moeders en een homoseksueel paar. Bedrijven kunnen vaak kiezen uit verschillende combinaties van machines en werknemers om een bepaalde hoeveelheid goederen te produceren. Welke keuze het bedrijf maakt hangt onder meer af van:  Arbeidskosten  Kosten van kapitaalgoederen. Wordt bij de productie meer arbeid ten opzichte van machines ingeschakeld, dan wordt de productie arbeidsintensiever. Werknemers worden vervangen door machines, dit noemen we substitutie (vervanging) van arbeid door kapitaal. De productie wordt dan kapitaalintensiever. Diepte-investering: Arbeidsvervangende investering die tot gevolg heeft dat de arbeidsproductiviteit stijgt. BV: 3 typmachines weg = 1 pc in de plaats. Breedte-investering: Een investering in dezelfde soort machines waarbij de arbeidsproductiviteit gelijk blijft. BV: er komt een nieuwe vrachtwagen en dus ook 1 nieuwe chauffeur, dus dan stijgt de productiecapaciteit. Productiecapaciteit: De maximale hoeveelheid die geproduceerd kan worden. (De “a” blijft gelijk.) Paragraaf 4: Hier of daar? Te hoge loonkosten kunnen er toe leiden dat er productie verplaats word naar het buitenland. Er zijn 2 manieren; 1. Het sluiten van een vestiging in Nederland en gelijktijdig openen van een vergelijkbare vestiging in bijvoorbeeld Indonesië. Deze vorm van verplaatsing komt vooral voor bij multinationals. Een multinational is een onderneming met productievestigingen in diverse landen (Philips, Shell, IBM). 2. Ook kan het zijn dat bedrijven uit bijvoorbeeld Nederland worden weggeconcurreerd door bedrijven uit lagelonenlanden. Vroeger werd textiel in Nederland gemaakt, en tegenwoordig is de meeste textiel afkomstig uit lagelonenlanden zoals uit Zuidoost Azië. Het verplaatsen van productie naar het buitenland hangt samen met de concurrentiepositie van een land ten opzichte van het buitenland. Onder concurrentiepositie verstaan we het vermogen om beter en/of goedkoper te kunnen produceren dan concurrenten. Het belangrijkste wapen in de concurrentiestrijd is de prijs (de prijs hangt af van de kosten). Ook spelen kwaliteit en infrastructuur een rol bij de concurrentiestrijd.
Paragraaf 5; Hoge lonen, meer bestedingen De hoeveelheid goederen die de bedrijven in een land verkopen, hangt af van de totale vraag naar goederen en diensten in een land. Vragers van goederen en diensten;  Gezinnen  Andere bedrijven  Overheid  Buitenland
De hoeveelheid goederen en diensten de gezinnen vragen hangt af van het inkomen dat de gezinnen verdienen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.