Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Revolutiepoging Troelstra

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 3e klas vwo | 1886 woorden
  • 27 november 2003
  • 61 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
61 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding "Grijpt de macht, die u in de schoot geworpen wordt en doet wat gij moet en kunt doen … Wij maken een revolutie omdat het kan en moet!" Met deze uitspraak kondigde Pieter Jelles Troelstra een week van spanning, demonstraties en onrust aan. In deze week liet hij zijn emoties en gevoelens spreken en verloor hij een groot deel van het in hem gestelde vertrouwen. Dit werkstuk gaat over de gebeurtenissen in november 1918, toen de partijleider van de Sociaal Democratische Arbeids Partij, Pieter Jelles Troelstra een revolutie poogde te veroorzaken. Om hier meer over te weten te komen hebben we geprobeerd de volgende hoofdvraag zo goed mogelijk te beantwoorden: “Was er in Nederland in 1918 echt sprake van een poging tot een revolutie?” . Om dit te kunnen doen hebben we eerst deze deelvragen beantwoord: “Hoe was de situatie in Nederland in 1918” “Wat was de SDAP voor een partij en wie was Pieter Jelles Troelstra?” “Waarom meende Troelstra in november 1918 dat de tijd rijp was voor een revolutie” “Waarom kwam er geen revolutie in Nederland?” Wat was de betekenis van de revolutiepoging voor de geschiedenis van Nederland?” In de conclusie kunt u samengevat de antwoorden op de deelvragen vinden en ons antwoord op de hoofdvraag. Hoe was de situatie in Nederland in 1918? Terwijl in 1918 in Nederland de levensstandaard daalde en het hongeroproer rondwaarde, raakten de gebeurtenissen in het buitenland in een stroomversnelling (zie Waarom meende Troelstra in November 1918 dat de tijd rijp was voor een revolutie in ons land). De Eerste Wereldoorlog liep ten einde en de Centralen (Duitsland en Oostenrijk-Hongarije) waren op weg naar een nederlaag. In oktober deden geruchten de ronde over de ineenstorting van Duitsland en Oostenrijk-Hongarije. Het eens zo machtige Duitse leger werd nu volkomen teruggedrongen. Eind oktober stonden de Duitse troepen vlak bij de Nederlands-Belgische grens. De Nederlandse legerleiding, met generaal Snijders aan het hoofd, was bezorgd en besloten de verloven van de soldaten in te trekken. Al eerder, in maart 1916, leidde het intrekken van de verloven tot onrust onder de gemobiliseerden. Sindsdien was de sfeer in de krijgsmacht verder verslechterd. Diefstal, vervalsing van verlofpassen, simuleren, vernielzucht, verzuimen ten opzichte van de militaire groet, smokkelen, ongeoorloofde afwezigheid kwamen dikwijls voor. Het gezag van het kader was aangetast.
Wat was de SDAP voor een partij en wie was Pieter Jelles Troelstra? Troelstra werd in Leeuwarden op 20 april 1860 geboren. Zijn vader was een liberaal belastingontvanger. Troelstra studeerde rechten in Groningen en hij promoveerde daar in 1888. Hij vestigde zich als advocaat in Leeuwarden. In 1890 werd hij lid van de Sociaal Democratische Bond (SDB). Binnen de bond voerde hij oppositie tegen Domela Nieuwenhuis, die vast bleef houden aan het revolutionaire(en soms anarchistische) karakter van de partij. Dit was voor een groep socialisten, waaronder Troelstra, de reden om zich af te scheiden van de bond en de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP) op te richten welke wel de marxistische theorieën als basis nam, maar deze via parlementaire weg wilde bereiken. In 1897 werd Troelstra lid van de Tweede kamer. Zijn partij (de SDAP) had in de Tweede Kamer in 1917 22 van de 100 zetels. Tijdens de Spoorwegstakingen van 1903 dacht hij succesvol tegen Kuyper’s stakingswetten te strijden, maar dit bleek te optimistisch te zijn. In de jaren hierna kreeg hij ook te kampen met de radicale marxisten binnen de SDAP, welke zich in 1909 afscheidden en verder gingen in de Sociaal Democratische Partij (SDP), de voorloper van de CPN. In november 1918 was Troelstra er van overtuigd dat de Russische Revolutie ‘niet voor Zevenaar halt zou houden’ en hij verkondigde dit in de Tweede Kamer. Maar hij bleek zich vergist te hebben: De regering trad niet af. Ondanks het feit dat hij de leider bleef van de SDAP, heeft hij zijn gezag in de Kamer nooit meer echt kunnen herstellen. Troelstra heeft zich ook ingezet voor de Tweede Internationale en ook voor de Internationale 2½ (1920) welke probeerde te bemiddelen tussen de sociaal-democratische Tweede Internationale en de communistische Derde Internationale. In 1925 trad Troelstra wegens gezondheidsredenen af als partijleider en werd opgevolgd door Albarda. In 1930 stierf hij. Uitspraken van Pieter Jelles Troelstra Op 11 november 1918 ging hij verder dan hij mocht van de SDAP: “Grijpt de macht, die u in de schoot geworpen wordt en doet wat gij moet en kunt doen … Wij maken een revolutie omdat het kan en moet. Wij zullen dus zondag de gewichtige vraag hebben te bespreken of wij zullen overgaan tot een opperste raad van arbeiders en soldaten voor het hele land en van plaatselijke raden. Hebben wij daartoe besloten, dan is die raad vanaf dat ogenblik het opperste gezag van het land.” Op 12 november 1918 kondigde hij de Nederlandse revolutie aan. "Grijpt de macht, die u in de schoot geworpen wordt en doet wat gij moet en kunt doen … Wij maken een revolutie omdat het kan en moet." Waarom meende Troelstra in November 1918 dat de tijd rijp was voor een revolutie in ons land? Troelstra meende dat de tijd rijp was voor een revolutie in ons land, omdat in 1917 de communisten de macht hadden gegrepen in Rusland en Duitsland in november 1918 de Eerste Wereld oorlog had verloren. Er breken daar grote rellen en opstanden uit. De keizer moest als gevolg hiervan aftreden en vluchtte naar Nederland. Troelstra dacht dat de revolutie over zou slaan naar Nederland. Ook omdat er in kazernes relletjes uitbraken. Ook nodigde de burgemeester van Rotterdam een paar vooraanstaande socialisten uit om te bespreken hoe de voedselvoorziening en de openbare diensten in stand konden worden gehouden als de revolutie uitbrak. De SDAP maakte een lijst bekend met de wensen die de partij had. Troelstra ging nog een stapje verder hij riep de revolutie uit. Tevens deed hij verschillende revolutionaire verklaringen (zie: Wat was de SDAP voor een partij en wie was Pieter Jelles Troelstra? , laatste alinea). Maar het grootste deel van het Nederlandse volk wilde weinig van een revolutie weten. Daarom ging de revolutie aan Nederland voorbei. Toelichting Bron Bladzijde 7
In de bron hieronder is de opperbevelhebber generaal Snijders. De man met de zweep is Pieter Jelles Troelstra. Pieter Jelles Troelstra wilde dat generaal Snijders zich zou terugtrekken als opperbevelhebber, vooral omdat hij openlijk uitkwam voor zijn sympathieën richting de Centralen (Duitsland en Oostenrijk-Hongarije) tijdens de oorlog. Deze kwamen als verliezers uit strijd. Zeker in zijn positie was het niet geoorloofd om zulke uitspraken (in het openbaar) te doen. Troelstra waarschuwt in deze prent de koningin en haar ‘gevolg’ dat ook zij zou kunnen worden getroffen als zij de opperbevelhebber beschermt, wat ze op doet op deze afbeelding. Prenten zoals deze hieronder werden verspreid door de kranten uit die tijd. Waarom kwam er geen revolutie in Nederland? Toch lukte het Troelstra niet. Hij had, zich zoals hij aan het einde van de ‘Roode week’ toegaf, vergist. Maar waarin? Ten eerste in de mensen. Bij de arbeiders, de mensen waar hij voor vocht, had hij veel aanhang maar een groot deel van de bevolking wilde niets van een revolutie weten. Vooral de bourgeoisie, de rijke burgerij, wilde graag de bestaande, voor hun gunstige situatie behouden. Verder had de regering meteen al maatregelen genomen om een revolutie te voorkomen door troepen naar Amsterdam, Rotterdam en Den Haag te sturen, maar ook door de Vrijwillige Landstorm op te roepen. Op aanraden van een groep zeer actieve protestantse politici verklaarde de Engelse Regering geen voedselzendingen naar Nederland toe te staan als de monarchie werd afgeschaft. Tegen het einde van de week waarin Troelstra zijn uitspraken deed werden steeds herhaalde en massaler wordende manifestaties gehouden van aanhankelijkheid aan het vaderland, het koningshuis en de regering. Door het Revolutionair Socialistisch Comité (RSC, gedomineerd door de SDP, de voorloper van de Communistische Partij in Nederland), die zijn medewerking had toegezegd werden ook demonstraties gehouden. Er werd een grootse demonstratie in Amsterdam gehouden, met als eindpunt de Oranje-Nassau-kazerne waar een lid van de Amsterdamse soldatenraad werd vastgehouden. Ze kwamen echter daarbij langs de caveleriekazerne waar vanuit, toen ze huzaren opriepen zich aan te sluiten, werd geschoten, met als gevolg drie doden en achttien gewonden. Andere revolutionaire demonstraties werden daardoor impopulair en weinig bezocht. In de Tweede Kamer leed de SDAP een nederlaag, Troelstra werd terrorisme en intimidatie verweten en een goed weerwoord had hij niet. De revolutiepoging was trouwens meer iets van Troelstra zelf dan van zijn partij, de SDAP, die vóór deze gebeurtenissen niets van de plannen van Troelstra afwist ( voorzover het plannen kunnen worden genoemd, uit verschillende bronnen bleek dat Troelstra een gevoelsmens was, die overliep van emoties.). Toch had Troelstra’s mening vergaande gevolgen voor de SDAP, zoals in de volgende deelvraag zal blijken. Wat was de betekenis van de revolutiepoging voor de geschiedenis van Nederland? De koningin en de monarchie hadden hun oude positie weer ,Troelstra gaf zijn vergissing toe, en de rust was voor een groot deel teruggekomen. Toch zijn er in november veel dingen gebeurd met gevolgen voor de jaren daarna. Allereerst was de positie van Troelstra veranderd. Hij had weinig meer te melden, binnen én buiten de partij. Hoewel hij toch bij de arbeiders populair bleef omdat hij een van de weinigen in die tijd was die voor hen opkwam. Er waren meer leiders, maar die waren in de ogen van arbeiders toch minder, want Troelstra had tenminste openlijk geprobeerd de monarchie af te schaffen. Toch werd de positie van het koningshuis en de regeringen in hoge mate versterkt, er was een zogenaamde oranjefurie. Absoluut moet worden gezegd dat de SDAP geen voordeel had van Troelstra’s revolutiepoging. Hoewel ze zelf geen schuld hadden aan het gebeurde was hun inbreng in de regering verminderd, maar vooral bij het volk stonden ze lange tijd bekend als onbetrouwbaar. De confessionele regering kon echter wel haar christen-democratische programma tamelijk snel uitvoeren. Een voorbeeld daarvan is dat het vrouwenkiesrecht werd ingevoerd, een van de standpunten ( eisen in Troelstra’s geval) van de SDAP. De revolutiepoging van Troelstra had de had vooral grote betekenis tijden het interbellum, de periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Was er in Nederland in 1918 echt sprake van een poging tot een revolutie? - Conclusie Hoewel de situatie, zeker volgens Pieter Jelles Troelstra, tamelijk gunstig was kwam er geen revolutie. Maar was er wel een poging tot revolutie? En door wie werd die dan vooral gestimuleerd? Troelstra heeft aan het einde van de Roode Week toegegeven dat hij zich vergist had in de situatie. Maar hij heeft ook gezegd dat hij helemaal geen revolutie wilde, in ieder geval niet via de weg van ‘Bloed en IJzer’, zoals gebeurde en zou gaan gebeuren in andere ( Europese ) landen in die tijd. Toch denken we dat hij toen hij zijn , vaak bestempeld als geniale, redevoering hield in de Tweede Kamer hij wel degelijk een revolutie wilde, en als het moest met geweld. Maar dit ontkende hij later dus weer, bovendien wilde ‘zijn’ partij de SDAP geen revolutie. Er was dus wel sprake van een poging tot revolutie, maar door een kleine groep, met in het begin Troelstra aan het hoofd. Het schijnt namelijk dat Troelstra na zijn uitspraken in de Tweede Kamer weinig met de gebeurtenissen heeft bemoeid, misschien omdat hij hoopte dat alles ‘vanzelf’ zou gaan. Het was dus vooral het RSC dat zich bezig hield met demonstraties en organisatie. Als we alles tegen elkaar afwegen kunnen we stellen dat het antwoord op de hoofdvraag is: ja, er was in 1918 echt sprake van een poging tot revolutie.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.