Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Module 4, Hoofdstuk 5 , 9 en 11

Beoordeling 4.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 915 woorden
  • 8 december 2003
  • 36 keer beoordeeld
Cijfer 4.8
36 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Samenvatting Literatuur Laagland Module 4 (hfdst 5,9,11) Hoofdstuk 5: Secundaire literatuur: Primaire literatuur: boeken die je leest ( gedichten, verhalen en romans) Secundaire literatuur: boeken en andere bronnen met informatie over literaire teksten, schrijvers, stromingen en perioden van de literatuur. Achtergrondinformatie over literatuur. Met secundaire literatuur worden veel verschillende soorten achtergrondinformatie aangeduid. Voorbeelden hiervan zijn: recensies (literaire kritieken) en interviews met schrijvers ( in dag- en opiniebladen) Andere voorbeelden zijn uittrekselboeken, uitgebreidere analyses van boeken in analyseboekjes of artikelen in tijdschriften. Ook informatie uit de letterkundige handboeken rekenen we tot de secundaire literatuur. Literaire kritieken verschillen duidelijk van andere achtergrondinformatie vanwege het duidelijke beoordelende karakter. Kritieken moet op korte termijn na publicatie van het literair werk verschijnen. Deze verschijnen in krant of weekblad. Vindplaatsen van secundaire literatuur: Vindplaatsen voor secundaire literatuur zijn: bibliotheken (knipselmappen, interviews, recensies), het internet en de LiteROM ( cd-rom met grote hoeveelheid geordende informatie over auteurs en hun werken. Secundaire literatuur: lezen en noteren: Bij het zoeken naar informatie moet je je eerst afvragen wat je precies zoekt, zoek je naar stroming, boek, tijdvak of auteur. Dus zoek naar biografische gegevens als je iets over de auteur te weten wilt komen. De algemene informatie is voor de stromingen of literaire tijdvakken. De gevonden informatie ga je vervolgens oriënterend en globaal doorlezen. Wat overblijft lees je grondig door en noteert de bruikbare informatie. Bij je leesdossier altijd aangeven welke secundaire literatuur je hebt gebruikt. Notatie secundaire literatuur, boek: Schrijver, titel boek, plaats van uitgave+jaartal, evt. de reeks. Notatie secundaire literatuur, een artikel: Schrijver+titel artikel, bron+uitgavenummer. Soorten secundaire literatuur: - Uittrekselboeken: hierin vind je samenvattingen en beknopte bespreking van de vertelsituatie,tijd,ruimte,personages,thematiek,stijl en leven van auteur. Verschijnen meestal in delen. - Boekjes of artikelen: hierin staan uitgebreide en grondige analyse van één literair boek. Nadruk ligt op de beschrijving van de structuur,tijd, ruimte,personages,thematiek en stijl. Soms wordt hierbij ingegaan op het leven van de schrijver, diens oeuvre, opvattingen over de literatuur van de schrijver of de relatie met de bepaalde stroming. Voornamelijk in boekjes te vinden uit een serie. - Tijdschriften (Bzzlletin): tijdschrift met daarin uitgebreide en grondige analyses van een literair werk. In secundaire literatuur staat niet één tekst centraal maar een geheel oeuvre en schrijverschap van een auteur. De secundaire literatuur gaat niet alleen over de moderne literatuur maar ook over de oudere Nederlandstalige literatuur. Omgang met secundaire literatuur: Altijd nagaan of de informatie voor jou bruikbaar, betrouwbaar en correct is. Hoofdstuk 9: De geleding: Geleding is de manier waarop een verhaal in delen is opgebouwd. Zo wordt het geen aaneenlopend stuk tekst. Er kunnen hoofdstukken ontstaan en/of delen. Bij delen zijn het allemaal losse boeken/episoden. Witregels zijn witte regels tussen de tekst door. Worden gebruikt om delen/hoofdstukken van elkaar te scheiden. Verdelen het hoofdstuk in kleinere samenhang. Belangrijke rol bij gedichten, witregels delen het gedicht in in strofen. De functie van geleding is meestal de spanning verhogen. Functie vaak duidelijk herkenbaar. Er zijn ook teksten waar de geleding juist bewust ontbreekt. Samenhang: In literaire teksten bestaat vaak een samenhang tussen verschillende gebeurtenissen. Hierbij wordt ervoor gezorgd door de schrijvers dat de lezers de samenhang herkennen. Op de volgende manieren kan samenhang ontstaan: - Herhaling, samenhang tussen tekstelementen hierdoor ontstaan duidelijken overeenkomsten: de gebeurtenissen en elementen lijken op elkaar (identiek). - Contrast, samenhang wordt gemaakt door tegenstelling in de tekst. - Spiegeling, gebeurtenissen of andere tekstelementen keren weer in andere personages, tijden of ruimtes terug. Verhaallijnen: Samenhangende gebeurtenissenreeks wordt een verhaallijn genoemd. Begin van een verhaal: -Ab ovo: aan het begin, bij de eerste gebeurtenis. -In medias res: midden in het verhaal, eerdere gebeurtenissen kom je te weten d.m.v terugblikken. -Post rem: Aan het einde van het verhaal, begint bij afloop. Cyclische opbouw: We spreken hiervan wanneer het begin en het einde vrijwel identiek zijn. Boek eindigt met dezelfde gebeurtenis maar misschien met een ander personage als waarmee het begonnen is.
Hoofdstuk 11: Auteur en verteller: Auteurs bestaan uit vlees en bloed. Verteller alleen op papier, instanties die de tekst in het verhaal presenteren. Door hem zie je de verhaalgebeurtenissen, de ruimtebeschrijvingen en de personagebeschrijvingen. Je mag ze dus niet gelijkstellen. Perspectief standpunt waaruit de lezer de gebeurtenissen ervaart. Je moet je altijd afvragen of het perspectief betrouwbaar is. Verschillende vertelsituaties: - Alwetende vertelsituatie: De verteller weet van alle personages wat ze zien, horen,voelen en denken. De verteller doet niet mee als personage. Hoeft niet altijd objectief en waarheidsgetrouw te zijn. - Ikvertelsituatie: De verteller een ikfiguur die als personage meespeelt in het verhaal. Alle gebeurtenissen zie je via hem. Je weet alleen wat hij denkt,ziet,voelt. Vertelsituatie is subjectief. - De personale vertelsituatie: Hij-vertelperspectief. Is subjectief want alle dingen worden waargenomen via de hij-figuur. De verteller is niet aanwezig. - Meervoudige vertelsituatie: Verschillende vertelsituaties worden afgewisseld in verschillende hoofdstukken. Door informatie achter te houden kan de lezer gemanipuleerd worden. Functie en effect van het perspectief: Perspectief is één van de belangrijkste technieken (procédés) waarmee je als lezer gemanipuleerd kunt worden. Je moet je steeds de betrouwbaarheid afvragen van het perspectief. De gehanteerde vertelsituatie heeft altijd een functie, wanneer je deze wilt afvragen ga je bijvoorbeeld na of het relatie heeft met een onderwerp van het boek. Het kan ook een bepaald effect hebben, bijvoorbeeld inleving van de personage. Ga wel na of dit betrouwbaar is en waar blijkt dat uit? En of de lezer gemanipuleerd wordt. Je bevindingen altijd onderbouwen met verwijzing naar relevante passages uit de tekst.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.