Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

§1 t/m 10

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1530 woorden
  • 1 november 2003
  • 75 keer beoordeeld
Cijfer 6
75 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
H1: Beeldvorming en gebieden §1: Informatie zenden en ontvangen  Media spelen een grote rol bij beeldvorming (bijv. reclame langs de weg, op de tv en via inter-net)  Beeldvorming over regio’s => invloed van de media niet onderschatten  Als ontvanger word je via allerlei kanalen voorzien van informatie; al die indrukken worden gefilterd  Twee manieren om aan kennis van een gebied te komen: - interne informatie (kennis en ervaring die je al hebt) - externe informatie (gegevens van buitenaf)  Referentiekader: aanwezige kennis en ervaring van waaruit een regio wordt bekeken  Nieuwe ervaring en nieuwe informatie kunnen: - gegevens toevoegen aan je wereldbeeld - je bestaande ideeën over je omgeving versterken - je wereldbeeld veranderen  Perceptie: manier waarop je tegen de werkelijkheid aankijkt; niet alleen gebaseerd op objec-tieve kennis, maar ook op subjectieve waarneming  Regionale beeld => van belang voor ruimtelijk handelen  Het subjectieve beeld van een gebied is in veel gevallen doorslaggevend bij vragen als waar je gaat werken of waar je wilt wonen  Stereotype: een eenzijdige en vaak sterk vertekende, algemeen aanvaarde opvatting over een groep of gebied  Stereotypen => nogal eens een negatieve lading  Bijv. Indianen => positief: nobele, onbedorven, vredelievende wilde; negatief: paardendief §2: Zenders van informatie: city- en regiomarketing  Niet alleen ontvanger problemen met ontvangen en opslaan van informatie, ook de zender heeft zijn beperkingen  Doel: klanten trekken en tevreden stellen van de consument  Identiteit: de bevolking krijgt een sterkere binding met de gemeente  Promotie: aantrekken van consumenten (breedste zin van het woord) - product verbeteren - werken aan beter imago  Citymarketing: inspanningen die erop gericht zijn om de ontwikkeling van een stad te onder-steunen en ervoor te zorgen dat de plaats kan concurreren met andere steden

Regiomarketing: (zie citymarketing) stimuleren van een groter gebied  Marketingstrategie => 4 elementen als reclamewapen: - infrastructuur en bereikbaarheid - bezienswaardigheden - burgers als arbeids- en afzetmarkt - kwaliteit van de leefomgeving  Promotiecampagnes => meestal gericht op bedrijfsleven, toeristen en nieuwe inwoners  Groei en status van een stad of regio hangen af van de financiële positie van die stad of regio  Strategie van regiomarketing => meningen lopen uiteen §3: Zenders van informatie: toerisme en nieuwsmedia  Uitzenden van beelden gebeurt met een bepaalde bedoeling  Toerisme na jaren 60 => booming industry  Toenemende welvaart ging samen met een snelle groei van mobiliteit en vrije tijd; dit zijn de drie factoren die de recreatief-toeristische tuin volop in bloei hebben gekregen  De overheid is ook erg geïnteresseerd in de promotie van toerisme, omdat de Nederlandse reisverkeerbalans in het rood staat (Nederlanders geven meer uit in het buitenland, dan bui-tenlanders in Nederland)  Het is belangrijk waar het reclamemateriaal wordt verspreid, omdat dit de doelgroep bepaalt  Afstandsverval: nauwkeurigheid van de informatie daalt, wanneer de afstand toeneemt  Ook op ander gebied vind er een selectie plaats van de gegevens van een regio: - men probeert het accent te leggen op het bijzondere van een gebied - selectie in de informatiestroom op basis van leeftijd en inkomen  Nieuwsmedia => zeer invloedrijke zenders van beelden  Standplaats => van onschatbaar belang bij de geografische en politieke beeldvorming §4: Collectieve beeldvorming  Een groep mensen die op dezelfde manier tegen een bepaald verschijnsel aankijkt, beschikt over een collectief beeld (bijv. stereotype)  De manier waarop een groep mensen tegen andere streken of culturen aankijkt hoeft niet schadelijk te zijn; ieder mens en iedere groep beschikt nl. over een beperkte hoeveelheid in-formatie  Een groep vernauwt zijn horizon bewust => collectieve beelden negatief  Etnocentrisme: neiging van mensen om een andere cultuur te beoordelen vanuit de waarden en normen van de eigen cultuur  Dit kan leiden tot xenofobie (vreemdelingen-angst/haat) §5: Manipuleren met informatie  Zender van informatie heeft er vaak belang bij om gegevens mooier voor te stellen dan ze zijn (bijv. reclame)  Manipulatie: bewerken van gegevens om het beoogde doel beter te bereiken  - foto’s, film, teksten of tekeningen (bijv. vanuit een bepaalde standplaats) - kaarten (dingen weggelaten of vergroot, kleurgebruik, legenda) - cijfermateriaal (veronderstellen betrouwbaar onderzoek, cijfers maken indruk) - soort weergave van cijfermateriaal en de bepaling van de klassengrenzen van de cijfermati-ge gegevens H2: Geografische beeldvorming §6: Mental maps en ruimtelijk imago  Mental map: soort kaartbeeld van een plaats of regio die door individuele perceptie is ge-vormd  Mental maps worden regelmatig aangepast door nieuwe indrukken  Ruimtelijk imago: breder beeld dat iemand van een gebied heeft (ook sociale, politieke, eco-nomische en gevoelskenmerken)  Onderzoek: ‘wat weten buitenlanders over een bepaald land of gebied?’: - dingen die anders zijn dan wat men gewend is - zaken die eigen interesse raken - actuele onderwerpen §7: Een geografische verantwoord beeld  Om te beoordelen of een beeld dat je van een regio hebt geografisch juist is, kun je letten op: - de ligging - landschappelijke kenmerken - bevolkingskenmerken - interne en externe relaties  Ligging: - absolute ligging (site) => objectief vast te stellen plaatsbepaling - relatieve ligging (situation) => ligging in relatie met andere ruimtelijke verschijnselen  Landschappelijke kenmerken: - fysisch milieu => bijv. bodem, grondsoort, water en reliëf - ingerichte ruimte => bijv. infrastructuur, cultuurlandschap en bodemgebruik  Bevolkingskenmerken: - culturele kenmerken (cultuur = alles wat is aangeleerd door een menselijke groep) => bijv. taal, godsdienst - demografische kenmerken (demografie = beschrijven en verklaren van de ontwikkeling in de omvang en samenstelling van de bevolking) => bijv. bevolkingsaantallen, dichtheid - economische kenmerken => bijv. bestaansmiddelen, werkeloosheid, brp - politieke aspecten (politiek = uitoefenen en spreiding van macht) => bijv. grensconflicten - relationele kenmerken =>  interne relaties (binnen de regio allerlei dwarsverbanden tussen bedrijven etc.)  externe relaties (verbanden van een gebied met andere regio en/of plaatsen)
H3: Regionale beelden en ruimtelijk gedrag  De waardering van recreatieregio’s is om 2 manieren van invloed op het ruimtelijk gedrag: - gedrag op basis van de keuze van de klant - ruimtelijke ontwikkelingen als antwoord op de ruimtelijke beslissingen van de consument  Toeristische streken reageren op het beeld dat ze zelf oproepen bij de bezoeker  In de ontwikkeling van gebieden zijn drie lijnen herkenbaar: - pleasure periphery (populaire vakantiebestemmingen die ronde de grote industriële ge-bieden)verschuift  eerste periferie (begin 19e eeuw) => aristocratische bezoekers badplaatsen  tweede periferie (midden 19e eeuw) => gegoede klasse (Nice, Cote d’Azur enz.)  derde periferie (jaren 60) => Europa gepasseerd  vierde periferie (anno nu) => lange vluchten (Hongkong, Sri Lanka enz.) - opvolging/verdringing (de groep die hoger op de sociale ladder staat laat zich verdrijven en verdwijnt naar een exclusief elders => ruimtelijke segregatie) - opkomst, bloei en verval:  begin: gebied nagenoeg onbekend voor buitenstaanders  imago wordt bijgesteld => leidt tot massatoerisme  einde: verval en neergang treden op (infrastructuur, ruimtelijke ordening, so-ciaal-economisch en cultureel terrein)  Ontwikkeling toeristengebied: - fase 1: ontdekking (mental map nauwelijks ingevuld) - fase 2: betrokkenheid (lokale bevolking gaat brood zien in toerisme) - fase 3: ontwikkeling (gebied opgenomen in reisprogramma’s; lokale bevolking verliest langzamerhand haar greep) - fase 4: consolidatie (toeristenindustrie draait op volle toeren; voor sommige bezoekers te druk) - fase 5: stagnatie (massatoerisme brengt vervuiling, drukte en hoge prijzen; gebied krijgt negatief imago) - fase 6: neergang (opkomende vakantiegebieden pikken klandizie in)  soms kan dit leiden tot verjonging, bijv: Noordwijk aan Zee
downgrading afgewend => imago van dure badplaats
deze upgrading => weer van invloed op de aard van de bezoekers §9: Prettig wonen  Door de toegenomen mobiliteit en voortschrijdende digitalisering is wonen minder aan de werkplek gebonden dan vroeger  Inzicht in persoonlijke waardering => enquête  Waardering van een woongebied wordt weerspiegeld in de huizenprijs  Voorkeuren voor voorzieningen en woonlocatie: - eigen tuin, ligging in het groen - homogene bevolkingssamenstelling - 25% wil stedelijk karakter, centraal gelegen - ruim 70% wil een landelijk karakter of suburbaan - dicht bij winkelcentrum  Woonwensen worden gekoppeld aan inkomen, leeftijd en gezinssituatie §10: Riskant leven  Natuurrampen kunnen overal toeslaan; maar sommige gebieden lijken er een abonnement op te hebben (bijv. Sicilië, Caribisch Gebied en Zuidoosten van de VS)  Sicilië => bevolkingsdichtheid redelijk hoog, ook op de Etna; risicoperceptie van de bewoners zodanig dat wonen op de breukzone niet als onmogelijk wordt ervaren  Onzeker van een bestaan elders, angst voor het onbekende en de moeite om werk te vinden weerhouden mensen ervan te emigreren  Op Sicilie was wel emigratie, maar de reden waar uitbuiting en uitzichtloosheid, armoede en werkloosheid, vreemde overheersing en de maffia  Ook in Nederland zijn kwetsbare gebieden dichtbevolkt. Verklaring is te zoeken in: - rampenfrequentie - technische mogelijkheden  De mensen in Californië onderschatten de kans op een aardbeving, dit komt uit een onderzoek
Bewoners sluiten meestal ook geen polis af. Een mens weegt nl. de kosten van dit soort maat-regelen af tegen de kans op een natuurramp. Het gevolg van deze positieve risicoperceptie is dat er op lokaal niveau weinig politieke bereidheid is om veel geld uit te geven aan maatregel  Mensen wegen de concrete kosten en onzekerheden van een natuurrisico  Ook godsdienstige gevoelens spelen mee in het aanvaarden van natuurrampen en de reactie daarop  Niet alleen rationele overwegingen zijn bepalend voor het ruimtelijk gedrag, maar ook het mentale beeld is uiteindelijk bepalend. Dit ruimtelijk gedrag uit zich soms in vertrek uit de gevarenzone.  Maar mensen hebben de neiging het gevaar van natuurrampen te ontkennen, dus gaat men vaak over tot de orde van de dag; de schade wordt hersteld en het leven gaat door. De ramp was dan ‘de wil van de goden’ of ‘noodlot’  In andere situaties brengt men oorzaak en gevolg van rampen op een wetenschappelijke ma-nier met elkaar in verband, in dat geval zal een samenleving sneller maatregelen treffen. Dit komt neer op technische ingrepen, in combinatie met weten en verordeningen (lokaal, regio-naal, nationaal niveau)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.