Vlinders

Ik heb mijn werkstuk over vlinders gemaakt, omdat ik het mooie dieren vind. Er zijn ook vlinders die net op een blad lijken. Ze zijn dus niet goed te zien op een boom. Dat is iets wat ik heel leuk vind. Ik vind het ook heel grappig hoe een rups een vlinder wordt. Ik wilde daar al wat meer over weten. Dat is ook een reden waarom ik mijn werkstuk over vlinders heb gedaan. Er zijn veel verschillende soorten dagvlinders. Groot en klein. De grote is nogal verschillend. De grootste vlinder is de ALEXANDRAVOGELVLINDER. Die heeft een spanwijdte van maar liefst 28 centimeter. Dagvlinders leven dus overdag. De meeste dagvlinders hebben hele mooie kleuren. Hun vleugels zijn meestal misleidend. Bijvoorbeeld een ZARETIS ITIS lijkt net een dood blad aan een tak. Heel misleidend dus. Zo zijn er nog heel veel van dat soort dingen. Dat is voor de beesten die hun willen op eten of zo. Zo zien ze hen minder snel. Net als bij de dagvlinders zijn er bij de nachtvlinders veel soorten. Er zijn ook heel veel kleine. Maar er zij ook weer hele grote. De HERCULESVLINDER is bijvoorbeeld net zo groot als een atlas! Veel nachtvlinders hebben soort uilen ogen op hun vleugels als camouflage. Zo denken gevaarlijke dieren dat het een uil is. Er zijn ook bijvoorbeeld vlinders die lijken op de zonsondergang. Ze hebben precies de kleuren van de lucht. Ze zijn dan dus heel moeilijk te zien. Het lichaam van een vlinder bestaat uit drie delen. De kop, het borststuk en het achterlijf. De monddelen, ogen en voelsprieten zitten aan de kop. Aan het borststuk zitten de zes poten. In het achterlijf wordt het voedsel verteert en uitgepoept. Een vlinder eet heel raar. Hij eet door zijn roltong. Die kan hij oprollen. Het lijkt op een rietje. Een vlinder heeft 4 vleugels. Aan elke kant twee. De vleugels zit ook aan het borststuk vast. Vlinders proeven met hun voeten. Ze proeven dus iets als ze ergens op gaan staan. Vlinders hebben hele andere zintuigen dan mensen. Mensen hebben twee ogen. Maar vlinders hebben er wel veel meer. Zij hebben een samen gesteld oog. Ze zien alles dus een heleboel keer. Ze hebben voelsprieten om iets mee te voelen. Die voelsprieten zitten boven op hun kop. De voelsprieten gebruiken ze ook als neus. Ze ruiken er dus dingen mee. Ze horen met een soort trommelvliezen. Die noemen we tympanaalorganen. Dat zijn soort vliezen die op het achterlijf en het borststuk zitten en door geluid in trilling gebracht worden. Vlinders beginnen hun leven als een klein ei. Sommige vrouwtjes vlinders verspreiden na de paring gewoon eitjes tijdens het vliegen. Maar de meeste vrouwtjes zoeken een geschikte plek uit. Soms zijn het wel meer dan 1000 eitjes. Ze legt de eitjes in een blad van een speciale plant of boom. Als ze de eitjes in het blad gelegd heeft vliegt ze weg…. Als een rups zich uit het eitje bevrijd heeft gaat hij meteen opzoek naar eten. De meeste volwassen vlinders leven van nectar, maar rupsen eten bladeren of stengels. Ze groeien snel en worden heel dik. Soms zijn ze al binnen een maand al uitgegroeid. Hellaas zijn er minder volwassen vlinders dan rupsen. De meeste volwassen vlinders worden gedood door roofdieren. De rupsen moet dus maar genieten van hun leventje. Na ongeveer eten en groeien is een rups klaar om zich te verpoppen. De rups verandert dan in een volwassen vlinder. Een nacht vlinder maakt meestal een zijden cocon om zich heen. Anderen verbergen zich in de grond. De meeste poppen van dagvlinders zijn kaal. Maar ze zijn wel goed gecamoufleerd. Coconnen lijken levenloos. Maar binnen in de cocon gebeurt er van alles. De rups verandert in een vlinder. Na een tijd, als de rups helemaal verandert is, komt de rups eruit. Het is nu een vlind