Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Vergelijking Nietzsche en Jaspers

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 5e klas vwo | 3137 woorden
  • 3 juni 2001
  • 46 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
46 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1.Vrijheid

Over vrijheid is door de tijd heen altijd gefilosofeerd. Met deze vrijheid doel ik dan niet op de zogenaamde objectieve vrijheden, zoals vrijheid van meningsuiting. Ik doel dan op je absolute vrijheid, mentale vrijheid, vrijheid in onszelf als het ware.
Als we teruggaan naar de klassieken zien we al dat Griekse filosofen zich al met dit vraagstuk bezig houden. De Griekse filosoof Plato vertelt in een van zijn werken over mensen die van jongs af aan in een grot zitten opgesloten. Hun hoofden, armen en benen zijn vastgebonden. Ze kunnen zich dus niet bewegen en alleen maar naar voren kijken, waar zich een grote gladde wand bevindt. Op die wand is echter van alles te zien, want een stuk verder achter hun hoofden brandt een vuur. Tussen hun ruggen en het vuur is een weg en een muur gebouwd. Achter die muur lopen allemaal mensen die van alles boven de muur laten uitsteken: stenen en houten afbeeldingen van mensen en dieren. De gevangenen zien alleen maar de schaduwen.Voor hen is dat de wereld, dat is hun werkelijkheid. Stel dat je één van de gevangenen losmaakt en hem dwingt achter zich te kijken zal hij er eerst verblindt worden door het vuur en zal vervolgens de weg en de muur zien. Als iemand hem zal vertellen dat de schaduwen op de muur niets zijn en dat hij nu dichterbij de werkelijkheid is, dan zal hij hem zeggen dat hij van onzin spreekt. Wanneer iemand hem met geweld uit de grot zou sleuren en hem de wereld liet zien zal hij weer verblindt worden, ditmaal door de zon en zal de wereld zien. Eerst zal hij naar de schaduwen blijven kijken, maar zal vervolgens toch beseffen dat hij dichter bij de ware werkelijkheid is gekomen. Tegelijkertijd zal hij medelijden hebben met de mensen in de grot.
De mensen in de grot konden niet meer weten dan dat ze zagen, wat dus eigenlijk niets was. Ze dachten dat ze vrij waren omdat ze niet beter wisten. De man die uiteindelijk naar buiten kwam besefte dat de vrijheid in de grot een illusie was.

Maar zijn wij buiten die grot wel vrij? Wij denken vrij te zijn in deze wereld dingen te kunnen doen die wij blieven. Dat noemen wij vrijheid. Maar is dat wel echte vrijheid. Alles wat wij doen is bepaald door wat wij onszelf en wat anderen ons hebben geleerd. Is de vrijheid buiten de grot misschien dan ook een ilusie? Is vrijheid sowieso dan een illusie? In ons leven kijken wij nooit verder dan wij kennen.
Dit is dan ook één van mijn eigen grote levensvragen. Bestaat vrijheid? Is Vrijheid slechts een illusie? Aan deze vraag zal ik mijn werk wijdden
Er zijn personen die hier al over hebben nagedacht, hun leven lang. De tijd heeft vele grote filosofen leren kennen. De denkwijzen van de existentialisten en van Nietzsche vindt ikzelf het meest interessant, hoewel ze bijna recht tegenover elkaar staan.
Het existentialisme van Jaspers veronderstelt een vrijheid, Nietzsche beweert dat vrijheid niet bestaat, een verzinsel is. Vandaar is mijn keuze gevallen op deze twee grote filosofen.

2.Friedrich Wilhelm Nietzsche

Nietzsche mogen we met recht de leerling van Schopenhauer noemen, hoewel zijn theoriën op iets heel anders uitloopt dan die van Schopenhauer. Toch 'horen' Schopenhauer en Nietzsche bij elkaar, want behalve dat Schopenhauer Nietzsche sterk heeft beïnvloed, hebben ze ook iets gemeen dat hen van de verstandsfilosofen onderscheidt: zowel de filosofie van Nietzsche als die van Schopenhauer zijn filosofiën van de wil.
Het leven van Nietzsche is er een van grote tragedies geweest.
Friedrich Wilhelm Nietzsche werd in 1844 te Röcken geboren. Zijn vader was daar de plaatselijke predikant. Nietzsche verloor zijn vader op vijfjarige leeftijd en groeide op in een vrouwelijke omgeving in een sfeer van protestantse vroomheid. Hij werd opgevoed tot een gevoelige jongen, maar probeerde al snel zich hier tegen te verzetten door te leven als een asceet en met ijzeren zelfbeheersing.
In het internaat van Schulpforta werd de basis van Nietzsches grote liefde voor de Griekse oudheid werd gelegd. Hij studeerde daarna in Leipzich en Bonn klassieke filosofie.
Naast zijn ouderlijk huis en de klassieke oudheid is er nog een derde factor die beslissend was voor zijn geestelijke ontwikkeling. In Leipzich ontdekte hij het werk van Schopenhauer. Schopenhauers filosofie vulde de leegtes op die Nietzsche had in zijn hoofd.

De theorie van de oerwil als overheersende macht in elk organisme is door Nietzsche, na zijn confrontatie met de werken van Schopenhauer, als vanzelfsprekend beschouwd. Deze oerwil is de kracht in elke mens die ons leven bepaalt. De oerwil staat boven de wil, de wil die ons drijft tot cultuur en wetenschap. Volgens Nietzsche zijn cultuur en wetenschap slechts een zeer klein deel van de mens. Het zijn hulpmiddelen om de oerwil tot uiting te brengen. Deze oerkracht is gericht op het overleven en voortplanten. Wat overigens precies paste in Darwins´ evolutietheorie, waarvan Nietzsche overtuigd was dat hij klopte.
Voor hij kennis maakte met Schopenhauer had hij al kennis gemaakt met de muziek van Wagner en was meteen verkocht, Nietzsche hield erg veel van muziek, een van zijn uitspraken luidde: 'Zonder muziek zal mijn leven een dwaling zijn', zelf was hij een begenadigd pianospeler en ontmoette Wagner zelf eens in Leipzig en werd een van zijn vurigste bewonderaars.
Tijdens zijn studentenjaren publiceerde hij enkele kleine filosofische studies. Met de aanbeveling van zijn leermeester werd de vijfentwintig jarige jongeman professor in de klassieke filosofie aan de universiteit van Basel.
Zijn gelukkige tijd in Basel werd beëindigd door oorlog in 1870. Nietzsche nam deel als verpleger, maar keerde in 1871 ten gevolge van zware dysenterie terug. Sindsdien is hij nooit meer gezond geweest.
In 1871 verscheen zijn ´Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik´. Nietzsche beschrijft hierin zijn theorie dat het toneel van het leven beheerst door de dramatische worsteling tussen twee driften, belichaamd door de zonen van Zeus en halfbroers Dionysus, god van de wijn en de roes, en Apollo, god van de orde en de bezinning. Het dionysische omvat de extase van het zichzelf scheppende en vernietigende leven, en het apollinische is de koele rede die er tegenover gesteld moet worden. Met de wetenschappelijke rede van Apollo wordt de kunstzinnige roes van Dionysus in de houdgreep genomen. Wat door dit beeld in ieder geval goed tot uitdrukking komt is het onverzoenlijke, bijna vijandige karakter van de verhouding tussen wetenschap en kunst. En in de voortdurende strijd tussen de twee godenzonen is het Apollo uiteindelijk gelukt Dionysus er zó goed onder te krijgen dat de laatste tegenwoordig niet serieus meer kan tegenspartelen.
De schuld daarvan moet volgens Nietzsche gelegd worden bij Socrates, de eerste theoreticus, die ervoor zorgde dat de mens van zijn intuïtie en instincten is vervreemd en zo het contact met de bron van het leven heeft verloren. Toch vindt Nietzsche dat de verhouding tussen wetenschapen en kunst niet noodzakelijk tegenstrijdig hoeft te zijn en dat ze elkaar kunnen aanvullen.
Tussen dit eerste balangrijke werk en zijn meesterwerk ´Also sprach Zarathustra´ brengt hij een aantal werken uit.
Na verloop van tijd veroorzaakt Nietzsche een breuk met Wagner, Wagner was Nietzsche te onderdanig door overtuigd Christen te zijn.Nietzsche werd kritisch tegenover kunste en metafysica en zocht zijn heil in de wetenschap en positivisme. Zijn boek ´Menschliches, Allzumenschliches, ein Buch für freie Geister´ onderstreept dit.
Na een jaar ziekteverlof nam Nietzsche in 1877 pensioen en wankelde aan de grens van de dood, maar hij raakte aan de beterende hand en schreef weer.
In deze periode schreef Nietzsche ´Also sprach Zarathustra´. In dit boek behandelt Nietzsche zijn theorie over de Übermensch. Er is volgens hem een herenmoraal en een slavenmoraal. De heren, de verhevenen, leiders, zijn de baas over de slaven; de mens als kuddedier.

Het woord goed heeft daarom verschillende betekenissen, het ligt volgens Nietzsche eraan vanuit welk oogpunt je kijkt. Vanuit de slavenmoraal zijn de begrippen vreedzaamheid, onschadelijk, goedig, medelijden bestempeld als goed. Slecht voor de slaaf is alles wat hem boven de slavenmoraal verheft, dat kan zijn moed, uitzonderlijkheid, gevaar, onberekenbaarheid. Deze begrippen zijn echter voor de heer weer bestempeld als goed. Nietzsche verheerlijkt de herenmoraal. De hoogste uiting van deze herenmoraal is de Übermensch. De Übermensch is het type mens na de huidige mens als gevolg van de evolutie. Nietzsche ziet de tegenwoordige mens als een overgang tussen de apen en de Übermensch. Nietzsches Übermensch past overigens weer compleet in het beeld van evolutie dat Darwin schiep.
Na 'Zarathustra' volgt een fase van overproductiviteit. Nietzsche produceerd talloze boeken waarin hij afrekend met Wagner en vooral het christendom (´Götzendämmerung´, ´Der Antichrist´). Tenslotte schrijft hij zijn autobiografie ´Ecce Homo´.
Nietzsches laatste geschriften geven blijk van woede en bevatten een bedrukte sfeer. Dit is zeer waarschijnlijk het gevolg van een lange periode van onderwaardering.
De waardering kon echter Nietzsche niet meer redden, het was al te laat. Hij had reeds al zijn geestelijke en lichamelijke kracht verbruikt in zijn lange strijd om waardering. Hij was bijna blind. Zijn publikaties uit deze periode heeft hij met de grootste moeite geschreven.
Begin 1889 kreeg Nietzsche een paralyse, waarschijnlijk veroorzaakt door zijn vroeger opgelopen syfilisinfectie.Na een tweedaagse verdoving stuurde Nietzsche vrienden en hooggeplaatste personen verwarde en fantasievolle brieven. Zijn vriend Overbeck kwam hem te hulp en vond hem in een miserabele conditie.
Nietzsche werd opgenomen in een kliniek in Jena. Daarna verzorgde zijn moeder en zijn zus hem en hij zou nog door zijn zus haar opofferende verpleging nog twaalf jaar leven in een mentale wanorde, hij was gek geworden, waarvan de dood hem in 1900 verloste.

3.Karl Jaspers

Hoewel hij niet in het levensbeschouwingsboek is opgenomen mogen wij van Karl Jaspers zeggen dat hij van alle existentiefilosofen het meest compleet in zijn visie was. Jaspers was oorspronkelijk medicus en psycholoog. Hij ontwikkelde zich tot een van de belangrijkste existentiefilosofen van deze tijd. In 1919 verscheen zijn ´Psychologie der Weltanschauungen´ en dit werk vormde het begin van zijn filosofie. in dit boek legde hij verband tussen ´geloof´ en filosofisch standpunt door te laten zien, hoe verschillende filosofiën naast elkaar kunnen staan. Dit komt doordat dezen elk gebaseerd zijn op verschillende redelijk onweerlegbare uitgaanspunten gebaseerd zijn en daardoor ook gelijkwaardig kunnen zijn.
De mens moet zich van zijn eigen situatie eigen situatie en van zijn plaats in de wereld bewust zijn om te kunnen doordringen tot het allesomvattende. In zijn driedelige werk ´Philosophie´, uit 1932, legt hij deze theorie uit. Deze werken zijn zijn hoofdwerken. Het in 1931 verschenen geschrift ´Die geistige Situation der Zeit´ benadrukt hij de politieke en maatschappelijke situatie van de mens tegenover het allesomvattende.

Belangrijk voor Jaspers´ ontwikkeling waren: Plotinus, Giordano Bruno, Spinoza, Nietzsche en vooral Kierkegaard. De filosoof voor hem was echter Kant. Karl Jaspers had een heel eigen manier van filosoferen. Jaspers´ existentiefilosofie is, zoals al eerder gezegd is, de meest omvattende.
Over de onderlinge verhouding tussen filosie, rede en geloof heeft hij meerdere werken geschreven, zoals ´Vernunft und Existenz´, uit 1935 en ´Der philosophische Glaube´, uit 1948.
Jaspers komt tot concrete aanwijzingen wat het humanisme in deze tijd te betekenen heeft. Voor de mogelijkheden van een nieuw humanisme stelt hij de volgende eisen: uitzicht op de ruimste mogelijkheden van de menselijke mogelijkheden, wil om tradities vast te houden, werken aan gemeenschappelijk fundamenteel inzicht, vervulling van de aanspraken van de massa´s en standvastig zijn in onzekerheden.
Het omvattende is het belangrijkste aspect van Karl Jaspers´ filosofie. Het omvattende moet gezien worden als het ´Zijn´.
Het Zijn is volgens Jaspers niet te omvatten. Het Zijn wat te omvatten is is nog niet het Zijn. Het Zijn is onomsloten, het heeft geen grens. Hij vergelijkt he met de horizon, de horizon is niet te overschrijden, hij verplaatst met ons mee, zo ziet hij ook het Zijn. Nooit wordt het standpunt bereikt dat van waaruit het Zijn als een gesloten geheel kan worden gezien. Het blijft ongesloten. Het Zijn, dat nooit als geheel is te grijpen noemt Jaspers het ´omvattende´. Het doordringen van het omvattende is volgens hem de zin van het filosoferen. Volgens Jaspers zijn er drie manieren om het Zijn te zien.
Wij kunnen uitgaan van het Zijn dat we zelf zijn. We zijn ten eerste een bestaan in de tijd. Ten tweede bezitten we een bewustzijn, dat Jaspers ´bewustzijn zonder meer´ noemt. En ten derde bestaan wij uit een geest. Volgens Jaspers gaan wij bij het filosoferen echter boven alledrie zijnswijzen uit en komen we tot de existentie.
We kunnen ook uitgaan vanuit het Zijn waarin en waardoor we zijn, namelijk de wereld. Het boven dit Zijn begeven is godheid. Existentie wordt ook vaak aangeduid als perfectie. Daarom wordt dan ook de existentie zelf gezien als God.
In de derde plaats kunnen we zoeken naar het verband dat al deze ´manieren van het omvattende´ verbindt. Dit verband is Rede. Hierop is Jaspers´ zijnsleer gebaseerd.
De belangrijkste theorie van Jaspers is die van de overgang van het Zijn van de mens als ´bestaan´ tot ´existentie´. Existentiefilosofie brengt de mens tot het bewustzijn dat hij meer is dan wat men objectief kan weten.. Er wordt een beroep gedaan op de mens als existentie, het zelf-zijn. Existentie kan niet worden beschreven met termen en begrippen die behoren tot een afgesloten systeem.
Existentie is een Zijn dat tegenover het Zijn op aarde, het objectieve Zijn. Existentie is het innerlijke van het innerlijke van de mens. Het kan vergeleken worden wat er in de mythologie met ´ziel´ wordt bedoeld. Deze ziel, de existentie van de mens dus, is het Zijn. Deze ziel maakt de keuzes en moet voortdurend beslissen. De existentie is vrij.

Er zijn situaties dat de existentie zich onmiddellijk verwerkelijkt. Dat zijn uiterste situaties die niet veranderd of ontlopen kunnen worden, de grenssituaties: dood, lijden, strijd en schuld. Alleen daarin kan de existentie verwezenlijken. Als we een dergelijke situatie met open ogen aanvaarden worden we geheel onszelf.
Volgens Jaspers is mislukking de beslissende uiting van het Zijn. Uiteindelijk steven we allemaal op mislukking uit. Van echte mislukking spreken we als , wanneer we een blijvende wereld opbouwen terwijl we vrezen en weten dat we geoemd zijn te mislukken. Jaspers´ filosofie loopt dus uit op op een pessimisme, zoals bij Heidegger en Satre. Maar bij Jaspers is er alleen een andere sfeer. Bij Jaspers blijft een soort hoop, als een iets dat je na de mislukking bijstaat. Dat is bij Jaspers de onvergankelijkheid en oneindigheid van God. Hoewel bij Jaspers het bereiken van deze oneindigheid, de existentie, onmogelijk is.
Jaspers schreef in 1932: "Bestond de mogelijkheid om langs technische weg de grondslag van heel het menselijk bestaan te vernietigen, dan is het welhaast zeker dat het ooit werkelijk zou gebeuren... De hele geschiedenis van de menselijke ervaring maakt duidelijk, dat wat mogelijk is , ook het meest verschrikkelijke, ooit ergens op de een of andere manier door iemand wordt gedaan."

4.Jaspers contra Nietzsche

Nietzsche en Jaspers hebben zeer uiteenlopende meningen over vrijheid, wat op zich niet vreemd is. Jaspers is immers een existentialist en een christen, terwijl Nietzsche een aanhanger is van de oerwil-theorie en een atheïst is.
Volgens Jaspers is ieder mens vrij, absoluut vrij. Maar niet zoals wij het kunnen zien of bewust kunnen meemaken. Alleen de existentie van de mens is vrij. De existentie, eigenlijk de soort ziel van de mens, kan volgens Jaspers bijna nooit helemaal bereikt worden. De existentie komt alleen in de grenssituaties tot uiting: dood, lijden, strijd, schuld en vooral mislukking. In de praktijk is de mens dus onvrij, vrijheid is een potentie voor de mens, maar hij behaalt hem nooit.
Bij Karl Jaspers speelt dan ook nog eens de factor godheid mee. God is pure existentie, oneindig en onvergankelijk. Wat God is, is volgens Jaspers, dat is wat vrijheid is. En we kunnen als mens nooit volledig tot God komen. Dat is te hoog voor ons.
Nietzsche is er van overtuigt dat de mens niet bewust controleert wat hij doet, al denkt de mens dat wel. De mens wordt beheerst door een onderbewuste kracht, de oerwil. Deze oerwil drijft ons voort om twee doelen te bereiken, op de eerste plaats is dat overleven, op de tweede plaats is dat voortplanten. Nietzsche heeft deze theorie van zijn grote voorbeeld Schopenhauer overgenomen. De oerwil is wat wij eigenlijk zijn en de superieure uiting van de oerwil is, volgens Nietzsche, de herenmoraal. De heren hebben het bereikt, ze hebben de grootste kans te overleven en voort te planten. Nietzsche verheerlijkt de herenmoraal. De herenmoraal wordt tot uiting gebracht door leiders, wetenschappers en de grote muzikanten. Zij zijn degenen die de ketenen van de slavenmoraal hebben afgeworpen en met hun kop boven de massa uit steken. De herenmoraal zit dicht tegen Nietzsches Übermensch aan.
Nietzsche is atheïst, godheid is een middel van de massa, iets voor het collectief, om zich beter over zichzelf te voelen, vaak nog opgelegd door mensen lauter om hun eigen macht te vergroten. Godsdienst is volgens Nietzsche een van de grootste, en meteen ook verachterlijkste, uiting van de slavenmoraal.

Volgens Jaspers is vrijheid te bereiken, vrijheid bestaat dus in zijn filosofie. Nietzsche spreekt hierbij van onzin, volgens hem is de mens onvrij door zijn oerwil.
Zelf kan ik Jaspers geen gelijk geven. Ik ben atheïst en weiger in een god te geloven. Ik deel de overtuiging van Nietzsche dat het fenomeen godsdienst een typische uiting van de slavenmoraal is. Ook het idee dat vrijheid bestaat is volgens mijzelf onzin. Vrijheid bestaat in een gematigde vorm. Je kan maatschappelijk en economisch gezien vrij zijn. In je gedachten, geest en acties ben je onvrij. Alles wat je doet wordt gecontroleerd door je onderbewuste. Ik geloof dan ook, net als Nietzsche, in de oerwil-theorie van Schopenhauer. Als je heel logisch nadenkt is dit dan ook de meest logische verklaring van ons gedrag.
De mens is geen apart wezen, de mens is ook maar een dier, iets inteligenter ja, maar we blijven dieren met instincten en driften. Ieder dier, ieder levend organisme zelfs, heeft maar één doel: het doorgeven van zijn genen. Daar is onze evolutie het bewijs van. Ieder dier heeft de drang zijn genen te laten voortleven.
Bestaat vrijheid? Dat is de vraag waarmee ik dit werkstuk begon. Is vrijheid relatief, of is er een vrijheid die te bereiken is?
Volgens mij niet. Absolute vrijheid is een ilusie.
Je bent pas vrij als je volledig controleert wat je doet. Maar de mens controleert niet wat hij doet. De mens wordt beheerst door zijn onderbewuste, door een onderbewuste kracht, wat Nietzsche de oerwil tracht te noemen. Ons onderbewuste beheerst al onze acties, hoe klein ook en leidt ons zo dat dat ene doel bereikt: het laten overleven van onze genen. En wanneer je acties geleidt worden door iets anders dan je eigen bewuste wil ben je niet vrij. Vrijheid is een illusie. Een verzinsel van hen die hopen dat er meer is. Van mensen met illusies.

REACTIES

M.

M.

Hardstikke bedankt voor je te gekke werkstuk dit gaat ons lekker heel veel tijd sparen.
xx charlotte en mariska


22 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.