Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

H1+2 (Vakantie van Nederlanders + Massatoerisme in Europa)

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vmbo | 1317 woorden
  • 10 december 2011
  • 54 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
54 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Aardrijkskunde

1 Vakanties van Nederlanders

§1 Op vakantie


Lesboek:

- Het verschil tussen een korte en lange vakantie:

Bij een lange vakantie ben je minstens vier nachten achter elkaar weg. Bij een korte vakantie ben je 1 tot 3 nachten weg.

- Verschillen en overeenkomsten tussen vakantie, recreatie en toerisme:

Je bent op vakantie als je voor je plezier minstens een nacht weg bent van huis. Alles wat je doet in je vrije tijd buiten je eigen huis, noem je recreatie. Iedereen die op reis is en ergens anders dan thuis overnacht is een toerist.

Werkboek:


- Schema W2 met de kenmerken van vakanties van Nederlanders

Er gaan 22 miljoen Nederlanders op lange vakantie en 12,5 miljoen op korte vakantie.

- Het uittreksel van W8

Vakantie: voor je plezier. Je bent minstens een nacht weg van huis.

Vakantieparticipatie: Het percentage van de Nederlandse bevolking dat minstens 1 keer per jaar op vakantie gaat.

Vrije tijd: De tijd die overblijft na het slapen en nadat je verplichte dingen als school, werk of huishouden hebt gedaan. Geen vrije tijd betekent geen vakantie.

Recreatie: alles wat je in je vrije tijd doet buiten je huis.

Dagrecreant: Mensen die een dagje uit zijn maar s ’avonds weer naar huis gaan

Toerist is iemand die op reis is en ergens anders dan thuis overnacht.

Vakantieganger: iemand die voor zijn plezier op reis is.

Zakelijktoerisme gaat over mensen die voor hun werk op reis zijn.

Alles wat te maken heeft met reizen en verblijven buiten je eigen omgeving, is toerisme.


§2 Meer mensen, vaker en verder weg


Lesboek:

- Drie veranderingen die in de vakanties van Nederlanders beschrijven en verklaren:


Mensen gaan vaker, verder en meer. Meer mensen omdat ze genoeg verdienen. Vaker omdat ze maar vrije tijd hebben. Verder omdat de mobiliteit beter is.

- Het verschil tussen relatieve afstand en absolute afstand beschrijven.

De absolute afstand is de afstand die je meet in een rechte lijn (hemelsbreed). De absolute afstand schrijf je bijna altijd in Km.

De relatieve afstand betekent de afstand uitgedrukt in tijd. Dat wil zeggen dat je iets in verband brengt met iets anders. Je brengt het aantal kilometers in relatie met het vervoermiddel, het soort wegen, de drukte op de wegen enz.

- Het verband tussen relatieve afstand en de ontwikkeling van vervoersmiddelen en verkeerswegen:

De relatieve afstand betekent de afstand uitgedrukt in tijd. Als dus de ontwikkeling van vervoermiddelen en verkeerswegen toeneemt. Dan ben je dus ook sneller bij je eindbestemming dus wordt de relatieve afstand minder.

Begrippen om te leren:

- Elitetoerisme = Rijke vorm van vakantie vieren

- Vakantie-intensiteit = Het aantal keren dat iemand op vakantie gaat

- Binnenlandstoerisme = Mensen die in hun eigenland op vakantie gaan

- Uitgaande toerisme =Mensen die naar het buitenland op vakantie gaan

- Verre bestemmingen = vakantie bestemmingen buiten Europa

- Mobiliteit = de verplaatsing van mensen en goederen met behulp van een vervoersmiddel

- Relatieve afstand = de afstand uitgedrukt in tijd.

- Absolute afstand = de afstand die je meet in een rechte lijn (hemelsbreed).



§3 De kenmerken van een vakantiebestemming


Lesboek:

- De drie kenmerken die de complementariteit van een vakantie gebied vormen:

Kijk je naar het landschap, het klimaat en de cultuur.

- Vier typen vakantie gebieden in Europa:

Landschap-bergebieden-natuur enz

Klimaat-zon-sneeuw enz

Cultuur-taal-eten-kleding-godsdienst enz

Combinatie van mooie cultuur- en natuurlandschappen, een interessante cultuur en een lekker klimaat.

- Drie soorten voorzieningen die een vakantie bestemming moet hebben:

Goede infrastructuur- wegen moeten goed zijn goed bereikbaar via snelwegen en vliegvelden

Nutsvoorzieningen-goed drinkwater- en elektriciteitsleidingen, riolering en waterzuivering

Verblijfsaccomodatie-overnachting voor toeristen

Voorzieningen voor vermaak- bijv, pretparken, zwembaden, sportaccommodatie, restaurants.


Begrippen om te leren:

- Complement = (aanvulling) op dingen die je in je eigen woonplaats hebt

- Complementariteit = van een vakantiebestemming het landschap, klimaat en cultuur

- Landschap = is alles wat je ziet als je vanuit een bepaald punt over een gebied uitkijkt

- Natuur = het planten- en dierenleven

- Klimaat = de gemiddelde toestand van het weer over een groot gebied

- Cultuur = is alles wat je hebt aangeleerd

- Infrastructuur = wegen, vliegveld, snelwegen als die goed zijn is er een goede infrastructuur

- Nutsvoorzieningen = nodig; goede drinkwater- en elektriciteitsleidingen, riolering en waterzuivering

- Verblijfaccomodatie = overnachtingsmogelijkheden voor toeristen

- Voorzieningen voor vermaak = bijv, pretparken, zwembaden, sportaccommodatie, restaurants

- Aantrekkingsfactoren = in plaats van complementariteit kun je ook spreken van aantrekkingsfactoren.





2 Massatoerisme in Europa


§4 toerisme en inrichtingen


Lesboek:


- Vijf kenmerken van massatoerisme:

Hoogseizoen – grootschalig – internationaal – verstedelijking – georganiseerde vakantie

- Figuur 2; beschrijven hoe toerisme steeds meer invloed krijgt op de vakantiebestemming:

Er liggen eerst maar een paar vissersbootjes en zand weggetjes. Er staan wat huisjes en meer niet. Later komen er paar hotels en een paar excursie boten bij. En dan gaan alle vissers bootjes weg en alle zand weggetjes worden verharde wegen, ook komen er grootte hotels.

- De invloed van massatoerisme op de kust van Spanje:

Kleine dorpjes groeiden uit tot steden. De spaanse kusten kenden een sterke verstedelijking. Nogal eens was er geen goede planning, waardoor betonkusten vol horizonvervuiling ontstonden.

- De invloed van massatoerisme op de inrichting in de Alpen.

In de zomer zijn er wandelpaden, berghutten en kabelbanen gemaakt. In de winter niet alleen kabelbanen en skiliften, maar ook speciaal aangelegde pistes waarover je afdaalt naar het dal.

- De invloed van massatoerisme voor de samenleving van een vakantie bestemming:

Soms verdwijnt de oorspronkelijke cultuur

Topografie:

- W23 leren.

Begrippen om te leren:

- Massatoerisme = Als veel toeristen tegelijk op een plek verblijven

- Dubbelseizoen = is dat je er in de zomer wat kan doen en ik de winter


- Hoogseizoen = topdrukte in een aantal maanden

- Laagseizoen = Buiten het hoogseizoen is het soms akelig stil

- Georganiseerde vakantie = bij zo’n vakantie gaat het om een pakketreis; vervoer en bedrijf koop je in een pakket. Vervoer gaat per chartervlucht met een vliegtuig dat door reisorganisaties is ingehuurd.

- Grootschalig toerisme = internationaal

- Internationaal toerisme = mensen uit allerlei verschillende landen

- Verstedelijking = Grote oppervalktes zijn bebouwd met toeristische voorzieningen en infrastructuur.

- Betonkust = Dat er heel veel grote flats bij het stand staan

- Horizonvervuiling = zijn betonkusten










§5 massatoerisme; werk en geld


Lesboek

- Directe en indirecte werkgelegenheid:

Bij directe werkgelegenheid gaat het om werk dat rechtstreeks voortkomt uit het toerisme; het werk in hotels, in restaurants, bij reisbureau, pretparken enz.

Bij indirecte werkgelegenheid gaat het om niet-toeristische bedrijven die door toeristen ectra werk hebben. Er zijn bijvoorbeeld extra politie agenten, vuilnisophalers en brandweerliederen nodig. Ook bouwen van hotels of degelijk.

- Voor- en nadelen van werk in het toerisme


Toerisme levert veel banen op, omdat het werk arbeidsintensief is. Het nadeel is de wisselende vraag naar arbeid. In het hoogseizoen zijn er meer banen dan werknemers, maar in het laagseizoen is het andersom. Dan zijn er veel werklozen

- Figuur 11: Het model van de groei van toerisme

De groeifasen van een vakantiebestemming In het begin overheersen aantrekkingsfactoren. Gaat het mis, dan winnen de afstotingsfactoren.

- De vernieuwing van Benidorm in relatie tot het model

Aantrekkelijk maken voor de grote groep van massatoerisme – ook geprobeerd nieuwe doelgroepen te loken.

Werkboek:

- Actieve balans = wanneer er mee geld binnen komt dan er uit gaat

- Noord- en west europa; hebben een negatieve reisverkeersbalans

- Zuid europa; heeft een positief reisverkeersbalans

- Aan het Bruto Binnenlands Product is te zien of toerisme belangrijk is voor een land

- Waar is toeristen werk?; gebieden van vakantie bestemmingen

- Toeristen industrie = Alle bedrijven die zich bezig houden met toerisme

- Waarom een probleem? ; griekenland en turkije werden concurent

Begrippen om te leren:


- Reisverkeersbalans = De balans met toeristische inkomsten en uitgaven

- Actieve balans = wanneer er mee geld binnen komt dan er uit gaat

- Passieve balans =Als er meer geld uit gaat dan dat er binnen komt

- BBP = Dat is al het geld dat de inwoners van een land met elkaar verdienen

- Bestaansmiddel = Om van te kunnen leven

- Migratie = dat er veel mensen in het land komen wonen

- Directe werkgelegenheid= gaat het om werk dat rechtstreeks voortkomt uit het toerisme

- Indirecte werkgelegenheid=Al die bedrijven profiteren van het toerisme, maar zijn er niet afhankelijk van

- Toeristen industrie = Alle bedrijven die zich bezig houden met toerisme

- Seizoen verlegging =is dat er meer toeristen buiten het hoogseizoen komen

- Blauwe vlag = dat betekent; dat het een schoonstrand is. Ook zijn de voorzieningen van hoge kwaliteit bijgekomen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.