5.1 Afbakening en gebiedskenmerken
Zuidoost-Azië
• 11 landen
• kenmerken van Oost-Azië, Zuid-Azië, Australië
• ook kenmerken van Pacific Rim: eco. sterk opkomend gebeid rond Grote Oceaan
Regio: gebied met eigen kenmerken
- begrenzing wordt bepaald door criteria
• formele/homogene regio’s: begrensd door gelijksoortige verschijnselen
• functionele regio’s: begrensd door relaties, interacties, contacten
- nodale regio’s: gericht op een centraal punt
• perceptionele regio’s: begrensd door een gevoel
Culturele overeenkomsten
• rijke culturele traditie
• veel oude koninkrijken
• natte rijstbouw
• handelaren en zeerovers
• veel invloeden van buiten
• kenmerken van China en India (Indo-China)
• invloeden Europese kolonisatie
Cultuurgebied: gebeid waarbinnen de culturen van volkeren op elkaar lijken, gebasseerd op 3 criteria: dominante cultuur, geschiedenis en geografische ligging.
Fysisch-geografische kenmerken
• veel eilanden en schiereilanden
• veel invloed van de zee
• het reliëf bepaalt de bevolkingsspreiding
• aardbevingen
• vulkanisme
Politieke samenwerking
•sinds 1967 ASEAN, Association of Southeast Asian Nations
- bevorderen vrede
- samenwerking
• sinds 1992: AFTA, ASEAN Free Trade Area
- poging tot vrijhandel
- mate van samenwerking is beperkt door geringe complementariteit.
Gebiedskenmerken Zuidoost-Azië
• klimaat:
- ligging in de vochtige tropen: direct/indirect invloed gehad op ontwikkelingsproces (alle landen in tropen eco zwak)
- veel gebieden Af-klimaat
• regionale verschillen door
- hoogteligging
- aan- of aflandige wind
- stijgingsregen
- stuwingsregen
• tropische bodems
- vaak arme bodems
- weinig humus
- snelle afbraak organisch materiaal
- kwetsbaar voor verstoringen (ontbossing)
- vanouds extensieve landbouw, shifting cultivation
• vruchtbare bodems in
- rivierdelta’s
- vulkanische gebieden
• geologie
- grote hoogteverschillen (plooiingsgebergten)
- grote rivierdelta’s met intensieve landbouw
- diepe troggen
- convergente plaatgrenzen
- aardbevingen
- subductiezones: vulkanen, eilandbogen
Bevolkingskenmerken
• demografische ontwikkeling o.a. bepaald door
- ontwikkelingsgraad
- politiek
- economie
• zichtbaar in
- demografische transitie
- hdi-index: human development index
• variabelen o.a.
- bbp
- alfabetisering
- levensverwachting
5.2 Ontwikkelingen in Zuidoost-Azië
Bewoners
• veel verschillende groepen.
- grootste groep woonde vaak in laagland hier ontstonden economische centra
- minderheidsgroepen vaak in perifere gebieden
Kolonisatie
• vanaf 16e eeuw: komst Europeanen
- handelskolonialisme: vooral specerijen
• na 1800 opkomst industrie in Europa
- imperialisme: uitbouw koloniale rijken, exploitatiekoloniën
koloniën: leverancier grondstoffen, delfstoffen, afzetgebied, industrieproducten
Dekolonisatie
• na Tweede Wereldoorlog: dekolonisatie
- koloniale grenzen werden staatsgrenzen
- soms strijd om onafhankelijkheid
- soms strijdtoneel wereldconflicten
• economische afhankelijkheid bleef
- neokolonialisme
Slechte economische start
• jonge landen, slechte (economische) omstandigheden
- gebrekkige infrastructuur
- slechte scholing
- weinig ondernemers
- interne conflicten
- seperatisme
• handel
- verslechtering ruilvoet
Opkomst industrie
• begin industrie vaak door
- importsubstitutie
- exportvalorisatie
• daarna soms snelle ontwikkeling, emerging economies
- eerst Japan
- daarna Aziatische tijgers
- dan nieuwe industrielanden
Voorbeeld: Singapore
• snelle groei door:
- gunstige ligging
- overheidsinvloed: lage lonen, soepel ontslag, beperkt stakingsrecht
- hierdoor veel buitenlandse investeerders
- exportgerichte industrie.
Groei van de economie
• na eerste industrie
- lonen stijgen
- mogelijk vertrek arbeidsintensieve industri, footloose bedrijven
• komst bedrijven
- (toekomstige) afzetmarkt
• ontstaan regionale arbeidsverdeling
Ontwikkeling Zuidoost-Azië
• Zuidoost-Azië: nu onderdeel wereldeconomie
• buitenlandse bedrijven worden aangetrokken door
- lage lonen
- gunstige belastingregels
- gunstige ligging
- goede infrastructuur
- extra voordelen in de EPZ’s (export processing zones)
Onderdeel wereldeconomie
• global shift: verschuiving economisch zwaartepunt
- naar Pacific Rim
• onderliggende processen:
- globalisering
- outsourcing
- offshoring
Azië-crisis
• groei Zuidoost-Azië veelal met geleend geld
• niet altijd goed geïnvesteerd
- overschot aan vastgoed
- leningen die niet afgelost konden worden
• banken trokken geld terug
- Azië-crisis (1997)
- herstel na 2003
Landbouw
• oude zwerflandbouw verdwijnt
- braakperioden te kort
- verbod op afbranden bos
• sinds kolonisatie: meer sedentaire landbouw (vaste plek)
- zelfvoorzienende bevolkingslandbouw
- ondernemingslandbouw (o.a. plantages)
- gedwongen handelsgewassen voor Europoa
rurale differentiatie: verschil binnen plattelandsgebeiden
Agrarische ontwikkelingen
• agrarische transitie, vooral door Groene Revolutie
- meer mechanisatie
- meer kapitaalintensief
- minder arbeidsintensief
- hogere productiviteit
• nadelig voor kleine boeren
- dé-agrarisatie
- toename urbanisatie
Centrum – periferie
• snelle ontwikkeling kustgebieden
- export-gericht
• binnenland bleef achter
- zelfvoorzienend
• fragmentarische modernisering
• economisch dualisme
- ruimtelijke polarisatie
- economische polarisatie
Beeldvorming Zuidoost-Azië
• bepalend waren:
- koloniale situatie
- dekolonisatie
- Vietnamoorlog
- economische groei (met sociale ongelijkheid en ruimtelijke afwenteling)
- opkomst massatoerisme
Belang van het toerisme
• voorwaarden
- politieke stabiliteit
- bereikbaarheid
- prijsniveau
• gevolgen
- directe en indirecte werkgelegenheid
- positieve toeristenbalans
- behoud cultureel erfgoed
• nadelen
- milieuvervuiling
- grote invloed westerse bedrijven
Toerisme Indonesië
- metropool Jakarta met historische gebouwen
- rijstvelden en plantages
- oude tempels
- geisers, zwavelmeren, vulkanen
- hindoeïsme op Bali
- koraalriffen
Toerisme in Thailand
- Bangkok: modern en traditioneel
- veel verschillende landschappen
- platteland met rijstvelden
- verschillende bevolkingsgroepen
- tempels
- stranden
Toerisme in andere landen van Zuidoost-Azië
- weinig toeristische voorzieningen
- resten van oude beschavingen
- stranden
- delta’s
5.3 Regionale verschillen
• Laos
- een van de minst ontwikkelde landen
- grenst niet aan zee
- voormalige Franse kolonie
- communistische regering
- sinds 1986 minder staatsinvloed
• Gouden Driehoek: grensgebied met Myanmar en Thailand
- grote opiumproductie
Laos
• plattelandssamenleving:
- geconcentreerd langs de Mekong
- in berggebieden veel verschillende stammen veel culturen
• leven voor een deel van:
- textielproductie
- bezoekende toeristen
- zwerflandbouw (bodemerosie, minder bio-diversiteit)
Ontwikkeling van Laos
• opkomst industrie rond Vientiane
• toename buitenlandse investeringen
- mijnbouw
- elektriciteitsproductie
• de laatste jaren snelle economische groei
Singapore
- hoog ontwikkelingspeil
- weinig analfabetisme
- hoge welvaart
- hoge levensverwachting
- hoge hdi-ranking
- hoge verstedelijkingsgraad
Economie van Singapore
• begin: exporthaven rubber en tin
• daarn:
- olieraffinage
- distributie industrieproducten
• na onafhankelijkheid
- buitenlandse investeerders
- lage lonen
- goede scholing
•daarna
- kapitaalintensieve industrie
- dienstverlening
Bestuur Singapore
• één overheersende politieke partij
• veel staatsinvloed
- huisvesting
- gezinsplanning
- pers
- vakbonden
• strenge regels voor een schone stad
Indonesië
• bevolkingssamenstelling
- erg heterogeen
- grootste groepen Javanen en Sundanezen
• taal: Bahasa Indonesia
• godsdiensten:
- moslims (88%)
- christenen
- hindoes
Onderlinge relaties niet altijd goed o.a. door tegenstelling rijk – arm
Bevolking van Indonesië
• sterke concentratie op Java. Madura, Bali i.v.m. gunstige fysisch-geografische omstandigheden
- tropisch klimaat
- vruchtbare bodems (vulkanisme)
- meerdere rijstoogsten per jaar
- koloniaal verleden
• op deze eilanden gebrek aan werk en voorzieningen
- poging tot betere spreiding: transmigratiepolitiek, maar weinig medewerking bevolking
Primaire sector
• voor veel mensen belangrijk
• rijst op sawa’s, handelsgewassen b.v. rubber, palmolie, koffie, cacao
• Groene Revolutie:
- mechanisatie
- agrarische transitie
- dé-agrarisatie
• door veranderingen wordt shared poverty minder
Secundaire sector
• eerst veel staatsbedrijven
• na 1965
- beter investeringsklimaat particulieren
- petrochemische industrie door olie
- assembalagebedrijven
• na 1990
- investeringen door mno’s (schoeisel, kleding, speelgoed, enz)
- vertrekt deels naar goedkopere landen
• nog steeds overal veel kleine ambachtsbedrijfjes
Tertiaire sector
• grote informele sector
• door welvaart: groei formele sector
• belangrijk is opkomst toerisme tegenslagen door
- politieke onrust (b.v. aanslagen)
- tsunami
- besmettelijke ziekten
Een tweedeling
• overal in het land zichtbaar:
- fragmentarische modernisering
- dualistische economie
• veel kinderarbeid
• markt is ongelijk verdeeld: - vriendjespolitiek
- corruptie
5.4 Vergelijking China en India
• cultuurgebied Zuid-Azië:
- veel volkeren
- veel talen
- hindoeïsme: - veel goden
- reïncarnatie
- groep is belangrijk: kasten
- veel kastelozen
De opkomst van Zuid-Azië
• Na kolonisatie
- veel landen
- grensconflicten
- godsdienstige tegenstellingen
• dualistische economie
- centrum – periferie tegenstellingen o.a. tussen stad en platteland (grote groepen onder armoedegrens)
India als NIC
• gesloten economie werd vrijhandel
- staatsinvloed wordt minder
- invoerrechten afschaffen
• gunstig
- lage lonen
- goede scholing
- groeiende afzetmarkt
- goedkope grond
- soepele milieuregels
• veel investeringen India in rijke landen
China als handelsland
• handelsrelaties met USA, Europa, ASEAN-landen
• export van vele soorten goederen
• hogere grondstofprijzen door vraag China
• veel transport
- via Chinese havens
- door Chinese bedrijven
• veel contacten met Afrika
- geldleningen
- bouwactiviteiten
- ruil met grondstoffen
Productie in China
• sinds 1980 Speciale Economische Zones
- goede ligging
- goede infrastructuur
- belastingvoordelen
• eerst arbeidsintensief, later ook hoogwaardige eindproducten
• vrijemarkteconomie: veel overheidsinvloed, staatsbedrijven
• invloed China neemt toe, sinificeren
• ook groei Chinese afzetmarkt
Tweedeling in China
• fragmentarische modernisering / duale economie
- groei in oosten en zuiden
- groei in de steden
- agrarische gebieden blijven achter
• door liberalisering boeren naar de stad
- weinig rechten
- geen onderwijs voor hun kinderen
Nadelen Chinese groei
• groei economie door
- ontbreken goede milieuregels
- veel steenkoolgebruik
- corruptie
- lage lonen en armoede
• sterke milieuvervuiling
- groei autoverkeer
- elektriciteitsproductie
- vervuilende industrie
• watertekort
Bevolking van China
• meeste Chinezen zijn Han-Chinezen
- veel minderheidsgroepen met eigen cultuur
- vaak in perifere gebieden
- economisch achtergebleven
• invloed overheid
- lange tijd → één-kind politiek
- door vergrijzing nu meer kinderen nodig
Confucianisme
Confucianisme: harmoniemodel
- vaste opbouw maatschappij
- afgeschaft door communisme; klassenstrijd en dictatuur van het proletariaat
nu:
- markteconomie met welvaartstegenstellingen
- terug naar ideeën confucianisme
Zuidoost-Azië
• 11 landen
• kenmerken van Oost-Azië, Zuid-Azië, Australië
• ook kenmerken van Pacific Rim: eco. sterk opkomend gebeid rond Grote Oceaan
Regio: gebied met eigen kenmerken
- begrenzing wordt bepaald door criteria
• formele/homogene regio’s: begrensd door gelijksoortige verschijnselen
• functionele regio’s: begrensd door relaties, interacties, contacten
- nodale regio’s: gericht op een centraal punt
Culturele overeenkomsten
• rijke culturele traditie
• veel oude koninkrijken
• natte rijstbouw
• handelaren en zeerovers
• veel invloeden van buiten
• kenmerken van China en India (Indo-China)
• invloeden Europese kolonisatie
Cultuurgebied: gebeid waarbinnen de culturen van volkeren op elkaar lijken, gebasseerd op 3 criteria: dominante cultuur, geschiedenis en geografische ligging.
Fysisch-geografische kenmerken
• veel eilanden en schiereilanden
• veel invloed van de zee
• het reliëf bepaalt de bevolkingsspreiding
• aardbevingen
• vulkanisme
Politieke samenwerking
•sinds 1967 ASEAN, Association of Southeast Asian Nations
- samenwerking
• sinds 1992: AFTA, ASEAN Free Trade Area
- poging tot vrijhandel
- mate van samenwerking is beperkt door geringe complementariteit.
Gebiedskenmerken Zuidoost-Azië
• klimaat:
- ligging in de vochtige tropen: direct/indirect invloed gehad op ontwikkelingsproces (alle landen in tropen eco zwak)
- veel gebieden Af-klimaat
• regionale verschillen door
- hoogteligging
- aan- of aflandige wind
- stijgingsregen
- stuwingsregen
• tropische bodems
- vaak arme bodems
- weinig humus
- snelle afbraak organisch materiaal
- kwetsbaar voor verstoringen (ontbossing)
- vanouds extensieve landbouw, shifting cultivation
• vruchtbare bodems in
- vulkanische gebieden
• geologie
- grote hoogteverschillen (plooiingsgebergten)
- grote rivierdelta’s met intensieve landbouw
- diepe troggen
- convergente plaatgrenzen
- aardbevingen
- subductiezones: vulkanen, eilandbogen
Bevolkingskenmerken
• demografische ontwikkeling o.a. bepaald door
- ontwikkelingsgraad
- politiek
- economie
• zichtbaar in
- demografische transitie
- hdi-index: human development index
• variabelen o.a.
- bbp
- alfabetisering
- levensverwachting
5.2 Ontwikkelingen in Zuidoost-Azië
Bewoners
• veel verschillende groepen.
- grootste groep woonde vaak in laagland hier ontstonden economische centra
- minderheidsgroepen vaak in perifere gebieden
• vanaf 16e eeuw: komst Europeanen
- handelskolonialisme: vooral specerijen
• na 1800 opkomst industrie in Europa
- imperialisme: uitbouw koloniale rijken, exploitatiekoloniën
koloniën: leverancier grondstoffen, delfstoffen, afzetgebied, industrieproducten
Dekolonisatie
• na Tweede Wereldoorlog: dekolonisatie
- koloniale grenzen werden staatsgrenzen
- soms strijd om onafhankelijkheid
- soms strijdtoneel wereldconflicten
• economische afhankelijkheid bleef
- neokolonialisme
Slechte economische start
• jonge landen, slechte (economische) omstandigheden
- gebrekkige infrastructuur
- slechte scholing
- weinig ondernemers
- interne conflicten
- seperatisme
• handel
- verslechtering ruilvoet
Opkomst industrie
• begin industrie vaak door
- exportvalorisatie
• daarna soms snelle ontwikkeling, emerging economies
- eerst Japan
- daarna Aziatische tijgers
- dan nieuwe industrielanden
Voorbeeld: Singapore
• snelle groei door:
- gunstige ligging
- overheidsinvloed: lage lonen, soepel ontslag, beperkt stakingsrecht
- hierdoor veel buitenlandse investeerders
- exportgerichte industrie.
Groei van de economie
• na eerste industrie
- lonen stijgen
- mogelijk vertrek arbeidsintensieve industri, footloose bedrijven
• komst bedrijven
- (toekomstige) afzetmarkt
• ontstaan regionale arbeidsverdeling
Ontwikkeling Zuidoost-Azië
• Zuidoost-Azië: nu onderdeel wereldeconomie
- lage lonen
- gunstige belastingregels
- gunstige ligging
- goede infrastructuur
- extra voordelen in de EPZ’s (export processing zones)
Onderdeel wereldeconomie
• global shift: verschuiving economisch zwaartepunt
- naar Pacific Rim
• onderliggende processen:
- globalisering
- outsourcing
- offshoring
Azië-crisis
• groei Zuidoost-Azië veelal met geleend geld
• niet altijd goed geïnvesteerd
- overschot aan vastgoed
- leningen die niet afgelost konden worden
• banken trokken geld terug
- Azië-crisis (1997)
- herstel na 2003
Landbouw
• oude zwerflandbouw verdwijnt
- braakperioden te kort
• sinds kolonisatie: meer sedentaire landbouw (vaste plek)
- zelfvoorzienende bevolkingslandbouw
- ondernemingslandbouw (o.a. plantages)
- gedwongen handelsgewassen voor Europoa
rurale differentiatie: verschil binnen plattelandsgebeiden
Agrarische ontwikkelingen
• agrarische transitie, vooral door Groene Revolutie
- meer mechanisatie
- meer kapitaalintensief
- minder arbeidsintensief
- hogere productiviteit
• nadelig voor kleine boeren
- dé-agrarisatie
- toename urbanisatie
Centrum – periferie
• snelle ontwikkeling kustgebieden
- export-gericht
• binnenland bleef achter
- zelfvoorzienend
• fragmentarische modernisering
• economisch dualisme
- ruimtelijke polarisatie
- economische polarisatie
• bepalend waren:
- koloniale situatie
- dekolonisatie
- Vietnamoorlog
- economische groei (met sociale ongelijkheid en ruimtelijke afwenteling)
- opkomst massatoerisme
Belang van het toerisme
• voorwaarden
- politieke stabiliteit
- bereikbaarheid
- prijsniveau
• gevolgen
- directe en indirecte werkgelegenheid
- positieve toeristenbalans
- behoud cultureel erfgoed
• nadelen
- milieuvervuiling
- grote invloed westerse bedrijven
Toerisme Indonesië
- metropool Jakarta met historische gebouwen
- rijstvelden en plantages
- oude tempels
- geisers, zwavelmeren, vulkanen
- hindoeïsme op Bali
- koraalriffen
- Bangkok: modern en traditioneel
- veel verschillende landschappen
- platteland met rijstvelden
- verschillende bevolkingsgroepen
- tempels
- stranden
Toerisme in andere landen van Zuidoost-Azië
- weinig toeristische voorzieningen
- resten van oude beschavingen
- stranden
- delta’s
5.3 Regionale verschillen
• Laos
- een van de minst ontwikkelde landen
- grenst niet aan zee
- voormalige Franse kolonie
- communistische regering
- sinds 1986 minder staatsinvloed
• Gouden Driehoek: grensgebied met Myanmar en Thailand
- grote opiumproductie
Laos
• plattelandssamenleving:
- geconcentreerd langs de Mekong
• leven voor een deel van:
- textielproductie
- bezoekende toeristen
- zwerflandbouw (bodemerosie, minder bio-diversiteit)
Ontwikkeling van Laos
• opkomst industrie rond Vientiane
• toename buitenlandse investeringen
- mijnbouw
- elektriciteitsproductie
• de laatste jaren snelle economische groei
Singapore
- hoog ontwikkelingspeil
- weinig analfabetisme
- hoge welvaart
- hoge levensverwachting
- hoge hdi-ranking
- hoge verstedelijkingsgraad
Economie van Singapore
• begin: exporthaven rubber en tin
• daarn:
- olieraffinage
- distributie industrieproducten
• na onafhankelijkheid
- buitenlandse investeerders
- goede scholing
•daarna
- kapitaalintensieve industrie
- dienstverlening
Bestuur Singapore
• één overheersende politieke partij
• veel staatsinvloed
- huisvesting
- gezinsplanning
- pers
- vakbonden
• strenge regels voor een schone stad
Indonesië
• bevolkingssamenstelling
- erg heterogeen
- grootste groepen Javanen en Sundanezen
• taal: Bahasa Indonesia
• godsdiensten:
- moslims (88%)
- christenen
- hindoes
Onderlinge relaties niet altijd goed o.a. door tegenstelling rijk – arm
Bevolking van Indonesië
• sterke concentratie op Java. Madura, Bali i.v.m. gunstige fysisch-geografische omstandigheden
- tropisch klimaat
- meerdere rijstoogsten per jaar
- koloniaal verleden
• op deze eilanden gebrek aan werk en voorzieningen
- poging tot betere spreiding: transmigratiepolitiek, maar weinig medewerking bevolking
Primaire sector
• voor veel mensen belangrijk
• rijst op sawa’s, handelsgewassen b.v. rubber, palmolie, koffie, cacao
• Groene Revolutie:
- mechanisatie
- agrarische transitie
- dé-agrarisatie
• door veranderingen wordt shared poverty minder
Secundaire sector
• eerst veel staatsbedrijven
• na 1965
- beter investeringsklimaat particulieren
- petrochemische industrie door olie
- assembalagebedrijven
• na 1990
- investeringen door mno’s (schoeisel, kleding, speelgoed, enz)
- vertrekt deels naar goedkopere landen
Tertiaire sector
• grote informele sector
• door welvaart: groei formele sector
• belangrijk is opkomst toerisme tegenslagen door
- politieke onrust (b.v. aanslagen)
- tsunami
- besmettelijke ziekten
Een tweedeling
• overal in het land zichtbaar:
- fragmentarische modernisering
- dualistische economie
• veel kinderarbeid
• markt is ongelijk verdeeld: - vriendjespolitiek
- corruptie
5.4 Vergelijking China en India
• cultuurgebied Zuid-Azië:
- veel volkeren
- veel talen
- hindoeïsme: - veel goden
- reïncarnatie
- groep is belangrijk: kasten
- veel kastelozen
De opkomst van Zuid-Azië
• Na kolonisatie
- grensconflicten
- godsdienstige tegenstellingen
• dualistische economie
- centrum – periferie tegenstellingen o.a. tussen stad en platteland (grote groepen onder armoedegrens)
India als NIC
• gesloten economie werd vrijhandel
- staatsinvloed wordt minder
- invoerrechten afschaffen
• gunstig
- lage lonen
- goede scholing
- groeiende afzetmarkt
- goedkope grond
- soepele milieuregels
• veel investeringen India in rijke landen
China als handelsland
• handelsrelaties met USA, Europa, ASEAN-landen
• export van vele soorten goederen
• hogere grondstofprijzen door vraag China
• veel transport
- via Chinese havens
- door Chinese bedrijven
• veel contacten met Afrika
- bouwactiviteiten
- ruil met grondstoffen
Productie in China
• sinds 1980 Speciale Economische Zones
- goede ligging
- goede infrastructuur
- belastingvoordelen
• eerst arbeidsintensief, later ook hoogwaardige eindproducten
• vrijemarkteconomie: veel overheidsinvloed, staatsbedrijven
• invloed China neemt toe, sinificeren
• ook groei Chinese afzetmarkt
Tweedeling in China
• fragmentarische modernisering / duale economie
- groei in oosten en zuiden
- groei in de steden
- agrarische gebieden blijven achter
• door liberalisering boeren naar de stad
- weinig rechten
Nadelen Chinese groei
• groei economie door
- ontbreken goede milieuregels
- veel steenkoolgebruik
- corruptie
- lage lonen en armoede
• sterke milieuvervuiling
- groei autoverkeer
- elektriciteitsproductie
- vervuilende industrie
• watertekort
Bevolking van China
• meeste Chinezen zijn Han-Chinezen
- veel minderheidsgroepen met eigen cultuur
- vaak in perifere gebieden
- economisch achtergebleven
• invloed overheid
- lange tijd → één-kind politiek
- door vergrijzing nu meer kinderen nodig
Confucianisme
Confucianisme: harmoniemodel
- vaste opbouw maatschappij
nu:
- markteconomie met welvaartstegenstellingen
- terug naar ideeën confucianisme
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
B.
B.
bagger
9 jaar geleden
Antwoorden