Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Globalisering

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1385 woorden
  • 18 januari 2010
  • 147 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
147 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Globalisering

Hoofdstuk 1: Inflatie


Oorzaken van inflatie:
• Bestedingsinflatie: vraag is groter dan aanbod, dus stijgen de prijzen.
• Kosteninflatie:
o Loonstijging op de arbeidsmarkt: loonstijging hoger dan stijging arbeidsproductiviteit, prijzen stijgen.
o Rentestijging op de vermogensmarkt: rente stijgt, kostprijs stijgt, prijzen stijgen
o Stijging overheidstarieven: door belastingen en premies stijgen de kosten, dus de prijzen.
o Stijging invoerprijzen: geïmporteerde kosteninflatie als de importproducten duurder worden.

• Winstinflatie: Als een bedrijf zijn winst laat stijgen door zijn prijzen te verhogen.

Gevolgen van inflatie:
• Inflatie en koopkracht: Als de prijzen stijgen daalt de koopkracht
• Inflatie en ruil in de tijd: Als je nu verkoopt en pas later geld ontvangt loop je een inflatierisico. Bijvoorbeeld dat je pensioen later minder waard is door inflatie.
• Inflatie en vermogen: Het reële vermogen daalt door inflatie omdat het geld minder waard wordt.
• Inflatie en vermogensverhoudingen: ook de verhoudingen tussen vermogens kunnen veranderen door inflatie

Bestrijding van inflatie:
Loonpolitiek: werknemers/gevers worden aangespoord lonen te matigen.
Begrotingspolitiek: de bestedingen / belastingtarieven aanpassen.

Globalisering en inflatie:
Door globalisering wordt de inflatie steeds afhankelijker van de wereldmarkt. Ook is een afzonderlijke bank minder sterk tegen inflatie door het wereldwijde vrije kapitaalverkeer.

Hoofdstuk 2: Internationale Arbeidsverdeling:

Waarom is er internationale handel?:
• Sommige producten niet verkrijgbaar door natuurlijke omstandigheden

• Specialisatie van landen
• Relatieve kostenverschillen: Land A kan product X en Y goedkoper produceren dan land B. Maar omdat product Y ten opzichte van product X relatief goedkoper geproduceerd kan worden in land B zal land B zich specialiseren in product Y en land A in product X.

De Internationale Concurrentiepositie:
• Natuurlijke omstandigheden: Het klimaat heeft invloed op de nationale handel
• Kwaliteit en kosten productiefactoren arbeid en kapitaal: loonkosten en rentekosten zijn belangrijk in de kostprijs van goederen. Dus ook in de hoogte van prijzen, en de positie van een land.
• Infrastructuur: Een goede infrastructuur leidt tot lage transportkosten en dus tot lagere prijzen.
• Sociaal-politieke stabiliteit: veel stakingen of maatschappelijke tegenstellingen zijn onaantrekkelijk voor internationale bedrijven.

Vrijhandel en protectie:
Protectie door:
Tarifaire handelsbelemmering:
Invoertarieven en invoerrechten
Subsidies verstrekken aan binnenlandse bedrijven
Invoerquotum: maximale hoeveelheid van een product dat geïmporteerd mag worden.
Export subsidiëren.
Non-tarifaire handelsbelemmeringen:
Administratieve belemmeringen

Voorstanders protectie:
• Werkgelegenheid in stand houden tijdens recessie.
• Voorkomen dat vitale bedrijfstakken zoals voedselvoorziening worden weg geconcurreerd
• Nieuwe industrieën beschermen


Tegenstanders protectie:
• Allocatie het meest efficiënt zonder protectie
• Voorkomen van tegenmaatregelen
• Met protectie is er minder innovatie

Vormen van Economische Integratie
(alles van de voorgaande vorm hoort ook bij de volgende)
• Vrijhandelszone: Geen onderlinge invoerrechten.
• Douane-unie: Gemeenschappelijk buitentarief.
• Gemeenschappelijke markt: Vrij verkeer productiefactoren.
• Economische unie: Gemeenschappelijke sociale, fiscale en economische politiek en supranationale organen.
• Economische en monetaire unie: Een munt of vaste wisselkoersen, 1 monetair beleid en 1 centrale bank.

Hoofdstuk 3: Wisselkoersen:

Vraag en aanbod op de valutamarkt:
De wisselkoers van een munt is de prijs van die munt uitgedrukt in een andere munt.
De valutamarkt is het abstracte geheel van vraag naar een aanbod van valuta’s. Het wisselen van valuta’s is noodzakelijk bij internationale handel.

Export van goederen uit het eurogebied leidt tot vraag naar euro’s en aanbod van dollars. Een investering van een bedrijf in Amerika leidt juist tot aanbod van euro’s een vraag naar dollars. Als de rente in de VS stijgt gaan mensen daar beleggen en wordt de vraag naar dollars groter.

De transacties die tot ontvangsten op de betalingsbalans van een land leiden, betekenen vraag naar de munt van dat land en aanbod van vreemde valuta. Omgekeerd leiden uitgaven op de betalingsbalans van een land tot aanbod van de munt van dat land en vraag naar vreemde valuta’s

Zwevende of flexibele wisselkoersen:
Zwevende wisselkoersen zijn wisselkoersen die onbeperkt kunnen schommelen. Die schommelingen worden veroorzaakt door veranderingen in vraag en aanbod op de valutamarkt. Een stijging van de wisselkoers heet appreciatie. Een daling heet depreciatie.

Voordelen:
Tekorten/overschotten op de betalingsbalans lossen zichzelf op. Dit is goed voor de concurrentiepositie.

Nadelen:
Schommelende wisselkoersen leveren onzekerheden en dus belemmert het import en export.

Wisselkoersen binnen een bandbreedte:
Dit zijn wisselkoersen die beperkt ten opzichte van elkaar mogen schommelen. Als deze wisselkoersen buiten de bandbreedte komen grijpen de landen in. Dit heet interventie. De grenzen van de bandbreedte worden interventiekoersen genoemd.

Als de spilkoers waarom een wisselkoers mag schommelen wordt verlaagd heet dat devaluatie. Als deze juist stijgt heet dat revaluatie.

Vaste wisselkoersen:

Deze wisselkoersen zijn vast aan elkaar gekoppeld.

Voordelen:
Meer zekerheid en minder risico voor import en export dus meer internationale handel.

Nadelen:
Tekorten of overschotten op de betalingsbalans lossen die niet op omdat de wisselkoers vaststaat.

Van vaste wisselkoersen naar één munt
Voordelen één munt:
Markten worden transparanter
Minder omwisselkosten
Geen koersrisico met internationale handel

Nadelen:
Landen kunnen niet hun concurrentiepositie beïnvloeden door hun wisselkoers
Eigen rente kan niet meer bepaald worden.

Beleidsconcurrentie:
Aangezien landen niet meer hun internationale concurrentiepositie kunnen beïnvloeden door de wisselkoers gaan ze dat doen door een zo gunstig mogelijk vestigingsklimaat te scheppen voor het bedrijfsleven.

Hoofdstuk 4: De functie van de valutamarkt

Scharnierfunctie van de valutamarkt:

De valutamarkt functioneert als scharnier tussen binnenland en buitenland. Euro’s moeten eerst op de valutamarkt worden omgewisseld in dollars wil je goederen kopen in de VS.

Verbanden:
export daalt - vraag naar munt daalt
Hoge inflatie - Concurrentiepositie daalt - wisselkoers daalt
- import stijgt - aanbod naar munt stijgt

Wisselkoers daalt - prijs geïmporteerde producten stijgt - inflatie stijgt

export daalt
Wisselkoers stijgt - concurrentiepositie daalt - productie daalt - werkgelegenheid daalt
import stijgt

sparen stijgt - Kans op inflatie daalt
Rente stijgt - binnenlandse bestedingen daalt - productie daalt
lenen daalt - werkgelegenheid daalt

Rente stijgt - beleggingen uit het buitenland stijgen - vraag naar euro’s stijgt - wisselkoers euro stijgt

Hoofdstuk 5: Globalisering

Internationalisering:
De globalisering is de laatste tijd in een stroomversnelling geraakt door het vrije verkeer van goederen, arbeid en kapitaal, het internet en de enorme fusiegolf.


Internationale organisaties en globalisering
Importsubsidie is als landen hun importen grotendeels vervangen door eigen productie.
De WTO kent de meestbegunstigingsclausule. Die houdt in dat zodra een lidstaat een andere lidstaat handelsprivileges geeft, alle andere WTO-leden hetzelfde voorrecht moeten krijgen. (uitzondering voor vrijhandelsorganisaties en douane-unies.) Ook is het niet toegestaan voor WTO-leden om producten te dumpen, d.w.z. goedkoper aanbieden op een andere markt dan op de thuismarkt.

Multinationals en globalisering
Grote ondernemingen die produceren in verschillende landen noemen we multinationale ondernemingen.

Voordelen van een bedrijf om zich in een ander land te vestigen:
• De onderneming heeft een voorsprong in kennis
• De onderneming kent schaalvoordelen
• De onderneming voert een merk dat ook op de buitenlandse markt bekend is.
• Ondernemingen staan sterker tegenover vakbonden omdat ze hun productie kunnen verplaatsen
• Hun afzetrisico’s zijn gespreid over verschillende landen.

Werkgelegenheid:
Multinationals leveren in het algemeen werkgelegenheid maar ze concurreren vaak ook plaatselijke bedrijven weg.

Dicteren van markten:

Veel multinationals beheren een groot deel van de markt waardoor er moet worden uitgekeken voor kartelafspraken, die moeilijk zijn te voorkomen.

Belastingontwijking:
Buitenlandse transacties binnen een onderneming heet intra-concernhandel. En op die manier kunnen ze hun winsten sluizen naar de landen met de laagste belastingstarieven.

Spreiding en beheersing van kennis:
Multinationals stoppen vaak veel geld aan de ontwikkeling van kennis. Door middel van octrooien beheersen zij dan deze nieuwe kennis en kunnen zij het verspreiden.

Het einde van de nationale staat?
De macht van de staat wordt steeds minder door privatisering en deregulering. De wereldmarkt wordt daarentegen steeds belangrijker. Sommige wetenschappers voorspellen hierdoor dat de nationale staat op den duur zal verdwijnen.

Hoofdstuk 6: De economische wereldorde

Vrijemarkteconomie:
Het marktmechanisme is hier het hoofdkenmerk van. Het heet ook wel het kapitalisme: in het bedrijfsleven staat de maximale winst centraal. De overheid produceert alleen collectieve goederen zoals defensie en rechtspraak. Dit wordt nagestreefd door het liberalisme. De klant is koning in dit systeem en dus spreekt men ook wel van consumentensoevereiniteit. Omdat de overheid een bescheiden rol speelt spreekt men ook wel van een gedecentraliseerde economie.

Centraal geleide economie:

Het planmechanisme is hier belangrijk. Hier heeft de staat het voor het zeggen. Zij bepaalt wat er wordt geproduceerd en hoeveel. Het winststreven is vervangen en de opbrengsten gaan naar de staat. Het wordt ook wel het bureaucratisch budgetmechanisme genoemd en wordt nagestreefd door de socialisten en communisten.

Gemengde economische orde:
Hierin schept de overheid voorwaarden voor het bedrijfsleven en werkt corrigerend op als het marktmechanisme niet werkt. De overheid voorziet in collectieve en quasi-collectieve goederen op zoals onderwijs. Dit is het democratisch budgetmechanisme. Hierin poogt met particulier en gemeenschapsbelang met elkaar te verzoenen. Dit wordt nagestreefd door de christendemocraten en sociaaldemocraten.

REACTIES

M.

M.

Dankjewel voor de goede samenvatting!!
XX

13 jaar geleden

S.

S.

Een hele goede en handige samenvatting!
Bedankt:D

13 jaar geleden

S.

S.

Echt geweldig waauw

13 jaar geleden

E.

E.

Thanks! Uit die lesbrief is echt niet te leren. Een samenvatting ervan is een absolute must.

13 jaar geleden

F.

F.

dankjewel :D
Dit had ik net nodig!

13 jaar geleden

T.

T.

Bedankt voor de samenvatting. die lesbrief is zo gaar, en hier staan tenminste niet die gare stripjes met Henk Argeloos in. haha.

12 jaar geleden

M.

M.

ja joh dikke thanks, echt handig
alhoewel ik henk argeloos en bob wel echt geniaal vind haha :D

12 jaar geleden

E.

E.

Pff dankjewel! Dit had ik echt even nodig. Alle kernpunten staan erin, superhandig met leren!

12 jaar geleden

J.

J.

Zelf ik begrijp het en ik heet johny.

12 jaar geleden

D.

D.

Dit is geweldig, super tof en cool en fijn van jou, dit is echt wat ik nodig had. Dank Romke. Dank

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.