Hoofdstuk 9, 13 en 14

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • vwo | 2543 woorden
  • 15 januari 2009
  • 61 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
61 keer beoordeeld

Samenvatting Laagland Hoofdstuk 9, literaire auteurs
Als een auteur persoonlijke ervaringen en belevenissen als uitgangspunt neemt voor een literaire tekst, is het een autobiografische tekst. = fictie
Er worden literaire technieken toegepast: tekst krijgt literaire vorm
Jan Wolkers’ Terug naar Oestgeest heeft autobiografische elementen
Persoonlijke ervaringen bepalen thematiek v/h werk van G.L. Durlacher (1928-1996).
Als een tekst een gedocumenteerd levensverhaal weergeeft, een zo waarheid getrouw mogelijke geschiedenis van een mensenleven, is het een autobiografie. = non-fictie

De visie van schrijvers op de literatuur heet de literatuuropvatting.
Carl Friedman geeft in Tralievader een toelichting waarin ze aangeeft een bepaald effect te
willen bereiken bij de lezer.
Schrijvers die een politieke of maatschappelijke visie in hun boek verwerken zijn geëngageerd, literatuur heeft dan de functie van engagement
Frank Martinus Arion, Louis Paul Boon ea bekritiseren sociale machtverhoudingen, zij streven
naar maatschappelijke en politieke bewustwording vd lezers.
Schrijvers die schrijven met en therapeutische functie willen hun gevoelens verwoorden.
Weer andere schrijvers willen vermaak bieden of slechts een knap in elkaar zittend boek schrijven.
Met mens- en wereldbeeld wordt de (soms door filosofie of religie bepaalde) visie van de auteur op de mens, het menselijk bestaan en de plaats vd mens in de maatschappij en de wereld om hem heen bedoeld.
Bepaalt soms thematiek v/h werk vd schrijver, bijv. bij W.F. Hermans (1921-1995) zijn visie op de mens is pessimistisch, in zijn werk vaak om subjectiviteit, werkelijkheid als chaos en falen vd handelende mens.
Ook Jan Wolkers (mens heeft levensdrift om doodsangst te overwinnen) en Margriet de Moor (mensen zijn ondoorgrondelijk) hebben een duidelijk MeW-beeld dat vaak thematiek bepaalt.


Samenvatting Laagland Hoofdstuk 13, literatuur uit de 16e en 17e eeuw
Politieke achtergronden
Maarten Luther stond aan het hoofd van de hervorming of reformatie in de zestiende eeuw, afscheiding van de rooms-katholieke kerk. De burgerij vond dat de geestelijkheid te veel invloed had in de kerk en de maatschappij. Ook Johannes Calvijn had hier zo zijn ideeën over. Door de boekdrukkunst konden de ideeën van Luther en Calvijn snel verspreid worden, het nieuwe geloof kreeg veel aanhang, veel mensen werden calvinist.

Aan het einde van de Middeleeuwen was er in de Nederlanden geen sprake van een eenheid. Overal waren andere wetten en gewoonten en er was geen gemeenschappelijke taal. Karel V wilde dat in de Nederlandse gebieden één geloof was, het rooms-katholieke, mensen die de ideeën van Luther en Calvijn waren gaan volgen werden vervolgd. De inwoners van de Nederlanden verzette zich tegen deze centralisatie (eenheidsstreven) en de geloofsvervolging.

In het jaar 1566 vond de beeldenstorm plaats, dit was het begin van de Nederlandse Opstand, de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Van 1609-1621 was er een periode van vrede, het Twaalfjarig Bestand. De Vrede van Münster zorgde voor een definitief einde aan de oorlog. Het noorden was onafhankelijk geworden en het zuiden bleef onder Spaans bewind.

sociaaleconomische achtergronden
Toen in 1585 Antwerpen in Spaanse handen kwam vluchtte veel kooplieden en calvinisten naar het noorden, vooral naar Amsterdam, dat werd toonaangevend handelscentrum. In de noordelijke provinciën maakten de handel in deze periode een bloei door. In het noorden was het begin van de zeventiende eeuw dan ook een periode van stabiele welvaart.

In de republiek kreeg de stedelijk cultuur kans om zich verder te ontwikkelen, gegoede burgerij bestuurde de staten en steden. Door de kunst en literatuur ontwikkelde zich een eigen stedelijke gedragscode, kunst en literatuur werd gemaakt door de burgers zelf, hierdoor werd duidelijk wat het gewenste gedrag was.

Amsterdam was de belangrijkste stad in de republiek, hier ontwikkelde zich een groep jongeren uit de bovenlaag die profiteerden van de economische successen van de vorige generaties. Dit geld werd omgezet in luxeartikelen.

culturele achtergronden
De schilderkunst uit de zestiende en zeventiende eeuw is beroemd geworden. In deze tijd werd van de Gouden Eeuw gesproken vanwege het opbloeiende artistieke leven en de economische voorspoed (dit was natuurlijk niet voor iedereen zo).


De rederijkers
De rederijkers waren dichters die bij elkaar kwamen in verenigingen, rederijkerskamers. De bloeitijd van de rederijkers was in de tweede helft van de vijftiende eeuw en in de zestiende eeuw, maar ook in de zeventiende eeuw bleef de invloed groot. Zij werden bij veel stedelijk activiteiten ingeschakeld, hierdoor konden ze een belangrijke opiniërende rol spelen in de stad. Nieuwe opvattingen over geloof, Renaissance en humanisme werden in de rederijkerskamers besproken.

De Renaissance
De Renaissance, wedergeboorte, was een poging om de klassieke oudheid te laten herleven. De Renaissance ontstond in de viertiende en vijftiende eeuw in noord Italië. Daar ontstonden in deze tijd de Republikeinse stadsstaten, dit waren zelfstandig geworden steden. Deze stadsstaten gingen zich vergelijken met de stadsstaten uit de oudheid en zo groeide de belangstelling voor de klassieke oudheid.

De Renaissance heeft te maken met de kunst. De architecten en beeldhouwers konden gemakkelijker de klassieke voorbeelden volgen dan de schilders, er waren in Italië nog veel gebouwen uit deze tijd overgebleven en er was ook nog een klassiek handboek overgebleven uit deze tijd over architectuur. De schilders moesten gebruik maken van mythologische en klassieke onderwerpen.

De aandacht van de klassieke genres uit de literatuur bloeide weer op:
Komedie, Tragedie, Epigram of puntdicht.
Ook nieuwe genres ontstonden: Emblematiek, Sonnet

De literatuur uit deze tijd, Renaissanceliteratuur, werd gemaakt voor literair geschoold publiek. In deze literatuur werd verwezen naar klassieke bronnen

Het humanisme
Naast de heroriëntatie op de klassieke kunst loopt de heroriëntatie op het klassieke denken. In de tijd van het humanisme komen menselijke waardigheid en zelfontplooiing centraal te staan. De humanisten richtten zich op de mensenwetenschappen: o.a. grammatica, retorica, ethiek, poëzie en geschiedenis.
Humanisten wilden dat de mensen rekening hielden met de menselijk waardigheid en verdraagzaamheid van elkaar.

Door het humanisme herleefde het stoïcisme (afkomstig uit de oudheid), dit betekende dat men onverstoorbaar moest zijn wat er ook gebeurden.

Ook de natuurwetenschappen ontwikkelden zich, zo werd er ontdekt dat de zon het middelpunt van het heelal was en dat de planeten eromheen draaien.

Het succes van de Renaissance en het humanisme kwam voor een groot deel ook door de boekdrukkunst, de ideeën werden snel verspreid. Maar ook reizende mensen zorgde voor de verspreiding.

Functie van schilderkunst en literatuur
De kunstenaren maakten niet meer in opdracht van de adel en de kerk hun kunstwerken, maar in opdracht van de stedelijke burgerij. De schrijvers kregen van niemand meer opdrachten, maar verloren hun maatschappelijke taak niet omdat ze nog steeds wijze lessen wilden geven en kritiek wilden leveren op allerlei zaken. De aanleiding om een boek te schrijven lag bij hen zelf.

Funeraire poëzie: poëzie die geschreven is naar aanleiding van een sterfgeval.

Utile en dulce: nuttige en aangename wat de dichtkunst moest brengen.
Lering en vermaak: literatuur en schilderijen zorgde voor een wijze les en mooie vormen.
Schijnrealisme: elementen uit de werkelijkheid worden gebruikt om naar iets anders (een morele les) te verwijzen.

Literatuur in de volkstaal
Standaardtaal: algemene taal die ontstond doordat Holland het belangrijkste gewest was van de noordelijke Nederlanden, de andere gewesten pasten zich aan.
Statenvertaling: vertaling van de bijbel in volkstaal.

Literatuur uit de zestiende en zeventiende eeuw
Strijdliteratuur: teksten die verwijzen naar iets uit de actualiteit, de auteur willen het publiek van een bepaald standpunt overtuigen of tot handelen aansporen.

Oorlofstrofe: strofe waarin afscheid wordt genomen van het publiek.

Humanistisch-renaissancistische literatuur
1. Emblematiek: Motto (opschrift), Pictura (afbeelding), Subscriptio (uitleg)
Het zorgt voor een illustratie van een algemene waarheid. De woorden zorgen voor een diepere betekenis van de afbeelding.
Analogiedenken: God had voor alles een gewilde plaats en betekenis. De emblematiek maakte hier veel gebruik van.

2. Lyriek, liederen
Vanaf de zeventiende eeuw nam de liefde een steeds belangrijkere plaats in in de literatuur, liefdesemblematiek (soort emblematiek), sonnetten, liederen en verzen gingen hierover.
Er werd in deze tijd gesproken over platonische liefde en lichamelijke liefde. De gedichten gingen over de lichamelijke liefde, hierin werd het ideaalbeeld geschept van de ideale vrouw.
In de nieuwe liedboeken in de zeventiende eeuw speelden liefde een grote rol.
Petrarkisme: liederen en sonnetten waarin de klacht van een minnaar centraal staat. Het petrarkisme zorgde ervoor dat dichters bepaalde beelden en conventies hadden waar ze uit konden putten. Het ging hierbij op de eerste plaats om een literair spel voor een literaire elite.
Paronomasia: het gebruik van klankverwante, maar in oorsprong en betekenis sterk verschillende woorden.


3. Sonnet
Sonnet: gedicht dat bestaat uit veertien regels. Deze regels vallen uiteen in de eerste acht regels (octaaf) en de laatste zes (sextet), deze twee verschillende stukken verschillen in rijmschema en inhoud. De overgang wordt wending, val, chute of volta genoemd. Het was een belangrijke dichtvorm in de Renaissance.
Veel sonnetten gaan over de liefdesklacht van een wanhopig minnaar.

Het was belangrijk dat een dichter de literaire conventies uit zijn tijd kende.

4. Toneel
Toneel kwam voornamelijk uit Amsterdam, het had hier een belangrijke rol, stedelijke functie.
Toneel had een belangrijke opiniërende functie, de meningen die via toneel verspreid werden moesten passen binnen de visie van het stadsbestuur.
Er was veel toneelproductie in Amsterdam, ernstig toneel en komisch toneel, kluchten en blijspelen.
Komisch en ernstig toneel had als functie het publiek een spiegel voorhouden, een ethisch-didactisch doel.
Ernstig toneel = tragedie = treurspel
De hoofdpersonen zijn onder andere vorsten, in het verhaal komt de ondergang van de hoofdpersoon naar voren.
Retorisch-didactische tragedie werd gemaakt door de leden van de rederijkerskamers.
De personages zijn in alle zeventiende-eeuwse toneelstukken typen.

Aristotelische tragedie: er wordt teruggegrepen op de vast handelingsgerichte structuur met de eenheid van tijd, plaats en handeling van de Griek Aristoteles.
Translatio:
Imitatio: parallen aanbrengen uit een ander stuk.
Aemulatio: (klassieke) voorgangers overtreffen.

Komedie of blijspel werd gespeeld door mensen uit de lagere klassen, het taalgebruik was makkelijk en er was altijd een goed einde.
Kluchten waren korter dan blijspelen, ze toonden grappig situaties waarin de personages zich lieten leiden door primaire levensdriften als eten, zuipen en vrijen.
In de zeventiende eeuw waren de meeste literaire teksten en liederen rijmende teksten. Maar er werden ook teksten in proza geschreven.
In de Renaissance werd de biografie populair, kunstenaarsbiografie werd ook in proza geschreven.
Populaire proza was lectuur die bij marskramers en straatventers te koop was, het was gedrukt voor een groot en weinig geletterd publiek.



Samenvatting Laagland Hoofstuk 14, literatuur uit de 18e eeuw
De politieke achtergronden
Middelstand van groot economisch en sociaal belang maar geen politieke macht
In 2e helft 18e eeuw raakte republiek verdeeld:
- Oranjegezinden (adel, leger, volk) steunden stadhouders van oranje

- Patriotten waren tegen Oranje als stadhouder
o Aristocratische patriotten voor regentenheerschappij
o Democratische patriotten voor meer macht van burgerij, kregen meer macht
In 1789 Franse Revolutie: burgerij tegen vorst en adel, Lodewijk XVI gedood. In 1795 einde vd republiek der 7 verenigde Nederlanden; Bataafse Republiek uitgeroepen (1795-1806). Napoleon Bonaparte aan de macht.
Sociaaleconomische achtergronden
In 18e eeuw was de republiek een standenmaatschappij, waarbij regenten rijkdom lieten zien. Burgerij zette zich af tegen stadhouders/regenten én de onderlagen vd maatschappij. Economisch slecht in einde 18e eeuw, handel stagneerde
Culturele achtergronden
Rond 1700 interesse voor theoretische geschriften over kunst, warbij Horatius’ opvattingen belangrijk bleven.
Frans-Classicisme: Corneille en Racine voorbeelden voor NL toneel.
Later ontwikkelde zich ook niet op klassieken gebaseerde literatuur, beïnvloed door het rationalisme, empirisme en ideeën vd verlichting.
Rationalisme en empirisme
rationalisme: René Descartes benadrukte rede, ratio, het denkend bewustzijn.
empirisme: kennis wordt afgeleid uit zintuiglijke ervaringen en waarnemingen (John Locke grondlegger)


Verlichting
emp. en rat. Bijgedragen aan verlichting: filosofen wilde kennis verschaffen, voorlichting geven en mondig maken (van de burgers (Immanuel Kant))
Denkers en schrijvers wilden tolerantie, redelijkheid, gelijkheid, vrijheid en vooral geen absolutistische macht.
Kritiek dmv filosofie. Literaire vormen om ideeën te uiten, bijv. roman, imaginair reisverhaal of essay.
Wie mens en maatschappij wil verbeteren heeft veel belangstelling voor de opvoeding: veel besproken onderwerp in verlichting. John Locke, Betje Wolff en Aagje Deken schreven hierover. Schrijfsters wilden laten zien dat je verantwoordelijkheid voor mensen moet dragen, vriendschap.
ook Hiëronymus van Alphen en Jean Jacques Rousseau schreven hierover. Rousseau wilde de maatschappij vernieuwen. Mens moest terug naar oorsprong. Hij hechtte veel waarde aan het gevoel
Tegen eind 18e eeuw kreeg sentimentalisme veel waarde: subtiele gevoelens en verfijnde emotionele vatbaarheid.
In 2e helft 18e eeuw werd de klassieke oudheid als norm voor kunst en literatuur losgelaten: meer aandacht voor beleving vd lezer. Op emotionele gewaarwording gerichte benadering ipv Intellectualistische benadering. Natuur als in verband met emoties (bv zon = blij)
Literatuur in de 18e eeuw
Frans-Classicisme
Classicisten vertrouwden op literaire regels van Horatius en de franse Boileau. In NL is invloed F-C te zien in het tragische en komische toneel.
Pieter Langendijk schreeef classicistische blijspelen, die altijd wijze lessen bevatten, bijv. het wederzyds huwelijksbedrog (1714)


Ook nieuwe, niet in F-C ontwikkelde literaire genres dragen ideeën uit over bijv. opvoeding en emancipatie vd burgerij.
Spectatoriale tijdschriften
Richard Steele en Joseph Addison introduceerden het spectatoriale tijdschrift, een moraliserend weekblad van 8 pag. tekst. Bekendst: De Hollandse Spectator van Justus van Effen.
belangrijke problemen werden op luchtige, eenvoudige wijze voor burgerij aan orde gesteld, bijv. opvoeding, omgang, geloof, tolerantie en praktische levensvragen. Moraal geestig verpakt. Lezersbrieven om lezer te betrekken, antwoord van ‘mijnheer Spectator’ (fictief persoon)
Idealen van Verlichting als volmaakbaarheid van mens en maatschappij gepresenteerd.
S-T geen politiek blad, geen revolutionaire oproepen/ideeën uitgewerkt. Rond 1780 minder populair.
Kinderliteratuur
Hiëronymus van Alphen schreef gedichten met oa studie-ijver, vlijt, ouder-kindrelatie, oprechtigheid en gehoorzaamheid. Perspectief vaak bij kind. Gedichten pasten in belangstelling voor pedagogie in verlichting. Men moest rekening houden met ontwikkelingsfasen van het kind, leerstof aantr verpakt, inhoud aansluiten bij kinderlijke leefwereld en het moest uitgaan van herkenbare situaties.
Imaginaire reisverhalen
in IRV lag de nadruk op handelingen. Ze werden geschreven door verlichtingsfilosofen- en schrijvers om ideeën aantrekkelijk uit1 te zetten. Beroemd: Gullivers’s Travels (J. Swift, 1726) en Robinson Crusoe (D. Dafoe, 1719)

Het ging niet om werkelijke reizen, maar om maatschappijkritiek te leveren. Door een denkbeeldig land te verzinnen kon schrijver kritiek leveren op sitauties in dat land en soms een utopische (betere) wereld schetsen. Vaak over: opvoeding, religie en staatsbestuur. Ook Hendrik Smeeks en J.A. Schasz schreven IRV. Populariteit aan eind 18e eeuw minder.
Opvoedkundige zedenroman
nadruk op psychologie, innerlijk en karakter van personages. Bijv. mejuffrouw Sara Burgerhart (1782) van Betje Wolff en Aagje Deken. Zedenromans hadden vormende waarde: maakte goed en slecht gedrag duidelijk. Als vb golden romans van Samual Richardson: aandacht voor morele beoordeling. Hij koos voor de briefroman als vorm voor z’n romans, vanwege de vele mogelijkheden om personages te typeren door een eigen wijze van uitdrukken. Ook vergrootten ze het werkelijkheidskarakter.

In bijv. De Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart, komt het verlichtingsideaal van tolerantie op godsdienstig terrein duidelijk naar voren.
Een ZR speelde in een herkenbare omgeving en de personages werden als vertrouwd ervaren. Lezers maakten stap voor stap de ontwikkeling van een personage mee, waardoor auteurs hun bedoelde effect op de lezers bereikten: de lezer kwam via de ontwikkeling vd personages tot de inzichten die de auteurs wilden overbrengen. De auteurs richtten zich tot bepaalde publieksgroepen.
Sentimentalisme
In de sentimentele roman Julia (1783) van Rhijnvis Feith tref je de cultivering van het eigen gevoel aan. Julia en Eduard tonen gevoelsverfijningen, het zijn personages met subtiele gevoelens. De nadruk ligt niet op de belevenissen en de karakterontwikkeling, maar op de beleving en de gewaarwordingen. Feith wilde de lezers emotioneel raken, gemoedsbeweging oproepen, een actief medeleven veroorzaken en zocht dus naar emotionele effectwerking. Hij hechtte daarom weinig belang aan karakterontwikkeling en handelingen.
ER waren ook bezwaren tegen de cultivering van de gevoelsverfijning: het zou tot grote psychische kwetsbaarheid, egocentriciteit en onmaatschappelijk gedrag leiden. Dit gedrag was voor verlichtte mensen uit de 18e eeuw onacceptabel.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.