Gezicht van Noord-Europa

DEELVRAGEN Wat is de topografie van het onderzoeksgebied? Noord-Europa bestaat uit de landen Noorwegen, Zweden, Finland en Denemarken. Samen worden ze Scandinavië genoemd. Scandinavië ligt ongeveer tussen 55 ° en 70 ° N.B. Noorwegen, Zweden en Finland zijn heel grote landen. In Noorwegen liggen heel veel bergen. In Zweden zijn ook nog veel bergen, maar ook wat lager land. In Finland zijn minder bergen, maar daar zijn weer heel veel meren. Denemarken is veel kleiner en het is vlak. Het lijkt op Nederland. De grote steden liggen allemaal in het zuiden. Wat zijn de opvallendste landschappen in Noord-Europa. In Noorwegen zijn heel veel fjorden, fjelden en gletsjers. De fjorden en fjelden zijn in de ijstijd ontstaan. De fjorden zijn inhammen in het land, die door het landijs zijn uitgeschuurd. De fjelden liggen tussen de fjorden. Het zijn vlaktes waar haast niets kan groeien. De bodem is daar rotsachtig. De gletsjers zijn verzamelbekkens van sneeuw, (fiernbekken), samen met een ijstong, die naar het dal gaat. Ook zijn er heel veel bergen in Noorwegen, van het zuiden tot het noorden. Er is maar heel weinig vlak land. Zweden heeft heel veel bossen. Het grootste deel van het land bestaat uit bos. Finland heeft veel bossen en duizenden meren. Finland is ook erg rotsachtig.
Waarom zijn er grote klimaatverschillen tussen de west- en de oostkust van Scandinavië? Dat komt door de Golfstroom en het Scandinavisch hooggebergte. De Golfstroom brengt warmte vanuit de Golf van Mexico naar de westkust van Noorwegen. Die warmte kan niet verder door de bergen die er in het westen van Noorwegen liggen. Achter de bergen is het daarom veel kouder dan voor de bergen. Welke natuurlijke zones komen er voor? Waar liggen ze? Waarom daar? In Scandinavië zijn er gematigde zones. Daar groeien loofbomen. Ze liggen in het zuidelijke gedeelte, omdat de temperatuur daar ’s zomers stijgt tot 15 of meer. Verder is er taiga. Daar groeien naaldbomen. De taiga ligt in het midden van Scandinavië, omdat de temperatuur daar ’s zomers niet hoger wordt dan  10 à 15. Ook zijn er poolstreken, waar de temperatuur in de zomer lager is dan 10. Er groeien daar haast geen bomen meer, alleen wat mos, gras en lage struiken en bloemen. Dat is de toendra. Het ligt in het uiterste noorden van Scandinavië, boven de poolcirkel. Ook in het hooggebergte van Noorwegen. Als de temperatuur in de zomer ook niet boven 0 komt is er geen plantengroei meer. Er is landijs. Dat is in Spitsbergen. Dat hoort bij Noorwegen. Wat zijn de belangrijkste middelen van bestaan? De meeste mensen in Scandinavië werken in de dienstensector. Er zijn heel weinig mensen die in de landbouw werken. De meeste landbouw is zelfvoorzienend. In Noorwegen is ook de visindustrie nog belangrijk. Er is ook scheepsindustrie (Noorwegen heeft één van de grootste vloten van de wereld). Ook wordt er in de Atlantische Oceaan naar aardolie geboord. In Zweden de auto-industrie (Saab en Volvo) en in Finland de houtindustrie. Is Scandinavië dichtbevolkt en waar wonen de meeste mensen? Scandinavië is niet dichtbevolkt. Dat komt door het landschap. Noorwegen heeft veel bergen, Zweden en Finland veel bossen en Finland ook nog veel meren. De bevolkingsdichtheid is het grootst in het zuidelijke gedeelte. Daar liggen de grote steden, zoals Stockholm, Malmö, Oslo, Helsinki. In Noorwegen wonen de meeste mensen langs de zuidwest- en de zuidoostkust. In Zweden en Finland wonen de meeste mensen in het zuiden. Is er veel toerisme in Scandinavië? Is het een belangrijke bron van inkomsten? Er is veel toerisme in de Scandinavische landen. De landen hebben prachtige natuur. De fjorden en fjelden, de duizenden meren. Daar willen veel mensen naar komen kijken Het milieu is er ook nog niet zo erg vervuild als in de rest van Europa. Het meeste toerisme is in de zomermaanden, omdat de temperatuur dan nog redelijk is. De landen zijn wel heel erg duur voor andere mensen. Er gaan dus wel veel toeristen naar Scandinavië, maar omdat de prijzen daar zo hoog zijn, niet zo veel als er bijv. naar Zuid-Europa gaan. Zuid-Noorwegen is wel belangrijk voor toeristen uit Oost-Noorwegen. Veel mensen hebben daar een zomerhuisje.
HOOFDVRAAG Wat is het gezicht van Noord-Europa als je kijkt naar natuurlijke factoren (landschap, klimaat) en menselijke factoren (bewoning, welvaart). Scandinavië heeft heel veel mooie natuur. Er zijn bergen met gletsjers, fjorden en fjelden, bossen en duizenden meren. Het klimaat is er heel erg verschillend. Langs de westkust van Noorwegen is het ’s winters niet zo koud, maar achter het de bergen van Noorwegen is de temperatuur ’s winters veel lager. De zomers in Zweden en Finland zijn wel lekkerder dan in Noorwegen. In het noorden zijn de winters heel erg koud. In het westen valt veel meer neerslag dan in het oosten en het noorden. De zomers in Scandinavië zijn kort. Het is er in de winter altijd erg donker. De zon zie je dan haast nooit. Noord-Europa is welvarend. Als je naar de natuur kijkt, zou je dat niet zeggen, maar het is wel zo. De meeste mensen werken in de dienstensector. De mensen in Scandinavië hebben goede lonen. Het BNP is hetzelfde als in West-Europa. De meeste mensen wonen in de steden in het zuiden. Er zijn maar heel weinig grote steden, maar wel heel veel dorpen. Ze hebben goede huizen. De Scandinaviërs krijgen goed onderwijs. Ongeveer de helft van de vrouwen werkt. Het grootste deel van de mensen heeft een televisie en een telefoon.