Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Jeugdcriminaliteit

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 4285 woorden
  • 21 februari 2002
  • 284 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
284 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1.WAT IS JEUGDCRIMINALITEIT? Het gedrag van jongeren in de leeftijd van (ongeveer) 12 tot 20 jaar dat schade en/of overlast voor personen en/of goederen ten gevolg heeft. 2. SOORTEN JEUGDCRIMINELEN Lichtcriminelen: Jongeren die zich schuldig hebben gemaakt aan één of meerdere lichtere vormen van veelvoorkomende criminaliteit en/of hooguit één zwaar delict. Zwaarcriminelen: Jongeren die minimaal twee zware delicten hebben gepleegd. Groepscriminelen : Omdat jongeren vaak in groepen optrekken, vindt criminaliteit door jongeren meestal in groepsverband plaats. Binnen de groep probeert men indruk op elkaar te maken door elkaar op te jutten en uit te dagen tot het plegen van strafbare feiten. Vooral bij vaste, gestructureerde groepen (met leiders, subleiders en meelopers) waarin ieder zijn vaste plaats heeft, komt het wel voor dat jongeren die tot de groep willen toetreden, daarvoor iets moeten doen. De jongeren in groepen gaan veel verder dan anders. Ze durven dingen te doen waar ze in hun eentje nooit aan zouden beginnen. Jeugdige drinkers, druggebruikers en gokkers: Het gebruik van alcohol en softdrugs is onder jeugdigen niet onbekend. Volgens onderzoek drinkt ongeveer de helft van de scholieren regelmatig alcohol en gebruikt een op de acht regelmatig softdrugs. Harddruggebruik komt daarentegen veel minder voor. Een verslavende vorm van tijdsbesteding is gokken. Ongeveer 15 % van alle scholieren gokt om geld. Hoewel het alcohol- of druggebruik of gokken niet tot criminaliteit hoeft te leiden, hangt er toch wel een samenhang tussen. Denk maar eens aan vernielingen en vechtpartijen onder invloed van alcohol en/of drugs, en ernstige geweld- en vermogensdelicten die gepleegd worden om een gok- of drugverslaving te bekostigen. Meelopers: Jongeren die maar wat achter de groep aan lopen om er zo toch bij te horen. Allochtone criminelen: Het blijkt dat allochtone jongeren vaker in contact komen met de politie dan een vergelijkbare groep Nederlandse. Voor de verklaring van het hogere criminaliteitsniveau onder bepaalde groepen allochtone jeugdigen kunnen diverse factoren worden aangevoerd: Ten eerste speelt de slechte sociaal-economische positie van veel allochtone jeugdigen een rol: een laag onderwijsniveau, en vaak een afgebroken schoolopleiding en een hoge werkloosheid. Als gevolg hiervan en als gevolg van discriminatie dreigen grote groepen allochtone jeugdigen ondergeschikt te raken. Ten tweede zijn er tussen en ook binnen etnische groepen belangrijke verschillen. Bijvoorbeeld in cultureel opzicht, bijvoorbeeld aan normen en waarden ten aanzien van het gebruik van geweld. Daarnaast blijken er verschillen te bestaan in het soort delicten waarvoor de jeugdigen in aanraking met de politie komen. Marokkaanse jeugdigen plegen bijvoorbeeld verhoudingsgewijs veel winkeldiefstallen, diefstallen van en uit auto's en inbraken. Turkse jeugdigen maken zich, behalve aan vermogensmisdrijven, relatief vaak schuldig aan geweldsdelicten en georganiseerde drugcriminaliteit. 3. MOTIEVEN JEUGDCRIMINALITEIT Opvoeding: Over het algemeen wordt er aangenomen dat er een relatie bestaat tussen de opvoeding van kinderen ( in het gezin en onderwijs) en jeugdcriminaliteit. Zo blijkt bijvoorbeeld dat kinderen, die een gebrek aan zelfbeheersing hebben, een groter kans hebben om op latere leeftijd criminaliteit te plegen. Onderwijs: Het onderwijs heeft een belangrijke functie bij het voorkomen van criminaliteit. Het opnemen van de jongeren in de gemeenschap vindt voor een groot deel op school plaats. Schoolprestaties en het bereikte schoolniveau zijn vaak van doorslaggevende betekenis voor de latere positie in de maatschappij. Voor een spijbelaar verminderen vaak de maatschappelijke kansen. Bovendien leidt spijbelen vaak tot schadelijk tijdverdrijf, variërend van baldadigheid en het plegen van winkeldiefstal tot drugs- en alcoholgebruik. Arbeid: Door het teruglopen van de werkgelegenheid, nemen ook de arbeidsplaatsen voor jongeren af. Bovendien is er steeds minder eenvoudig werk en moeten jongeren die een baan willen aan steeds hogere motivatie- en opleidingseisen voldoen. Vaak kunnen bepaalde groepen jongeren moeilijk een baan vinden, zoals jongeren met een lage of afgebroken opleiding, psychische problemen en/of crimineel gedrag. Allochtone jongeren, die ook nog taal of cultuurproblemen hebben, krijgen te maken met discriminatie op de arbeidsmarkt.
4. SOORTEN DELICTEN Winkeldiefstal
Winkeldiefstal is in wezen een eenvoudig delict. Een klant steelt een of meerdere artikelen die door de winkel te koop worden aangeboden. Er zijn twee vormen van winkeldiefstal waarbij niet letterlijk artikelen gestolen worden, maar die we om praktische redenen toch tot winkeldiefstal rekenen: · prijsverwisselen: De klant verwisselt de prijs van een artikel voor een lagere prijs. · het werken met gebruikte kassabonnen: Klanten zoeken in de winkel artikelen van hetzelfde bedrag wat op de bon staat en verlaten zo de winkel. Het hebben van een kassabon is namelijk een goed argument dat men een bon heeft. De winkeldief moet er dan wel voor zorgen dat de kassabon van het juiste bedrag en goede datum is voorzien. Dat laatste kan de winkeldief bewerkstelligen door eerst een artikel gewoon te kopen, om vervolgens met verkregen kassabon te proberen onbetaald een tweede artikel te bemachtigen. Fietsendiefstal
Hoe meer verstedelijkt de omgeving waar men woont, hoe groter de kans slachtoffer van fietsendiefstal te worden. Ongeveer een derde van de fietsen wordt gestolen als ze voor eigen deur staan. Bekende gevaarlijke plaatsen om de fiets achter te laten zijn verder: · NS-station; · Haltes van het openbaar vervoer; · Scholen, universiteitsgebouwen; · Winkelcentra; · Sportterreinen, zwembaden; · Uitgaanscentra. Kortom, veel veilige plaatsen zijn er niet! Overdag worden praktisch evenveel fietsen gestolen als 's nachts, maar de omstandigheden zijn wel verschillend. Overdag zijn het vooral de fietsen die niet op slot staan die worden meegenomen. Ook fietsen die gestolen worden uit bewaakte stallingen verdwijnen vooral overdag. 's Nachts verdwijnen veel fietsen bij uitgaansgelegenheden, NS-stations, haltes van het openbaar vervoer en fietsen die buitenshuis blijven staan. Vandalisme
Vandalisme is het opzettelijk vernielen of beschadigen van objecten zonder dat dit de vernieler(s) materieel voordeel oplevert. Vandalisme is sterk leeftijdsgebonden. Vanaf acht jaar tot ongeveer zestien jaar zitten de jongeren in een vandalismegevoelige leeftijd. Jongere kinderen plegen lichtere vernielingen, zoals bijvoorbeeld bloemen of struiken kapot trappen. Hoe ouder, hoe zwaarder de vernielingen worden, zoals bijvoorbeeld telefooncellen of auto's vernielen. Vandalisme hangt samen met de manier waarop jongeren hun vrije tijd buitenshuis doorbrengen blijken vandalisme te plegen. Het gaat hier met name om jongeren met een slechte gezins- en schoolsituatie. Enkele motieven om vandalisme te plegen: · Vandalisme uit verveling
Als jongeren zich vervelen gaan ze op zoek naar iets wat ze kunnen gaan doen. Vaak komt het dan neer op vandalisme, omdat een alternatieve vorm van vrijetijdsbesteding ontbreekt. · Spelvandalisme
Komt vooral voor bij kinderen. Het gaat hier om vernielingen die het onbedoelde gevolg zijn van (ruwe) spelletjes. · Statusvandalisme of prestigevandalisme
Wordt gepleegd om indruk te maken op andere jongeren. · Frustratievandalisme
Hangt samen met een gevoel achtergesteld te zijn, dat ontstaan is door negatieve levenservaringen zoals ruzie thuis, schoolproblemen en slechte huisvesting. · Vandalisme uit wraak
Meer voorkomend bij jongeren vanaf 16 jaar. Deze vorm wordt vaak gebruikt als oplossing van problemen of uit het gevoel gefaald te hebben. · Erosievandalisme
Een vorm van vandalisme als eerdere schade niet is hersteld en het " niets meer uitmaakt" of er nog meer kapot gaat.
5. GROEPSCRIMINALITEIT Veel criminaliteit wordt samen met anderen gepleegd. Geschat wordt dat ongeveer tweederde van de jeugdcriminaliteit samen met anderen wordt gepleegd. Er zijn verschillende kenmerken en achtergronden van groepscriminaliteit: Leeftijd: Uit onderzoek blijkt dat groepen van vier of meer normaal zijn in de late kinderjaren (ongeveer 16 jaar), tussen de 16 en 20 jaar maken ze meestal plaats voor drietallen en tweetallen. Het valt op dat bij het stijgen van de leeftijd, steeds meer jongeren de delicten in hun eentje gaan plegen. Minderjarigen plegen delicten dus vaker samen met anderen dan meerderjarigen. (zie bijlage .. ) Geslacht: Over het algemeen geldt dat jongens (veel) vaker bij jeugdcriminaliteit zijn betrokken dan meisjes. Het is echter opvallend, dat wanneer meisjes delicten plegen, ze dit veel vaker samen met anderen doen dan jongens. (zie bijlage .. ) Bij jeugdgroepen die bestaan uit jongens en meisjes blijkt dat meisjes vaak sterk in de minderheid zijn en bijna altijd een relatie hebben met een van de jongens van de groep. Vaak zijn de meisjes ook de jongste uit de groep. Etniciteit: De mate waarin delicten alleen of met anderen worden gepleegd, verschilt niet zoveel tussen allochtone of autochtone jongeren. Allochtonen plegen iets vaker samen met anderen delicten, maar dat scheelt niet zoveel. Er zijn wel duidelijk verschillen als je kijkt naar de etnische groepen. Als je bij voorbeeld kijkt naar de geweldsdelicten, blijkt dat deze door Marokkanen het meest in gezelschap worden gepleegd( 39%), gevolgd door de Surinamers (38%), Nederlanders(35%), Turken (33%) en Antilianen(24%). Type daders: Er blijkt ook een verschil te zijn in de mate waarin delicten samen met anderen zijn gepleegd tussen zwaar en licht criminele jongeren. Met de zwaar criminele jongeren (ook wel de hardekernjongeren genoemd) worden de jongeren bedoeld die in de drie maanden voor het onderzoek ten minste twee zware delicten hebben gepleegd. Met de licht criminele jongeren (ook wel gelegenheidsdelinquenten) wordt bedoeld de jongeren die een of meer vormen van lichte criminaliteit hebben gepleegd of hooguit 1 zwaar delict. Zwaar criminele jongeren blijken vaker samen met anderen delicten te plegen dan de licht criminele jongeren. Bij de gemiddelde groepsgrootte is het verschil tussen zwaar en licht criminele jongeren zelfs heel erg groot. Zwaar criminele jongeren plegen hun delicten meestal met grote aantallen mededaders. Dit geldt vooral voor agressie, vernieling en intimidatie. (zie bijlage .. ) Politiecontacten: Jongeren die samen met anderen delicten plegen hebben een grotere kans om opgepakt te worden dan jongeren die alleen delicten plegen. Een mogelijke verklaring daarvoor is dat door de omvang van de groep het plegen van delicten veel sneller opvalt. Daarnaast is de kans groter dat jongeren in groepsverband elkaar verraden. (zie bijlage .. ) Groepssamenstelling: Delicten worden meestal met vrienden gepleegd, daarnaast vooral bij jongens ook buurtgenoten, bij meisjes meer klasgenoten. Maar deze gegevens zijn niet echt duidelijk, aangezien de grenzen tussen buurtgenoten en vrienden of klasgenoten en vrienden vaak moeilijk aan te geven zijn. Het hebben van een gemeenschappelijke levensstijl heeft ook invloed op de groepssamenstelling, bijvoorbeeld gabbers, skaters of rappers. Bij allochtone jongeren hebben familieleden naast vrienden een grotere invloed op de groepssamenstelling dan bij Nederlandse jongeren. Alcohol- en drugsgebruik: Er is bijna geen verschil tussen solisten en jongeren die samen met anderen delicten plegen met betrekking tot alcoholconsumptie. Van de solisten drinkt 11% niet, van de jongeren die in groepen delicten plegen is dat 12%. Van de niet-criminele jongeren is dat 13%. Met betrekking tot drugsgebruik zijn er wel verschillen. 36,4%van de jongeren die samen met anderen delicten plegen, gebruikt softdrugs. Bij de solisten is dat 26,4% en bij de niet-criminele jongeren is dat 12,5%. 6. SCHOOLVANDALISME Bij schoolvandalisme gaat het om vernielingen in en rond de school. Zoals: Klaslokalen: Houten of kunststofbladen van tafels blijken krasbestendig, lukt het niet door krassen met een balpen, dan brengt de passerpunt wel uitkomst. Schoolborden kunnen op en neer worden gegooid tot er op de duur iets breekt. In metalen prullenbakken kan gemakkelijk een deuk worden getrapt. En zo wordt er steeds weer iets nieuws bedacht om te kunnen vernielen. Practicumlokalen: Naast meubilair zoals dat ook in gewone lokalen aanwezig is, bevinden zich in practicumlokalen tal van voorwerpen die vernielbaar zijn of waar vernielingen mee aangebracht kunnen worden. Gangen, hallen, liften, toiletten: In gangen en hallen zijn de jassen en tassen van de medeleerlingen lang niet altijd meer veilig voor vandalisme. De meeste leerlingen dragen hun jassen dan ook in de klas. In liften is vooral het bedieningspaneel erg vandalismegevoelig: knopjes kunnen worden afgerukt of worden vastgezet met kauwgom, lijm of houtjes. De wanden van liften worden beklad met strepen, krassen of spuitwerk. De toiletruimten horen tot de meest favoriete plekken voor vandalisme binnen de school. Afgerukte stortbakken, gebroken potten, vernielde wasbakken, kranen en spiegels zijn de meest voorkomende vernielingen in toiletruimten. Speelplaats en fietsenstalling: Op de speelplaats zijn bankjes, bomen en hekken bekende vandalismegevoelige objecten. Ook worden soms tegels uit de grond gewerkt en kapot gegooid. De zwaardere vernielingen vinden gewoonlijk niet tijdens de schooluren plaats, maar als de school verlaten is en dan vooral tijdens het weekeinde. In de fietsenstalling worden banden leeggestoken, achterlichten kapot getrapt, bellen eraf gerukt en fietsenpompjes gestolen. 7. VOETBALVANDALISME Geweld rond het veld is groepsgedrag. De gewelddadige supporters begeven zich groepsgewijs naar het stadion en treden in het stadion als een grote groep op. In trein of bus worden veel vernielingen aangebracht. De laatste jaren blijken de supporters in steeds grotere aantallen bewapent met messen, riemen, kettingen, wurgstokjes, hamers, schroevendraaiers en meer van dergelijk wapentuig op te treden. Vaak hebben ze zelfs vuurwapens of bommen bij zich met de bedoeling te gebruiken voor eigen verdediging. Binnen de stadions treffen we allerlei maatregelen tegen vandalisme, zoals beveiliging door hekwerken en zware politiebewaking. 8. CRIMINALITEIT IN HET OPENBAAR VERVOER In bussen, treinen en trams wordt veel vernield. Enkele voorbeelden zijn: * het kapot snijden van de bekleding van banken; * het met viltstiften van alles bekladden; * het opentrappen van deuren; * het kapot gooien van ruiten enzovoorts. Er is hier zowel sprake als schade voor de passagiers maar er is ook schade voor het vervoersbedrijf. Schade voor de passagiers omdat die last van de vernielingen hebben zolang die niet hersteld zijn. Schade voor het vervoersbedrijf omdat dit voor de herstelkosten moet opdraaien. Wat ook veel voorkomt bij het reizen met het openbaar vervoer is zwartrijden en minder betalen dan men eigenlijk zou moeten door te weinig strippen af te stempelen. Vandalisme rond het openbaar vervoer wordt voornamelijk gepleegd door jongens. De leeftijd ligt tussen de 12 en 18 jaar met een top bij 15 jaar. Vandalisme wordt extra gestimuleerd als de vandalen in groepen optreden. 9. RECREATIECRIMINALITEIT Recreatiecriminaliteit wordt vrijwel uitsluitend gepleegd door jongeren en wel voornamelijk in de zomermaanden. Jongeren recreëren om echt wat te beleven. Zij blijven bijvoorbeeld na sluitingstijd nog geruime tijd in het centrum van een uitgaansoord rondhangen in de hoop dat er nog wat zal gebeuren. Voor veel jongeren geldt het recreëren op drie zaken, aangeduid als seks, alcohol en drugs. Enkele vormen van recreatiecriminaliteit: Diefstal: Bij diefstal gaat het in de eerste plaats om winkeldiefstal en in mindere mate om diefstal uit caravans, tenten en zomerhuisjes. Diefstal uit auto's vormt een aparte categorie. Over het algemeen heeft men bij diefstal uit auto's te maken met personen die professioneel bezig zijn. Ze verblijven meestal niet in de recreatiegebieden, maar komen er alleen naar toe om zich bezig te houden met diefstal uit auto's. Fietsendiefstal is een typisch gelegenheidsdelict waar veel jeugdige recreanten aan meedoen. Het heeft tot doel zich gemakkelijk te verplaatsen. Na een kort gebruik wordt de fiets in de berm achtergelaten, meestal op enkele meters van camping, hotel of bungalow. Vandalisme: Bij vandalisme is er bijna altijd sprake van een groepsgewijs gepleegd delict. Er zijn twee vormen die veel voorkomen bij recreatiecriminaliteit: *Spelvandalisme *Frustratievandalisme: Dit gaat meestal in combinatie met teveel alcohol. Geweld: Onder geweld wordt verstaan uiteenlopende woordenwisselingen, dreigementen, ruzies en mishandeling. Er zijn twee vormen van geweld: Situationeel geweld: De oorzaken hiervan liggen vaak in min of meer per ongeluk uit de hand gelopen situaties, door bijvoorbeeld communicatiestoornissen tussen verschillende personen of groepen. Intentioneel geweld: Wordt gepleegd door groepen jongeren die

als uitgangspunt hebben dat een avond uitgaan bestaat uit drinken, versieren en vechten. Voor ze uitgaan in een recreatieplaats wapenen ze zich met allerlei gevechtinstrumenten. Verkeersdelicten: De meest voorkomende verkeersdelicten zijn
rijden onder invloed en hard of gevaarlijk rijden. Onverantwoord
verkeersgedrag leidt vaak tot kleinere maar soms ook tot grote ongelukken. 10. STRAFFEN. De aanpak van jeugdigen die voor het eerst in aanraking komen met de politie omdat ze een strafbaar feit hebben gepleegd, is er zoveel mogelijk op gericht de jongeren buiten het strafrechterlijk circuit te houden of hen er zo snel mogelijk weer uit te leiden. De politie kan na een gesprek met de jongere en de ouders/verzorgers, die op hun verantwoordelijkheid voor het kind kunnen worden aangesproken, en het opmaken van een rapport de zaak zelf afdoen. In veel gevallen word de jongere doorverwezen naar het Halt-bureau. Jaarlijks wordt ongeveer een derde van de jongeren die met de politie in aanraking zijn gekomen via een Halt-verwijzing afgedaan. Tegen de jongeren die ernstigere delicten plegen of herhaaldelijk met de politie in aanraking komen, wordt een proces verbaal opgemaakt. Bij minderjarigen wordt hiervan melding gemaakt bij de raad voor de kinderbescherming, die een wettelijke signalerings- en voorlichtingstaak heeft ten aanzien van deze jeugdigen. Daarna neemt de raad contact op met de ouders en de jongere zelf voor het invullen van een informatieformulier strafzaken. De raad informeert vervolgens de officier van justitie en de rechter over de zaak, waarna de officier van justitie de volgens hem/haar juiste afdoening. Hij kan de zaak transigeren ( tot een schikking komen) of seponeren (de jongere niet vervolgen). Verder kan de jongere een werk- of leerstraf krijgen. Ook een dagvaarding is mogelijk, maar dat komt bij jongeren minder vaak voor. De beoordeling welke straf in een bepaald geval het beste is wordt o.a. bepaald door het type delict, omvang van de aangerichte schade of ernst van het toegebrachte letsel, de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd en het aantal politie- en justitiecontacten van de jongere in het verleden. Veel jeugdigen die zich herhaaldelijk schuldig maken aan strafbare feiten, blijken een gebrek te hebben aan een structuur in hun dagelijks leven: -Ze hebben geen vaste dagbesteding. -Ze zitten met problemen op financiëel gebied en op het gebied van huisvesting. Taakstraffen. Voor overtredingen als diefstal, inbraak, autokraak, mishandeling, joy riding en vernielingen kan een jongere een taakstraf krijgen. Met een taakstraf hoef je niet in de gevangenis en je kunt het combineren met school of werk, de taakstraf moet dus in de vrije tijd worden uitgevoerd. Van de taakstraf kan de jongere iets leren. Het is niet alleen straf, de jongere doet kennis en werkervaring op en went aan een vast dagritme. Er zijn aan een taakstraf strenge eisen verbonden; je moet op tijd komen, niet spijbelen of de kantjes eraf lopen. Ook moet je, je net als iedereen aan de regels houden en een goede inzet en goed gedrag vertonen. Alle afspraken worden zwart op wit vastgelegd door een coördinator. Bovendien krijg je maar één waarschuwing. Als je de taakstraf goed uitvoert, maakt de instelling of organisatie een rapport voor de kinderrechter of de officier van justitie. Zijn zij tevreden en heb je een gesprek gevoerd met de coördinator dan zit je straf erop. Doe je de taakstraf niet goed loop je het risico in de gevangenis te komen of een geldboete moet betalen. Taakstraffen zijn in drie groepen te verdelen: de werkstraf, de leerstraf of een combinatie van beiden. De werkstraf. Werkstraffen zijn de wellicht de bekendste en in ieder geval de meest voorkomende taakstraffen. De werkstraf kan oplopen tot maximaal 200 uur. Je moet werken bij een niet-commerciële instelling. Dat kan zijn als bijvoorbeeld schoonmaken in een ziekenhuis of onderhoudswerk in een kinderboerderij. De leerstraf. De leerstraf is onder andere gericht op verbetering van de houding en het gedrag van de jongere, om te voorkomen dat deze in het vervolgd op het goede pad blijft. Er wordt vooral geprobeerd de sociale vaardigheden van de jongere te verbeteren, omdat veel van de jongeren die een delict hebben gepleegd niet goed om kunnen gaan met andere mensen. 1.)Leerprojecten: deze zijn gericht op een specifiek delict, zoals Preventie Alcohol Delicten en Seksuele vorming. 2.)Projecten die gericht zijn op het tonen van de ernstige gevolgen die de slachtoffers van de delicten vaak ondervinden. 3.)Sociale vaardigheidstraining; een project dat gericht is op het verbeteren op het sociale gedrag van de jongeren. 11. JUSTITIËLE JEUGDINRICHTINGEN. Deze jeugdinrichtingen zijn in te delen in opvanginrichtingen en behandelinrichtingen. Opvanginrichtingen. 1.)In de opvanginrichtingen worden jongeren die worden verdacht van een misdrijf in voorlopige hechtenis genomen, ze zijn nog niet door de kinderrechter veroordeeld. 2.)Ook jongeren die wel zijn veroordeeld verblijven in dit type inrichting. Ze zitten er hun straf (jeugddetentie) uit. 3.) Jonge vreemdelingen zitten hier in vreemdelingenbewaring tot ze naar hun land van herkomst worden teruggestuurd. 4.)Tot slot bevinden zich hier jongeren die wachten tot er een plaats vrijkomt in een behandelinrichting. De jongeren moeten hier verplicht in groepsverband deel nemen aan een gestructureerd dagprogramma dat bestaat uit onderwijs, sport, sociale vaardigheidstraining en maatschappelijke oriëntatie. Behandelinrichtingen. In deze inrichting krijgt elke jeugdige een individueel behandelplan. Het doel van de behandeling is bij te dragen aan wezenlijke gedragsveranderingen, zowel in sociale omgang als in beroepsvaardigheden (normen, waarden en kennis), zodat de jongeren zich in de toekomst beter staande kunnen houden in de maatschappij. 12. HET HALT-BUREAU: Het HALT-bureau is een bureau ter bestrijding van de jeugdcriminaliteit. Dat doen ze in samenwerking met de politie, gemeenten en justitie, ook worden scholen erbij betrokken, zoals hier in Venlo. HALT staat voor Het ALTernatief. Jongeren die een strafbaar feit hebben gepleegd kunnen (onder bepaalde voorwaarden) de zaak via het HALT-bureau in orde maken. Het voordeel daarvan is dat je je fout kunt herstellen zonder tussenkomst van de officier van justitie. Dit wil zeggen er geen veroordeling en geen aantekening in Justitiële Documentatie komt. Hoe kom je er terecht en wat gebeurt er daarna: Wanneer je door de politie wordt aan gehouden vanwege het plegen van een strafbaar feit zoals bijvoorbeeld vandalisme of (winkel)diefstal, krijg je de keuze tussen een proces-verbaal dat ingestuurd wordt naar justitie of een verwijzing naar het HALT-bureau. Er moet dan wel aan de volgende voorwaarden voldaan worden: · Er is een strafbaar feit gepleegd · De schade mag maximaal FL.1500,- per persoon zijn of maximaal FL.7500,- in een groep, · Bij een diefstal mag de waarde van dat wat gestolen is niet hoger zijn dan fl. 250,- · Je moet niet ouder zijn dan 18. · Je hebt het strafbaar feit bekend. · Je maximaal 1 keer bij HALT geweest en dat meer dan een jaar geleden. · Je ouders hebben toestemming gegeven voor deelname aan HALT. Als je dan naar HALT gaat, stuurt de politie de gegevens op naar HALT en krijgen je ouders en jezelf een uitnodiging voor een gesprek. Daarna wordt er gesproken over wat er gebeurd is en wat je moet gaan doen. Dat wordt vastgelegd in een contract. Vaak ga je werken op de plaats waar je het strafbare feit gepleegd hebt, maar als dat om de een of andere reden niet gaat, ga 'ten algemene nutte' werken bijvoorbeeld bij de gemeente of het kinderdagverblijf. De werkstraf bij HALT duurt minimaal 2 uur en Maximaal 22. Als je je afspraken niet nagekomen bent wordt er door de politie alsnog een proces-verbaal opgemaakt en krijg je via de officier van justitie een boete en/of een taakstraf. Als echter alles in orde is, je bent dus de afspraken nagekomen, dan seponeert de politie de zaak. Het aantal HALT verwijzingen is in de loop van de jaren sterk toegenomen. (zie bijlage .. ) Het is wel zo dat er tussen 1987 en 1997 ook veel meer HALT-bureaus bij zijn gekomen. Namelijk van 6 in 1987 naar 64 in 1997. 13. Hulpverlening Voor jongeren met ernstig emotionele en/of gedragsproblemen is het belangrijk dat er een goed functionerend stelsel van hulpverlening bestaat. Tijdige en goed hulp zorgt niet alleen voor de vermindering van criminaliteit, maar ook voor de preventie van allerlei soorten jeugdcriminaliteit. Een afdeling van Buro Jeugdbescherming, de Jeugdreclassering helpen jongeren tussen de 12 en 18 jaar, die een delict hebben gepleegd of daarvan worden verdacht. De Officier van Justitie en de kinderrechter kunnen jongeren, naast een voorwaardelijke straf, ook toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering opleggen. De bedoeling van deze begeleiding is dat het beter met deze jongeren zal gaan en daardoor niet meer in aanraking komen met de politie vanwege een strafbaar feit. Ze bekijken samen met de jongeren wat er nodig is om nieuwe moeilijkheden te voorkomen en welke veranderingen er bijvoorbeeld op je werk, op school, thuis of in je vrije tijd moeten plaatsvinden.
14. HET BELANG VAN OUDERS BIJ JEUGDCRIMINALITEIT. Bij de aanpak van jeugdcriminaliteit richt men zich steeds meer tot de ouders. De wijze waarop ouders hun kinderen straffen en de band tussen ouders en kind kunnen van invloed zijn op crimineel gedrag van kinderen. Zo kan een goede band met de ouders ertoe bijdragen dat het kind niet op het verkeerde pad terecht komt. Gebeurt dit toch, dan kan de hechte band ervoor zorgen dat dit zich niet herhaalt. Uit onderzoek blijkt ook dat naast een goede band tussen ouders en kind, de mate van toezicht van de ouders op hun kinderen en de mate en de kwaliteit van de discipline erg belangrijk zijn bij het voorkomen van jeugdcriminaliteit. Te weinig controle en discipline evenals te gewelddadige straffen blijken verband te houden met jeugdcriminaliteit. Bij instanties van de overheid wordt tegenwoordig ook gekeken naar de invloed van ouders op het criminele gedrag van kinderen. Een goed voorbeeld hiervan is een maatregel van de Jeugdbescherming: met maatregelen van de ondertoezichtstelling (OTS), ontheffing van of ontzetting uit de ouderlijke macht, wordt ingegrepen in de opvoedingssituatie. Bij de politie en bij Halt is de rol van de ouder eveneens van belang. Ouders moeten bijvoorbeeld toestemming geven bij een Halt-verwijzing. (zie bijlage .. ) Ouders mogen in Nederland niet strafrechterlijk aansprakelijk gesteld worden voor het criminele gedrag van hun kinderen, in sommige landen zoals de VS en Nieuw-Zeeland kan dit wel. Er worden nu ook projecten ontwikkeld waarbij er naast straffen voor de kinderen cursussen voor de ouders zijn; bijvoorbeeld het JOJ-project ('Project voor Jongeren, ouders en justitie'). Dit is een leerstraf voor jongeren die herhaaldelijk met justitie in aanraking zijn gekomen en die zich thuis moeilijk grenzen laten stellen. Voor ouders is er een cursus op vrijwillige basis waarbij wordt ingegaan op opvoedingsstijl, het stellen van grenzen, de achtergronden van het delict en hoe het gezin hierop reageert. 15. PREVENTIE Natuurlijk moet jeugdcriminaliteit zo veel mogelijk voorkomen worden. Erg belangrijk is daarbij het aanbieden van stabiele leefsituaties voor kinderen en een zinnige werkkring voor alle jongeren. School is natuurlijk het belangrijkste middel om de jongeren voor te bereiden op hun positie in de maatschappij. School kan ook bij de preventie van criminaliteit een grote rol spelen, omdat het een van de weinig maatschappelijke instellingen is, waarmee alle jongeren in aanraking komen. Voor sommige jongeren kan school echter juist jeugdcriminaliteit stimuleren. De eisen die de school namelijk stelt, zijn rust, orde, ijver en zelfbeheersing.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.