Mengen en oplossen

Practicum: Mengen en oplossen

Nodig:
14 reageerbuizen
Maatcilinder
Pipet
Spatel

Het practicum begint met het onderzoek van de oplosbaarheid van vier verschillende stoffen in water. Ik heb eerst in vier reageerbuizen ongeveer drie centimeter water toegevoegd met daarna één centimeter van de bepaalde stof. Ik heb gekeken naar de oplosbaarheid en kwam daarna met het volgende schema.

water
ethanol lost wel op in water
slaolie lost niet op in water

wasbenzine lost niet op in water
glycerol lost wel op in water

Conclusie: Ethanol lost goed op in water vanwege de vorming van waterstofbruggen door de OH-groep met water en omdat de alkylgroep klein is waardoor het hydrofobe karakter niet tot uiting komt. Slaolie lost niet op in water omdat het een olie is en uit de praktijk in je dagelijkse leven weet je dat oliën hydrofoob zijn en dus niet mengen met water. Wasbenzine mengt ook niet met water vanwege de vele koolstofatomen die er in voorkomen die ervoor zorgen dat de stof hydrofoob is. Glycerol lost goed op in water vanwege de drie OH-groepen, die waterstofbruggen vormen met water waardoor de stof hydrofiel is.

Na de eerste proef te hebben gedaan nam ik dezelfde stoffen maar ging ik het oplossen in wasbenzine,een hydrofobe stof. Dus ik kon al voorspellen dat andere hydrofobe stoffen in wasbenzine zouden oplossen omdat hydrofobe stoffen in elkaar oplossen. Ik kreeg het volgende schema.

wasbenzine
ethanol lost wel op in wasbenzine
slaolie lost wel op in wasbenzine
water lost niet op in wasbenzine
glycerol lost niet op in wasbenzine

Conclusie: Ethanol lost op in wasbenzine vanwege de hydrofobe gedeelte, de alkylgroep. Slaolie lost ook op in wasbenzine omdat het een hydrofobe stof is en hydrofobe stoffen lossen met elkaar op. Water lost niet op in wasbenzine omdat wasbenzine veel koolstofatomen bevat wat ervoor zorgt dat de stof hydrofoob is en dus niet oplost in water. Glycerol lost ook niet op in water vanwege de drie OH-groepen die ervoor zorgen dat de stof hydrofiel is.

Na deze proef ging ik in plaats van vloeistoffen nu drie vaste stoffen oplossen in water. Ik kreeg het volgende schema


water
zwavel(poeder) lost niet op in water
suiker lost wel op in water
koper(poeder) lost niet op in water

Conclusie: Zwavel lost niet op in water omdat het geen atomen bevat die bindingen kunnen vormen met water. Als resultaat krijg je korreltjes zwavel die gedeeltelijk zinken maar ook blijven drijven. Suiker lost wel op in water vanwege de vele OH-groepen die de stof bevat. Koper lost niet op in water omdat het geen atomen bevat die bindingen kunnen vormen met water. Ook hier krijg je als resultaat korreltjes koper die in het water blijven.

Als laatste gedeelte van dit practicum heb ik weer dezelfde vaste stoffen gebruikt als hiervoor maar heb ik ze nu opgelost in wasbenzine. Ik kreeg het volgende schema als resultaat.

wasbenzine
zwavel(poeder) lost niet op in wasbenzine
suiker lost niet op in wasbenzine
koper(poeder) lost niet op in wasbenzine

Conclusie: Zwavel lost niet op in wasbenzine omdat het geen atomen bevat die bindingen kunnen vormen met wasbenzine. Omdat uit de proef hiervoor bleek dat zwavel ook niet oploste in water kan ik dus concluderen dat de stof niet hydrofiel is maar ook niet hydrofoob, het is dus geen van beide. Suiker lost ook niet op in wasbenzine omdat het een hydrofiele stof is die veel OH-groepen bevat. Koper lost ook niet op in wasbenzine omdat het geen atomen bevat die bindingen kunnen aangaan met wasbenzine. Net als zwavel blijkt dat ook koper geen hydrofiele en ook geen hydrofobe stof is.

Eindconclusie: Stoffen die waterstofbruggen kunnen vormen met water zijn hydrofiel maar kunnen net als ethanol ook hydrofoob zijn vanwege de alylgroep. Stoffen die geen enkele binding kunnen vormen met water zijn hydrofoob. Hydrofobe stoffen lossen op in andere hydrofobe stoffen. Maar je hebt ook stoffen die niet in hydrofobe en ook niet in hydrofiele stoffen kunnen oplossen, deze stoffen zijn dus niet hydrofoob en ook niet hydrofiel.