Islam, Hoofdstuk 1 - 1: Het verleden van de Islam.
Mohammed = 570 n.Chr geboren in de stad Mekka, hij behoorde tot de stam die de macht in Mekka in handen had.
- Hij kreeg op een gegeven moment visioenen van de engel Gabriël, hij moest deze boodschap onder de Arabieren verspreiden.
- Hij is de grondlegger voor de eenheid onder de Arabieren.
Ka’ba = zwarte meteoriet in Mekka, middelpunt van de Islamitische wereld. (word vereerd door islamieten)
Arabieren geloofden in meerdere goden/godinnen: (polytheïsme)
Mohammed bewonderde zowel het jodendom als het christendom, omdat deze godsdiensten slechts één God kennen: (Monotheïsme)
Allah = de enige en almachtige God.
Islam = de overgave aan God
Koran = (heilige schrift) de openbaring van God die Mohammed ontving. (De definitieve en beste boodschap van God aan de mens)
Hidjara = Mohammed verliet Mekka en ging met 70 volgelingen naar Medina.--» wordt gezien als het begin vd islamitische jaartelling, 622 n.Chr.
- Mohammed verliet Mekka omdat de leiders van Mekka hem als een bedreiging zien, omdat hij zegt dat er één God is, terwijl de leiders+bevolking in meerdere goden/godinnen geloofden
Mohammed richtte in Medina de eerste moslim gemeenschap op --» oemma, die werd een nieuwe politieke eenheid
Djihaad = heilige oorlog tegen ongelovigen: (v.d oemma)
- om Mekka te veroveren
- om de ongelovigen te bekeren
* was gelukt, en de meeste inwoners vd stad gingen over tot de Islam.
Mohammed verbood alle afbeeldingen van mensen of dieren.
Soenna = verhalen over het doen en laten van Mohammed. (de profeet: mensen die godswoorden openbaren)
Sjarie'a = rechten en voorschriften vd rechtsregels uit de 17de eeuw
- Vreemdgaan --» stenigen (alleen vrouwen)
- Landverraad --» kruisigen
- Stelen --» hand afhakken
- Alcohol gebruik --» 40-80 stokslagen
Koran, Soenna, Sjarie'a bevatten samen de geloofsleer vd Islam.
De belangrijkste voorschriften van de Islam zijn de 5 zuilen (plichten) van de Islam:
- Shahada = (geloofsgetuigenis), 'er is geen andere God dan Allah en Mohammed is zijn profeet'
- Salaat = (islamitisch gebed), 5x per dag bidden richting Mekka (voor het gebed: reinigen, tijdens het gebed: hoofd bedekken)
- Ramadan = (vasten), openbaring vd koran aan Mohammed, als afsluiting: suikerfeest.
- Hadj = (bedevaart) iedere moslim moet één keer in zijn leven de bedevaart naar Mekka maken. (als hij het lichamelijk en financieel kan doen)
- Zakaat = (religieuze belasting) liefdadigheid aan de armen.
Doel vd Ramadan:
- Solidariteit voor de mensen die minder hebben.
- Moslim moet aan liefdadigheid doen
Imam = geestelijke leider, hij geeft dan een preek op vrijdagmiddag voor het gebed.
Offerfeest = wordt de gehoorzaamheid van Abraham aan God herdacht. (Moslims slachten dan een schaap)
Voorschriften van de Islam:
- Besnijdenis van jongens (moment waarop de jongen toetreedt tot de islamitisch gemeenschap)_
- Huwelijk is noodzakelijk om een gezin te stichten.
- Seks voor/buiten het huwelijk is verboden (maagdelijkheid is erg van belang)
- Man staat polygamie toe (max. 4 vrouwen hebben, als hij ze kan onderhouden)
- Overledenen wordt in witte doeken begraven met zijn gezicht richting mekka.
- Crematie is verboden
Kalief = opvolger van de profeet.
Je hebt 2 stromingen onder de moslims:
Sji'ieten = (10%), aanhangers van Ali (opvolger van Mohammed)
- nemen de Koran letterlijk
- baseren hun geloof op de soenna, koran en sjarie’a en imam
- geestelijke leiders moeten afstammen van Mohammed en is vaak ook politiek leider.
- 'opoffering van je eigen leven in de heilige oorlog' (is een kenmerk)
Soennieten = (90%)
- baseren hun geloof op de Koran & de Soenna
- kijken niet zo zeer naar de uitspraken van geestelijke leiders
Hoofdstuk 2 – 2.2: Turken en kruistochten
Uit Centraal-Azie kwamen Turkse sprekende stammen die de islam aannamen.
Osmanen: (Turks sprekende stammen), ze waren radicaliseren dan hun leermeesters en verdroegen geen andere godsdiensten dan de Islam
- nemen/gebruikten krijgsgevangen om nieuwe gebieden te veroveren.
De christelijke pelgrimages naar Palestina veranderden drastisch door deze stam. De osmanen eisten alle bezittingen van de christenen.
Peregratio = bewapende pelgrimstocht vd katholieken uit, omdat ze werden lastig gevallen door islamieten. (werd door de paus uitgeroepen) Wie mee wilde doen moest een kruis op zijn kleding vast maken, daarom werd het kruistochten genoemd.
1096-1291: periode van oorlogen tussen Christenen & Islamieten. De oorlogen leverden de christenen weinig op en de macht van islam in Midden-Oosten werd niet aangetast.
De Turken herstelden de politieke eenheid in het islamitische gebied. In 1493 veroverden ze Constantinopel (was daarvoor hoofdstad van Romeinse Rijk) Het werd omgedoopt tot Istanbul en werd hoofdstad van Turkse/Osmaanse Rijk. Bleef bestaan tot na WO1, bestuurd door een sultan.
Hoofdstuk 3 – 3.1: De erfenis van het Osmaanse Rijk
1923: Kemal Atatürk was de Turkse president. (hij had de sultan verdreven)
Hij was lid van de Jong Turken (= groepering van legerofficieren)
Hij wilde een Westen gerichte maar toch islamitische staat. ('t Westen was zijn voorbeeld)
Hij voerde nieuwe regels in, modernisering:
- vrouwen mochten geen hoofddoeken meer dragen
- vrouwen mochten stemmen
- islamitische schrift werd vervangen door westerse schrift
- gelijkheid man & vrouw
- verplicht onderwijs
- scheiding kerk (moskee) en staat
Secularisatie = afname van de invloed van het geloof op de samenleving.
Etnische zuivering = verdrijven en moorden van mensen die niet tot je eigen volk behoren. (o.a. Armeniërs & Koerden)
1920: gaf de Volkenbond de arabische delen van het Turkse rijk aan FR & EN, zodat zij de Arabische landen konden opvoeden tot zelfstandigheid
Sjarief Hoessein - beschermheer van Mekka & Medina moest het arabische schiereiland tot één land vormen
IBN Saoed - stichtte Saoedi-Arabië (gemengde cultuur, vrouwen mochten niet veel, aan de ander kant hadden de rijken een westerse levensstijl)
Irak & Jordanië en Syrië werden Souvereine staten.
Ben Goerion roept e Joodse staat uit in Palestina.
In Egypte bleven de Engelsen, het Suezkanaal was te belangrijk voor het Engelse koloniale imperium. (Zij hadden Koning Faroek steving onder controle)
De jongen officier Nasser had er schoongenoeg van dat het land naar de knoppen ging, dat hij een staatsgreep pleegde. (1952) Nasser wilde dat het Westen zich niet meer met de Arabieren gingen bemoeien.
- de rol van de islam werd beperkt tot het privé-leven
- kwamen allemaal vernieuwingen net als in het Turkije van Atatürk.
Hoofdstuk 3 – 3.2: Fundamentalisten
Sjah = de regeringsleider van Perzië. (Iran), hij richte zich ook op het Westen, er kwamen moderniseringen. (hij werd gesteund door de Amerikanen)
Sjah kreeg van verschillende kanten verzet:
- Democraten: wilden meer macht voor het parlement en wilden een vrije pers.
- Communisten: zeiden dat de Sjah heulde met het Amerikaanse grootkapitaal
- Conservatieven: zeiden dat de Sjah te veel afweek van de Islamitische cultuur & regels.
Talloze Mullahs (geestelijke leiders) organiseerden het islamitische verzet.
1979 - einde bewind van de Sjah, Ayatolla Khomeini was aan de macht.
Ayatolla Khomeini = was de aanvoerder van het verzet van de Mullahs, hij was de geestelijke leider vd Sji'ietische Islam.
- hij maakte van Iran een Theocratie. (een staat die geregeerd wordt door de Islam)
- verzet tegen hem werd onderdrukt.
Fundamentalisten = richten zich op dat wat in hun ogen het fundament is in een samenleving : Koran en Soenna. (Zij zijn tegen alles wat 'Westers' is)
Fundamentalisten vormden een bedreiging voor de westerse landen, maar ook voor Saoedi-Arabië.
Bin Laden is een fundamentalist. (hij was multimiljonair, en gebruikte zijn kapitaal om jongen mensen op te leiden tot het plegen van terreurdaden tegen het Westen en verwesterde Arabische regimes).
Mohammed = 570 n.Chr geboren in de stad Mekka, hij behoorde tot de stam die de macht in Mekka in handen had.
- Hij kreeg op een gegeven moment visioenen van de engel Gabriël, hij moest deze boodschap onder de Arabieren verspreiden.
- Hij is de grondlegger voor de eenheid onder de Arabieren.
Ka’ba = zwarte meteoriet in Mekka, middelpunt van de Islamitische wereld. (word vereerd door islamieten)
Arabieren geloofden in meerdere goden/godinnen: (polytheïsme)
Allah = de enige en almachtige God.
Islam = de overgave aan God
Koran = (heilige schrift) de openbaring van God die Mohammed ontving. (De definitieve en beste boodschap van God aan de mens)
Hidjara = Mohammed verliet Mekka en ging met 70 volgelingen naar Medina.--» wordt gezien als het begin vd islamitische jaartelling, 622 n.Chr.
- Mohammed verliet Mekka omdat de leiders van Mekka hem als een bedreiging zien, omdat hij zegt dat er één God is, terwijl de leiders+bevolking in meerdere goden/godinnen geloofden
Mohammed richtte in Medina de eerste moslim gemeenschap op --» oemma, die werd een nieuwe politieke eenheid
Djihaad = heilige oorlog tegen ongelovigen: (v.d oemma)
- om Mekka te veroveren
- om de ongelovigen te bekeren
* was gelukt, en de meeste inwoners vd stad gingen over tot de Islam.
Mohammed verbood alle afbeeldingen van mensen of dieren.
Soenna = verhalen over het doen en laten van Mohammed. (de profeet: mensen die godswoorden openbaren)
Sjarie'a = rechten en voorschriften vd rechtsregels uit de 17de eeuw
- Vreemdgaan --» stenigen (alleen vrouwen)
- Stelen --» hand afhakken
- Alcohol gebruik --» 40-80 stokslagen
Koran, Soenna, Sjarie'a bevatten samen de geloofsleer vd Islam.
De belangrijkste voorschriften van de Islam zijn de 5 zuilen (plichten) van de Islam:
- Shahada = (geloofsgetuigenis), 'er is geen andere God dan Allah en Mohammed is zijn profeet'
- Salaat = (islamitisch gebed), 5x per dag bidden richting Mekka (voor het gebed: reinigen, tijdens het gebed: hoofd bedekken)
- Ramadan = (vasten), openbaring vd koran aan Mohammed, als afsluiting: suikerfeest.
- Hadj = (bedevaart) iedere moslim moet één keer in zijn leven de bedevaart naar Mekka maken. (als hij het lichamelijk en financieel kan doen)
- Zakaat = (religieuze belasting) liefdadigheid aan de armen.
Doel vd Ramadan:
- Solidariteit voor de mensen die minder hebben.
- Moslim moet aan liefdadigheid doen
Imam = geestelijke leider, hij geeft dan een preek op vrijdagmiddag voor het gebed.
Offerfeest = wordt de gehoorzaamheid van Abraham aan God herdacht. (Moslims slachten dan een schaap)
- Besnijdenis van jongens (moment waarop de jongen toetreedt tot de islamitisch gemeenschap)_
- Huwelijk is noodzakelijk om een gezin te stichten.
- Seks voor/buiten het huwelijk is verboden (maagdelijkheid is erg van belang)
- Man staat polygamie toe (max. 4 vrouwen hebben, als hij ze kan onderhouden)
- Overledenen wordt in witte doeken begraven met zijn gezicht richting mekka.
- Crematie is verboden
Kalief = opvolger van de profeet.
Je hebt 2 stromingen onder de moslims:
Sji'ieten = (10%), aanhangers van Ali (opvolger van Mohammed)
- nemen de Koran letterlijk
- baseren hun geloof op de soenna, koran en sjarie’a en imam
- geestelijke leiders moeten afstammen van Mohammed en is vaak ook politiek leider.
- 'opoffering van je eigen leven in de heilige oorlog' (is een kenmerk)
Soennieten = (90%)
- baseren hun geloof op de Koran & de Soenna
- kijken niet zo zeer naar de uitspraken van geestelijke leiders
Uit Centraal-Azie kwamen Turkse sprekende stammen die de islam aannamen.
Osmanen: (Turks sprekende stammen), ze waren radicaliseren dan hun leermeesters en verdroegen geen andere godsdiensten dan de Islam
- nemen/gebruikten krijgsgevangen om nieuwe gebieden te veroveren.
De christelijke pelgrimages naar Palestina veranderden drastisch door deze stam. De osmanen eisten alle bezittingen van de christenen.
Peregratio = bewapende pelgrimstocht vd katholieken uit, omdat ze werden lastig gevallen door islamieten. (werd door de paus uitgeroepen) Wie mee wilde doen moest een kruis op zijn kleding vast maken, daarom werd het kruistochten genoemd.
1096-1291: periode van oorlogen tussen Christenen & Islamieten. De oorlogen leverden de christenen weinig op en de macht van islam in Midden-Oosten werd niet aangetast.
De Turken herstelden de politieke eenheid in het islamitische gebied. In 1493 veroverden ze Constantinopel (was daarvoor hoofdstad van Romeinse Rijk) Het werd omgedoopt tot Istanbul en werd hoofdstad van Turkse/Osmaanse Rijk. Bleef bestaan tot na WO1, bestuurd door een sultan.
Hoofdstuk 3 – 3.1: De erfenis van het Osmaanse Rijk
1923: Kemal Atatürk was de Turkse president. (hij had de sultan verdreven)
Hij was lid van de Jong Turken (= groepering van legerofficieren)
Hij voerde nieuwe regels in, modernisering:
- vrouwen mochten geen hoofddoeken meer dragen
- vrouwen mochten stemmen
- islamitische schrift werd vervangen door westerse schrift
- gelijkheid man & vrouw
- verplicht onderwijs
- scheiding kerk (moskee) en staat
Secularisatie = afname van de invloed van het geloof op de samenleving.
Etnische zuivering = verdrijven en moorden van mensen die niet tot je eigen volk behoren. (o.a. Armeniërs & Koerden)
1920: gaf de Volkenbond de arabische delen van het Turkse rijk aan FR & EN, zodat zij de Arabische landen konden opvoeden tot zelfstandigheid
Sjarief Hoessein - beschermheer van Mekka & Medina moest het arabische schiereiland tot één land vormen
IBN Saoed - stichtte Saoedi-Arabië (gemengde cultuur, vrouwen mochten niet veel, aan de ander kant hadden de rijken een westerse levensstijl)
Ben Goerion roept e Joodse staat uit in Palestina.
In Egypte bleven de Engelsen, het Suezkanaal was te belangrijk voor het Engelse koloniale imperium. (Zij hadden Koning Faroek steving onder controle)
De jongen officier Nasser had er schoongenoeg van dat het land naar de knoppen ging, dat hij een staatsgreep pleegde. (1952) Nasser wilde dat het Westen zich niet meer met de Arabieren gingen bemoeien.
- de rol van de islam werd beperkt tot het privé-leven
- kwamen allemaal vernieuwingen net als in het Turkije van Atatürk.
Hoofdstuk 3 – 3.2: Fundamentalisten
Sjah = de regeringsleider van Perzië. (Iran), hij richte zich ook op het Westen, er kwamen moderniseringen. (hij werd gesteund door de Amerikanen)
Sjah kreeg van verschillende kanten verzet:
- Democraten: wilden meer macht voor het parlement en wilden een vrije pers.
- Communisten: zeiden dat de Sjah heulde met het Amerikaanse grootkapitaal
- Conservatieven: zeiden dat de Sjah te veel afweek van de Islamitische cultuur & regels.
Talloze Mullahs (geestelijke leiders) organiseerden het islamitische verzet.
Ayatolla Khomeini = was de aanvoerder van het verzet van de Mullahs, hij was de geestelijke leider vd Sji'ietische Islam.
- hij maakte van Iran een Theocratie. (een staat die geregeerd wordt door de Islam)
- verzet tegen hem werd onderdrukt.
Fundamentalisten = richten zich op dat wat in hun ogen het fundament is in een samenleving : Koran en Soenna. (Zij zijn tegen alles wat 'Westers' is)
Fundamentalisten vormden een bedreiging voor de westerse landen, maar ook voor Saoedi-Arabië.
Bin Laden is een fundamentalist. (hij was multimiljonair, en gebruikte zijn kapitaal om jongen mensen op te leiden tot het plegen van terreurdaden tegen het Westen en verwesterde Arabische regimes).
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden