Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Paragraaf 1 t/m 6

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 1827 woorden
  • 12 augustus 2005
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 7
3 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Paragraaf 1: Industriele revoltutie à de grote verandering in de samenleving als gevolg v/d overigen van een agrarische nar Industriële samenleving. Industriële samenleving à een samenleving waarin de meeste goederen in fabrieken worden gemaakt en waarin de meeste mensen in steden wonen. Industrialisatie à al een agrarische samenleving door het toenemen v/h aantal industrien veranderd de industriële samenleving. James Hargreaves ontwierp een spinmachine(de spinning Jenny) Richard Arkwright ontwierp een spinmachine die door waterkracht werd aangedreven. Eli Whitney vond een machine uit die de zaadjes uit de pluis kon halen. Schot James verbeterde een bestaande stoommachine. George Stephenson zijn machines hebben geleid tot de opkomst v/d spoorwegen. Stoomboten maakten het mogelijk dat: - zware en grote goederen over grote afstanden konden worden vervoerd. - Er meer contact kwam tussen verschillende werelddelen, tussen moederland en kolonien. - Nieuwe handelsgebieden voor de West-Europese industrie werden opengesteld. Hendry Bessember ontdekte dat door lucht te persen door een vat met gesmolten ijzer onzuivere bestandsdelen in het ijzer in een vonkregen worden verbrand. Die uitvinding bood mogelijkheden: - er konden stalen constructies worden gebouwd: rails, bruggen, overkappingen, torens. - Kwaliteit van ijzeren producten(wapens) konden worden verbeterd. - Er ontstonden grote staalindustrieen in West-Europa & VS. Hymprey Davy ontdekte dat een metalen gaas de warmte zo snel afleidt dat een vlam er niet doorheen kan slaan. Hij vond de veiligheidslamp uit. Door Thomas Edison kwam de elektriciteitsindustrie tot ontwikkeling. In NL begon Frits Philips met massafabricage van gloeilampen. Siemens vond de dynamo uit. Vanaf dat moment leken mogelijkheden onbeperkt: - elektriciteit was zo goedkoop dat het mogelijk was ieder huis op een elektriciteits centrale aan de sluiten. - In fabrieken en huizen kon elektriciteit als bron van energie voor verschillende dingen worden gebruikt: uitvinders ontwierpen hierdoor vele apparaten. - Op den duur slaagde men erin ook in treinen en trams door elektriciteit voort te bewegen. - Elektriciteit kon ook gebruikt worden voor contact tussen mensen over lange afstanden: telegraaf&radio. Een bezwaar v/h gebruik van elektriciteit is dat men in verbinding moest blijven staan met de elektriciteitcentrale. De hoeveelheid die men in batterijen of accu’s kon meenemen is slechts beperkt. Telegraaf:: Samuel Morse vond de telegraaf uit
Telefoon & Grammofoon: Alexander Graham Bell lukte het om het gesproken woord via kabels over een grote afstand te verplaatsen. Bell & Edison hadden ook een groot aandeel in de ontwikkeling v/d phonograaf. Charles Cros slaagde erin om geluid vast te leggen. Van draadloze tefegrafie naar draadloze radio: Guglielmo Marconi was de belangrijkste van enkele uitvindingen die de draadloze telegrafie ontwierpen. Film en televisie: Werd rond 1900 voor het eerst aan grote publiek vertoond. Edwin L. Drake ontdekte dat aardolie in grote hoeveelheden uit ondergrondse bronnen konden worden gehaald door gebruik van boorinstallaties. Olie kon ook worden gebruikt voor: - smeermiddel voor machines - brandstof voor machines(diesel, kerosine, benzine) - als grondstof waarin weer andere producten konden worden gemaakt.(kunstrubber, asfalt, wasmiddelen, kunstvezels) Benz ontdekte de eerste benzine motor. IN 1903 slaagden de broers Wright als eersten met een vliegtuig 12 sec. v/d grond te blijven.
Paragraaf 2: Dingen die nodig waren voor industriële revolutie: - grondstoffen en energiebronnen, deze werden deels uit Europa, deels uit kolonien gehaald. - Heel veel kapitaal: het meeste kapitaal werd in de beginperiode door rijke kooplieden en banken verschaft. - Voldoende arbeidskrachten
Vanaf 18e eeuw groeide de bevolking sneller dan daarvoor en waren door veel uitvindingen steeds minder arbeidskrachten nodig in landbouw, steeds meer werk werd met machine gedaan. Door die omstandigheden was het mogelijk dat steeds meer mensen in de industrie gingen werken. Zo ontstond industriële samenleving. Kenmerken industriële samenleving: - snelle groei van fabrieken en steden - het ontstaan van industriële kapitalisme - grote veranderingen in gelaagdheid v/d bevolking - conflicten tussen werkgevers en arbeiders Paragraaf 3: Nieuwe machines waren veel te groot en te duur om thuis te kunnen worden gebruikt. Rijke ondernemers kochten werkplaatsen, machines & grondstoffen. De arbeiders die in die fabrieken werkten gingen er wonen. Zo ontstonden steden of groeiden steden flink. Massaproductie à een productiesysteem waarmee grote aantallen van precies hetzelfde product worden gemaakt. Arbeidsverdeling à het maken van producten in verschillende stappen. Bij kleren maken moeten bijv. 40 handelingen verricht worden. Elke arbeider verricht de hele dag hetzelfde handeling. Lopende band à brengt een product in wording van arbeider naar arbeider zodat elke arbeider zijn handeling zonder tijdsverlies kon verrrichten. Nadeel massaproductie: - er kwam langzamerhand een einde aan het werk van vakbekwame handwerkslieden. Je doet steeds hetzelfde. Voordeel massaproductie: - sneller - goedkoper - kapotte onderdelen konden snel worden vervangen. Door industrialisatie verloor arbeider groot deel van plezier in zijn werk. Voor het eenvoudige werk had je geen vakbekwaam nodig. Vraag naar ongeschoolde arbeiders nam toe. Voor fabrikant was dat gunstig, want dan hoefde hij minder te betalen aan de arbeiders, vrouwen en kinderen nog minder. Kinderarbeid was niet nieuw. Kinderarbeid in fabrieken riep wel veel kritiek op: Het werk was: - ongezond - gevaarlijk
De kinderen werden afgeranseld als ze hun werk niet goed deden. De arbeiders moesten 14 uur per dag werken met een temp van 30 graden. Dat deden ze expres omdat in warmte en vochtigheid de draden v/d katoen minder snel knapte. Als je een raam open deed kreeg je een boete. Er werden verder nog meer boetes gegeven als je een overtreding maakte. Voor de fabrikant was het doorgaan v/d productie belangrijker dan de gezondheid v/d arbeiders. Door het ongezonde werk braken er snel ziektes uit, ook gebeurden er veel ongelukken in de bedrijven. Ander probleem was het risico om werkloos te worden. Als het verkopen v/d producten minder werden, dan werd de productie verminderd. Arbeiders kregen minder loon of ontslag. Ook door uitvindingen van machines werden veel arbeiders ontslagen. Leven van fabrieksarbeiders was hard en zwaar: - woonomstandigheden waren slecht: familie van 12 personen leefden in 1 kamer, geen toilet, waterleiding. - Onveiligheid in de steden was groot. Tegen de 19e eeuw veranderde omstandigheden van de arbeiders. Regering nam maatregelen om het leven v/d mensen in steden te verbeteren. Ook particulieren zagen in dat er iets gedaan moest worden voor arbeiders in steden: - er kwam straatverlichting: eerst gas, later elektriciteit en er kwam openbaar vervoer(elektrische tram) - er kwamen uitgaansmogelijkheden(toneel,sport,film) - steden kregen ondergronds riolenstelsel - er werden waterleidingen aangelegd - er kwam meer politie om burgers te beschermen - scholen, ziekenhuizen, bibliotheken werden uitgebreid. - Arbeiders gingen eigen activiteiten organiseren om elkaar te helpen. Paragraaf 4: Kapitalisme à een economie waarin de grond en de bedrijven eigendom zijn van ondernemers die met hun bedrijf een zo groot mogelijke winst willen maken. Kenmerken kapitalisme: - arbeider werkt in opdracht van een werkgever(eigenaar fabriek) Die is daarbij niet aanwezig. Dat wordt Scheiding tussen kapitaal en arbeid genoemd. - Werkgever is een zakenman die het kapitaal heeft om grondstoffen, werktuigen, vervoermiddelen en lonen te kunnen betalen. - De meeste bedrijven zijn in handen van particulieren. - Werkgevers proberen zoveel mogelijk winst te maken
Handelskapitalisme à 1e vorm van kapitalisme waarbij de winst d.m.v. de handel gemaakt werd. Industrieel kapitalisme à latere vorm van kapitalisme waarbij de winst d.m.v. de industrie gemaakt werd. 2 ontwikkelingen die te zien zijn bij de overgang van handelskapitalisme naar industrieel kapitalisme: - er kwam naamloze vennootschappen, dat zijn bedrijven waar verschillende mensen bezit hebben van aandelen. - grootindustriëlen krijgen enorme invloed * eigenaar van spoorwegenmaatschappij kon bv. Duizenden boeren in de problemen brengen door hogere prijzen te vragen voor vervoer v/d producten van die boeren. * verkiezingen beïnvloeden door bv. Geld voor propagenda te geven aan een bepaalde politieke partij.
Paragraaf 5: Bevolking in West-Europa die in drie lagen waren verdeeld. - kleine bovenlaag van zeer rijke mensen: de bourgeoisie (bv. Rijke kooplieden, fabrikanten) en adel. - Kleine middellaag van mensen met enig bezit(kleine burgerij, ambachtslieden, kleine handelaren, winkeliers en boeren met veel grond.) - Onderste laag van arme boeren, landarbeiders en arbeiders in de steden. Er woonden toen veel meer mensen op platteland dan in steden. Door industrilatie kwamen er veel veranderingen in de gelaagdheid: - opkomst fabrikanten: door opkomst v/d industrie kwamen er meer rijke fabrikanten. Zij werden de belangrijkste groep v/d bovenlaag. - Minder landarbeiders, meer fabrieksarbeiders. Door opkomst v/d industrie nam ook het aantal fabrieksarbeiders toe. Veel arbeiders waren afkomstig uit landbouw en huisnijverheid. - Sterke uitbreiding v/h personeel in de dienstensector. Voor in steden nam ook het personeel in de dienstensector toe. Bv. Politie, doktoren, verpleegsters, leraren, mensen die in huishouden en in openbaar vervoer werkten, ambtenaren, mensen die in horeca werkten. - Sterke uitbreiding v/d middelste laag v/d bevolking. Omdat fabrieken steeds groter werden kwamen er meer arbeiders werken, omdat het onmogelijk was voor fabrikant alles zelf kon doen nam hij mensen in dienst bv. Voor administratie. Zij verdienden meer dan arbeiders, maar minder dan rijke bovenlaag. - Grotere mogelijkheden om van de ene laag in andere te komen. Arbeiders en werknemers werden naar prestatie beloont. Wie meer of minder betaald kreeg bepaalde de werkgever. Wie uit een rijke familie kwam had veel meer kansen in de samenleving. Toch slaagden mensen uit de benedenlaag erin zich op te werken naar de middellaag. Sommige kwamen zelfs in de bovenlaag. Maar je kon ook van de bovenlaag naar de benedenlaag gaan. Paragraaf 6: §6 conflicten tussen kapitaal en arbeid • Werkgevers en nemers in conflict
Door de lopende band kon iedereen het werk doen van een lage arbeider, ook zonder opleiding, en zonder opleiding was het onmogelijk te stijgen in laag, dus waren arbeiders gauw ontevreden, en waren er vaak conflicten. • Regering brengt langzaam en weinig veranderingen aan
De regering bemoeit zich weinig met de industrie, en de problemen ervan, waardoor fabrikanten een grote macht over de arbeiders had, en als het erop neer kwam, koos de regering kant voor de fabrikanten, dit kwam omdat: - de regering uit dezelfde laag als die van fabrikanten kwam - de bovenlaag meende dat de regering de economie moest overlaten aan fabrikanten, ze vonden armen gewoon. De arbeiders slaan terug door: - vak verenigingen en politieke partijen op te richten - oude politici helpen ze - paus leo schreef over de fouten van de industrie - schrijvers en schilders beschreven mensonterende omstandigheden uit fabrieken
hierdoor werden meer politici overgehaald de arbeiders te helpen, maar langzaam, pas in 1900 kwamen er sociale wetten • arbeiders organiseren vakbonden en partijen
de arbeiders waren niet tevreden met de wetten,en er worden vakbonden en partijen georganiseerd, die gelijk weer worden neergemaaid met straffen en boetes van fabrikanten en politici, ook gingen de arbeiders wel eens staken, om zo een eis te verwezenlijken. • Later worden de wetten veranderd, en de verenigingen en partijen mochten bestaan. Toen werd het tijd om met werkgevers rond de tafel te zitten ,wat deze niet accepteerden. Uiteindelijk kwamen er dan overeenkomsten, die dan voor een periode gelden, zoiets heet nu een COA. Voor sommigen was dit niet genoeg, arbeiders wilden ook invloed op de politiek, en zo ontstonden er partijen van arbeiders.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.