Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 10

Beoordeling 5.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 579 woorden
  • 17 augustus 2004
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 5.3
12 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
EC H10 Niet perfect werkende markten §10.1 Het monopolie Monopolie - wanneer slechts een aanbieder de voorziening van een bepaald goed verzorgt. Wettelijke monopolie - als de productie door particulieren bedrijven is verboden
Natuurlijk monopolie - wanneer een bedrijf als enige over de technische kennis beschikt om een bepaald product voort te brengen
Mbv octrooien kan een natuurlijk monopolie tegen navolging door andren worden beschermt. (Een octrooi is het wettelijk recht als enige een product te mogen verkopen) Collectief monopolie - dat de gezamenlijke (maar weinige) aanbieders van een bepaald product optreden alsof er slechts een aanbieder is - Vaak zullen zij op hun markten proberen met elkaar een kartel afspraak te maken - Een kartel is een concurrentiebeperkende afspraak
Het monopolie wordt gekenmerkt door prijszetting (=wanneer producenten de prijs van hun product kunnen beïnvloeden) Maar de monopolist moet wel rekening houden met de vraagkant van de markt (Bij een zeer hoge prijs wordt er niks meer verkocht) Doelstellingen van de monopolist: · max. winst · max. opbrengst · kostendekking
§10.2 Marketing Onder het marktaandeel verstaan we het deel van de totale omzet op een markt dat door een bepaald bedrijf wordt verzorgd
Formule -> omzet van het bedrijf Marktaandeel = totale marktomzet x 100 % Marketing – alle activiteiten die gericht zijn op het bevredigen van de behoeften van de klant
Een bedrijf heeft verschillende mogelijkheden om aan marketing te doen. Deze mogelijkheden worden marketinginstrumenten genoemd. (Vaak aangeduid als de vier P’s) De 4 P’s: 1. Productbeleid
2. Promotiebeleid
3. Prijsbeleid
4. Plaatsbeleid
Elk bedrijf stelt zijn eigen pakket marketinginstrumenten samen. (zijn eigen marketingmix) Productbeleid Aanbieders kunnen van alles doen om hun product iets bijzonders mee te geven, zodat de aandacht van de klant wordt gewekt (productdifferentiatie) Enkele mogelijkheden voor de aanbieder om zijn product van andere producten te onderscheiden zijn: · Merk · Kwaliteit · Service (dienstverlening van de aanbieders rond de aankoop van een product) · Verpakking
Functies van de verpakking: - bescherming - aandacht van de koper trekken - info vermelden - vervoer en opslag vergemakkelijken
Promotiebeleid Daarbij gaat het om directe verkoop bevorderende activiteiten. Twee vormen van promotie: · Persoonlijke communicatie · Massacommunicatie
Meestal spreken we over reclame, maar niet elke vorm van massacommunicatie is reclame. -> bijv. een advertentie die een bedrijf plaatst om de klanten te waarschuwen tegen de schadelijke stoffen in een van zijn producten. Enkele voorbeelden van promotionele activiteiten die niet direct onder de reclame vallen zijn: - public relations - zegeltjessystemen - bonuskortingen - gratis verstrekken van monsters van het product Prijsbeleid Wanneer een bedrijf opeert op een niet-perfect werkende markt kan een bedrijf besluiten tot het toepassen van: 1. Prijsdifferentiatie (kosten overwegingen zorgen voor een andere prijs) 2. Prijsdicriminatie (aan verschillende groepen afnemers worden verschillende prijzen in rekening gebracht met het doel de omzet te vergroten) ( 65+ kaart voor o.v. / lage elektriciteit tarieven tussen 18.00u en 06.00u) Plaatsbeleid (distributiebeleid) Daarbij gaat het om de vraag hoe de producenten van de aanbieder bij de klant komen. (het distributiekanaal) De aanbieder zal een aantal keuzes moeten maken betreffende: 1. Directe of indirecte distributie
Bij directe distributie gaat het artikel rechtstreeks van de fabrikant naar de consument. (komt weinig voor) Bijna altijd is er indirecte distributie, dwz: er zijn verschillende ‘tussenstations’ nodig. 2. Intensieve, selectieve of exclusieve distributie
Intensieve distributie – de klant komt het product op zoveel mogelijk plaatsen tegen
Selectieve distributie – de fabrikant zoekt een relatief klein aantal detaillisten uit
Exclusieve distributie – er is in een vrij groot gebied slechts een detaillist die het product verkoopt

3. Winkelformule
Hierbij gaat het erom in welk type winkels de fabrikant zijn product wil aanbieden

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.