Woordjes, doktersbezoek, werkwoorden (Tout a vous)

Beoordeling 4.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 626 woorden
  • 24 maart 2004
  • 22 keer beoordeeld
Cijfer 4.5
22 keer beoordeeld

Frans samenvatting Hoofdstuk 8 Woordjes: Chanter zingen
Se passer de het stellen zonder
Punir straffen
Rembourser terug betalen
Une cure een kuur
Quotidien dagelijks
Discuter de praten over
Parfois soms
Un coup de fil een telefoontje
La note de rekening
Un timbre een postzegel
Chaleureux vriendelijk
Bref kortom
La modération de gematigdheid
Le réseau het netwerk
Rapprocher dichterbij brengen
L’ouverture de opening

Une liaison de verbinding
Ferroviaire spoor- Avant voor
Relier verbinden
En moins de in minder dan
Un chantier een bouwterrein
Franchir oversteken
La frontière grens
Un objectif doel
Les équipements de voorzieningen
Directement rechtstreeks
Percer boren
Réclamer eisen
La retraite het pensioen
Considérablement aanzienlijk
Un camion een vrachtwagen
Le maire de burgemeester
Une usine een fabriek
L’essence de benzine
La revendication de eis
Le syndicat de vakbond
La grève de staking À peine nauwelijks
Au volant achter het stuur
Le patron de baas
Routier weg- Vaste uitgebreid Lorsque Wanneer

Pendant qu’ Terwijl
Tant que Zolang
Dès que Zodra
Puisqu’ Omdat….immers
De sorte qu’ Zodat
Après que Nadat
Afin de opdat Zinnetjes: Dag. Ik heb u lang niet gezien. Hoe maakt u het? Bonjour. Ça fait longtemps que je ne vous ai pa vu. Comment allez vous? Dag mevrouw. Het gaat goed. Dank u en met u? Bonjour monsieur/madame. Merci. Je vais bien. Et vous? Het gaat goed met mij, maar ik was ziek. Oh, het was verschrikkelijk. Iedereen was ziek: ik, murielle, de kinderen en mijn oude moeder. Het was de griep. We hadden koorts, keelpijn…Ik wist niet hoe ik de boodschappen, de maaltijden en het huishouden moest doen. Maar we hebben ons gered. Je vais bien, merci. Mais j’étais malade. Oh, c’était terrible. Tout le monde était malade: moi, murielle, les enfants et ma vieille mère. On avait la fièvre, mal à la gorge…. Je ne savais pas comment faire pour les courses et les repas et le ménage. Mais on s’est débrouillés. Neemt u mij niet kwalijk. Ik heb echt heel erge haast. Men wacht op mij. Ik kan de trein niet misssen. Ik moet instappen. Tot ziens mevrouw. Excusez-moi. Je suis vraiment très pressée. On m’attend. Je ne peux pas rater le train. Je dois monter. Vous me direz ça une autre fois. Au revoir madame. U gaat toch niet zo weg! Kom een borrel bij ons halen. Tot één dezer dagen! Tot ziens… Vous n’allez pas partir comme ça! Venez prendre l’apéro chez nous! A un de ces jours! Aur revoir… Dat is erg aardig. C’est très gentil. AUB, nu houd je op. Dat is genoeg. Laten we over iets anders praten. Al minstens 10 keer vertel je hetzelfde verhaal. Laten we veranderen van onderwerp. Tu arrêtes un peu, s’il te plaît! Ça suffit! Parlons d’autre chose! Ça fait moins dix fois que tu racontes la même chose. Changeons de sujet! Precies, laten we terugkeren naar ons oorspronkelijke onderwerp. Latn we het hebben over het feestje. Waar waren we gebleven? Justement, revenons à nos moutons. Parlons de la boum! On en était où? Werkwoorden: Falloir = nodig hebben à Futur: il faudra (men moet) Passé composé: il a fallu

Présent: il faut
Ouvrir = openen à Futur: je ouvrirai Tu ouvriras On ouvrira Ns ouvrirons Vs ouvrirez Ils ouvriront
Passé composé: J’ai ouvert
Présent: J’ouvre Tu ouvres On ouvre Ns ouvrons Vs ouvrez Ils ouvert
Open! = ouvrez! Laten we openen = ouvrons
Dire = zeggen
Futur: je dirai Tu diras On dira Ns dirons Vs direz Ils diront
Passé composé: j’ai dit
Présent: je dis Tu dis On dit Ns disons Vs dites Ils disent
Zeg! = dis! Laten we zeggen = disons

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.