Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Post voor Mevrouw Bromley door Stefan Brijs

Beoordeling 7.2
Foto van Cees
Boekcover Post voor Mevrouw Bromley
Shadow
  • Boekverslag door Cees
  • Docent | 8767 woorden
  • 1 november 2011
  • 399 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
399 keer beoordeeld

Boekcover Post voor Mevrouw Bromley
Shadow

‘Ik weet niet of je het al hebt gehoord, maar ons land heeft dringend helden nodig. Echte helden.’

Augustus 1914. In Londen melden duizenden jongemannen zich aan om te gaan vechten tegen de Duitsers. Martin Bromley, zeventien en te jong voor het leger, probeert de twee jaar oudere John Patterson te overreden samen in dienst te gaan, maar die wil zijn dr…

‘Ik weet niet of je het al hebt gehoord, maar ons land heeft dringend helden nodig. Echte helden.’

Augustus 1914. In Londen melden duizenden jongemannen zich aan om …

‘Ik weet niet of je het al hebt gehoord, maar ons land heeft dringend helden nodig. Echte helden.’

Augustus 1914. In Londen melden duizenden jongemannen zich aan om te gaan vechten tegen de Duitsers. Martin Bromley, zeventien en te jong voor het leger, probeert de twee jaar oudere John Patterson te overreden samen in dienst te gaan, maar die wil zijn droom om te gaan studeren niet opgeven. Uiteindelijk slaagt Martin er met een list in naar het front te vertrekken en blijft John achter in een stad waar de druk op dienstweigeraars toeneemt.

Post voor mevrouw Bromley is een aangrijpende roman over ouders en kinderen in tijden van oorlog. Een verhaal over moed en lafheid, hoop en vriendschap, gemis en verlangen.

 

Post voor Mevrouw Bromley door Stefan Brijs
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.


Feitelijke gegevens over het boek
Titel: Post voor mevrouw Bromley
Oorspronkelijke taal van de uitgave: Nederlands
Verschijningsdatum 1e druk: 15 oktober 2011
Gebruikte druk voor het verslag: 1e
Aantal bladzijden: 512
Uitgeverij: Atlas

Genre
Het nieuwe boek van Stefan Brijs is een psychologische roman over verraad en vriendschap, liefde en oorlog.

Hoe ziet de cover eruit?
Op de verder witte cover staat de afbeelding van een halve klaproos. De klaproos is een symbool voor de Eerste Wereldoorlog, omdat op het slagveld met de loopgraven in België deze bloem de enige was die de strijd kon overleven. Ook op het oorlogsmonument in Ieper staat een klaproos afgebeeld.

Opdracht
Er is geen opdracht.


Aanleiding voor het schrijven.
Een reportage op de Belgische televisie Canvas over de slag bij de Somme heeft de kiem gelegd voor deze roman. In een interview zegt Stefan Brijs daarover :“Er zat één scène in over een Engelse luitenant in de loopgraven die de brieven van zijn peloton aan het censureren was. Toen ik dat zag, wist ik: dit is het. Dit is mijn verhaal.”

De flaptekst
‘Ik weet niet of je het al hebt gehoord, maar ons land heeft dringend helden nodig. Echte helden.’
Augustus 1914. In Londen melden duizenden jongemannen zich aan om te gaan vechten tegen de Duitsers. Martin Bromley, zeventien en te jong voor het leger, probeert de twee jaar oudere John Patterson te overreden samen in dienst te gaan, maar die wil zijn droom om te gaan studeren niet opgeven. Uiteindelijk slaagt Martin er met een list in naar het front te vertrekken en blijft John achter in een stad waar de druk op dienstweigeraars toeneemt.
Post voor mevrouw Bromley is een aangrijpende roman over ouders en kinderen in tijden van oorlog. Een verhaal over moed en lafheid, hoop en vriendschap, gemis en verlangen.


Samenvatting van de inhoud

I Het thuisfront (blz. 9-267)
De ik-verteller is de 18-jarige John Patterson, zoon van een postbode en een moeder die bij zijn geboorte is overleden. Daardoor is hij gezoogd door mevrouw Bromley, die ook later een deel van zijn opvoeding voor haar rekening heeft genomen. De postbode was verliefd geworden op een rijk meisje van goede afkomst en dat viel niet in goede aarde bij zijn schoonfamilie. Het meisje was toch met hem meegegaan met het mede nemen van enkele kostbare drukken van meesterwerken uit de Engelse literatuur (o.a. Charles Dickens, Kipling en Keats). Johns vader is als een soort eerbetoon aan zijn vrouw altijd boeken blijven kopen en hij spaart ze op in een kleine kamer. Hij heeft in de jaren van de oorlog een begin gemaakt met het catalogiseren van zijn boeken. Hij is erg trots op zijn boekenverzameling en John kan al op jonge leeftijd van Grote Werken uit de Engelse Literatuur genieten.

Maar zijn vader moet enkele dure boeken verkopen om het collegegeld van de eerstejaars student John te kunnen betalen, omdat die niet in aanmerking komt voor een beurs. Natuurlijk gaat hij Engelse literatuur studeren en hij moet voor zijn studie erg veel boeken lezen. Zijn vriendje Martin Bromley is twee jaar jonger dan hij en die is in die eerste dagen na het uitbreken van de oorlog van mening dat hij aan de oproep van de politicus Kitchener moet gehoorzamen en zich moet aanmelden als vrijwilliger voor het Britse leger om te vechten tegen de gehate Duitsers. Maar hij is daarvoor eigenlijk te jong met zijn 16 jaar. Van Martins moeder hoort John Patterson dat hij al een paar dagen niet boven water is geweest. Dan komt John Patterson te weten dat Martin afgewezen is voor de vrijwilligers. Die kondigt aan dat hij de volgende dag iets zal ondernemen.

John Patterson denkt terug aan de 16e verjaardag van Martin toen hij van zijn vriendjes naar de hoeren moest. John haakte op dat moment een beetje laf af, maar hij gaf hem wel zijn grijze vestje, waarop Martin later heel trots is en het graag draagt.

In de wijk waar ze wonen, (Hoxton) woont ook een Duitse juwelier, een erg aardige man die heel goed geïntegreerd is in de Britse samenleving. Samen met enkele anderen zorgt Martin Bromley ervoor dat de prachtige, staande klok van de man kapot op straat belandt. Duitsers zijn voor Martin Bromley gehate mensen en de Duitse buurman verdwijnt vrijwel direct na dit vervelende voorval uit de Londense woonwijk. John Patterson en zijn vader schamen zich daarvoor. Martin wordt voor die wandaad wel opgepakt en hij zit twee weken vast en hij wordt daarna door zijn vader verrot geslagen. John Patterson laat aan zijn vriend Martin zijn afkeuring blijken vanwege zijn aanval op de Duitser Kohlheim. Maar Martin is niet van zijn stuk te brengen: hij wil als straatvechtertje dolgraag naar het front. Hij meldt zich weer aan met enkele vrienden (de broers Jack en Woody Cunningham). Op een keer komt John Patterson hen op straat tegen. Hij ziet ook dat de zus van Martin, Mary, één van de jongens kust. Dat doet hem veel pijn, want hij is erg verliefd op Mary Bromley.

Niet lang daarna wordt John Patterson 19 jaar en Mary komt hem namens d’r moeder feliciteren. Hij krijgt een prachtige vulpen van zijn zoogmoeder. Samen lopen ze daarna naar buiten. Er komt juist een colonne soldaten langs lopen en de hond Shakespeare rent op hen af. Die herkent in één van de uniformen namelijk zijn baasje Martin. John Patterson herkent hem ook, maar Martin zegt dat hij voortaan Matthew heet. Dat is de naam van een broertje dat al heel lang dood is en dat nu ongeveer 18 jaar zou zijn geweest. Het is Martin Bromley dus gelukt om in het leger te komen, wat zijn grote wensdroom is, al moet hij daarvoor een grote leugen gebruiken.

John beseft dat hij Martin Bromley aan het kwijtraken is en misschien zijn zus Mary daarbij. Hij richt zich daarom weer fanatiek op zijn studie Engels. Op de universiteit ontmoet hij de wat oudere student William Dunn die aan zijn laatste jaar Duitse letterkunde bezig is en daarom alleen al geen hekel aan Duitsers heeft. Maar die voorliefde kan hij natuurlijk niet uiten, zeker niet in het bijzin van zijn vader die een café runt. Want dienstweigeraars hebben het in Londen anno 1914 erg zwaar en John Patterson en William Dunn worden regelmatig op straat door meisjes aangesproken die hen lafaards noemen. Eerst weet William Dunn ze aardig van zich af te schudden, ook al noemen ze hem een “pussy.” John Patterson bewondert hem daarom. Zelf loopt hij liever een straatje om als hij dat soort meisjes tegenkomt.

De Duitsers schrikken er inmiddels niet voor terug om met Zeppelins aanvallen boven Londen te houden. Dat zet nog meer kwaad bloed bij de Londenaren. Met Kerst blijft John Patterson bij zijn vader, die nogal somber gestemd is. Hij moet al een tijdje poststukken bezorgen bij mensen die een nare boodschap te horen zullen krijgen. Hij bekritiseert de manier waarop de nabestaanden door de overheid worden ingelicht: namelijk met een standaardformulier. Zijn dure boekenverzameling heeft hij inmiddels beschermd met jute postzakken: zo hoopt hij te voorkomen dat ze vlam vatten, wanneer er weer een bombardement op Londen zal plaatsvinden.
Om mevrouw Bromley te bedanken voor zijn vulpen, gaat John Patterson met oudjaar bij haar langs. Ze spelen een spelletje kaart, maar wanneer mijnheer Bromley thuiskomst, geeft hij erg af op jongens die zich niet aanmelden voor het leger. Hij noemt ze lafaards. Mevrouw Bromley neemt het op voor John Patterson, maar ze krijgt een enorme dreun van haar man. John Patterson is zelfs bang dat hij haar heeft doodgeslagen.

Bij zijn terugkeer op de universiteit blijkt dat er na Nieuwjaar opnieuw veel studenten voor het vrijwilligersleger zijn gerekruteerd. William Dunn laat John Patterson kennismaken met het literaire werk van Goethe en in het bijzonder met diens beste boek “Das leiden des jungen Werther” . Dunn overweegt een pamflet te schrijven dat gericht is tegen de propaganda van de regering in de media. Van Johns vader hoort hij dat er steeds meer mensen een formulier krijgen met de vermelding van de dood van hun meestal erg jonge zoon. Dunn zal die gegevens gebruiken voor zijn pamflet. De media bespelen immers de burgers: ze liegen over de dood van hun naaste. Vaak zijn ze gruwelijk om het leven gebracht, (bijvoorbeeld door een vijandelijk bombardement van de loopgraven, of door granaten en bajonetsteken) maar het heet steeds in die brieven “Killed in action” wat een soort heldendood betekent. Enkele weken later is het pamflet klaar: het is genadeloos hard en rancuneus. John Patterson moet het ook ondertekenen van William Dunn en hij durft niet te weigeren. De beide studenten zien de Engelsen zich gedragen als een groep lemmingen die zich zoals bekend in grote groepen van de rotsen storten wanneer de instinctmatige razernij zich van hen meester maakt.

Op de universiteit wordt John Patterson niet lang daarna voor gek gezet door Mary Bromley. Ze geeft hem een witte veer ( teken van een slapjanus) en noemt hem in een openbaar een “lafaard.” John Patterson is helemaal van slag: het meisje van zijn dromen nota bene zet hem voor paal. Haar broer Martin komt hem nog een keer opzoeken en vertelt hem dat zijn opleiding erop zit en dat hij niet lang daarna zal worden uitgezonden naar het Westfront.
John Patterson vindt dat erg jammer, maar hij heeft nu ook een andere vriend, William Dunn. Wanneer hij die een paar dagen lang niet heeft gezien, gaat hij hem in zijn eigen woonomgeving opzoeken. Een buurvrouw vertelt hem echter dat de jongen zich door het hoofd heeft geschoten, omdat zijn vader het pamflet van zijn zoon niet had gepikt. Er is dus een gelijkenis met de dood van de “jungen Werther” (Goethe) die zich ook door het hoofd heeft geschoten.


Londen wordt later dat jaar geteisterd door aanvallen van de Duitsers en ook de oude Bromley gaat zich daarom als vrijwilliger melden. Door de omstandigheden (liefdesverdriet, de aanvallen op Londen, zijn depressieve vader, die er niet mee kan leven dat hij steeds pessimistische boodschappen aan kennissen moet bezorgen) heeft John Patterson zijn studie versloft. Om het eerste studiejaar te halen, moet hij nog een tentamen halen, maar zijn achterstand is te groot en hij zakt ervoor. Hij verzwijgt het feit eerst voor zijn vader, maar als zijn vader opnieuw boeken wil verkopen om zijn tweede collegejaar te betalen, moet hij toch opbiechten dat hij niet geslaagd is.

Mary is jarig en ze had al daarvoor een keer verteld dat ze zoveel plezier had beleefd aan het eerste deel van “Jungle Book” van Richard Kipling, dat ze geleend had van John. John Patterson denkt een wit voetje bij haar te halen als hij een antiquarisch exemplaar van Kipling voor haar koopt, maar wanneer hij het boek aan haar geeft, toont ze nauwelijks meer interesse. Ze heeft geen bewondering meer voor hem. Ze heeft al bericht gekregen dat de jongen die ze ooit op straat kuste, Woody Cunningham, gesneuveld is. Intussen heeft de regering besloten dat alle Britten tussen 15 en 65 een formulier ter registratie moeten invullen. John Patterson en zijn vader doen het niet van harte. Mevrouw Bromley krijgt post van Martin (blz. 247- vgl. titel) een kaart uit het Belgische plaatsje Poperinge.

Bij een nieuw bombardement op Londen vlucht John Patterson de straat op en wanneer hij terugkeert, is het huis van zijn vader in brand gevlogen. Zijn vader is door de sterke rookontwikkeling om het leven gekomen; de jute zakken waarmee hij zijn boeken had beschermd, zijn hem fataal geworden. John Patterson komt er later achter dat zijn vader zich had kunnen redden, maar dat niet had gedaan, omdat hij het leven niet meer zag zitten. Hij ontdekt ook dat zijn vader een postzak met brieven en formulieren heeft achtergehouden. Eén daarvan is voor mevrouw Bromley (verwijzing naar de titel, blz. 267): er staat in vermeld dat haar zoon Matthew om het leven is gekomen. Maar die is immers al jaren dood. Zij weet niet dat Martin onder zijn broers naam in het leger is gegaan. John Patterson probeert haar op te beuren door te zeggen dat het briefje een fout van de regering moet zijn. Maar hij weet eigenlijk wel beter: Martin zal dus al omgekomen zijn.

II Het westfront ( blz. 271-502)
Na de dood van zijn vader verkoopt John Patterson alle boeken die zijn vader zo zuinig heeft opgespaard. Maar hij krijgt er heel weinig geld voor terug. Daarna wordt hij opgeroepen om in dienst te komen. Maar hij is eigenlijk te intelligent voor het dommere werk en hij mag assistent (kamerbediende) worden bij een luitenant, Ashwell. Mevrouw Bromley weet nog steeds niet van de dood van haar zoon Martin af. Het is januari 1917, wanneer de boot waarop John Patterson zit naar het vasteland van Europa vertrekt.

John heeft in zijn functie enkele privileges: net als zijn vader verzorgt hij het rondbrengen van de post voor de manschappen, zowel de ontvangst als het verzenden ervan. Zijn luitenant is vriendelijk voor hem ,maar hij onderscheidt zich niet door grote heldhaftigheid. Over enkele dagen zullen zijn troepen naar de loopgraven vertrekken en John Patterson krijgt van Ashwell de opdracht alle zakboekjes van de soldaten op te halen, waarin de jonge soldaten hun laatste wil mogen opschrijven. John Patterson laat zijn spullen na aan mevrouw Bromley en zijn mooie horloge aan Martin. Hij ontkent daarmee eigenlijk de dood van zijn vroegere vriend.

De oorlog is een totale waanzinoorlog met de beruchte loopgraven aan beide kanten. Door de slechte weersomstandigheden staan aan beide kanten de soldaten voor een schier onmogelijke opgave: ze worden ziek doordat ze met hun poten in het water staan en sterven vaak een gruwelijke dood. De luitenant heeft het allemaal al een keer eerder meegemaakt en dat heeft hen zeker niet sterker gemaakt. Zijn compagnie is er in haar geheel aan gegaan. Hij is een bijna afgestudeerd botanicus en hij trekt er een keer op uit om een bepaald bloempje te zoeken. Hij heeft in oorlogstijd een verzameling planten (o.a. de bekende klaproos- vgl. de afbeelding van de cover) bijeen gezocht. Ook nu gaan ze keer op zoek naar bijzondere planten ze komen heel dicht bij de gevreesde frontlinie. Waar ze eerst heel blij waren dat ze een zeldzaam bloempje aantroffen, worden ze meteen daarna geconfronteerd met grote aantallen in ontbinding verkerende lijken. Deze keer zijn het Franse soldaten. Bij John gaan opnieuw de ogen open voor de waanzin van deze strijd.

John Patterson heeft enkele brieven die zijn vader achter gehouden had, inmiddels verstuurd uit Frankrijk. Hij heeft in zekere zin ook een aardig contact met een andere assistent van een luitenant, die hem vraagt enkele mooie zinnen uit de gedichten van Keats te citeren die hij kan gebruiken voor zijn prachtige vriendin Gladys, die van zijn hete liefdescitaten van Keats opgewonden wordt. Eerst helpt John Patterson hem daar bij. Hij dicteert de brieven voor zijn collega, maar later heeft hij er geen zin in, niet in de laatste plaats, omdat hij jaloers is. Van zijn eigen geliefde (Mary Bromley) hoort hij namelijk niets.

De oorlogshandelingen komen steeds dichterbij. De verschrikkingen van de waanzinnige loopgravenoorlog worden ook John Patterson steeds duidelijker: hij ziet de laatste weken veel lijken: Britten, Fransen en ook Duitsers. Bij een oorlogshandeling maakt zijn leidinggevende Ashwell een enorme fout, waardoor een bange soldaat, Jimmy Parker, het slachtoffer wordt van een Duitse boobytrap. John Patterson mag later het overlijdensbericht schrijven: ook hij liegt weer: Jimmy is een heldendood gestorven. Ashwell wordt er door dit voorval niet moediger op en bij een volgende oorlogsactie zou hij zeker gedood zijn, wanneer John Patterson zich niet op hem zou hebben geworpen. Hij doet dat met gevaar voor eigen leven. Uit verhalen van anderen blijkt dat Ashwell eerder in die oorlog tijdens een gevecht zijn hele compagnie verloren heeft en dat hij daardoor een mentale tik heeft gekregen. Hij zegt tegen John Patterson dat hij echter zelf gekozen heeft om naar het front terug te keren. Van de heren medici had hij naar huis gemogen Hij is dus geen lafaard in de ogen van John Patterson, maar wel een man die labiel is geworden. Door zijn superieuren wordt hij echter wel aangeklaagd om zijn weinig heldhaftige houding en hij zal daardoor waarschijnlijk uit zijn rang worden ontheven en overgeplaatst.


John Patterson wordt vanwege zijn heldenmoed bevorderd tot korporaal, maar hij kan er niet werkelijk van genieten. Hij ziet namelijk als een berg op tegen de informatie die hij aan Mevrouw Bromley moet verstrekken, maar voorlopig deelt hij haar mede dat iemand uit hun wijk Martin Bromley heeft gezien, namelijk Jack Cunningham. Hij liegt dus weer en geeft op die manier mevrouw Bromley valse hoop. Die antwoordt met een brief waarin ze blij is dat Martin in leven is en dat Mary zich inmiddels heeft verloofd met een gewone jongen uit de buurt. Dat is weer een klap in het gezicht van John Patterson. Maar tijd om lang te treuren heeft hij niet. De leiding van zijn compagnie wordt namelijk bij een oorlogshandeling gehalveerd (ook de andere assistent komt om en John moet een doodsmelding maken aan diens mooie vriendin Gladys) Nu mag Ashwell die eerst gedegradeerd zou zijn door zijn leidinggevenden toch weer de leiding van de overgebleven compagnie op zich nemen. Hij wil graag dat John Patterson hem blijft assisteren, maar die had het liefst een keer naar Poperinge gegaan, omdat hij weet dat daar Jack Cunningham is gesignaleerd die misschien iets meer weet over de dood van zijn vroegere vriend Martin. De luitenant Ashwell zorgt er echter wel voor dat John Patterson enkele dagen vrij krijgt om naar Poperinge te gaan, waar het even een oase in de hel lijkt te zijn. Zo is er in een militaire club (Talbot House) een vriendelijke aalmoezenier die bovendien een fraaie boekenverzameling heeft. Na een bezoek aan de soos ontmoet hij inderdaad Jack Cunningham. Die neemt hem op een motor mee buiten het stadje en vertelt hem de geschiedenis van Martin Bromley.

Martin was de beste soldaat tijdens de opleiding vanwege zijn fanatisme en zijn haat tegen de Duitsers, maar door de gebeurtenissen in de frontlinie was hij eigenlijk een bange haas geworden. Als gevolg daarvan ging hij veel drinken en met medesoldaten ruzie zoeken. Dat had hem al een paar flinke waarschuwingen bezorgd. Op een avond had hij er tussenuit willen knijpen door zogezegd een bezoek te brengen aan een hoertje. Maar hij was door de militaire politie opgepakt wegens desertie en daarop stond in oorlogstijd de doodstraf. Hij was door het vuurpeloton van Jack gefusilleerd. Jack beweert dat hij opzettelijk naast Martin Bromley had gemikt. De heldhaftige Martin Bromley was dus een trieste verradersdood gestorven: hij had de kogel voor desertie gekregen. Van Jack krijgt John Patterson het grijze vestje terug dat hij zelf ooit aan Martin Bromley had gegeven. Hij had het altijd onder zijn soldatenkledij gedragen. John heeft nu weer een flinke klap te verwerken. Hij moet ook terug naar zijn troepen in Arras en naar zijn luitenant Ashwell. Op Paasmaandag 1917 zal er een grote aanval via de loopgraven worden ondernomen en deze keer zal de compagnie van Ashwell het ook in de eerste aanvalsgolf moeten doen. Na een bombardement op de vijandelijke linies zullen ze naar de Duitse loopgraven moeten aanvallen. Er zijn door het bombardement al duizenden lijken van Duitsers te zien.
Uit één van de loopgraven komt een Duitse jongen tevoorschijn met een granaat in zijn hand. De jongen wordt door een Britse soldaat weliswaar met een bajonet doorboord, maar vlak voor zijn dood gaat de granaat toch nog af. Luitenant Ashwell wordt dodelijk getroffen en John Patterson raakt gewond.

III Londen, mei 1917
John komt in Londen in een rolstoel aan op een station. Het zijn allemaal oorlogsgewonden en ze worden als helden verwelkomd. Luitenant Ashwell wordt postuum gehuldigd. John heeft waarschijnlijk geen benen meer.
Mevrouw Bromley heeft hem in een brief geschreven dat ze voor hem zal zorgen: hij heeft immers zelf geen ouders meer. Ze hoopt overigens nog steeds dat Martin zal terugkeren naar huis. John is van plan het nieuws over de dood van haar zoon Martin nu wel aan haar te vertellen. Hij wilde het nooit per brief aan haar laten weten (vgl. de titel)
Alleen zal hij ook nu de waarheid veranderen: Martin Bromley is als een held gestorven, zal hij haar vertellen.

Titelverklaring
De titel verwijst naar enkele passages in de roman. Zowel de echtgenoot als de zoon van Mevrouw Bromley hebben zich aangemeld als vrijwilliger te dienen in het Britse leger tegen de Duitsers in de Eerste Wereldoorlog. Dat deden met hen duizenden andere Britten die waren opgeroepen door premier Kitchener. Maar ze gingen regelrecht naar de hel. De nabestaanden werden door een formele brief op de hoogte gesteld van het overlijden van hun dierbare. Daarbij werd vaak verzwegen wat er werkelijk was gebeurd. Vaak werd er vermeld KIA (Killed in Action), terwijl sommigen helemaal geen heldhaftige dood zijn gestorven.

De vader van de hoofdfiguur John Patterson, is postbode. Hij moet de beruchte brieven rondbrengen, maar hij kan op den duur die zware taak niet aan. Zo brengt hij bepaalde brieven in zijn eigen woonbuurt niet meer rond om de geadresseerden verder leed te besparen. Zo brengt hij de brief voor mevrouw Bromley waarin staat dat haar zoon Martin is omgekomen, niet rond. John ziet na de dood van zijn vader die brief en hij weet dus dat zijn vriend Martin al gestorven is. Maar wanneer hij zelf naar het oorlogsgebied wordt gestuurd, doet hij net alsof martin nog leeft en hij stuurt kaarten en een brief naar Mevrouw Bromley om haar te vertellen dat Martin door vrienden is gezien. Zo houdt hij Martin eigenlijk in leven, niet alleen voor diens moeder maar ook voor hemzelf. Wanneer hij aan het einde van de roman achter de waarheid is gekomen met betrekking tot Martin Bromley, besluit hij het nieuws van de dood van haar zoon niet per brief maar persoonlijk aan haar te vertellen. Maar ook dan zal hij de leugen (om bestwil) hanteren, namelijk dat Martin als een held gestorven is, terwijl dat in feite niet waar is.


Titelverklaring van beide delen
Het boek is onderverdeeld in twee delen: “Het Thuisfront” en “Het Westfront.”

Front is in het algemene de term die voor een oorlogslinie wordt gehanteerd, maar hoewel John Patterson niet naar het oorlogsfront vertrekt, moet hij wel een strijd voeren. Het is in Engeland namelijk een eer om in het leger van de waanzin te gaan dienen en elke jongeman die niet aan de oproep van Kitchener voldoet, moet zich in het openbaar verantwoorden. Zo wordt John Patterson het mikpunt van spot voor o.a. de zus van Martin Bromley. Hij is op dit meisje verliefd, maar ze kan in hem geen held zien. Aan het thuisfront krijgt John wel steun van zijn studentenvriend William, die echter tegenover zijn vader een even harde strijd moet voeren en die verliest. Hij pleegt namelijk zelfmoord. Ook de vader van John kan het leven dat hij leidt niet verder aan en hij kiest voor zelfdoding door middel van een rookvergiftiging na een brand in zijn boekenkamertje. Hij blijft gewoon in de giftige rook zitten totdat hij stikt. Het thuisfront is dan voor John een echte oorlogslinie geworden.

In het tweede deel bevindt John zich werkelijk aan het oorlogsfront. Hij is echter de assistent van een luitenant en hoort daardoor niet tot de eerste gevechtstroepen. Ook door leeft hij steeds in een innerlijk conflict, namelijk hoe hij moet omgaan met de informatie die hij heeft over zijn inmiddels dode vriend martin. Zijn vader heeft die informatie verborgen gehouden voor mevrouw Bromley en John houdt de leugen dat Martin nog leeft, lang in stand. Daardoor komt hij in een soort gewetensconflict. Tenslotte wordt hij ook een slachtoffer van het Westfront en gaat hij gehandicapt terug naar het thuisfront, waar juist zijn “tweede moeder”, mevrouw Bromley de taak op zich heeft genomen hem te verzorgen. Bij zijn terugkeer in Engeland zit John namelijk in een rolstoel en waarschijnlijk heeft hij zijn beide benen verloren.

Motto
Het motto is afkomstig van de Engelse dichter John Keats uit “Hyperion.”: But where the dead leaf fell, there did it rest.
Keats is de dichter die verteller John Patterson graag leest o.a. omdat zijn moeder die man bewonderde en een dichtbundel had nagelaten. Hij citeert er later ook zinnen uit voor de liefdesbrieven die zijn collega assistent aan zijn verkering schrijft.

Structuur
Er zijn twee grote delen in de roman en een soort epiloog (heel kort)

De twee delen zijn getiteld:
Het thuisfront (blz. 9-267)
Het westfront ( blz. 271-502)

Beide delen zijn onderverdeeld in een groot aantal hoofdstukken die geen titel en geen nummering hebben.

In het eerste deel zijn er nog enkele hoofdstukken die de voorgeschiedenis vertellen (o.a. over de verkering van John vader en zijn moeder, het hebben van zoogmoeder Bromley, omdat John moeder na de geboorte sterft. Maar het overgrote deel van dit eerste deel wordt toch chronologisch verteld. Het deel vertelt de geschiedenis van John vanaf het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog (augustus) en het sterven van zijn vader ruim een jaar later.

Tussen deel I en II zit een vrij lange periode waarin weinig wordt verteld wat er met John Patterson gebeurt.
In het tweede deel wordt het verhaal overwegend chronologisch verteld: het is januari 1917 wanneer John naar het Westfront vertrekt om daar in het Britse leger te gaan dienen. Hij wordt de assistent van een luitenant en hij is op zoek naar het verleden van zijn vriend Martin Bromley. Het deel eindigt in april 1917, wanneer hij moet aantreden voor een grote slag. Dat krijgt fatale gevolgen.

In de epiloog (“Londen, mei 1917) (blz. 505 en 506) wordt dan verteld wat er met John in België is gebeurd.

Perspectief
De ik-verteller is de 18-jarige John Patterson. Hij is de zoogbroer van Martin Bromley, wiens moeder hem de borst gaf daar zijn eigen moeder na de geboorte stierf. Martin en hij zijn daarom vrienden, hoewel er een aardig verschil in intelligentie en sociale klasse is.
Martin is wat jonger dan John en hij wil in tegenstelling tot John wel graag naar de oorlog.
John wil liever studeren en na het vertrek van Martin krijgt hij een nieuwe vriend William.
In 1917, John is dan 20 jaar, vertrekt hij toch naar het front.
John Patterson vertelt in de o.v.t.

De tijdlagen van het verhaal
De tijd van de roman is gemakkelijk vast te stellen. Het eerste hoofdstuk begint name-
lijk met de mededeling dat de Eerste Wereldoorlog is uitgebroken. Het is augustus 1914. Dit eerste deel loopt tot aan het einde van het jaar 1915.
Het tweede deel begint in januari 1917 en eindigt in april 1917. Het laatste hoofdstuk beschrijft de terugkeer in Engeland en heeft als datum mei 1917 meegekregen.

Het totale verloop van de tijd is dus bijna drie jaar.
De roman wordt overwegend chronologisch verteld.

Tussen deel I en II zit een tijdverdichting van ongeveer een jaar. Het is de periode waarin John zich opgeeft om vrijwilliger te worden en de tijd dat hij in training is. De training zelf wordt alleen heel kort samengevat in deel II.

Het decor van de handeling
In de titelaanduiding van beide delen wordt ook het decor aangegeven. In deel I is het decor een burgerwijk in Londen,(Hoxton) waar de familie Patterson en de familie Bromley wonen. Het doet wel een beetje aan de verhalen van Charles Dickens denken. De mensen kennen elkaar goed. John komt bovendien in het milieu van de universiteit terecht, waardoor hij een goede reden heeft zich niet aan te melden voor de vrijwillige indiensttreding bij het Engelse leger. Zijn vader is er postbode, die alle mensen uit zijn wijk goed kent en daarmee een soort vertrouwensfiguur geworden is. Omdat sommige mensen nog niet kunnen lezen, moet hij de brieven soms voorlezen. Omdat hij na een jaartje weet welke ellende er in de brieven staat,besluit hij de post waarin staat dat een familielid gesneuveld is achter te houden.

Het tweede decor is dat van de gruwelijke situatie in West-Europa en dan voornamelijk in het noorden van Frankrijk (Arras) en in het zuiden van België (Poperinge en Ieper). Het gaat dan om het decor van de loopgraven, het beeld waarmee de Eerste Wereldoorlog berucht is geworden. Op enkele luttele meters van elkaar vochten Britse en Duitse jongens een gruwelijke landoorlog uit, waarbij ze elkaar van korte afstand bestookten en met bajonetten te lijf gingen. Daar is Martin de verradersdood gestorven (hij wilde deserteren en werd door een vuurpeloton gedood) en heeft John Patterson zijn handicap opgelopen, toen een jonge Duitse soldaat in zijn laatste actie op aarde een granaat naar de Britten gooide.
In het allerlaatste hoofdstuk keert John Patterson terug naar Londen, waar de oorlogsgewonden een groots onthaal kregen.

Omdat de begin- en eindsituatie hetzelfde decor zijn, kun je in deze roman ook een queeste herkennen. De avonturen worden beleefd op een vreemd terrein en de “helden” moeten de moeilijkheden in naam van het “recht” overwinnen en de gehate vijand verslaan. De “held” keert dan terug naar de beginsituatie.

Thematiek
De thematiek in deze nieuwe roman van Stefan Brijs is veel omvattend.

1. De waanzin van de oorlog.
Wat dit thema betreft is de roman te vergelijken met Catch 22 (Tweede Wereldoorlog- Joseph Keller) en de film The Deer Hunter (over de Vietnamoorlog). In de Eerste Wereldoorlog worden duizenden jonge levens opgeofferd in een zinloze loopgravenoorlog. Aan beide kanten(Britten en Duitsers) worden jonge jongens opgeroepen om zich voor de eer van het vaderland aan te melden in een strijd die vier jaar zou duren en alleen maar verliezers heeft gekend. Een strijd die bovendien op Belgisch grondgebied werd uitgevochten en derhalve diepe sporen heeft achtergelaten in de geschiedenis van onze zuiderburen. Over hetzelfde onderwerp gaat de bekroonde roman van Erwin Mortier ‘Godenslaap.’


Over dit thema zegt de schrijver in een interview dat hij de waanzin van deze oorlog wel moest beschrijven. Wie in België woont en de massale kerkhoven in de buurt van Ieper bezoekt, ziet hoeveel jonge soldaten in deze oorlog zijn omgekomen.
` Mensen raken volledig het spoor bijster in een dergelijke oorlog. Vergelijk Martin die toch vol goede moed naar België was vertrokken, maar daar de ellende van de oorlog niet kan verwerken. Hij wil deserteren en krijgt van zijn eigen maten de kogel (over “friendly fire “gesproken.) En wat te denken van een luitenant Ashwell die niet capabel is om een groep soldaten te leiden en daarmee het leven van aan hem toevertrouwde jongens niet kan garanderen? Hij zoekt bovendien naar plantjes; niet ver van de frontlinie vindt hij eerst een zeldzaam plantje waarover hij erg verrukt is, maar niet ver van die plek worden ze even later geconfronteerd met honderden lijken die al in ontbinding zijn.

Dit thema kan in verband gebracht worden met alle opmerkingen/ passages in de roman over moed, heldendom, lafheid, verraad, desertie.
Ook is de boodschap van deze roman natuurlijk dat mannen die uit een dergelijke oorlog terugkeren nooit meer dezelfde zullen zijn: vgl. de Rambofilms, de personages uit The Deer Hunter en andere Vietnamfilms, de Nederlandse Blauwhelm soldaten die de val van Sebrenica hebben meegemaakt en als gevolg daarvan aan een PTSS lijden.

In een interview met Maarten Moll in De Twentsche Courant/Tubantia zegt Stefan Brijs over dit thema: “'Ja, het is absoluut ook een kritisch boek. Misschien was er een Belgische auteur voor nodig om dit verhaal te vertellen. Dit boek gaat ook over wat een held is. De familie thuis kreeg brieven waarin werd gezegd dat de zoon als een held was gestorven, dat hij als een leeuw had gevochten. Ook weer zoiets wat ik niet wist. Dat was de enige troost die geboden kon worden. Valse troost, want de realiteit, met gasaanvallen en vreselijke slachtpartijen waarin geen eer viel te behalen, was heel anders. Maar het moreel van het volk moest hoog worden gehouden. De verliezen en de verloren slagen werden in de kranten verdoezeld. Engeland was op dat moment de grootste wereldmacht. Er mocht geen protest losbarsten. Je kunt er parallellen met het heden in zien. De oorlogen in Afghanistan, Irak. Regeringen die het volk voorliegen. Ik wilde het heldenverhaal ontmythologiseren.'

2. Oorlogspropaganda is een motief dat bij het bovenstaande thema hoort.

Het is er eigenlijk onlosmakelijk aan verbonden. Om soldaten te werven moest er een zo gericht mogelijke campagne worden gevoerd. De Engelse autoriteiten over wie die boek gaat, verzwijgen voor het thuisfront wat er werkelijk is gebeurd. De berichtgeving is slecht r omvolledig en wanneer een soldaat gesneuveld is, krijgen zijn nabestaanden ouders steevast een brief/formulier waarop staat “Killed in Action.” Ze worden in Engeland dus gewoon om de tuin geleid. Bovendien worden de brieven van de soldaten voordat ze naar huis worden verzonden gecensureerd. In Engeland ontstaat dan ook het gevoel dat je een lafaard bent, als je niet deelneemt aan deze oorlog. Dat is dus het geval met de studenten John en William. De laatste die Duits studeert, heeft geen anti-Duitse gevoelens en schrijft zelfs een anti-Engels pamflet over de waanzin van de oorlog. Maar de omgeving (de klanten in het café van zijn vader) pikt dit niet en William ziet geen andere mogelijkheid dan zich zelf om het leven te brengen.

"Het eerste slachtoffer van de oorlog is de waarheid"
Dit is een bekend citaat, dat wordt toegeschreven aan de Amerikaanse politicus Hiram Warren Johnson. Hij deed de uitspraak waarschijnlijk in 1917. In “Post voor mevrouw Bromley”, beschrijft Stefan Brijs alle mogelijkheden tussen waarheid en leugen: leugentjes om bestwil, verdraaiingen, propaganda, het verzwijgen van feiten, enzovoort.

3. Leugen en bedrog
Want niet alleen de autoriteiten, ook de gewone mensen gaan zich schuldig maken aan leugens en bedrog. Zo kan vader Patterson het niet meer verwerken dat hij brieven aan kennissen moet rondbrengen, waarin de doodstijding staat. Hij houdt ze achter en na zijn zelf gekozen dood ziet John dat er brieven voor o.a. mevrouw Bromley zijn. Daarin staat dat Matthew dood, maar dat moet op een “fout”berusten. Mevrouw Bromley weet niet dat Martin onder de naam van zijn reeds eerder gestorven broer de autoriteiten weet te bedriegen om toch het leger in te kunnen.
Maar ook John kan niet zonder leugens. Hij kan de waarheid van de dood van Martin niet goed verwerken en hij wil de gevoelens van mevrouw Bromley sparen. Daarom creëert hij een levende Martin die nog kaarten stuurt naar zijn moeder, die hij in zijn eigen brieven ook nog laat leven en die hij zelf zijn horloge wil nalaten als hij sneuvelt. Ook op het laatst zal hij de leugen nog in stand houden. Mevrouw Bromley zal hem verder verzorgen en hij zal haar vertellen dat haar zoon als een held gestorven is. Maar eigenlijk is hij dus een antiheld geweest.
De vraag die het tweede deel domineert, is dus niet meteen of John het front zal overleven, maar wanneer hij mevrouw Bromley, zijn tweede moeder, de waarheid over het lot van zijn zoogbroertje zal melden.

Een andere leugen (om bestwil) is dat de college-assistent van John (Walter Sinkins) brieven schrijft aan zijn geliefde Gladys, waarbij zijn gevoelens ontleent aan citaten van de door Patterson bewonderde Keats. Hij doet net of hij zelf zo literair is aangelegd.

4. Liefdesrelaties
Natuurlijk bloeien in oorlogstijd relaties op. Ook in deze roman wordt over de liefde gesproken, maar vrijwel allemaal kennen ze een fatale afloop. Mary Bromley wil eigenlijk niets meer te maken hebben met John Patterson, wanneer ze weet dat hij niet aan de oorlog wil deelnemen. Ze geeft hem een witte veer en beschimpt hem in het openbaar. Later hoort hij van mevrouw Bromley dat ze een andere verloofde heeft uitgekozen.

De liefdesrelatie van Walter Simkims loopt ook op niets uit wanneer hij sneuvelt. Uit de brief van Gladys aan Walter die John na de dood van Walter leest, blijkt dat ze heel veel van elkaar hielden. Hij moet een afscheidsbrief formuleren.


Ook de liefdesrelatie van John vader en zijn moeder is gedoemd te mislukken. Ze behoorden tot een verschillende sociale klasse. Zij koos voor de liefde, maar moet een hoge prijs betalen wanneer ze bij de geboorte van John sterft.

De relatie tussen mijnheer en mevrouw Bromley is ook niet al te goed. Hij sneuvelt, maar daar blijkt ze toch minder last van te hebben dan van het ontbreken van nieuws over Martin.

5. Vader-zoonverhouding
John heeft wel een aparte verhouding met zijn vader. De man wil goed voor hem zorgen en hij is bereid een deel van zijn kostbare verzameling boeken te verkopen voor het collegegeld van John. Maar heel veel praten ze niet met elkaar. John ziet dat zijn vader gedurende de oorlog steeds depressiever wordt. Hij kan het niet verkroppen dat hij brieven met doodstijdingen moet bezorgen. Daarom doet hij net alsof de oorlog niet bestaat. Hij schermt zijn boeken af met jute zakken in geval van brand. Hij bezorgt de brieven niet, waarmee hij de werkelijkheid wil ontkennen. Maar hij zet zijn zoon ook niet aan om zich te melden als vrijwilliger, zoals de vaders van Martin en William wel doen. Hij respecteert de keuze van zijn zoon en is bereid ook het tweede jaar het collegegeld te betalen. Maar John faalt. Niettemin laat hij zijn zoon in de steek wanneer hij ervoor kiest om in de rook te blijven zitten, als er bommen vallen op hun huisje.

6. Dood en zelfmoord
Dit motief hoeft nauwelijks verdere uitleg. Er sterven natuurlijk in dit oorlogsverhaal vele jonge soldaten. Wie een hoed beeld wil krijgen van de grote aantallen oorlogsslachtoffers, doet er goed aan een keer een bezoek te brengen naar de streek rondom Ieper en Poperinge. Ik was er in de zomer van 2011 in het kader van een excursie van onze havo-4 leerlingen in het kader van hun examenonderwerp.

Zelfmoord/zelfdoding
- De zelfmoord van William Dunn
- De zelfdoding van zijn vader
- De verkapte pogingen van Ashwell om er een einde aan te maken

7. Relatie met literatuur
Er zijn talrijke verwijzingen naar de literatuur. De vader van John verzamelt namelijk boeken en daarmee wordt John al op jonge leeftijd mee geconfronteerd. Hij gaat natuurlijk niet voor niets Engelse literatuur studeren en komt ook in aanraking met Duitse schrijvers via William Dunn.
Zo zijn er veel verwijzingen naar Charles Dickens, Richard Kipling, John Keats, en Goethe. William kopieert zelfs de dood van de “jungen Werther”door zich voor het hoofd te schieten.

Keats is de dichter die John bewondert omdat zijn moeder aantekeningen heeft gemaakt in de bundel die hij van zijn vader heeft gekregen. Dat is ook het enige boek dat hij later niet verkoopt. Hij citeert er liefdeszinnen uit voor de brieven van Walter Simkins.

Maar is in de tussenliggende regels ook niet op te maken dat literatuur (cultuur) geen stand kan houden in een oorlog. Het kamertje met boeken dat de vader van John zo trots in stand houdt (o.a. met jute zakken) moet tenslotte toch verkocht worden om John te kunnen laten voortleven. Alleen het boek van Keats overleeft het. Is liefdespoëzie daarmee superieur aan de oorlog?

8. Vriendschap
Vriendschappen/kameraadschappen ontstaan en worden ook verbroken in oorlogstijd.
- John Patterson en Martin Bromley raken van elkaar verwijderd
- John Patterson en William Dunn op de universiteit
- John Patterson en zijn leidinggevende Ashwell
- John Patterson en zijn collega Walter Simkins
Triest is de rode draad die John Patterson steeds treft, hij raakt al deze personen kwijt. Alle vier zijn ze omgekomen in de oorlog.

Beoordeling scholieren.com
Ik was enkele jaren geleden erg onder de indruk van de roman “De Engelenmaker” dat ik voor deze website heb geanalyseerd. Ook de vele leerlingen die ik het boek kon aanraden, waren enthousiast. Ik was dan ook erg benieuwd naar de nieuwe roman van Stefan Brijs die lang op zich heeft laten wachten.

In de herfstvakantie van 2011 kon ik het boek meenemen naar een hotel aan de Costa del Sol. Ik heb het verhaal achter elkaar uitgelezen. Want Stefan Brijs heeft zich ontwikkeld tot een ware verhalenverteller. Daar is helemaal niets mis mee. In een andere recensie las ik dat hij op een bepaald niveau vergeleken werd met Thea Beckmann en die vergelijking kan ik me wel voorstellen. Er is een soepel doorlopende verhaallijn waarbij je in de gaten krijgt dat de schrijver zich heel goed heeft voorbereid met informatie over het onderwerp. Thea Beckmann deed dat ook altijd. Je kunt daardoor heel goed in de sfeer van het milieu uit de tijd van de Eerste Wereldoorlog komen. In enkele recensies wordt aangegeven dat de figuur van John wat bleekjes in de roman naar voren komt. Die mening ben ik niet toegedaan. Juist John maakt een enorme ontwikkeling door : van verlegen maar toch ook kritische student naar iemand die volkomen ontnuchterd de wereld van de oorlog instapt maar ook weer uitrolt.

Het verhaal geeft m.i. een goed beeld van de waanzin die er tijdens deze krankzinnige oorlog overheerste. Volkomen onnodig werden duizenden jonge mannen de dood in gestuurd, als lemmingen.

Wie daarbij nog het boek van Conny Braam “De handelsreiziger van de Nederlandse cocaïnefabriek” leest, weet dat ook Nederland nog een bedenkele rol in deze oorlog heeft gespeeld door cocaïne te produceren en dat aan beide partijen voor grof geld te verkopen, waardoor ook na deze krankjorume oorlog duizenden jonge mensen aan de drugs verslaafd waren.
Het boek sprak me bovendien aan, omdat ik kort ervoor nog met onze havo-4 leerlingen op een excursie naar Ieper in België was geweest en de massale oorlogskerkhoven met eigen ogen heb kunnen aanschouwen.

Zoals gezegd heb ik het boek in één ruk uitgelezen en een groter compliment kun je een schrijver nauwelijks maken. Toch vond ik ‘De Engelenmaker” een beter ( lees meer literair) boek. Maar het valt natuurlijk voor een schrijver niet mee om een dergelijk meesterwerk te overtreffen.

Het boek is 512 bladzijden dik, maar de informatie die je krijgt, is van belang , zeker voor mensen die in hun vakkenprofiel geschiedenis hebben opgenomen. Toch ben ik van mening dat de schrijver wat kritischer had moeten zijn en zich wat beperkingen had moeten opleggen. Op den duur vond ik het tweede deel wat traag worden en er had m.i. over het gehele roman verhaal gezien wel een inperking van laten we zeggen 100 bladzijden kunnen zijn.
“Schrijven is m.i. namelijk nog steeds schrappen.”
Ook wat de stijl betreft, ben ik iets minder enthousiast dan ik destijds was over de stijl van “de Engelenmaker.’ Een aantal beeldspraken zijn gewoon clichés

Niettemin denk ik dat veel scholieren het boek erg goed zullen vinden en ik wil het dan ook van harte aanbevelen voor de leerlingen van de havo- en vwo-afdeling. De amusementswaarde van het verhaal is groot. Ik wil 4 punten toekennen voor de literaire waarde op onze lijst.

Recensies
Met zijn vorige roman “De Engelenmaker” is Stefan Brijs ook in Nederland doorgebroken. Daarom wordt zijn nieuwe roman in grote, landelijke dagbladen besproken.


'Brijs laat zien dat lezen tot leven wekken is, of, binnen het perspectief van de roman, in leven houden. Dit samenspel is van een ontroerende schoonheid, en via allerlei verwijzingen, een ode aan de literatuur bovendien. (...) Op de schouders van reuzen is de Vlaming er opnieuw in geslaagd een toegankelijk en aantrekkelijk boek te schrijven. Deze keer over loyaliteit, vriendschap en heldendaden. Mooi. Maar het echte avontuur openbaart zich in de hartveroverende gelaagdheid van deze roman.' (Daniëlle Serdijn in De Volkskrant, 15/10/11)

Maar de recensie in de andere Nederlandse topkrant (het NRC) is niet zo lovend. Brijs sluit aan bij de realistische Engelse romantraditie, waarvan ook Dickens (wiens naam vaak in Post voor mevrouw Bromley genoemd wordt) deel uitmaakt. Maar het verhaal komt langzaam op gang, is praktisch humorloos en blijft een beetje kabbelen, wat vooral veroorzaakt wordt doordat de personages niet interessant genoeg zijn. John is een bleke figuur (al is hij misschien door Brijs zo bedoeld), waardoor het je weinig kan schelen wat er met hem gebeurt; Martin is een vervelende rouwdouw, terwijl de intellectuele pacifist William karikaturaal aandoet. Je kunt je in beide gevallen moeilijk voorstellen wat John in hen ziet.
Daar komt bij dat Brijs stilistisch tekortschiet. Post voor mevrouw Bromley staat vol met hoog-literaire verwijzingen – naar Milton, naar Keats, naar Dickens – maar die steken des te meer af tegen de vlakke verteltrant, de af en toe sleetse beeldspraak (‘mensen zijn lemmingen’, ‘pronken als een pauw met zijn staart’) en de houterige dialogen, die niet zelden worden geaccentueerd met een quasi-Engels ‘niet?’ op het eind van een zin. ‘Literatuur moet je ráken. Alsof er een mes – tsjak! – tussen je ribben wordt geplant’, zegt William tegen John. Romantische overdrijving natuurlijk, maar het mag best een beetje prikken.[….]
Natuurlijk is het niet alles modder wat er blinkt; Johns hopeloze pogingen om in het gevlij te komen bij het zusje van Martin zijn roerend en goed beschreven, en de scènes waarin hij door Mary tot op het bot vernederd wordt, zijn op de goede manier pijnlijk om te lezen. Johns leugenachtigheid (en ook zijn verdedigbare lafheid, waarop in de hele roman gezinspeeld wordt) had een fascinerende roman kunnen opleveren – een oorspronkelijke bijdrage aan de WO I-literatuur. Maar het lijkt erop dat Brijs zijn hoofdpersoon niet hard durfde aan te pakken. Zichzelf trouwens ook niet, want dan had hij meer in zijn verhaal gewied. ‘Ik had naar water verlangd, maar ik had zand gekregen’, zegt John wanneer hij teleurstellend nieuws van het thuisfront krijgt. De lezer van Post voor mevrouw Bromley, die had gehoopt op een waardige opvolger van De engelenmaker, had het niet beter kunnen formuleren.
(Pieter Steinz op 17 oktober 2011)


Lies Schut schrijft in De Telegraaf : 'Stefan Brijs weet met deze zorgvuldig, haast klassiek geschreven roman de lezer zonder uiterlijke franje de geschiedenis in te zuigen. De dramatiek van Poperinge en Ieper herleeft, evenals de eerste twee decennia van het 20e-eeuwse Londen. Ondertussen breekt hij wel een lans voor de literatuur en de verbeeldingskracht daarvan.' -

Op zijn literatuurlog schrijft Coen Peppelenbosch op maandag 17 oktober 2011 dat de roman van Stefan Brijs vlakker is dan de roman “Godenslaap”van Erin Mortier. Ook de taal in het boek wil maar niet vlammmen. Dat blijkt vooral in nogal voor de hand liggende vergelijkingen. Een maand gaat voorbij 'als een schip aan de horizon', John voelt zich 'als een muis in de klauwen van een kat' of staat te rillen 'als een jong veulen', maar druipt een paar bladzijden verder af 'als een krolse kater die een emmer water over zich heen had gekregen'.

Sterker is het portret dat John van zijn vader geeft, een postbode die na het verlies van zijn vrouw van zijn huis een monument heeft gemaakt, opgetrokken uit een enorme collectie boeken. Boeken die zij kende van het milieu waaruit ze kwam, maar waaruit ze verstoten werd toen ze verliefd werd op de postbode. Dat beeld van die muren van cultuur die uiteindelijk toch niet stand houden in een oorlog tillen de roman op een iets hoger niveau. Als John in het leger brieven naar mevrouw Bromley schrijft, beschrijven de woorden een eigen werkelijkheid. De waarheid over de dood van haar zoon zou alle hoop kapotmaken: in fictie overleven mensen. Maar alleen in leugenachtige fictie. In wezen is Post voor mevrouw Bromley een boek over de kracht en de onmacht van taal.


Maar Brijs is een Vlaming en de Vlaamse recensenten zijn maar wat trots op hun landgenoot. Op de site van
Knack.be schrijft Frank Hellemand op woensdag 19 oktober 2011 Laat er geen twijfel over bestaan: Brijs schreef met Post voor mevrouw Bromley de beste verhalende roman over de Eerste Wereldoorlog in de Nederlandstalige literatuur.

Erwin Mortier maakte met Godenslaap een mooie evocatie over de dubbelzinnige, onmenselijke schoonheid van die oorlog, maar Brijs' meesterstuk is nog van een andere orde. Hij slaagt erin om een groot en geloofwaardig verhaal op te hangen rond de lotgevallen van twee Engelse boezemvrienden.

Knap is de manier waarop Brijs zich hoedt voor de documentaire val van de auteur die breed wil uithalen en die daarom graag met veel historisch opzoekmateriaal uitpakt. Het verhaal rijdt zich niet vast in feitenkennis - met dank aan de soepele dialogen, de onverwachte wendingen en de aparte details. Te midden van het oorlogsgeweld gaat Johns luitenant bijvoorbeeld op zoek naar sneeuwklokjes en bosanemonen, want 'in deze oorlog moet je blij zijn met het geringste teken van schoonheid'.
Wie nu nog beweert dat een Vlaamse schrijver geen groots en meeslepend verhaal kan vertellen, moet dus dringend Post voor mevrouw Bromley lezen. Benieuwd of Mail for Mrs Bromley in Britse vertaling evenveel gensters zal slaan.


Mark Kloostermans in De Standaard van vrijdag 14 oktober concludeert: “Brijs' nieuwe roman snijdt minder grote thema's aan dan De engelenmaker. Wel laat dit boek zich lezen als een kritiek op machodenken. De mannen in deze roman ontlenen hun identiteit aan de mate waarin ze kunnen vechten. 'Wees een man en vecht!' schreeuwt een poster ergens. Zelfs de vaderlijke sergeant Ashwell weigert op een bepaald moment de kans om het front te verlaten: dat zou zijn trots niet overleven. Mannen moeten durven en jutten elkaar op. Ze moeten de harde waarheid onder ogen durven te zien. Johns manipulatie van de post is daar een stil protest tegen: hij stelt de confrontatie met de waarheid zo lang mogelijk uit. Morele vragen om op te kauwen.

Over de schrijver en eerder gepubliceerde werk
Bron: website auteur
Stefan Brijs werd geboren op 29 december 1969 in Genk (Belgisch-Limburg), waar hij ook jarenlang woonde en naar school ging. In 1990 studeerde hij af als onderwijzer en begon als opvoeder aan zijn vroegere middelbare school te werken. Van 1994 tot 1997 woonde hij in Zonhoven, daarna vestigde hij zich opnieuw in Genk.
Sinds 1999 schrijft Stefan Brijs voltijds – hij had op dat ogenblik drie boeken gepubliceerd en verscheidene essays en recensies geschreven voor de boekenbijlagen van De Morgen en De Standaard. In 2003 verhuisde hij naar het platteland, niet ver van het stadje Lier in de provincie Antwerpen.

2) BIBLIOGRAFISCHE NOTEN

Stefan Brijs debuteerde bij uitgeverij Atlas (Amsterdam) met De verwording, een magisch-realistische roman die opviel door zijn barokke taal. Een recensent noemde hem toen ‘een groot talent’ en ‘de hoop van de Vlaamse letteren’.
Na zijn debuut zwierf Brijs over Vlaamse begraafplaatsen, op zoek naar de resten van zijn literaire voorgangers, onder wie Gustaaf Vermeersch, Richard Minne, Maurice Gilliams en Karel van de Woestijne. Zijn queesten beschreef hij in Kruistochten, dat in 1998 verscheen. Deze essays kregen een vervolg in de krant De Standaard, waarvoor hij De vergeethoek maakte, een serie literaire portretten van vergeten Vlaamse schrijvers die in maart 2003 werden gebundeld.
In 2000 verscheen Arend, een aangrijpende roman over een misvormde jongen, die op zoek is naar zichzelf, naar begrip en naar liefde en ervan droomt om ooit te kunnen vliegen. Het boek kreeg zowel in Vlaanderen als in Nederland veel lof toegezwaaid. In Het Belang van Limburg werd het ‘een sterke en ontroerende roman’ genoemd, in Knack ‘een literaire prestatie die er mag zijn’. De Volkskrant had het over ‘een wonderschone roman’ en HP/De Tijd over ‘een nieuwe literaire sensatie’.
In de zomer van 2001 was er de publicatie van Villa Keetje Tippel, die veel stof deed opwaaien. In deze monografie wordt de geschiedenis verteld van de schrijfster Neel Doff en haar (intussen gesloopte) villa in Genk, die zij van 1908 tot 1939 elke zomer betrok en die haar inspireerde tot verscheidene werken. Tegelijk verwerkte Stefan Brijs in dit boek ook de geschiedenis van zijn eigen geboorte- en woonplaats Genk, een schilderachtig boerendorpje in de Kempen dat in honderd jaar tijd uitgroeide tot het industriële kunsthart van Belgisch-Limburg.
In de winter van 2001 verscheen Twee levens, een novelle die net als Arend in Vlaanderen en Nederland erg positief werd ontvangen. De Morgen had het over 'een beklemmend kerstavondrelaas', in het Parool werd de novelle aangeprezen als 'een overtuigend verhaal. Heel mooi' en het Algemeen Dagblad schreef dat het 'een pracht van een kerstnovelle' was.
In oktober 2005 verscheen zijn nieuwe roman De engelenmaker, waarvan de vertaalrechten aan meer dan tien landen zijn verkocht, waaronder Amerika, Engeland, Frankrijk, Duitsland en Rusland. Het boek ging intussen in Vlaanderen en Nederland al 125.000 keer over de toonbank en werd bekroond met de Gouden Uil Prijs van de Lezer 2006, de Vijfjaarlijkse Prijs voor Proza van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 2006 en door de leesclubs van Vlaanderen en Nederland met de Boek-delenprijs 2007. Ook werd het genomineerd voor de Libris Literatuurprijs 2006 en de AKO Literatuurprijs 2006. In 2010 kreeg de Franse vertaling Le Faiseur d'anges de Prix des Lecteurs Cognac, een jaar later won het boek de Euregio-Schüler-Literaturpreis, toegekend door scholieren uit België, Nederland en Duitsland. In 2011 verscheen de 25ste druk in het Nederlands als Dwarsligger®
In oktober 2006 verscheen Korrels in Gods grote zandbak, een essaybundel over de schrijvers van Turnhout, onder wie Jan Renier Snieders, Emiel Fleerackers, Jozef Simons en Ward Hermans. Dit boek schreef Stefan Brijs in opdracht van de stad Turnhout en het Cultuurcentum De Warande.

REACTIES

A.

A.

Heel erg bedankt voor de verslagen (niet alleen van dit boek)

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Post voor Mevrouw Bromley door Stefan Brijs"

Ook geschreven door Cees