Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Massamedia - Hoofdstuk 1,2,3

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 4e klas havo | 1036 woorden
  • 9 november 2010
  • 42 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
42 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Massamedia - Begrippen hoofdstuk 1,2,3

Cultuur= De levenswijze van een groep mensen zoals die op verschillende manieren zich manifesteert en tot uitdrukking komt in waarden, normen, gewoontes, regels, tradities, rituelen, symbolen en kunst.

Immaterieel= Opvattingen van goed en kwaad, van zekere voorspellingen omtrent de meest juist geachte wijze van leven, van overtuigingen en van cultuur als bestaande uit richtijnen voor het gedrag.

Deviant gedrag= Afwijkend gedrag.

Sociale controle= Het middel waarmee mensen of groepen in de maatschappij andere menen zo onderdruk te zetten dat ze zich aan de algemeen geldende normen houden.

Subcultuur= Een cultuur die in bepaalde opzichten afwijkt van de overheersende cultuur, maar op vele punten ingepast is in de overheersende cultuur.

Domiante cultuur= De overheersende cultuur in een samenleving.

Tegen-of contracultuur= Culturen die verzetten tegen de overheerende cultuur.

Normatief= De leden van een samenleving of gemeentschap of groepering behoren zich te gedragen vanwege hun lidmaatscap volgens de voorschriften van hun (sub)cultuur.

Multiculturele samenleving= Samenleving waarin vele verschillende culturen naast elkaar bestaan.

Immigranten= Binnenkomende landverhuizers.

Inburgerings contracten= Buitenlanders zijn verplicht een cursus Nederlands en maatschappijoriëntatie te volgen.

Culturele antropologie= Een wetenschap die zoekt naar kenmerkende verschillen van volkeren en dan vooral de westerse en niet-westerse culturen met elkar vergelijkt.

Etnocentrisme=Het centraal stellen van de eigen cultuur bij de benadering en beoordeling van andere cultuen.

Referentiekader= Het geheel van persoonlijke waarden, normen, kennis, ervaringen, zienswijzen en opvattingen.

Generatieconflict= Jongeren verschillen van mening mer oudere generaties.

Waarden= Oriëntatiepunten voor het gedrag van mensen, die aangeven wat mensen nastrevenswaard en waardevol vinden.

Normen= Wetten, regels en gewoonten, die voortkomen uit waarden en waarvan men aanneemt dat mensen zich eraan behoren te houden.

Gewoonten= Gedragswijznen die mensen er bijna automatich op nahouden.

Socialisatie= Het proces waarbij de waarden, normen, regels, gewoonten, tradities en andere cultuurwaarden van een samenleving worden overgedragen op anderen.

Socialisatoren= Instituties waarmee socialisatie (cultuuroverdracht) in een samenleving plaatsvindt.

Internalisatie (verinnerlijking)= Het zich als zodanig eigen maken van de groepswaarden en -normen, die niet meer als van buitenaf opgelegd worden ervaren.

Interactie= Wisselwerking tussen personen.

Vooroordelen= Een irrationele mening of houding die niet voldoende op feiten en ervaringen is gebaseerd, maar op 'geloven', 'horen zeggen' of eenmalige ervaringen.

Stereotypering= beeldvorming van het gedrag en de mentaliteit van leden van een andere groep die sterk generaliserend, vereenvoudignd en vertekenend is.

Self-fulfilling prophecy= Een aanvankelijke onjuiste definitie van de situatie mensen ertoe brengt zich daarnaar te gaan gedragen, zodat de onjuiste defenitie van de situatie tenslotte juist wordt.

Discriminatie= Niet terecht verschillend behandelen van personen of groepen personen op grond van zaken die in een bepaalde situatie niet ter zake doende zijn.

Negatieve discriminatie= Benadelen van mensen.

Positieve discriminatie= Mensen die een achterstand hebben worden bevooroorddeeld.

Racisme= Mensen worden benadeeld ten opzichte van anderen op grond van hun huidskleur.

Doelgroep= De mensen waar je je doelbewust op richt.

Seksisme= Het achterstellen van vrouwen op grond van hun geslacht.

_________________________________________________________________________________


Informatie= -Datgene wat iemand al weet.

-Datgene wat te weten valt (datgene wat wetenswaardig is).

Selectief waarnemen= Mensen zien of horen alleen maar datgenne wat ze ook willen horen of zien.

Informatiemaatschappij= Een maatschappij die bepaald en beheerst wordt door informatie.

Informatieblindgang= Te veel informatie die we toch niet kunnen 'ontvangen' en interpreteren.

Communicatie= Een bedoeld of onbedoeld proces dat zich afspeelt tussen tenminste twee personen, waarvan een, die we zender noemen, aan de ander, die we ontvanger noemen, een boodschap doet toekomen.

Encoderen= Het pakken van de boodschap in een bepaalde code(vorm).

Decoderen= Het uitpakken van de boodschap door de ontvanger.

Feedback= Een reactie van de ontvanger op de boodschap van de zender.

Eenzijdige communicatie= Een soort van eenrichtingsverkeer.

Meerzijdige communicatie= Tweerichtingsverkeer, waarbij mensen op elkaars boodschappen reageren.

Interactieproces= Onderlinge gedragsbeïnvloeding van mensen door actie en reactie.

Mimiek= Gezichtsuitdrukkingen, gebaren en de lichaamshouding.

Directe communicatie= Hiervan is sprake als mensen rechtstreeks met elkaar communiceren (face-to-face relatie).

Indirecte communicatie= Communicatie die met technische hulpmiddelen (communicatiemedia of kanaal bv. satalieten, lichtgolven, telefoonkabels etc.) of media (medium(=feitelijke drager van boodschap) kranten, brieven, tijdschriften, telegrammen of computerprogramma's) geschiedt.

Communicatiestoornis= Ruis.

Verbale communicatie= Communiceren met het gesproken woord (taal).

Non-verbale communicatie=Communicatie waarbij geen gesproken taal worddt gebruikt.

Interersoonlijke communicatie= Communicatie vanuit één persoon/zender en die richt zich op één persoon of enkele personen als ontvangers, meestal in zijn fysieke nabijheid.

Massacommunicatie= Vorm van communicatie waarbij boodschappen openbaar door technische verspreidingsmiddelen (massamedia) indirect en eenzijdig aan een 'verspreid pubiek' worden overgebracht.

Contentplatform= Een plaats waar je gebruik kunt maken van diverse soorten media-inhoud: literatuur, films, nieuwsberichten, discussies, muziek enz.


Propaganda= Een activiteit om mensen heel bewust voor je te winnen.

Ideële reclame= Hierbij wordt getracht het gedrag en de houding van mensen te veranderen ten opzichte van een bepaalde zaak.

Politieke informatiefunctie= De massamedia dienen informatie te verstrekken over het overheidsbeleid.

Mediacratie= Televisiedemocratie, waarbij de televisie de poitieke dienst uitmaakt en waarbij de politici naar de pijpen van de televisie dansen. Media bepalen hoe mensen over zaken denken.

Agendfunctie of spreekbuisfunctie= Doorsluizen van wensen en eisen van de 'gewone man' naar de politiek.

Controle of waakhondfunctie= De massamedia moeten steeds de eventuele tekortkomingen in het overheidsbeleid en in het functioneren van gezagdragers en politici naar voren brengen.

Commentaar- en opiniefunctie= Door het verstekken van informatie, achtergrondinformatie, het commntaar en de opinieartiekelen van de massamedia dragen bij tot het politieke debat.

Opinieartiekelen= Hierin kunnen allerlei mensen hun zienswijze op een bepaalde zaak geven.

Redactionele commentaar= Hierin is het de hoofdredactie van een krant die haar commentaar (zienswijze) over een bepaalde kwestie geeft.

Onderzoeks functie= De journalist graaft naar verborgen aspecten van beleid en beleidsvorming.

Educatiefunctie= Via curussen krijgt de lezer, luisteraar of kijker informatie en kennis overgedragen.

Infotainment= De informatie die wordt vertrekt, wordt gecombineerd met amusement of de informatie wordt op een luchtige manier aangedragen.

Sociale cohesie= Een samenhang van een groepering door saamhorigheid van leden, gemeten naar de mate waarin de leden de grenzen van de groepering willen handhaven.

Nieuwsverschraling= Het nieuws dat gepresenteerd wordt, is steeds meer van hetzelfde.

KISS-principe= Keep It Short and Simple.

Nivellering en missificatie= Voor iedereen hetzelfde brengen en in wezen alle mensen worden uitgenodigd om te kijken.

Hypes of mediahyperventilatie= nieuws dat zichzelf versterkt zonder dat zich er nieuwe feiten voordoen.

Mediaframes= Berichtgeving over een onderwerp vanuit hetzelfde perspectief.

REACTIES

A.

A.

Slecht getypt en verwoord. Seksisme is onjuist.

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.