Ademhalingsstelsel = bestaat uit bronchien longen en luchtpijp de taak is om zuurstof op te nemen uit de lucht en co2
Alvleesklier = de orgaan tegen de onderkant van de maag maakt de hormonen glucagon en insluienen
Alvleessap=verteringssappen uit de alvleesklier bevat enzymen die in de 12vingerige darm eiwitten vetten en koolydraten verteren
Bloedvatenstelsel =bestaat uit hart en bloedvatten de taak is alle voedingsstoffen naar je organen te vervoeren
Bronchiën =vertaking van je luchtpijp
Cellen =kleinste bouwstenen in je lichaam
Co2 = zuurstof
Darmflora = bacterie in je dikke darm die leven van onverteerde stoffen
Darmplooien = uitstulping aan de binnekant van je dunnen darm zorgt er voor dat je voedingsstoffen goed opgenomen worden
Darmsap =verteringssap uit klieren in de wand van de dunne darm bevat enzymen die de vertering van eiwitten vetten en koolydraten afmaakt
Dikke darm =hier word het meeste water uit de onverteerde voedingstoffen gehaald
Dunne darm = hier word de vertering van koolydraten eiwitten en vetten afgemaakt door enzymen en de voedingstoffen worden opgenomen in het bloed
Endeldarm =slaat alle poep op
Energie =hebben organisme nodig om warm te blijven en te kunnen blijven te bewegen bij verbranding van voedingsstoffen komt energie vrij
Enzymen = stof die bepaalde voedingsstoffen kan afbreken werkt het best bij een optimum tempratuur
Gal = gal verdeelt vet in kleine druppeltjes zodat enzymen het beter kunnen verteren
Gaswisseling =uitwisselen van gassen
Glucose =soort koolhydraat het is de belangrijkste energie rijkste verbrandingsstof
Haarvatten = het kleinste soort bloedvaten
Huig = sluit je neusholte af als je slikt
Inademen = lucht stroomt je lichaam in en je longen worden groter
Lever = uitscheidingsorgaan zet giftige stoffen om in minder giftige stoffen en maak van oude rode bloedcellen gal
Longblaasjes =blaasje aan het einde van je luchtpijptakjes mhierin vind de opname van zuurstof plaats
Longen = in je longen gaat zuurstof vanuit de lucht het bloed in en koolstofdioxide naar de lucht
Maag =de maag verzamelt en kneed het voedsel fijn
Maagsap = een verteringssappen uit klieren in de maagwand bestaat uit zuur die bacterie dood en enzymen die eiwitten verteren
Maagzuur = zuur in de maagsap die een bacterie dood
Maximumtemperatuur = de hoogste tempratuur waarbij een enzym werkt
Middenrif = gespierd vlees dat de romp in de buik borst holte verdeelt
Minimum tempratuur = de laagste tempratuur waarbij een enzym werkt
Mondholte =begin van het verteringsstelsel hier word voedsel fijn gekauwd en komt er speeksel bij
Ontlasting = ingedikte onverteerde voedinstoffen die je lichaam kwijt moet
Optimale temperatuur = de beste tempratuur waarbij enzymen werken
Organen = deel van je lichaam met een bepaalde taak
Organenstelsel = organen die samen werken aan een grotere taak bijv. het verterinsstelsel
Peristaltische beweging = spierbeweging in de wand van je organen van het verterinsstelsel die de voedselbrij voordurend mengen en kneden
Poep = zie ontlasting
Romp =lichaam zonder hoofd armen benen bestaat uit alleen een borst holte en buik holte en daar liggen de meeste organen
Slijmcellen = onderdeel van je slijmvlies het produceert slijm
Slokdarm = hierdoor gaat het voedsel van de keelholte naar de maag
Speeksel = verteringssappen bevat een enzym dat zetmeel verteerd
Strotklepje = het klepje dat je luchtpijp afsluit bij slikken
Trilhaartjes =transporteren slijm met stofdeeltjes naar de keelholte
Twaalfvingerige darm = in de 12 vingerige darm komt alvlees sap en gal bij het voedsel
Uitademen = luchtstroom naar buiten door dat je longen kleiner worden
Uitscheidingsstelsel = bestaat onderandere uit de nier blaas taak verwijderen van afval stoffen uit het lichaam
Verslikt = oedsle gaat tijdens het slikken niet de slokdarm in maar in je neus of luchtpijp
Vertering = kleinmaken van voedingstoffen dat ze opgenomen kunnen worden in het bloed
Verteringsappen = bevatten enzymen en verkleinen daar mee grote voedingsstoffen
Verteringsstelsel = bestaat onder andere uit de slokdarm maag mondholte en zorgt er voor dat voedingstoffen kleiner worden
Voedingsmiddel = alles wat je eet en drinkt
Voedingstoffen = alle stoffen die in een voedingsmiddel zitten
Voedingsvezels = stoffen die er voor zorgen dat je spieren en darmen actief blijven
Water = bouwstof voor je lichaam
Weefsel =een groep cellen met de zelfde bouw en taak
Zenuwenstelsel =bestaat uit hersenen ruggenmerg en zenuwen en ze sturen alle organen aan
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden