Laat ik er niet omheen draaien en eerlijk zijn, dat is immers het moeilijkste voor een verslaafde: ik ben redelijk vergroeid met mijn mobiele telefoon. Vrienden hoeven nooit te klagen dat ik niet binnen een kwartier reageer, want ik reageer áltijd binnen een kwartier.
Mijn telefoon is mijn baby, door dik en dun. Maar hoewel ik in de meeste gevallen niet te breken ben met mijn mobiele telefoon, lijkt er een bijzondere uitzondering te zijn: tijdens een examen.
Zodra ik een examenzaal binnen kruip (oké, ik loop, desalniettemin voelt het soms alsof ik naar de slachtbank kruip), zijn mijn gedachten overal behalve bij mijn smartphone. Ik zet het ding op vliegtuigmodus, neem plaats op de allesbehalve comfortabele stoelen, strek mijn handen en open het examenboekje.
Aan mijn reet roesten
Minimaal twee uur lang denk ik na over stadhouder Willem II, de functie van het woord 'bref' in zin X, con- en divergente plaatbewegingen en kan het aan mijn reet roesten wat mijn vrienden me allemaal sturen. Immers, een groot deel van hen maakt op datzelfde moment hetzelfde examen, of is bezig met een ander examen.
Hoewel De Volkskrant op dinsdag 14 mei beschreef hoe leerlingen tijdens hun examen craven naar hun iPhone, besef ik meestal pas weer dat ik een telefoon heb als ik de zaal uitloop (sterker nog: vorige week vergat ik hem). Ergens denk ik dat het misschien best een goede remedie is voor mijn verslaving: iets doen wat zoveel concentratie vergt dat ik niet aan mijn telefoon wil denken. Tijdens het maken van oefenexamens checkte ik stiekem nog steeds minimaal elke 30 minuten 'even of ik iets gemist had'.
Terug naar de basis
We lijken overspoeld te worden door een hoeveelheid aan data en 'interessante' berichtgeving, maar ergens doet het me dan ook goed dat wij (of ikzelf tenminste, als individu) als adolescenten nog steeds de mogelijkheid bezitten om iets uit te voeren zonder dat mijn gedachten ook maar één seconde bij mijn baby zijn.
We veranderen snel, maar toch lijken we op belangrijke momenten toch terug te vallen naar de basis en blijken nog prima zonder mobieltje te kunnen. Tenminste, ík. Jij ook?