Een aantal vmbo-t'ers dacht slimmer te zijn dan de examenmakers. Ze klopten aan bij het LAKS en mailden zelfs naar ons: "Het antwoord op vraag 34 van het nask 1-examen klopt niet!"
Goed geprobeerd, maar helaas....
De vraag
Welke fase heeft mist?
A gasvormig
B vast
C vloeibaar
"Simpel," dacht vmbo'er Adam die ons hier later een mailtje over stuurde. "Mist is een vloeistof in een gas, dus verkeert het in een gasvormige fase."
Het antwoord
In het correctievoorschrift stond echter heel wat anders. Daar stond C: een vloeibare fase. Goed voor één punt. Het LAKS kreeg daar vervolgens een hoop klachten over, soms zelfs voorzien van wetenschappelijke bewijsstukken.
Het LAKS schakelde daarom een docent in, maar die liet vervolgens weten dat het correctievoorschrift toch écht klopt. "Mist is een laagzwevende wolk die bestaat uit zwevende waterdruppels. Daardoor verkeert het dus echt in een vloeibare fase," staat op Examenklacht.nl te lezen. Het goeie antwoord is en blijft dus antwoord C.
Reacties Reacties
1💜 Lucht je hart, help elkaar en blijf respectvol 💜
Lees onze volledige Communityregels
F.
Op het moment dat het in aanraking komt met een vorm die een lagere temperatuur heeft, vormt het zich in een vloeibare vorm. Voorbeeld: Waterdamp uit een fluitketel is op het moment dat het uit de ketel komt gasvormig (100 graden kookpunt) maar verandert snel in vloeibare toestand omdat de omgevingstemperatuur lager is. Aanvang is dus gasvorm, vervolg is dus vloeistof. Terugkomend op het voorbeeld fluitketel: Stel de omgevingstemperatuur zou 110 graden + zijn dan blijft de waterdamp zonder in aanraking te komen met vaste vormen die koeler zijn dus een gas.