Of je nou keihard geleerd hebt of niet, iedereen denkt bij sommige examenvragen wel: wat moet ik hier nou weer mee? Het Cito snapt jullie struggle en legt een paar ingewikkelde vragen uit de eindexamens uit. Vandaag: vraag 9 uit het vwo-examen economie.
In het economie examen vwo van dit jaar, moesten de examenleerlingen zich buigen over groene bussen.
De keuze van de bron
De examenmakers hebben dit thema gekozen, omdat het goed aansluit bij de inhoudelijke stof en omdat de vergroening van energie een belangrijk maatschappelijk thema is. De Nederlandse bussen rijden steeds meer op groene stroom. "Veel leerlingen gebruiken dagelijks de bus, of gaan dat straks als student doen. Dit thema sluit aan bij de huidige wereld en de keuzes die daarin gemaakt worden."
Vraag 9 gaat als slotvraag dan ook over het maken van keuzes en de gevolgen daarvan. Hier wordt het principaal-agent probleem geïntroduceerd. Dit probleem toont aan dat een partij (de agent, de busonderneming) beslissingen neemt in opdracht van een andere partij (de principaal, de gemeente) waarbij er sprake is van tegengestelde belangen en een informatievoorsprong voor de agent (asymmetrische informatie). De leerling heeft dus kennis nodig van domein G: Risico en Informatie.
Kader vraag 9
De vraag die bij deze informatie hoort is de volgende:
Leg uit dat een principaal-agentprobleem tussen de gemeente en de busonderneming kan optreden, en leg uit welke twee voorwaarden uit de overeenkomst dit probleem kunnen verminderen.
Vraag 9 nader verklaard
In het ontwerp van het economieprogramma (door commissie Teulings II, 2005) werd het belangrijk gevonden dat leerlingen een transfer maken van concepten van de ene context naar de andere. In deze opgave wordt het concept ‘principaal-agent probleem’ (domein G) toegepast in een context van een wettelijke monopolie (domein D) in plaats van de standaardtoepassing van het principaal-agent probleem tussen bijvoorbeeld werkgever en werknemer.
Doordat een busonderneming het alleenrecht heeft om het busvervoer in een stad te verzorgen, heeft de busonderneming geen concurrentie. Leerlingen weten uit domein D (Markt) dat een monopolist voor maximale winst gaat, waardoor de prijs van een buskaartje onwenselijk hoog kan worden (vanuit de gemeente geredeneerd). Hier spelen dus tegengestelde belangen. In deze context speelt asymmetrische informatie: de agent/ busonderneming weet beter of de kosten worden terugverdiend, of er aanvullende subsidie nodig is en daarnaast welke prijzen ze aan klanten berekenen. Een leerling moet hier dus de principaal (de gemeente) en de agent (de busonderneming) identificeren. Doordat deze rollen zichtbaar worden en de verhouding, wordt het duidelijk dat er twee problemen zijn: tegengestelde belangen en asymmetrische informatie. In de vraag moeten de leerlingen twee voorwaarden benoemen die deze twee problemen kunnen verminderen.
De tegengestelde belangen kunnen verminderd worden door een maximumprijs (voorwaarde v, zie kader) waardoor meer klanten gebruik kunnen maken van de bus (tegen een maatschappelijk wenselijke prijs). De asymmetrische informatie kan opgelost worden doordat de gemeente meer informatie krijgt over het presteren van de busonderneming (dat ze de bussen goed inzetten ten gunste van de klanten). Alleen voorwaarde iv (GPS systeem in de bussen) geeft de gemeente die informatie. Hiermee kan de gemeente de busonderneming controleren, en daarmee informatie verkrijgen of de monopolie terecht is gegeven aan deze specifieke busonderneming.
Transfer tussen 2 domeinen
Het leuke aan deze vraag is dat het gaat om een actueel thema dat in de maatschappij speelt. Er is sprake van een economisch probleem, en in deze vraag moeten leerlingen dat probleem noemen inclusief twee mogelijke oplossingen daarvoor. Daarnaast moet de leerling de transfer maken naar een andere context en daar de geleerde concepten toepassen, precies volgens de bedoeling van het economieprogramma van de commissie Teulings II.