Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Rusland

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • Klas onbekend | 3384 woorden
  • 18 mei 2002
  • 110 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
110 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
§1 Het communisme 1. a Om hun leider te begroeten. Verbetering: Om eer te bewijzen aan hun grote leider. b Ons leven is nu erg goed, en dat hebben we aan Stalin te danken. c waarschijnlijk wel. 2. a De arbeiders zouden de macht overnemen. b Omdat de rijkdommen eerlijk verdeeld zouden worden. 3. Door de industriële revolutie gingen veel mensen naar de steden, en ze hoopten dat het marxisme daar een eind aan zou
maken. 4. a 1 persoon heeft alle macht. b Als veel mensen samen dictator zijn, is het moeilijk om 1 ding te bevelen. 5. a afb. 1 = Ze lopen gelijk naast Stalin. afb. 2 = ze lopen voorop. b Boeren en soldaten. c Rood. d De sikkel wordt gebruikt door de boeren; De hamer wordt gebruikt door de arbeiders. 6. a Hij liet de partijleiders regeren namens de arbeidersklasse. b Omdat ander niet kon worden bereikt wat hij wilde. Verbetering: Om bezitters van fabrieken, winkels en bedrijven te dwingen hun bezit af te staan. c Kapitaalbezitters / de bourgeoisie. 7. Zij beloofden als enige een goede toekomst. 8. a Hij staat tussen hen in. b Rood, dat is de kleur van het communisme. c Slimme man! 9. -Ze waren erg blij met de revolutie. -Ze verwachtte er heel veel van. 10. a Lenin vond dat de partijleiders het alleen konden doen, en volgens Rosa Luxemburg moest je de arbeiders er veel meer

bij betrekken. b Vrije drukpers, vrije vergaderingen, en vrije meningsuiting. c Nee, het was verboden door de Tsaren. 11. a Alleen de communistische partij moest alle macht hebben. b Bezit moet eerlijk verdeeld worden. 12. Liberalisme en nationaal-socialisme. 13. Al het leven in Rusland werd ermee geregeerd. 14. -Gelijkheid (eerlijke verdeling van rijkdommen) (2e) -Gehoorzaamheid van de leiders. (3e) 15. a Reclame maken voor een bepaalde ideologie. b De arbeiders zijn voorgesteld als helden. 16. Door middel van propaganda kan je mensen overhalen om volgens jouw ideologie te gaan denken. 17. Godsdienstige leiders. 18. a Ze lieten aanhangers van godsdiensten niet met rust. b Overteenkomst
19. a Ze vonden dat mensen zoet gehouden werden door praatjes over het hiernamaals. b Ze vonden dat het niet redelijk verklaarbaar was dat God op aarde allerlei wonderen deed. §2 Kameraad Stalin, de grote Leider en Leraar 1. a Iedereen geloofde in hem en hield van hem. b Hij was een harde werker en zeer vriendelijk. 2. a Hun wil was wet. b Zodat iedereen wist wie de Tsaar was. 3. De Franse revolutie. 4. Ze hadden geen vrijheid, en moesten voor de landheer werken. 5. a Het ging slecht met de economie, en Rusland verloor de oorlogen. b Ze beloofden dat het beter zou gaan. 6. Nee, andere partijen hadden meer aanhangers. 7. -Overnemen van de macht S + R -Plotselling uitgevoerd door
een kleine groep S -Grote massa's mensen zijn
erbij betrokken R -Het hele leven in een land
veranderd S+R -De regering wordt afgezet S
8. a Rusland werd communistisch. b Er bleef veel armoede. 9. Zij zouden dan teveel macht hebben. 10. a Alles komt goed. b Het zal waarschijnlijk slecht blijven :-(. 11. Dat hoort zo. 12. Er is maar 1 partij. 13. Hij spoorde mensen op die tegen het communisme waren. 14. Hij was een soort van communistische koning. 15. a Dat iedereen van hem hield, en niemand hem af kon zetten. b Dan durft niemand je ook af te zetten. 16. (858x100) : 1966 = 43,6% b (41x100) : 139 = 29,5% c Ze werden verdacht van verraad. d De leden van het centraal comité waren belangrijker, dus niet zo snel verdacht. 17. a Op afb. 11 is de man met de bril, en de man met de baard en hoedje (beetje onder de man met de bril) verdwenen. b Zodat iedereen hen vergat. c Vies! 18. a Bron 1 = Verdachte. Bron 2 = Aanklager. Bron 3 = Rechter. b Nee, door dit te zeggen hoopte hij een straf te ontkomen. Als hij bijv. had gezegd dat hij het niet had gedaan (wat
volgens mij ook zo is), dan moest hij zeker naar een strafkamp, of werd hij gedood. c Verraad. d De verdachten een verrader noemen, en dat heeft hij ook gedaan. 19. a Een staat waarin: - De regering streeft naar vrijheid en gelijkheid van de burgers. - De regels van het bestuur, en de rechten en plichten van de burgers in wetten zijn vastgesteld. b Nee, de regering en de rechters konden alles met een verdachte doen wat ze maar wilden. 20. a "Hoe heet je?" b Hij was tegen verraders.
§3 Grote plannen voor de economie 1. a Agrarisch. b Industrieel. c Een maatschappelijke revolutie. 2. a Er was minder werk voor hen. b Het milieu werd vervuild. 3. Een planeconomie hoort bij het communistisch systeem, een vrije-markteconomie bij het kapitalistische systeem. 4. Daar bepaalt iedereen zelf hoeveel hij produceert. 5. (wb) 6. a afb. 14: Stuwdam met elektriciteitscentrale wordt gebouwd. afb. 15: Vrouwen halen de graanoogst binnen. b afb. 14: In het vijfjarenplan was veel aandacht voor de zware industrie en de energievoorzieningen. afb. 15: Door collectivisatie moest de landbouw meer graan opleveren. c Je ziet dat Rusland vooruitgaat; het geeft dus een optimistisch beeld. d Werk en vooruitgang. 7. a Gaat achteruit. b Stijgt. c Wol gaat achteruit. Katoen daalt eerst, en gaat dan weer stijgen. 9. a In de jaren '30 was er een economische crisis in de kapitalistische landen. b Dat de Russische economie vooruit blijft gaan. c Een beetje. d De economie heeft last van een crisis, en gaat daardoor achteruit. 10. a wb. b Ja, want er zijn geen privé boeren meer. 11. Voor eeuwige slavernij te tekenen in een of andere kolchoz. 12. a Of het tempo niet een beetje verlaagd kan worden. b Ze vinden dat ze hard moeten werken. c Anders konden ze niet winnen van de kapitalistische concurrentie. 13. - Wat waren de doelen van het plan? - Hoe waren de ontwikkelingen van de landbouw? - Hoe waren de ontwikkelingen van de industrie? - Wat waren de reacties van de arbeiders? - Wat waren de reacties van de boeren? 14. In de inleiding schrijf je waarover de hoofd en deel vragen gaan; In het middeldeel bespreek je de antwoorden op de
deelvragen; In de conclusie komt het antwoord op de hoofdvraag. §4 Een arbeiders- en boerenstaat 1. a In de periode 1928 - 1939. b Toen kwam Stalin aan de macht. c Ja, 2. Industrialisatie. 3. Er kwamen in een korte tijd veel arbeiders, dus waren er niet genoeg woningen. 4. a Ze moesten hun nog van alles leren. b Ze konden niet meteen werken. 5. a - In de krant komen te staan. - Een medaille krijgen. - Een hogere loon krijgen. - Een groter voedselrantsoen krijgen. - Een woning voor het hele gezin krijgen. b Een grotere voedselrantsoen, zodat mijn hele gezin dan genoeg te eten heeft. c Een woning voor het hele gezin, omdat het daar heel slecht mee was geregeld. 6. a Bouwvakkers. b Laten zien dat het een stoer beroep is. 7. a Rijke mensen met belangrijke voorouders. b Ze waren erg rijk. 8 Dan wist Stalin wie zijn vijanden waren. 9. Dieven. 10. a Nee, dan gaat niemand harder werken, want ze kunnen ook geen hogere loon krijgen. b Dan gaat niemand harder werken, omdat ze ook geen hogere lonen kunnen krijgen. 11. Dan zouden de boeren meer produceren, kan er meer worden geëxporteerd en dan word Rusland rijker. 12. a + b wb. c Er bleef steeds minder over voor de boeren. 13. a Hij wilde het niet geloven. b Je ziet hoe arm de boeren zijn. c Op beide afbeeldingen zie je hoe armoedig de omstandigheden zijn. 14. a De mensen mochten alles voor zichzelf houden. b De prijs was hoger. 15. a - Ze wilden niks aan de regering geven. - Ze verzette zich tegen de ambtenaren. - Ze verwachtten hulp van de regering. b Ze gedroegen zich streng tegenover de boeren. 16. Nee, afb. 15 is precies het tegenovergestelde van de waarheid. 17. Hij moest veel problemen oplossen. 18. Het was beter dan niks. 19. Niet alle mensen die zijn overleden zijn opgeschreven. 20. - Boeren gingen minder hard werken. - Boeren kregen kleine stukjes land. - sommige boeren gingen harder dan de rest werken. 21. Het communisme zegt dat iedereen gelijk moet zijn, en dat is dan niet zo. 22. Weet ik niet, want we hebben nog weinig informatie gehad over de rest van de bevolking. 23. a Ze hadden slechte landouw methodes. b Slechte landbouw methodes, en te veel kleine boeren bedrijfjes. §5 De Grote Vaderlandse Oorlog 1. a In de periode 17e-19e eeuw. b Steeds meer mensen moesten de Russen gehoorzamen. 2. a 28 verschillende talen. b Nee, naast de Russen woonden er ook bijv. Tataren en Mongolen. c Hemelsbreed +- 800 km. 3. a Arbeiders uit verschillende volken moeten samenwerken in hun strijd tegen de bourgeoisie. b Ieder volk mag over zichzelf beslissen. c Nationalisten willen zelfstandigheid voor hun eigen volk. Stalin vond dat ook, want hij zei dat ieder volk voor zichzelf
moest beslissen. 4. a Hij wilde niet toestaan dat de verschillende volken van het Russische tsaren rijk een eigen staat kregen. b In de eerste alinea. c Dat het niet echt vrijwillig was. 5. "Als wij dat niet doen, zullen ze ons verpletteren" 6. a Na de revolutie hadden de regeringen van de kapitalistische landen soldaten gestuurd om de revolutie terug te draaien. b Volgens het marxisme moesten alle arbeiders de revolutie overal verplaatsen. 7. a Omdat de Fransen en de Britten geen verdrag met hem wilden sluiten tegen Hitler. b Hitler wilde voorkomen dat hij op twee fronten tegelijk oorlog zou moeten voeren: in het westen en in het oosten. 8. afb. 27 = Veranderd. afb. 28 = Traditioneel. 9. Hij wilde dat alle Russen achter hem stonden, of ze nu gelovig of niet waren. 10. a Dat de ene meer waard is dan de andere. b Omdat de Duitsers en Russen andere Oost-Europeanen een "minderwaardig ras" vonden, behandelden ze hen beestachtig. c Door de strenge winter konden ze niet verder komen. 11. a 14,5 miljoen mensen. b Door honger en gebrek. c Meer dan 11%. 12. a Bijna niet. b Alleen de vrouwen, kinderen en de oude mannen kwamen terug. Niet de jonge mannen. c Veel jonge mannen waren in de oorlog omgekomen. 13. Het werd een bufferzone van de Sovjetunie. 14. a Dat van Stalin. b Een hamer en een sikkel. c Ze doen teveel wat ze willen. 15. a Denemarken, Groot-Brittannië, Nederland, België, Noorwegen, Luxemburg, West Duitsland, Italië, Frankrijk, Griekenland
en Turkije. b Canada en de VS. c De Sovjetunie, Polen, Tsjechië-slowakije, Oost Duitsland, Hongarije, Bulgarije en Roemenië. d Europa was verdeeld in 2 blokken, die tegen elkaar waren. 16. 2 landen die steeds heel erg dreigen, maar er gebeurt niks.
§6 Idealisme en harde praktijk 1. afb. 6: De man doet zwaarder werk, en de vrouw werkt op het land. afb. 15: Vrouwen zijn aan het werk. afb. 19: Vrouwen werken ook. afb. 30: Ze dragen spullen. afb. 31: Ze zorgen voor de kinderen. afb. 34: Vrouwen verzorgen en leren kinderen. afb. 35: Vrouwen werken in fabrieken. afb. 36 Vrouwen zorgen voor kinderen. 2. Je kon makkelijke scheiden, vrouwen kregen gelijke rechten en je kon heel makkelijk een abortus plegen. 3. Het kan een soort slavernij worden. 4. a Dat vrouwen dezelfde rechten als de mannen hadden. b Ze mochten hetzelfde werk als de mannen doen. c Nee, want vrouwen kregen bijna nooit partij functies. 5. a Er waren geen voorbehoedsmiddelen, en de mensen hadden slechte vooruitzichten. b Abortus verbieden (1e); De andere opties zullen niet veel helpen, denk ik. 6. Dan zouden er weer arbeiders zijn. 7. In de jaren '20 was het niet zo belangrijk, en in de jaren '30 wel. 8. a -Scheiden word moeilijker. -Vrouwen mogen mannenwerk doen. -Minder gezinnen. b Vrouwen krijgen nog steeds geen hoge functies. 9. De vrouwen moesten hun kinderen alleen opvoeden. 11. a Zodat ze hun kinderen konden leren lezen en schrijven. b Zij konden hun kinderen leren lezen en schrijven. c letterlijk: "Oh, Mamma, kon je maar lezen en schrijven, dan kon je me helpen." 12. a afb. 15: Vrouwen zijn aan het werk. afb. 19: Vrouwen werken ook. afb. 35: Vrouwen werken in fabrieken. b Nee, in de realiteit was het niet zo. c Ja, het dwingt vrouwen om zulke dingen te doen. §A Het einde van de Sovjetrijk 1. regel 1 t/m 20: Chroesjtsjov. regel 21 t/m 43: Brezjnev. regel 44 t/m 79: Gorbatsjov. regel 80 t/m 90: Van Sovjetunie naar 15 onafhankelijke staten. 2. afb. 39: Hij was een vlotte, joviale man. afb. 40: Hij voerde de politiek van onderdrukking weer in. afb. 41: Hij trad heel anders op dat de Russen van hun leiders gewend waren. afb. 42: Gorbatsjov moest ontslag nemen. afb. 45: In Augustus 1991 pleegden ze een militaire staatsgreep. 3. a Ze waren beiden tegen het communisme. b Na het aftreden van Chroesjtsjov veranderde er weinig, na het aftreden van Gorbatsjov veranderde er veel. 4. Hij vond dat de communistische partijen gedwongen werden door Stalin om te doen wat ze deden. 5. a 1985 - 54 = 1931. b 1953 - 1931 = 22 jaar. c 1980. d Gorbatsjov wilde van Rusland een kapitalistisch land maken, en Amerika inhalen. 6. a Er was niet genoeg voedsel. b Te weinig voedsel. c Vrijheid van meningsuiting en kritiek op de regering. d Dankzij Gorbatsjov had hij recht op meningsuiting en kritiek op de regering, en kan hij die kritiek dus ook leveren. §B Propaganda: voor en tegen 1. afb. 46: Italië. afb. 47: Duitsland. afb. 48: Rusland. afb. 49: Nederland. afb. 50: Nederland. afb. 51. Rusland. afb. 53: Rusland. 2. Voor communisme: 46, 48, en 50. Tegen communisme: 47, 49, 51 en 53. 3. a De arbeiders. b Als sterke mannen. c Als sterke mannen. d Rood en als dikke mannen. 4. afb. 48: Kapitaal. afb. 51. De dood aan het communisme, of het communisme dood ons. afb. 52. In het rood: 5 jaren plan. De man zegt: "Fantasie, Onzin, onbereikbaar ideologie" 5. Of je moet het communisme tegen gaan en uitroeien, of je word er zelf door gedood. 6. a Het 5 jaren plan. b Fantasie, onzin, en onbereikbaar ideologie. c? d Vijfjarenplan is misschien wel handig. §C Communisme in China 1. Ze strijden voor het eigen volk (nationaal). 2. Een groot deel van China was toen bezet door Japanners. 3. a Het was een hele lange en gevaarlijke reis, en iedereen die eraan mee heeft gedaan is dus een held. b Om een goed voorbeeld te geven aan de mensen. 4. a Heel slecht; eerst moesten ze toegeven wat ze verkeerd hadden gedaan, en daarna werden ze gedood. b Zodat alle andere grootgrondbezitters zagen dat ze zelf ook fout zaten, en meteen hun grond af zouden staan. 5. a wb
b In China is alles veel meer gestegen. 6. a Omdat elke kleine gemeenschap over alles moest bezitten. b Het was klein, omdat er minder goede machines waren. De gemeenschappen hadden immers niet genoeg geld voor grote, dure

goede machines. 7. Er waren veel werkloze mensen, die alles wilden doen voor een beetje geld. 8. a De resultaten. b Er werd gesjoemeld met de statistieken. 9. Zij waren de toekomst. 10. De oude normen en waarden. 11. Zij waren niet bepaald sterk. 12. Ze gebruikten sommige dingen van het kapitalistische systeem om de economie te verbeteren, maar wilden toch communistisch
blijven, dus namen niet alles over. 13. Er waren veel aanhangers van Mao, en die waren tegen de kritiek. 14. Ze hebben wat meer vrijheid gekregen. §1 Denken en doen Met 'socialisme' werd in de tijd van Stalin in Rusland het communisme bedoeld, dat was afgeleid van de denkbeelden van
Karl Marx. Die had voorspeld dat na een revolutie de arbeiders de macht over zouden nemen. Ze zouden dan een dictatuur van het proletariaat instellen. Maar tot toen toe wist niemand hoe dat in praktijk zou gaan, omdat in geen enkel land een communistische revolutie was voorgekomen. De Russische leider Lenin bedacht dat in de praktijk de leiders van de communistische partij de dictatuur moesten uitoefenen. Dat was volgens hem nodig om de strenge dictatuur met harde hand te regeren. Het marxisme wordt met de aanpassingen van Lenin Marxisme-Leninisme genoemd. Na 1917 werd dat de officiële ideologie in Rusland. Om iedereen volgens deze regels te leren denken, werd veel gebruik gemaakt van propaganda. §2 Bestluiten en besturen Tot 1917 werd Rusland geregeerd door een Tsaar die veel macht had. Er was geen wet die zijn macht beperkte. Andere machtige Russen waren de adellijke grootgrondbezitters. De boeren leefden nog lange tijd als een soort horigen. Toen het erg slecht ging met Rusland in de Eerste Wereldoorlog, brak de revolutie uit. De Tsaar werd afgezet; Rusland werd een republiek. Maar de oorlog ging gewoon door. De enige die vrede beloofden, waren de communisten. Toen die zich sterk genoeg voelden, pleegde ze een staatsgreep; dat betekent dat een kleine groep mensen de regering afzet en zelf de macht neemt. De arbeiders en soldaten vormden sovjets om zelf het bestuur te kunnen overnemen. Maar Lenin voelde daar weinig voor. Hij wilde dat hij zelf de macht in handen kreeg. Daarom werden de sovjets onder centrale leiding geplaatst. Toen Stalin partijleider werd, was de macht van de partij al heel groot. Stalin werd leider door binnen en buiten de partij als zijn tegenstanders uit de weg te ruimen. Daarvoor maakt hij gebruik van de politie. §3 Je brood verdienen In de tijd van Stalin veranderde Rusland van een boeren samenleving in een industriële samenleving. Dat was een industriële revolutie. Deze grote verandering werd aangepakt met een plan economie. In zo'n plan stond aangegeven wat over 5 jaar gemaakt moest zijn. De hoeveelheid was zó belangrijk, dat niet gelet werd op de kwaliteit van de producten. Het belangrijkste vond Stalin de opbouw van fabrieken. Om daarvoor geld te krijgen, moest voedsel worden geëxporteerd. Ook de groeiende bevolking had voedsel nodig. Daarom werden op het platteland grote boeren bedrijven gevormd, de zogenaamde kolchozen. Die hervorming noem je collectivisatie. Stalin verklaarde al na 4 jaar dat de eerste 5 jaren plan was voltooid. De cijfers wijzen uit dat dat gedeeltelijk waar was. §4 Sameleven De Sovjetunie werd een arbeiders en boeren staat genoemd, omdat na de revolutie het communisme de toon aan zou geven. Maar het snel groeiend aantal arbeiders had geen gemakkelijk leven. In de steden vormde huisvesting een groot probleem. De bouw van fabrieken kreeg voorrang boven de bouw van huizen. De nieuwe arbeiders kwamen van het platteland en wisten weinig van de techniek. Ze werden gedwongen ontzettend hard te werken. Arbeiders die veel werkten werden als voorbeeld gesteld. Ze vormden een soort adel onder de arbeiders. Vaak werden ze door andere arbeiders gehaat. Ook de grootgrondbezitters hadden het niet makkelijk. Ze werden

gedwongen hun bezit af te staan aan de regering. Wie daaraan niet wilde meedoen werd beschouwd als vijand van de staat. Die 'koelakken' werden massaal afgevoerd naar strafkampen. Kolchozboeren verdienden heel weinig, omdat ze gedwongen werden steeds meer producten aan de staat te leveren voor een heel lage prijs. De gedwongen leveranties leidden soms tot hongersnoden op het platteland. Ondertussen genoten de hogere functionarissen
van de communistische partij veel van de voorrechten, zoals ruime woningen, speciale winkels en gratis vakanties. §5 Oorlog en vrede Door de tegenstelling tussen het kapitalisme en het communisme was er vijandschap tussen de Sovjetunie en de rest van de wereld. Het lukte Stalin niet om in de jaren '30 afspraken te maken met Frankrijk en Engeland om zich samen te verdedigen tegen Duitsland. Daarom sloot Stalin een verdrag met Hitler zelf; dat was opmerkelijk, want het nationalisme was de aartsvijand van het communisme. Hitler viel Rusland toch aan
in het jaar 1941. De oorlog met de Duitsers wordt door een Russen de Grote Vaderlandse Oorlog genoemd. Onder de Duitse bezetting leden de bewoners van de Sovjetunie nog meer dan onder de terreur van Stalin. Volgens de racistische opvattingen van de nazi's behoorden zij tot de minderwaardige rassen. Daarom spanden zij zich in om de Duitsers te verjagen. Het lukte, maar de prijs was hoog. Na de oorlog veroverde de Russische legers de landen van het westen. Daar werd het communisme toen ook ingevoerd. Er ontstond een
tegenstelling tussen een communistisch en een kapitalistisch blok in Europa. De Kapitalistische landen richtte de NAVO , de communistische landen het Warschaupact. De spanning tussen de twee blokken wordt ook wel de koude oorlog genoemd. §6 Mannen, vrouwen, kinderen In de jaren '20 werden veel ingrijpende veranderingen in de Russische samenleving ingevoerd. Andere samenlevingsvormen
werden gelijkgesteld aan het huwelijk, het werd gemakkelijk gemaakt om te scheiden en de regels voor abortus
werden heel soepel. Vrouwen moesten geheel gelijk worden aan mannen. Al het zware werk moest ook door vrouwen
kunnen worden gedaan. Om dat mogelijk te maken, was ook veel kinderopvang nodig. In de praktijk kregen vrouwen wel de
kans om hard te werken, maar daar stonden weinig dingen tegenover. In de jaren '30 bleek bovendien dat de vernieuwingen ongewenste gevolgen hadden. Door het hoge aantal abortussen

en het lage aantal geboortes dreigde een gebrek aan jonge arbeiders. Veel kinderen raakten helemaal
onverzorgd. Daarom begon de regering het traditionele huwelijk tussen man en vrouw weer te stimuleren. Wel
bleven alle vrouwen heel hard werken. Dat bleek vooral in de periode na de oorlog. Door het groot aantal
zuiveringen onder de jongemannen was er een groot tekort ontstaan. Vrouwen moesten de grootste bijdrage leveren aan
de economie van de grondig veranderde Sovjetunie.

REACTIES

I.

I.

heyhey ik heb eff n vraagje, dit verslag is dat van je sporen boek? van 3 havo? en kloppe die antwoorde?

18 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.