Aardrijkskunde §13
Natuurlijke bouwstenen (vormen de basis)
• reliëf
• grondsoort en bodem
• klimaat
• flora (platengroei)
• fauna (dieren)
Landbouw is een verzamelnaam voor 4 agrarische vormen:
1. Akkerbouw, het bebouwen van akkers.
2. Tuinbouw, het verbouwen van groente en fruit.
3. Veeteelt, het fokken en houden van vee.
4. Bosbouw, het aanleggen en behouden van bossen.
Ruim 60% van de opp. van NL is in gebruik voor landbouw. Daarvan is 60% grasland, 35% akkerland en 5% tuinbouw.
Biologische landbouw: producten worden verbouwd m.b.v. natuurlijke meststoffen, biologische insectendodende middelen en biologische kruidverdelgers.
Landschap: Alles wat je waarneemt als je vanuit een bepaald punt een gebied overziet.
Menselijke bouwstenen
• Bodemgebruik, meestal agrarisch bedoeld.
- akkers
- grasland
- tuinbouw
- bos
• Verkaveling, de manier waarop een gebied in afzonderlijke stukjes is verdeeld.
- blok
- stroken
- modern
• Bewoningsvorm, de manier waarop woningen en nederzettingen in het landschap zijn gegroepeerd.
- Wegdorp, bebouwing ligt in rechte lijn langs een kanaal, dijk of iets dergelijks.
- Geconcentreerd dorp, alles ligt op een kluitje.
- Stad, geconcentreerde bebouwing.
• Infrastructuur, alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen of informatie te vervoeren.
Ruilverkaveling: proces waarbij eigenaren van een stuk land kavels met elkaar ruilen.
Drie productiesectoren:
1. Primaire sector, bestaansmiddelen worden rechtstreeks uit de natuur gehaald.
2. Secundaire sector, het verwerken van producten uit de primaire sector.
3. Tertiaire sector, bedrijven die diensten verlenen (dienstensector).
Landinrichting: Herinrichting met niet alleen aandacht voor landbouw (zoals bij ruilverkaveling), maar ook met aandacht voor natuurbehoud en recreatie.
Bouwstenen veranderen:
• Bodemgebruik: op bijna elke grond kan nu landbouw plaatsvinden.
• Verkaveling: kavels aangepast aan de landbouwmachines.
• Bewoningsvorm: meer dezelfde woningen en bouwen dichten bij de stad.
• Infrastructuur: meer rechtlijnig i.p.v. kronkelig/bochtig.
Suburbanisatie: een migratiebeweging waarbij mensen wegtrekken uit de grote stad en zich vestigen in (kleine) dorpen op het nabije platteland.
Groeikern: nieuwe stad in het landelijk bied.
Verstedelijking: De groei van het aantal stadsbewoners (urbanisatie).
Bestaansmiddelen: manieren om in leven te blijven, dingen die mensen nodig hebben om te bestaan zoals voedsel, onderdak en kleding.
Industrie: plaats waar de secundaire producten verwerkt worden.
REACTIES
1 seconde geleden